10 Invoeren investeringsverplichting ten behoeve van Nederlands cultureel audiovisueel product

Invoeren investeringsverplichting ten behoeve van Nederlands cultureel audiovisueel product

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het invoeren van een investeringsverplichting ten behoeve van Nederlands cultureel audiovisueel product ( 36176 ).

De voorzitter:

Ik heb twee mededelingen van huishoudelijke aard. Het diner is vandaag tot 20.00 uur, dus als u om 19.00 uur inderdaad stopt, dan heeft u een uur om te eten. Verder wil ik alvast de staatssecretaris feliciteren met haar verjaardag van morgen.

We zijn bij de voortzetting van het debat over het wetsvoorstel 36176, Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het invoeren van een investeringsverplichting ten behoeve van Nederlands cultureel audiovisueel product.

De beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Staatssecretaris Uslu:

Dank u wel, voorzitter. Ik ben ontzettend blij dat ik vandaag met uw Kamer dit wetsvoorstel mag behandelen. Het heeft jarenlang geduurd, maar nu zitten we dan toch in de slotfase. Ik hoop samen met u te komen tot een happy end.

De voorgestelde investeringsverplichting zorgt ervoor dat grote streamers die opereren op de Nederlandse markt, een steentje bijdragen aan Nederlandse audiovisuele producties. Denk daarbij aan streamers als Netflix, Disney+ en Amazon Prime. De streamers mogen in alle types producties investeren, uitgezonderd sport, maar in ieder geval dient de helft van het bedrag dat ze moeten investeren naar Nederlandse films, series en documentaires te gaan. Juist dit culturele audiovisuele aanbod moet volgens de Raad voor Cultuur worden gestimuleerd. Dit is nodig om te kunnen concurreren met het grote internationale aanbod. Dit gebeurt al in heel veel Europese landen om ons heen, bijvoorbeeld in België, Frankrijk en Duitsland. Ook hier zijn maatregelen genomen om private aanbieders bij te laten dragen aan nationale audiovisuele producties.

Het wetsvoorstel dat we vandaag bespreken, leidt daarom ook tot een eerlijker speelveld ten opzichte van andere Europese landen. Door amendering in de Tweede Kamer zal de werking van de investeringsverplichting jaarlijks worden gemonitord en zal er na drie jaar een evaluatie plaatsvinden. Deze evaluatie zal inzicht bieden in hoe de investeringsverplichting in de praktijk werkt, bijvoorbeeld hoeveel er in totaal is geïnvesteerd, in welke producties er geïnvesteerd is en op welke wijze er geïnvesteerd is. Maar eerst hebben we uw goedkeuring nodig. Over drie jaar weten we of de investeringsverplichting zijn doel heeft bereikt, namelijk de versterking van het Nederlands cultureel audiovisueel aanbod.

Voorzitter. De Nederlandse productiesector wacht met smart op de investeringsverplichting en voor de streamers is het belangrijk om nu snel duidelijkheid te hebben. Mocht uw Kamer het wetsvoorstel nog voor 1 november 2023 goedkeuren, dan kan het al in januari 2024 in werking treden. Dat is echt heel goed nieuws voor de gehele sector.

Voordat ik aan de vragen begin, is het misschien goed om even de thema's te benoemen. De vragen zijn eigenlijk best uitgebreid en ze gaan over verschillende thema's. Het eerste thema is de effectiviteit van het wetsvoorstel na amendering. Het tweede thema betreft de uitvoerbaarheid en het toezicht. Het derde thema is de investeringsverplichting in relatie tot makers. Het vierde thema is monitoring en evaluatie. Het vijfde thema is regionale talen. Het zesde thema is het filmmakersfonds. Het zevende thema gaat over de stapeling van middelen. Het achtste thema betreft het rapport-Olsberg over de Nederlandse films. Ten slotte heb ik nog overige vragen als thema toegevoegd.

Mevrouw Veldhoen vroeg naar de effectiviteit van het wetsvoorstel na amendering door de Tweede Kamer. Daarnaast vraagt zij of wij met dit wetsvoorstel nog in de buurt komen van een gelijk speelveld met andere landen. Zoals de heer Nicolaï ook opmerkte, was het oorspronkelijke wetsvoorstel alleen gericht op het versterken van Nederlandse films, series en documentaires. Dus ik begrijp de vraag van mevrouw Veldhoen heel goed. Ik ben het ook met haar eens dat het amendement-Werner er waarschijnlijk voor zal zorgen dat er ten opzichte van het oorspronkelijke wetsvoorstel minder geïnvesteerd wordt in Nederlandse film, series en documentaires. Want dit amendement laat ruimte om ook in andere audiovisuele producties te investeren, zoals realityprogramma's of spelprogramma's.

Het wetsvoorstel is hierdoor minder effectief. En toch is het heel erg belangrijk dat de investeringsverplichting voor grote streamers er komt. Hiermee zorgen we er namelijk voor dat in ieder geval 5% van de omzet structureel wordt geïnvesteerd in audiovisuele producties van eigen bodem. Deze 5% leidt tot een substantiële impuls in de Nederlandse av-sector en -makers. In ieder geval de helft van dit percentage zal moeten worden aangewend voor Nederlandse films, series en documentaires. Het kan ook meer. Het is dus een ondergrens.

Op basis van de omzetcijfers van 2022 is de ruwe schatting dat de investeringen in de Nederlandse culturele av-producties circa 45 miljoen euro per jaar zullen zijn. We gaan ervan uit dat streamers meer zullen moeten investeren dan ze nu al doen. Dit baseren we op ruwe schattingen op basis van omzetcijfers en het huidige Nederlandse aanbod in de catalogus van streamers. Het eerste halfjaar van 2023 laat een groei van de omzet zien van ongeveer 9%. Een dergelijke groei leidt naar verwachting tot een jaarlijkse impuls van circa 50 miljoen euro. Dit geschatte bedrag is gebaseerd op de groeicijfers van de totale Nederlandse VOD-markt. Uit de jaarlijkse monitoring zal duidelijk worden hoeveel er daadwerkelijk wordt geïnvesteerd. Deze monitoring en de evaluatie zullen met beide Kamers worden gedeeld, zodat u deze inzichten ook krijgt.

Met betrekking tot het gelijke speelveld, waarnaar mevrouw Veldhoen vraagt, ben ik van mening dat we met deze investeringsverplichting zeker meer in positie komen in vergelijking met andere landen. Ik wil daarbij opmerken dat het sowieso moeilijk is om maatregelen een-op-een te vergelijken, omdat de marktsituatie zo anders is in elk land. Ik heb hier wel cijfers, maar in vergelijking … Nou ja, ik zal ze niet benoemen, tenzij er straks vragen zijn. Dan kan ik wel wat landen noemen als voorbeeld. Maar in vergelijking met andere Europese lidstaten is 5% eigenlijk vrij gemiddeld.

De heer Walenkamp stelde ook nog een vraag over het instrument van een investeringsverplichting in relatie tot een heffing. Dat is een terechte vraag. Er is gekozen voor een investeringsverplichting. Het voordeel van dit instrument is dat de streamingsdiensten verplicht worden te investeren in Nederlandse producties, maar dat zij wel zelf kunnen beslissen waarin zij investeren. Hiermee kunnen ze ook zelf verdienen aan deze producties. Op deze manier is het een prikkel om ze goed in de markt te zetten. De kans op een groot publiek voor deze producties wordt daarmee ook groter. Dat is vrij belangrijk, omdat het ook gaat om zichtbaarheid van Nederlandse films, series en documentaires. Een ander voordeel is dat een investeringsverplichting de publiek-private samenwerking stimuleert. Streamers als Netflix en Amazon Prime willen graag samenwerken met bijvoorbeeld de publieke omroep. De investeringsverplichting is daarvoor een goede basis. Zo zullen er ook hogere budgetten ontstaan voor grotere producties van hogere kwaliteit. Dat versterkt de concurrentiepositie van het Nederlandse av-product.

Dit alles in tegenstelling tot een heffing, waarmee in feite een extra belasting geheven wordt. Bij een heffing zit de overheid achter het stuur — zo kun je het noemen — en verdeelt zij de private middelen via het Filmfonds. De betrokkenheid van de streamers en hun inzet om producties tot een succes te maken, is dan veel minder. Dat zijn even de voor- en nadelen; daar vroeg de heer Walenkamp naar.

Mevrouw Prins van de CDA-fractie heeft meerdere vragen gesteld over de uitvoerbaarheid van de investeringsverplichting en het toezicht daarop. De eerste vraag van mevrouw Prins is hoe het Commissariaat de juistheid van de gegevens kan controleren die de streamers aanleveren. Wordt de accountantsverklaring verplicht, zo luidt haar vraag. Artikel 3.29h, derde lid, van het wetsvoorstel biedt de mogelijkheid om in een ministeriële regeling nadere eisen te stellen aan de stukken die de streamers ter verantwoording dienen aan te leveren bij het Commissariaat. Een accountantsverklaring kan daar een onderdeel van zijn. Dit is dus een interessante suggestie van mevrouw Prins. Ik kan haar toezeggen dat ik deze mogelijkheid in de uitwerking van de ministeriële regeling ook nadrukkelijk mee zal nemen.

Verder vraagt mevrouw Prins hoe de regels en handhaving die nodig zijn als buitenlandse partijen zich niet aan de afspraken houden, eruit komen te zien. Streamers moeten aantonen hoeveel ze hebben geïnvesteerd in een productie. Dit doen ze door het overleggen van overeenkomsten aan het Commissariaat. Dit kunnen bijvoorbeeld overeenkomsten met onafhankelijke producenten zijn. Uit die overeenkomsten blijken de kosten van een bepaalde productie. Het zevende lid van artikel 3.29g bevat de mogelijkheid om een algemene maatregel van bestuur op te stellen. Dit zullen we doen zodra de investeringsverplichting in werking is getreden. Hierin worden regels vastgesteld over wanneer de investering niet wordt nagekomen. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer een overeenkomst met een producent niet wordt nagekomen of wordt ontbonden, of wanneer een productie in eigen beheer wordt stopgezet. Dat geldt niet alleen voor buitenlandse streamers, maar ook voor binnenlandse streamers.

In deze algemene maatregel van bestuur stel ik duidelijke eisen aan de streamers die hun investeringsverplichting niet nakomen. Ik denk bijvoorbeeld aan de eis dat een streamer binnen een bepaalde tijd alsnog het betreffende bedrag, waarop de overeenkomst ziet, moet investeren in Nederlandse culturele av-producties. Als ze dat niet doen, kan het Commissariaat voor de Media financiële sancties opleggen. In het wetsvoorstel is geen sprake van een voorhang-AMvB, maar ik kan mevrouw Veldhoen toezeggen dat de ontwerp-AMvB aan de Kamers zal worden toegezonden.

Mevrouw Prins vroeg of het Commissariaat in staat is om goed toezicht te houden op de naleving van de investeringsverplichting. Welke maatregelen worden er genomen om de gewenste uitvoerbaarheid en handhaving te garanderen? Ik verwacht dat het Commissariaat voor de Media over voldoende kennis en capaciteit beschikt om toezicht te houden op de naleving van de investeringsverplichting. Ik voer momenteel een concreet gesprek met het Commissariaat over de taken en de verantwoordelijkheden en de daarbij behorende begroting.

Het wetsvoorstel gaat voor zo'n tiental streamers gelden, die dus boven de omzetdrempel uitkomen en onder de investeringsverplichting vallen. Dat is een vrij beperkt aantal. Bovendien dienen deze aanbieders zelf aan het Commissariaat te rapporteren. Dat doen ze dus zelf. Dit doen ze door de gevraagde documenten aan te leveren. Het Commissariaat controleert deze stukken en vraagt indien nodig om aanvullende informatie of bewijsstukken. Jaarlijks rapporteert het Commissariaat aan het ministerie van OCW over de naleving van de Mediawet, waaronder ook de bepalingen die zien op de investeringsverplichting.

Mevrouw Veldhoen stelde de vraag of de investeringsverplichting voldoende ten goede komt aan de positie van makers. De investeringsverplichting stimuleert de productie van Nederlands audiovisueel aanbod. Al deze producties komen tot stand met makers, van scenarioschrijvers tot regisseurs en van production designers tot cameramensen. Het wetsvoorstel komt dus zeker ten goede aan makers. In totaal krijgt de Nederlandse audiovisuele sector naar verwachting een impuls van circa 45 miljoen per jaar; dat zei ik net ook al. Ik kan niet zeggen hoeveel er van dat bedrag precies naar welke makers gaat, want het wetsvoorstel biedt geen grondslag om VOD-aanbieders te verplichten om informatie te verschaffen over honoraria en vergoedingen aan makers. Dus wel over omzet en investeringscijfers, maar niet over de honoraria.

Ik kan u wel zeggen dat voor mij eerlijke betalingen aan makers prioriteit heeft, ook als het gaat om investeringen door streamers. In mijn beleid staat fair pay centraal; dat weet de Kamer inmiddels ook, denk ik. Zo zal fair pay bij gesubsidieerde culturele instellingen vanaf 2025 door de overheid gestimuleerd worden met ruim 34 miljoen euro.

Bij eerlijke betalingen gaat het niet alleen om honoraria, maar ook om auteursrechtelijke vergoedingen. Hiervoor werk ik samen met de minister voor Rechtsbescherming aan het wetsvoorstel Versterking auteurscontractenrecht. Dit wetsvoorstel versterkt de onderhandelingspositie van makers ten opzichte van hun exploitanten, waaronder dus ook streamingsdiensten.

De filmproducenten willen, samen met de aanbieders van de streamingsdiensten, afspraken maken over eerlijke betaling voor alle makers van Nederlandse filmwerken, ook als het gaat om producties uit het verleden. Deze onderhandelingen zijn nog gaande. We streven naar een mooie uitkomst. Ik zal hierop straks nog verder doorgaan.

Mevrouw Veldhoen stelde hierover de vraag of er niet beter een wettelijke basis gecreëerd kan worden in plaats van een vrijwillig convenant. Dat is eigenlijk een separaat onderwerp, dat in het kader van het wetsvoorstel Versterking auteurscontractenrecht moet worden besproken. De Raad van State heeft hierover geadviseerd. Het nader rapport is in voorbereiding en we kunnen dat op korte termijn naar de Tweede Kamer sturen.

De voorzitter:

Er is een interruptie van de heer Van Strien over dit blokje, toch? De versterking van de positie van de makers.

De heer Van Strien (PVV):

Ik hoor de staatssecretaris niks zeggen over de precieze criteria voor het Nederlandse in het product. Er zijn een aantal criteria waaraan het product kan voldoen om in de categorie "Nederlandse productie" te vallen. Kan nu een accountant over een jaar controleren of daaraan is voldaan? In de Tweede Kamer is daar een hele discussie over geweest. Die gaan we hier zeker niet overdoen. Mijn sterke indruk is dat dat niet het geval is. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of ze daar wat nader op in kan gaan.

Staatssecretaris Uslu:

Ik heb een kopje evaluatie en monitoring, dus daar kom ik nog op. Wellicht krijgt u er antwoord op als ik de vragen kan beantwoorden.

De voorzitter:

U was bezig met uw derde thema, de relatie tot de makers.

Staatssecretaris Uslu:

Ja. Daar was ik mee bezig. Ik was bezig met de vraag over het vrijwillige convenant en de behandeling van het wetsvoorstel Versterking auteurscontractrecht. Dit wordt besproken en de Raad van State heeft hierover geadviseerd. Ik kan dit samen met de minister voor Rechtsbescherming op korte termijn naar de Tweede Kamer sturen.

Er is op dit moment op goede inhoudelijke gronden een keuze gemaakt op dit punt. Ook de makers zijn bereid met de producenten en streamers te onderhandelen. Ik ondersteun het onderhandelingsproces op allerlei manieren, juist ook voor de makers. Het is mijn inzet te komen tot een eerlijke betaling voor makers in dit proces. Vanuit dat perspectief ben ik betrokken bij dit traject. Ik heb een onafhankelijke procesbegeleider aangesteld die de partijen daarbij helpt. Ook ben ik bereid om een advocaat in te schakelen om de afspraken op papier te zetten. Beide partijen, zowel de makers als de exploitanten, hebben aan de minister voor Rechtsbescherming en mij toegezegd dat ze de onderhandelingen tot een goed eind zullen brengen. Van beide partijen verwacht ik dat ze bereid zijn de nodige concessies te doen om tot elkaar te komen. Dit is in het belang van de hele filmsector en van de filmmakers die een waardevolle bijdrage leveren aan de Nederlandse films. Die onderhandelingen zijn nog gaande.

Mevrouw Veldhoen vroeg ook nog naar de terugvaloptie als de onderhandelingen mislukken. Ik ga ervan uit dat de onderhandelingen tussen partijen resultaat zullen opleveren en niet zullen mislukken. Mocht dat onverhoopt niet het geval zijn en ze mislukken wel, dan zullen minister Weerwind en ik aan de partijen vragen een derde in te schakelen om een knoop door te hakken over de billijke vergoedingen. Daarvoor is het nu nog te vroeg, denk ik.

Mevrouw Veldhoen vroeg ook aan mij om toe te zeggen dat ik de inkomenspositie van makers in de av-sector ga monitoren. Daar ben ik in zekere zin al mee bezig. Op dit moment zijn er bij het Platform ACCT zogenaamde ketentafels ingesteld. Hier worden de inkomenspositie en de arbeidsomstandigheden van makers in verschillende culturele disciplines besproken. Een van die ketentafels is de av-sector. Wat betreft de voorwaarden en de omstandigheden van makers, zoals producenten, regisseurs, scenaristen, crew en cast, wordt er momenteel aan de Ketentafel AV vrij hard gewerkt aan de verbetering van het ontwikkelen van praktijkinstrumenten om de omstandigheden te verbeteren. Dit alles vergroot onze kennis over de inkomenspositie van makers, maar ik ben bereid om nog nader te bezien of dit alles inderdaad voldoende beeld geeft over de inkomenspositie van makers in de av-sector of dat er nog extra onderzoek nodig is.

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks-PvdA):

Dank aan de staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen. Goed om te horen op welke wijze zij de vinger aan de pols houdt als het gaat om de positie van de makers. Ik ben er een beetje bang voor dat streamers zullen zeggen: "Wij moeten nu al aan de investeringsverplichting voldoen en straks moeten we ook nog een auteursrechtenvergoeding betalen." Het is vestzak-broekzak, dus er moet ergens ingeleverd worden. Hoe borgt de staatssecretaris dat dit niet gebeurt? Hoe borgt zij dat deze investeringsverplichting niet de onderhandelingen gaat doorkruisen?

Staatssecretaris Uslu:

Zowel de investeringsverplichting als de auteursrechtelijke vergoedingsverplichting voor VOD-aanbieders heeft een eigen grondslag. Streamers moeten dus aan de investeringsverplichting voldoen op basis van de Mediawet. Het Commissariaat houdt daar toezicht op. De afspraken over de auteursrechtelijke VOD-vergoeding worden straks vastgelegd in een overeenkomst waar de streamers zich aan moeten houden. Het zijn dus wel echt twee andere wegen.

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks-PvdA):

Ik begrijp dat het twee gescheiden wegen zijn die worden bewandeld. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: is er ook oog voor het risico dat dit bijvoorbeeld ook aan die procesbegeleider wordt meegegeven? Vanuit de optiek van de streamers kan ik me voorstellen dat dit allemaal kosten zijn die ten behoeve van derden moeten worden gemaakt. Zij zullen dat misschien op een andere manier beschouwen. Mijn vraag is: kan bijvoorbeeld aan de procesbegeleider worden meegegeven dat dit ook als een risico wordt gezien, in ieder geval vanuit sommige, en dat daar ook rekening mee moet worden gehouden? Die auteursrechtenvergoeding staat natuurlijk op zichzelf, maar nu lopen die beide trajecten een beetje parallel. Daarom wijs ik ook op dit risico.

Staatssecretaris Uslu:

Ik snap de vraag. De makers zelf zijn zich hier natuurlijk ook heel erg van bewust. Ik heb verschillende gesprekken gevoerd met zowel de vertegenwoordigers van de streamingsdiensten als de makers. Er kijkt inderdaad een procesbegeleider naar. De makers zelf zijn zich hier ook echt wel van bewust. Ik kan natuurlijk wel de zorg van mevrouw Veldhoen meenemen om dit nog een keer te bespreken met de procesbegeleider en de vertegenwoordigers van de makers, en te benoemen om hier rekening mee te houden.

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel.

Staatssecretaris Uslu:

Dan kom ik op het thema monitoring en evaluatie. De heer Van Strien plaatste kanttekeningen bij het nut en de handhaafbaarheid van de investeringsverplichting. Mevrouw Veldhoen vroeg mij op welke wijze doeltreffendheid en effectiviteit van de investeringsverplichting worden geëvalueerd en hoe gewogen wordt of het percentage omhoog moet. De heer Van Meenen vraagt of de investeringsverplichting tijdelijk is. Is die nog steeds nodig als voldoende in de Nederlandse audiovisuele sector is geïnvesteerd? Hoe kijken we daarnaar?

Mijn excuses, mijn stem valt af en toe weg. Ik ben hartstikke verkouden. Vanwege de deadline had ik niet de luxe om dit te annuleren of te verzetten. Mijn stem valt af en toe weg. Ik doe ontzettend mijn best om mijn stem hoog te houden. Ik dacht, ik meld even dat mijn stem af en toe een beetje wegvalt.

De voorzitter:

Drinkt u tussendoor vooral voldoende water.

Staatssecretaris Uslu:

Ja. De evaluatie zal na drie jaar door een onafhankelijk onderzoeksbureau worden uitgevoerd. We gaan een plan opstellen over hoe de evaluatie eruit gaat zien. Dit plan kan ik al in het eerste kwartaal van 2024 naar de Tweede Kamer zenden. Ik zend het plan dan uiteraard ook naar uw Kamer, zodat u uw zienswijze kunt geven. Deze evaluatie zal informatie opleveren over de hoogte van de investeringen, in welke verschillende categorieën producties is geïnvesteerd en hoeveel procent is geïnvesteerd in onafhankelijke producties. Op basis van de uitkomsten van de evaluatie zal de doeltreffendheid en de effectiviteit van de investeringsverplichting worden beoordeeld. Helaas zal ik dat niet meer kunnen doen. Dat vind ik echt ontzettend jammer, maar ik hoop dat mijn kritische, cultuurminnende opvolger de evaluatie dan kan doen. In de richting van de heer Nicolaï kan ik zeggen dat wij de sector, waaronder de makers, bij de evaluatie zullen betrekken.

Of de wet effectief en doeltreffend genoeg is, zal een politieke keuze zijn. Maar alle opties om de wet doeltreffender en effectiever te maken, liggen dan wel op tafel. In de evaluatie wordt specifiek naar de effectiviteit van de percentages en de omzetdrempel gekeken. Dat zijn dan ook de knoppen om mogelijk aan te draaien om de effectiviteit te vergroten. Aan de hand van deze beoordeling zal op basis van verschillende scenario's de wet kunnen worden aangepast. Dat zou dus wel aan mijn opvolger zijn. Dit zeg ik sowieso aan mevrouw Veldhoen, die hier heel specifiek naar vroeg.

Ik ga toch even door. Mevrouw Veldhoen vroeg of ik al meer duidelijkheid kan geven over de verschillende scenario's die bij de evaluatie voorliggen. De knoppen waaraan gedraaid zou kunnen worden, betreffen het percentage dat over de omzet gerekend wordt, het percentage dat minimaal geldt voor films, series en documentaires, het percentage voor onafhankelijke producties en de hoogte van de omzetdrempel.

Het is een politieke keuze of aan knoppen gedraaid wordt, en aan welke. Elke politieke partij zal daar een eigen visie op hebben. Wat ik in ieder geval belangrijk vind, is dat we met alle instrumenten die voorhanden zijn, werken aan eigenzinnige films, series en documentaires van hoge kwaliteit. Daarnaast gaat het erom dat dit aanbod aantrekkelijk is voor het Nederlandse publiek. Ook is het streven dat dit Nederlandse aanbod internationaal succesvol is en in de prijzen valt.

Om dat te bereiken gebruiken we meerdere instrumenten. Het gaat dan niet alleen om de investeringsverplichting, maar ook om wat de publieke omroep produceert met publieke middelen en wat er gemaakt wordt met de middelen uit het Filmfonds. De publieke middelen voor het Filmfonds betreffen 70 miljoen per jaar. De middelen die de publieke omroep besteedt aan films, series en documentaires beslaan ongeveer 90 miljoen per jaar. Vanuit OCW zetten we in op grotere productiebudgetten, dus op meer geld voor minder films, stimulering van talentontwikkeling en vooral ook het koesteren van talent. Ik denk dat we dat de afgelopen jaren niet genoeg hebben gedaan, in ieder geval tot een jaar of twee à drie geleden.

Ook zetten we in op meer geld en tijd voor de scenario- en ontwikkelingsfase voorafgaand aan het productieproces en het stimuleren van een goede samenwerking in de driehoek van producent, regisseur en scenarioschrijver. De heer Nicolaï verwees daar net ook naar.

Ten slotte is ook het stimuleren van internationale coproducties een heel belangrijk punt waar we op inzetten. In reactie op de vraag van de heer Van Meenen zeg ik dat een wet altijd kan worden aangepast wanneer blijkt dat die niet meer nodig is. In het geval van de investeringsverplichting vind ik dat niet wenselijk. Deze blijft namelijk een stok achter de deur voor structurele investeringen.

De heer Van Meenen stelt ook de vraag of ik een probleem zie met betrekking tot de verspreiding van investeringen over meerdere jaren. Hij noemt de situatie dat sommige investeringen niet kunnen worden meegenomen in de evaluatie, omdat ze niet binnen de drie jaar vallen. De heer Van Meenen vraagt daarnaast hoe de regering omgaat met het gegeven dat producties pas twee tot drie jaar na de investering te zien zijn. In de eerste evaluatie zullen in ieder geval de investeringen worden meegenomen die relateren aan 2024. Het klopt dat de streamers de mogelijkheid hebben om de investeringen die zij over het boekjaar 2025 of 2026 moeten doen pas in 2027 of 2028 te doen, dus na de eerste evaluatie. Daartegenover staat dat streamers ook de mogelijkheid hebben om de investeringen die zij in 2027 moeten doen één jaar naar voren te halen. Die kunnen dan dus wel worden meegenomen in de eerste evaluatie. Dat is het spel. In de komende tijd zullen we moeten zien hoe de investeringen worden gedaan en over welke jaren. Worden ze een jaar eerder of later gedaan? Dit is een nieuwe wet. Dat moeten we echt gaan zien.

Indien er door de streamers veel over de jaargrenzen wordt geschoven, kan het zo zijn dat de eerste evaluatie geen volledig beeld van de resultaten geeft. In het oorspronkelijke wetsvoorstel was een evaluatie na vier jaar opgenomen. Dat zou een completer beeld hebben gegeven, maar de Tweede Kamer wilde heel graag een kortere evaluatietermijn. Daarom heeft ze een amendement aangenomen.

Even kijken wat ik nog ben vergeten.

Voor de langere termijn maakt het eigenlijk niet zo heel veel uit. Elke streamer moet namelijk over zijn jaarlijkse omzet 5% investeren. De regering heeft bewust gekozen voor een systematiek waarbij investeringen kunnen worden doorgeschoven, omdat dat voor de streamer flexibiliteit biedt. Ook zorgt deze systematiek ervoor dat middelen gestapeld kunnen worden, waardoor grotere producties van hogere kwaliteit gemaakt kunnen worden. Ook kan het zijn dat bij de eerste evaluatie nog niet alle effecten te beoordelen zijn vanwege de lange doorlooptijd van de productie van films. Het duurt vaak twee, drie jaar voordat een film af is. Dit is een gegeven bij het maken van films.

Mevrouw Veldhoen vroeg mij ook naar een nulmeting. Als de investeringsverplichting op 1 januari 2024 in werking treedt, moeten de streamers vanaf die datum hun investeringscijfers in Nederlandse culturele audiovisuele producties aanleveren. Deze cijfers maken zij bekend aan het Commissariaat. Ze zijn dus niet verplicht om deze cijfers bekend te maken over de jaren vóór die datum. Dat maakt een nulmeting eigenlijk niet mogelijk. We hebben weleens eerder, in 2022, aan een onderzoeksbureau gevraagd om bij de streamers te achterhalen wat de investeringscijfers waren tussen de jaren 2017 en 2019, maar helaas hebben de streamers die informatie niet aangeleverd. Ze waren hiertoe ook niet verplicht, want dat is bedrijfsvertrouwelijke informatie. Maar als dit wetsvoorstel wordt aangenomen, ligt de situatie natuurlijk anders, want de streamers zijn dan verplicht om investeringscijfers aan te leveren bij het Commissariaat. Ik kan u toezeggen dat we de streamers opnieuw gaan vragen om inzicht te geven in de investeringscijfers over de jaren vóór 2024. Deze cijfers kunnen ze verstrekken aan het Commissariaat, dat er dan totaalcijfers van kan maken. Deze cijfers kunnen we dan ook aan de beide Kamers toezenden.

Dan kom ik bij regionale talen.

De voorzitter:

Maar niet dan nadat er een interruptie is geplaatst door de heer Nicolaï.

De heer Nicolaï (PvdD):

Ik neem aan dat de staatssecretaris klaar was met het blokje over de evaluatie. Daarom kom ik daar even op terug. Ik ben heel blij met haar toezegging dat ze bereid is om bij de evaluatie ook te kijken wat het de filmmakers heeft opgeleverd, maar ik ben benieuwd hoe dat in z'n werk zal gaan.

Staatssecretaris Uslu:

Ik begrijp de vraag niet, denk ik.

De heer Nicolaï (PvdD):

Nou, ik hoorde de staatssecretaris zeggen: de heer Nicolaï heeft gevraagd om bij de evaluatie ook de makers, dus de regisseurs en de scenaristen enzovoort, te betrekken. Ik ben benieuwd op welke wijze dat dan gaat gebeuren.

Staatssecretaris Uslu:

Oké, ik begrijp 'm. U krijgt een evaluatieplan. Ik heb u beloofd om u dat in Q1, dus in het eerste kwartaal van 2024 toe te zenden. In dat plan zal ik aangeven hoe ik de evaluatie zal aanpakken. Dat heb ik op dit moment nog niet paraat. Eerst moet de wet natuurlijk erdoorheen gaan. Dan kan ik een plan maken.

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks-PvdA):

Misschien heb ik het gemist, hoor, maar ik had ook het volgende gevraagd. Als nou uit de evaluatie blijkt dat de effectiviteit onvoldoende is, dan heb je drie knoppen waar je aan kunt draaien: die 5%, die 50% en die omzetdrempel, even grof gezegd. Ik had in mijn eerste inbreng gevraagd of er ook scenario's worden uitgewerkt in een evaluatie, zodat eventueel de opvolger van de staatssecretaris kan zien wat welke draai aan welke knop zou kunnen opleveren om de effectiviteit van het voorstel te vergroten.

Staatssecretaris Uslu:

Daar heb ik heel uitgebreid op geantwoord, volgens mij. Zal ik 'm even terugzoeken? Dan moet ik wel even in mijn eigen administratie kijken. Die is hier.

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks-PvdA):

Ik had die scenario's volgens mij nog niet, maar die hoor ik graag nog even.

Staatssecretaris Uslu:

Ik zal er iets korter doorheen gaan. De evaluatie zal informatie opleveren over de hoogte van de investeringen, in welke verschillende categorieën producties er geïnvesteerd is en hoeveel procent er geïnvesteerd is in onafhankelijke producties. Op basis van die uitkomsten van de evaluatie zal de doeltreffendheid en effectiviteit van de investeringsverplichting beoordeeld worden. Of de wet effectief en doeltreffend genoeg is, zal een politieke keuze zijn, maar alle opties om de wet doeltreffender en effectiever te maken, liggen dan dus wel op tafel. In de evaluatie wordt specifiek naar de effectiviteit van de percentages en de omzetdrempel gekeken. Dit zijn dan ook de knoppen om mogelijk aan te draaien om de effectiviteit te vergroten. Aan de hand van deze beoordeling zou op basis van verschillende scenario's de wet aangepast kunnen worden, maar dat zou dus wel aan mijn opvolger zijn. Maar de knoppen, als ik die nog even kan toelichten, betreffen dus het percentage dat over de omzet gerekend wordt, het percentage dat minimaal geldt voor films, series en documentaires, het percentage voor onafhankelijke producties en de hoogte van de omzetdrempel. Dat zijn dus de knoppen waar je aan kan draaien. Maar nogmaals, het is een politieke keuze. Volgens mij kan ik wel hierover doorgaan, maar dit zijn de knoppen waar dus aan gedraaid kan worden.

De voorzitter:

De minister vervolgt haar betoog. Zijn wij nu bij het blokje vijf?

Staatssecretaris Uslu:

Inderdaad. Regionale talen, voorzitter. De heer Walenkamp stelde de vraag of de regionale talen Nedersaksisch en Limburgs aan de criteria in artikel 3.29f kunnen worden toegevoegd. Ook de heer Van den Berg noemde het belang van de regio's en hun talen en vroeg op welke manier hier rekening mee wordt gehouden. In de Mediawet en daarom ook in het wetsvoorstel is naast de Nederlandse taal ook de Friese taal opgenomen. Dit komt door de bijzondere positie van de Friese taal in het handvest en het kaderverdrag van de Raad van Europa. Hieruit vloeien verplichtingen voort, onder andere voor audiovisuele media. Die verplichtingen gelden niet voor regionale talen zoals het Nedersaksisch en het Limburgs. Maar ik ben het met de heer Walenkamp en de heer Van den Berg eens dat naast de Friese taal en cultuur ook de andere regio's en hun talen aandacht verdienen. Dat blijkt ook uit het rapport Elke regio telt!. De regering omarmt dit rapport. Ook als het gaat om cultureel av-aanbod stimuleren we talent en producties uit de regio.

Dat doen we op verschillende manieren. Die zou ik hier heel graag even willen benoemen. Zo heb ik dit jaar een financiële impuls gegeven aan filmhubs in het hele land. Dit zijn broedplaatsen waar talentontwikkeling door makers in de regio wordt vergroot. Via de filmhubs, zoals CineSud, dat net ook werd genoemd, in Maastricht en New Noardic Wave in Friesland, die de heer Walenkamp ook heeft benoemd, worden verhalen verteld uit elke hoek van Nederland. Ook het Nederlands Filmfonds biedt ruimte voor regionale identiteit. De subsidieregels zijn van toepassing op alle talen, dus regionale talen en streektalen zoals Nedersaksisch, Limburgs en Zeeuws. Het Filmfonds is ook medefinancier van Het Beloofde Land. Ik weet niet of de heer Walenkamp dit kent. Dat is een traject voor makers uit onder andere Limburg en Drenthe. Richting de heer Walenkamp zeg ik ook dat de makers uit de regio de regelingen van het Filmfonds heel goed weten te vinden. Dat zien we aan de aanvragen. Daarnaast worden regionale en lokale omroepen in de Mediawet gefaciliteerd. In de televisieprogramma's van deze omroepen krijgen de regionale talen en streektalen bijzondere aandacht.

Naast dit alles vraagt de heer Walenkamp of de investeringsverplichting ook kan zien op het Nedersaksisch en het Limburgs, omdat deze regionale talen net als het Fries ook zijn erkend op basis van het handvest van de Raad van Europa. Hoewel deze regionale talen een andere positie hebben in het handvest dan het Fries, ben ik toch bereid om toe te zeggen dat in de eerstvolgende wijziging van de Mediawet meegenomen wordt dat artikel 3.29f ook het Nedersaksisch en het Limburgs zal omvatten. Hiermee zal een film zoals De beentjes van Sint-Hildegard, waarin voor een groot deel Twents wordt gesproken, ook kunnen meetellen voor de investeringsverplichting.

Dan kom ik bij het filmmakersfonds.

De voorzitter:

Toch nog een korte interruptie van de heer Walenkamp.

De heer Walenkamp (BBB):

Hartelijk dank voor uw toezeggingen. Ik heb toch een vraag. U zegt "wanneer de Mediawet weer voorligt". Dat kan ook over vijf of tien jaar zijn. Ik vermoed, vanwege de commissie-Van Geel, dat dat vrij aanstonds zal zijn. Dan hebben we wel verkiezingen en een verandering van kabinet. Hoe gaat u vastleggen dat laten we zeggen in april/mei — dat lijkt me een mooie stip aan de horizon — het hopelijk voorligt? Wat is uw doel qua tijdspad?

Staatssecretaris Uslu:

Nu is het kabinet inderdaad demissionair, maar ik had al een wijziging in 2025 in de planning staan vanwege de lokale omroepen en de verandering van de financieringssystematiek van de lokale omroepen. Ik vermoed nu dat het eind 2025, begin 2026 zal zijn. Dat is de eerste wijziging die ik zie aankomen.

De heer Van Strien (PVV):

Ik snap niet precies waarom daar een wijziging voor nodig is. Waarom kunt u niet gewoon nu zeggen dat een film in het Limburgs of het Nedersaksisch ook gewoon meedoet voor die investeringsverplichting? Dan schaart u 'm onder Nederlands, een vorm van Nederlands.

Staatssecretaris Uslu:

Zoals u weet, heeft de Eerste Kamer niet het recht van amendement. Daarom kan ik deze wet zelf niet meer aanpassen. Dat is eigenlijk mijn antwoord hierop.

De heer Van Strien (PVV):

Ik vraag me af waarom daar een amendement voor nodig is. Wij kunnen dat natuurlijk sowieso niet, maar ik vraag me af waarom daar een amendement voor nodig is. U kunt een film in het Limburgs gewoon meetellen als Nederlandse productie, lijkt mij.

Staatssecretaris Uslu:

Het is geen uitsluiting, sowieso als we kijken naar de vier criteria. Limburgs is ook Nederlands. Het is geen specifieke uitsluiting. Alleen is het veranderen van de wet op deze manier nu niet aan de orde. Een extra toevoeging kan ik pas doen als de wet veranderd wordt. Dat heb ik niet zelf bedacht, maar wij hebben met elkaar bedacht dat het zo werkt.

De voorzitter:

Tot slot de heer Van Strien.

De heer Van Strien (PVV):

Dat snap ik, maar het gaat over interpretatie. Ik vraag aan de staatssecretaris of zij het kan interpreteren als meetellende als Nederlandse productie.

Staatssecretaris Uslu:

Volgens mij is het Limburgs niet een andere taal. Het is ook Nederlands. Ik kan me dus voorstellen dat dat gewoon als een criterium wordt gezien.

De heer Van Strien (PVV):

Dus het telt gewoon mee?

Staatssecretaris Uslu:

Ja, het is geen uitsluiting. Het is Nederlands. Alleen, als we het extra willen toevoegen, dan moeten we dat wijzigen.

De heer Van Strien (PVV):

Oké, het telt dus gewoon mee. Dank u wel.

De heer Nicolaï (PvdD):

Ik zag de heer Van Strien heel blij kijken, maar er is natuurlijk verwarring. Als het tot de Nederlandse taal behoort, dan telt het mee. Maar het gaat erom of er een verplichting is voor bijvoorbeeld het Limburgs, of die investeringsverplichting daar ook voor geldt. Dat is op dit moment niet het geval. Daarover heeft, dacht ik, de staatssecretaris gezegd: ik ben bereid om daar in de toekomst iets aan te doen. Het telt dus mee, maar er is geen investeringsverplichting. Ik wou dat toch even helder maken, want anders krijgen we verwarring. Dank u wel.

De voorzitter:

De staatssecretaris vervolgt haar betoog.

Staatssecretaris Uslu:

Dan kom ik bij het filmmakersfonds. De heer Nicolaï vroeg of er ook geïnvesteerd kan worden via een filmmakersfonds. Dit is mogelijk. Streamers kunnen ervoor kiezen hun investeringen via een fonds te doen. Voorwaarde is wel dat deze investeringen worden gedaan in Nederlandse culturele av-producties. Streamers moeten dit verantwoorden, namelijk aan het Commissariaat. Een afdracht aan een fonds is op zichzelf niet voldoende. Daar zit ook een verantwoording aan vast, en die verantwoording is best complex. Gelet op de aard van de investeringsverplichting is het aan de marktpartijen zelf om een dergelijk fonds op te richten of zich aan te sluiten bij een bestaand fonds. Daar kan ik als staatssecretaris niet op sturen. Als de streamers gezamenlijk een fonds oprichten, juich ik dat alleen maar toe, eerlijk gezegd. Door samenwerking kun je namelijk grotere producties maken, hogere kwaliteit realiseren en meer zichtbaarheid organiseren.

Ik wil niemand uitnodigen, maar …

De voorzitter:

Dat heeft u wel gedaan. De heer Nicolaï.

De heer Nicolaï (PvdD):

Ik beluister de woorden van de staatssecretaris. Mijn vraag ging eigenlijk niet zozeer over streamers die een fonds zouden oprichten. Stel dat er zo'n fonds wordt opgericht — dat kan ook door de filmmakers zelf worden opgericht — en dat zo'n fonds statutair verplicht is om in filmproductie te investeren en de streamers dus in zo'n fonds storten en het geld gebruikt moet worden om in een filmproductie terecht te komen. Valt dat dan onder het bereik van de wet? Ik beluister in de woorden van de staatssecretaris dat zij daarop ja zegt, maar het is niet letterlijk wat ze zei. Ik wil daar dus graag even duidelijkheid over hebben.

Staatssecretaris Uslu:

Het is mogelijk, maar ik weet niet of streamers dat zullen doen. Het zijn commerciële bedrijven, die ook kijken: hoe kan ik dit programmeren? Ik ga nu even op die stoel zitten. Ik kan me voorstellen dat streamers dit niet interessant vinden om te doen, omdat ze zelf zeggenschap willen hebben over wat ze maken, over wat ze willen programmeren en over hoe ze dat willen doen. Het is een optie en de wet zegt niet dat het niet kan. Het is een mogelijkheid.

De heer Nicolaï (PvdD):

Dat snap ik. Het is aan de streamers of ze daarin investeren. Maar mij gaat het erom of het, áls ze het doen, binnen het bereik van de verplichting valt die in de wet is geformuleerd. Daarop zie ik de staatssecretaris ja knikken. Die duidelijkheid wilde ik inderdaad graag hebben.

De tweede vraag die ik aan de staatssecretaris gesteld heb, was of ze bereid is om daar een stapje in te doen en de filmmakers, de regisseurs en de scenaristen met de streamers in contact te brengen en te bekijken of het mogelijk is om tot zo'n fonds te komen.

Staatssecretaris Uslu:

Daarop heb ik net geantwoord dat ik dat niet kan sturen. Zij hebben natuurlijk contact met elkaar. Ik begrijp wel de oervraag die hieronder ligt. De heer Nicolaï zei ook dat de driehoek van makers, regisseurs en scenarioschrijvers meer ruimte en meer positie moet krijgen. Maar het produceren, het aanvragen doen bij het Filmfonds en andere fondsen, het producent zijn, is wel een schakel. Waar ik op dit moment vooral op stuur, is dat de driehoek tussen scenarioschrijvers, regisseurs en producenten veel hechter moet zijn. Daar kom ik straks nog op. Dat is een relatie die veel inniger moet worden. Je hebt producenten nodig om te kunnen produceren, om een film te kunnen maken. Dat is in heel Europa zo. Als wij dat opeens heel anders inrichten, dan vallen we heel erg buiten het systeem. Maar de wens dat scenarioschrijvers en regisseurs meer in positie moeten worden gebracht en belangrijker en invloedrijker moeten worden, deel ik helemaal met de heer Nicolaï. Ik kan alleen niet dit hele systeem aansturen en een fonds realiseren op deze manier. Dat lukt mij niet.

De heer Nicolaï (PvdD):

Ik ben blij met wat de staatssecretaris zegt. Ik ben het met haar eens dat ze er niet wettelijk op kan aansturen, maar als je het van belang vindt voor de artistieke kwaliteit van films — en daar hoorde ik de staatssecretaris wel over, net als de heer Van den Berg — dan kan je dat natuurlijk wel een zetje geven. Ik ben zo benieuwd of de staatssecretaris er ook iets voor voelt om daar enige ondernemende actie in te realiseren. Dat was eigenlijk mijn vraag. Ik hoopte dat ook. Ik zie de staatssecretaris knikken. Misschien moeten we dan maar gewoon afwachten of er op een gegeven moment op dat punt iets uit haar handen komt. Dat was mijn vraag.

Staatssecretaris Uslu:

Nog even over dat zetje. Ik loop voor makers, ik ren voor makers, dat is ook mijn hele motivatie in deze functie. Dat zetje vanuit het perspectief van de makers ben ik eigenlijk alleen maar aan het geven, met alle partijen die ik spreek in de filmsector. Ik kijk constant naar de positie van de makers, dus ook in dezen kijk ik natuurlijk naar wat het beste is voor de makers. Daar kijk ik steeds naar. Maar nogmaals, ik kan nu niet vanuit mijn positie dat zetje officieel juridisch geven. Dat is iets wat ik niet kan doen.

De voorzitter:

De staatssecretaris vervolgt haar betoog.

Staatssecretaris Uslu:

Ik ben nu bij het thema stapeling van middelen. Mevrouw Prins vraagt of ik het met de fractie van het CDA eens ben dat het bundelen van de verplicht te investeren gelden van de streamers met de budgetten van de publieke omroep een goede zaak is. Zij vroeg ook of ik bereid ben toe te zeggen dat dit onderwerp nadrukkelijk aan de orde komt bij het bespreken van het rapport Eenheid in veelzijdigheid van Pieter van Geel, als voorzitter.

Ik ben het inderdaad eens met de fractie van het CDA dat het bundelen van middelen een goede zaak is. Ik juich publiek-private samenwerking ook toe. Dit kan leiden tot grotere budgetten voor producties en ook tot meer kwaliteit. Daardoor wordt de concurrentiepositie van het Nederlandse aanbod ook beter. Ik ben hierover inmiddels al in gesprek met de publieke omroep. Ik ben ook bereid om dit punt mee te nemen met betrekking tot het rapport van het adviescollege-Van Geel.

Dan kom ik op het Olsberg-rapport over de Nederlandse film. De heren Van den Berg en Van Strien refereerden hieraan. Zij vroegen naar een verklaring voor het achterblijven van internationaal succes van Nederlandse films en of dit gevolgen zal hebben voor het wetsvoorstel.

Het Olsberg-rapport over de Nederlandse film is in opdracht van het Nederlands Filmfonds opgesteld. In het rapport is gekeken naar commercieel succes, in de zin van het aantal bioscoopbezoekers, en ook naar artistiek succes, dat wil zeggen nominaties en prijzen op toonaangevende internationale festivals. Olsberg heeft daarbij een vergelijking gemaakt met België, Denemarken, Zweden en Oostenrijk. Het geeft een goed inzicht in hoe Nederlandse speelfilms internationaal presteren. Dat is belangrijk, omdat deze films vrijwel allemaal door de overheid worden gesubsidieerd.

De belangrijkste conclusies zijn niet verrassend, inderdaad, maar wel confronterend. Een groot aantal speelfilms doet het heel goed bij het Nederlandse publiek, maar geen van de Nederlandse speelfilms is geselecteerd voor de belangrijkste filmfestivals, Cannes, Berlijn, Sundance en Venetië. Daarnaast haalde geen van de Nederlandse speelfilms 250.000 Europese bioscoopbezoekers.

Er zijn wel wat opmerkingen te plaatsen bij het onderzoek. Het heeft zich namelijk uitsluitend gericht op Nederlandse speelfilms en niet op succesvolle genres, zoals documentaires, jeugdfilms en animatiefilms — daar zijn we heel goed in. Daarnaast zijn alleen de bioscoopbezoeken meegenomen en niet het aantal kijkers via streamingsdiensten. Dat is ook nog interessant om naar te kijken.

Maar Olsberg laat wel zien wat beter moet en vanuit OCW zetten we daar ook op in, dus we zijn eigenlijk heel erg blij met het rapport. Het gaat dan om betere kwaliteit en zichtbaarheid van Nederlandse films. Dit doen we door in te zetten op grotere productiebudgetten, dus meer geld voor minder films, en door talentontwikkeling te stimuleren en talent te koesteren, zoals ik net al heb benoemd. Dat kunnen we echt beter doen: meer ruimte geven aan de talenten die we hebben en die meer koesteren, want die moet je toch wel bij je houden. Dat doen we ook door meer geld en tijd te bieden voor de scenario- en ontwikkelfase, waar de heer Nicolaï ook naar verwees, dus voorafgaand aan het productieproces scenarioschrijvers en regisseurs ruimte geven om meer tijd en geld te steken in de ontwikkelfase. En door het aanjagen van goede samenwerking in de driehoek die ik net noemde, van producent, regisseur en scenarioschrijver. Die moeten een innige relatie hebben om mooie, kwalitatief goede films te kunnen maken. We doen dat ook door internationale coproducties te stimuleren. Dat zijn eigenlijk de punten waar het rapport naar verwijst en waar wij de afgelopen vier jaar mee bezig zijn geweest. Maar het maken van een film heeft tijd nodig. Dat heeft twee, drie, vier jaar nodig, want dat is de doorlooptijd van een film.

Nog even over die punten die het rapport van Olsberg adresseert. Het Filmfonds heeft al verschillende maatregelen genomen. Het Filmfonds werkt nu aan een nieuw beleidsplan voor 2025-2028, waarin nog sterker op deze prioriteiten wordt ingezet. Maar ook de sector pakt deze handschoen op. Men is zich ervan bewust dat de lat hoger gelegd moet worden — gelukkig is men zich daarvan bewust — zodat er meer eigenzinnige speelfilms worden gemaakt, speelfilms die uitdagen, speelfilms die prikkelen en inspireren, films die zowel een nationaal als een internationaal publiek aanspreken. Dus nogmaals, ik ben blij met wat het rapport-Olsberg beschrijft.

Het rapport zegt ook — dat is toch wel mooi om hier te benoemen — dat Nederland een groot creatief potentieel heeft en dat er tal van kansen liggen om de positie van Nederlandse speelfilms te verbeteren. Dat is ook een mooie motivatie om hieraan te werken. Verhoging van de aantrekkelijkheid, de kwaliteit en de diversiteit versterkt het concurrentie- en exportvermogen van de Nederlandse films in binnen- en buitenland. Daar blijven we dus op inzetten, want ook ik ben ervan overtuigd dat films met een duidelijke signatuur, meer eigenzinnigheid en lef het zowel goed doen bij het publiek als ook op internationale filmfestivals.

De heer Van den Berg vroeg ook hoe het rapport-Olsberg gezien moet worden in relatie tot de investeringsverplichting. De investeringsverplichting zie ik als een positief instrument in relatie tot de conclusies die het rapport trekt. De investeringsverplichting zal er namelijk voor zorgen dat er naast publieke middelen ook private middelen worden aangewend voor Nederlandse films, series en documentaires. Investeringen worden op deze manier gestapeld. Budgetten worden groter. Hierdoor gaat de kwaliteit omhoog. We stimuleren dus publiek-private samenwerking, waardoor er grotere producties, betere producties, kwalitatief betere producties kunnen worden gemaakt, met meer kans op commercieel en artistiek succes.

Hiermee geef ik ook antwoord op de vraag van de heer Van Meenen of ik de investeringsverplichting als onderdeel zie van een bredere visie om kwaliteitsvolle Nederlandse producties te stimuleren. Het antwoord is: ja.

Ik ben nu bij het blokje overig gekomen, voorzitter. De heer Walenkamp vraagt of de investeringsverplichting in strijd is met andere wetgeving. Dat is niet het geval. Om de heer Walenkamp gerust te stellen: dit is iets waar de Raad van State op toetst bij de advisering over wetsvoorstellen. De raad heeft hier niets over opgemerkt.

Mevrouw Prins vraagt om nader onderzoek naar de positie van platformen zoals Apple, Google en TikTok, in relatie tot dit wetsvoorstel. Ik begrijp het punt van mevrouw Prins over videoplatformen zoals YouTube en Facebook. Zij vallen niet onder de investeringsverplichting. Het punt is dat zij geen zogenoemde VOD-aanbieders, dus video-on-demandaanbieders, zijn. Dat betekent dat zij niet zelf producties produceren of aanbieden. Zij bieden alleen een platform voor het aanbod van andere diensten en voor video's die door gebruikers erop worden gezet. Het zijn zogenaamde videosharingplatforms. Maar ik snap het punt van de fractie van het CDA dat er hierdoor enige vorm van oneerlijkheid lijkt te zijn. Mevrouw Prins vroeg mij om te onderzoeken of het mogelijk is om deze platformen onder de werking van de investeringsverplichting te brengen. Ik ben bereid om dat onderzoek te doen. Ik zal dit punt meenemen in de evaluatie na drie jaar.

Mevrouw Veldhoen vraagt waarom omroepen niet onder de investeringsverplichting vallen. De publieke omroep en de commerciële zenders vallen inderdaad niet onder de investeringsverplichting. De bijdrage van deze partijen aan Nederlands cultureel audiovisueel aanbod is al groot. Commerciële omroepen zijn wettelijk verplicht om minimaal 40% van de zendtijd te vullen met oorspronkelijk Nederlands of Friestalig aanbod. Bij de publieke omroep is het onderdeel van de publieke taak zoals vastgelegd in de Mediawet. Er wordt door de publieke omroep circa 50 miljoen euro besteed aan Nederlandse films, series en documentaires. Grote VOD-diensten van commerciële media-instellingen zoals Videoland van RTL, vallen wel onder de investeringsverplichting.

De voorzitter:

Een interruptie van mevrouw Veldhoen.

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks-PvdA):

Niet zozeer een interruptie maar een verduidelijking. Mijn vraag was niet waarom omroepen er niet onder vallen, want dat begrijp ik goed. Mijn vraag ging eigenlijk over de situatie waarin media-instellingen ook lineair gaan uitzenden. Het is nu al zo dat bijvoorbeeld Apple TV aangeeft van: op woensdag komt die aflevering van die serie online. Dat begint dan al een beetje te lijken op lineair kijken. Dus ik kan mij best voorstellen dat in de toekomst dit soort platformen ook lineair gaan uitzenden. Waarom is er in het wetsvoorstel niet gekozen voor überhaupt media-instellingen die dit soort diensten aanbieden, of het nou on demand of lineair is? Als media-aanbieders in de toekomst lineair gaan uitzenden, kan het zijn dat ze dan niet meer onder dit voorstel vallen.

Staatssecretaris Uslu:

Ik snap de vraag wel, maar ik denk dat wij hebben gedacht: laten we ons echt concentreren op de streamingdiensten. Het is inderdaad zo dat er verschillende manieren zijn en dat er hybride wordt uitgezonden, wat tevens een uitdaging is. We moeten dus zien hoe zich dat ontwikkelt en of dat echt iets is wat we moeten opnemen en moeten verwerken in bijvoorbeeld een wijziging. Ik denk dat we daar ook wel eventjes de tijd voor moeten nemen.

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks-PvdA):

Ja, je zou kunnen denken, maar dat is misschien achteraf gepraat, dat het misschien beter was geweest om het open te laten waar het gaat om media-instellingen die dit soort commerciële diensten aanbieden, los van of het on demand of lineair is. Maar goed, dat station is gepasseerd. Is het misschien wel een idee om dit mee te nemen in de evaluatie om te kijken of het nodig is om dit aan te passen in de toekomst?

Staatssecretaris Uslu:

Het lijkt me sowieso een goed idee om ook dit onderdeel mee te nemen in het evaluatieplan dat ik u ga toezenden.

De heer Van Meenen vraagt mij een reactie op de stellingname van de Europese Commissie dat moet worden verklaard waarom de omzet specifiek voor Nederlandse producties en niet voor Europese producties moet worden aangewend. In de nota van wijziging die aan de Tweede Kamer is gezonden, heb ik op alle onderdelen van de reactie van de Europese Commissie gereageerd, ook op het onderdeel dat de heer Van Meenen noemt. De regering heeft ervoor gekozen om het instrument van de investeringsverplichting zo gericht mogelijk in te zetten. Op deze manier wordt zonder afbreuk te doen aan het doel van het wetsvoorstel, zo min mogelijk inbreuk gemaakt op de markt en op het eigendomsrecht van marktpartijen. Het te investeren percentage zou hoger moeten zijn als naast Nederlandse producties ook in andere Europese producties zou moeten worden geïnvesteerd. Een dergelijke extra verplichting zou daarmee meer belastend zijn voor aanbieders die onder de investeringsverplichting vallen.

De heer Van Meenen stelt ook een vraag over het stimuleren van culturele diversiteit en vraagt met name of het instrument van de investeringsverplichting voldoende is om dit te doen. Ik kan daar vrij duidelijk over zijn. Voor het stimuleren van culturele diversiteit is meer nodig dan een investeringsverplichting. Hier moeten onderwijsinstellingen aan werken en ook de filmsector zelf moet hieraan werken. Ik stimuleer diversiteit ook via het cultuurbeleid. Zo heeft het Nederlands Filmfonds het zoeken naar nieuw talent en het vertellen van nieuwe verhalen als belangrijke doelstelling.

De heer Van Meenen vraagt of er geïnvesteerd moet worden in onderwijs en talentontwikkeling om de doelstelling van kwaliteit beter te behalen. Dit is natuurlijk best een hele grote vraag, waar ik niet alleen over ga. Ook hier geldt dat er een mix aan instrumenten nodig is om aan kwaliteit te komen. Talentontwikkeling wordt via meerdere partijen gestimuleerd. Het onderwijs heeft een rol, de publieke omroep werkt hieraan, het Nederlands Filmfonds heeft hier regelingen voor en ook ik stimuleer dit onder andere via een extra financiële impuls die ik heb kunnen geven aan regionale filmhubs. Ik had het hier net al over.

De heer Walenkamp stelt de vraag of ik oog heb voor de kracht van mbo- en hbo-studenten, die een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de kwaliteit van het Nederlands av-aanbod. Dat heb ik zeker. Veel filmmakers worden opgeleid via hbo-opleidingen, zoals de Nederlandse Filmacademie en de HKU. Maar ook het mbo is een heel belangrijke leverancier van vakmensen van hoge kwaliteit, zoals cameramensen en geluidstechnici. Zij zijn heel waardevol. Ook hen moeten we koesteren, als we het toch over het koesteren van talenten hebben.

Daarmee heb ik de laatste vraag beantwoord.

De voorzitter:

Dank u wel. We zijn nu toe aan de tweede termijn van de kant van de Kamer. Ik geef het woord aan de heer Walenkamp van de fractie van BBB.

De heer Walenkamp (BBB):

Dank u, voorzitter. Hartelijk dank, mevrouw de staatssecretaris, voor uw toezeggingen. We willen toch op één punt echt een concretere toezegging. Sta me toe daarvoor Leo Vroman van stal te halen: "Kom vanavond met verhalen hoe de oorlog is verdwenen, en herhaal ze honderd malen: alle malen zal ik wenen". Waarom noem ik specifiek dit punt? De periode 1944-1945 zal niet meer bij iedereen bekend zijn, maar ik weet dat dat in heel wat regio's speelt. U noemde al het Twentse programma van de filmmaker Herman Finkers. Daar zijn nu allerlei ideeën. Die mensen gaan de komende zomer en het komend najaar nadenken over wat voor plannen ze kunnen maken en wat voor plannen ze kunnen indienen. Juist in die regio's zou u, of uw opvolger, een mooi initiatief tot stand kunnen brengen. Ik zou u dringend willen oproepen om echt in een tijdpad vast te leggen dat het dit voorjaar bij de Tweede Kamer in ieder geval in de planning staat — dat moet toch lukken — en dat het over een jaar hier in de Eerste Kamer wordt behandeld. Dan kan het hopelijk 1 november volgend jaar worden vastgesteld en kan het per 1 januari 2025 starten. Dan neem je die periode mee van reflectie op de Tweede Wereldoorlog. Dat vind ik ook nu wel mooi, want je ziet dat allerlei jongeren nu betrokken zijn bij discussies rondom het antisemitisme. Als u op dat gebied een concrete toezegging doet, zal ik de fractie van de BBB ertoe oproepen om uiteindelijk voor te stemmen. Het gaat dus om komend najaar. Dat is het belangrijkst.

Dan wens ik u morgen een fijne verjaardag, met veel leesplezier.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Walenkamp. Dan is nu het woord aan mevrouw Veldhoen van de fractie GroenLinks-PvdA.

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Allereerst dank aan de staatssecretaris voor de beantwoording van alle vragen. We hebben vandaag een mooi debat met elkaar, waarbij we elkaar hebben kunnen vinden in de liefde voor cultuur. Bijna Kamerbreed, durf ik wel te zeggen, alhoewel we allemaal onze eigen accenten leggen, en soms zelfs letterlijk. Ik kijk maar naar de heer Walenkamp.

Mijn fractie is blij met de toezegging dat de staatssecretaris de streamers zal vragen om inzicht te geven in de investeringscijfers van voor 2024, zodat we weten wat de uitgangspositie is. Wij zien het plan voor de evaluatie graag tegemoet en zullen dan ook onze zienswijze daarop geven. Daartoe nodigde de staatssecretaris ons uit. Het is goed om te horen dat in de evaluatie specifiek wordt gekeken naar de effectiviteit van het percentage van 5%, het percentage van 50% en de omzetdrempel. Dit geeft dan duidelijkheid over hoe er aan deze knoppen gedraaid moet worden om de effectiviteit te vergroten, mocht die onvoldoende zijn. Dit geeft ook de opvolger van de staatssecretaris de mogelijkheid om het voorstel zodanig aan te passen dat het wetsvoorstel aan het doel beantwoordt waarvoor het is geschreven. Want over dat doel zijn we het hier vandaag wel eens. Dus dank ook voor de toezeggingen op dit punt.

Datzelfde geldt voor de vraag of een lineaire commerciële mediadienst in de toekomst onder het bereik van dit wetsvoorstel moet vallen. Ik ben blij met de toezegging dat dit ook in de evaluatie wordt meegenomen. Het is ook fijn dat de AMvB als voorhang aan beide Kamer wordt toegezonden. Dus ook dank voor deze toezegging.

Dat deze staatssecretaris een warm hart heeft voor de makers in deze sector was mij in ieder geval bekend. Het doet mijn fractie goed dat zij dat ook in dit debat laat zien. Het gesprek over de rechtenvergoeding lijkt zo op het oog geborgd met de ondersteuning van het ministerie door de inzet van een procesbegeleider, zo nodig zelfs met advocaten om de uitkomst ervan vast te leggen. Hopelijk leidt dit tot een voor de makers goed resultaat. Ik zou willen vragen wat het tijdpad is. Misschien kan de staatssecretaris daar nog iets over zeggen. Wanneer moet dit proces afgerond zijn? Wanneer grijpt zij in als dat niet gebeurt? Werkt de vergoeding inderdaad terug tot 2020? Heb ik dat goed onthouden? Is dat inderdaad het uitgangspunt bij de onderhandelingen?

Ik kom tot een afronding. Mijn fractie was zoals gezegd teleurgesteld in het geamendeerde voorstel zoals het hier landde. Het had wat ons betreft wel een onsje meer mogen zijn om de kwetsbare genres verder te ondersteunen. Maar met de toezeggingen van de staatssecretaris in de hand heb ik er voldoende vertrouwen in dat er een vinger aan de pols wordt gehouden en dat de evaluatie zo wordt ingericht dat die bruikbare informatie oplevert en het duidelijk wordt welke aanpassingen nodig zijn als mocht blijken dat het voorstel onvoldoende effectief is.

Dit maakt dat ik het wetsvoorstel als een startpunt zie: een noodzakelijke bodem waar het veld ook expliciet om vraagt. Alles afwegende, zal ik mijn fractie dan ook adviseren om voor dit voorstel te stemmen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Veldhoen. Ik geef nu het woord aan de heer Van Strien van de fractie van de PVV.

De heer Van Strien (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Dank ook aan de staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen.

Voorzitter. Het doel van deze wet, te weten het bevorderen van het Nederlands cultureel audiovisueel product, wordt door ons gewaardeerd. Of dat doel bij aanvaarding van deze wet gehaald gaat worden, vinden we twijfelachtig. In ieder geval is het volgens ons nauwelijks meetbaar en dus niet handhaafbaar. De staatssecretaris heeft onze twijfels op dat gebied niet weg kunnen nemen. Op grond van dit belangrijke criterium, dat de Eerste Kamer gewoon is aan te leggen, blijft het twijfelachtig of mijn fractie hier volgende week mee zal kunnen instemmen. We nemen het in beraad.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Strien. Dan geef ik nu het woord aan de heer Nicolaï van de Partij van de Dieren.

De heer Nicolaï (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Ik dank ook de staatssecretaris voor de antwoorden. Ik ben erg blij — als ik het zo goed heb aangevoeld — dat we op dezelfde lijn zitten en dat de echte filmmakers, de regisseurs en de scenaristen, toch een hele belangrijke functie vervullen in de totstandkoming van films. We hebben het gehad over het Olsbergrapport en de kwaliteit enzovoorts. Als je daarnaar kijkt, zie je geen producenten en productiemaatschappijen enzovoorts die genoemd worden, maar je ziet — weet ik wat — Von Trier, Vinterberg, België met Dhont enzovoorts. Het gaat dus om de topmensen die met regie, scenario's en filmplannen komen. Ik denk dat het heel belangrijk is dat we het daar vandaag over gehad hebben. We moeten ook het gevoel krijgen dat we meer die kant op moeten kijken. Ik hoop dat we de toepassing van deze wet al een beetje in die richting kunnen duwen, een zetje kunnen geven — sturen mag niet — enthousiast zijn en daar met z'n allen aan werken. Ik denk dat dat voor de film heel belangrijk is. Het is jammer dat het oorspronkelijke wetsontwerp, waarin het echt alleen over film ging, in mijn ogen en die van mijn fractie verminkt is. Het is jammer dat het nog maar 50% is. Ik denk dat wij als fractie hetzelfde standpunt innemen als GroenLinks-Partij van de Arbeid. Het is wat weinig, maar het is in ieder geval iets om mee te beginnen. Ik hoop dat we na de evaluatie kunnen zeggen: misschien moet er nog eens een tandje bij. Daarmee wil ik afsluiten.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Nicolaï. Ik geef nu het woord aan mevrouw Prins van de fractie van het CDA.

Mevrouw Prins (CDA):

Mevrouw de voorzitter, het wordt eentonig, want ook ik bedank de staatssecretaris voor de uitgebreide beantwoording. Ik ben blij met de toezeggingen die de staatssecretaris heeft gedaan. Wat betreft de handhaving van deze wet zou ik wel willen pleiten voor duidelijke, stevige financiële sancties. Zoals we hebben gezien, hebben de streamers heel veel geld. We moeten daar dus duidelijk alert op zijn. Ik heb ook begrepen dat weliswaar de wet niet veranderd kan worden, maar dat we het wel andersom kunnen lezen, namelijk dat een productie in het Limburgs of in het Nedersaksisch valt onder de definitie van de Nederlandse taal. Dus andersom is dat wel wat er gerealiseerd is, als ik heel goed naar de staatssecretaris heb geluisterd, en telt dat dus wel mee. Wellicht helpt dat.

We hebben net geconstateerd dat deze wet een begin is. Wat de toezegging over de bundeling van de budgetten betreft: ik denk dat het heel belangrijk is om dat te doen, om op die manier concurrerende producten te maken. Hetzelfde geldt ook voor de toezegging om eens te kijken hoe de digitale platformen daadwerkelijk hun financiële aandeel kunnen leveren in deze wet.

Ik dank u.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Prins. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Meenen van de fractie van D66.

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. Ook ik bedank de staatssecretaris en ik feliciteer haar alvast met haar verjaardag, morgen inderdaad, waarbij ik niet zal verklappen hoe oud ze wordt. Ik zeg er wel bij dat 50 het nieuwe 30 is. Dan mag u zelf raden hoe oud ze wordt.

Voorzitter. Het betere kan de vijand van het goede zijn. Dat zie je soms hier gebeuren, maar nu niet. Ik denk dat velen van ons het allemaal iets scherper en iets beter hadden gewild, maar dat is het niet geworden. Het is een wet die wel een stap vooruitzet. We gaan een brug over. We gaan vragen aan de streamingsdiensten om te investeren. De toekomst zal uitwijzen hoe dat werkt en of het nog verder aangescherpt kan worden. Ik zeg tegen de heer Walenkamp dat hij, als hij hier nieuwe wetgeving wil hebben, er wel voor moet zorgen dat er een vlotte formatie plaatsvindt, zeker als hij die al in het voorjaar wil zien.

Voorzitter, ik laat het hierbij. Mijn fractie zal in ieder geval voor deze wet stemmen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Meenen. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Van den Berg van het CDA ... Sorry, de VVD natuurlijk! Vrijheid, liberalen, democratie.

De heer Van den Berg (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ook ik wil graag via u de staatssecretaris bedanken voor de beantwoording van de vragen die ik in de eerste termijn heb gesteld, en dat nog wel op haar verjaardag, waarvoor ook mijn gelukwensen.

Ik ben blij met de toezegging die de staatssecretaris heeft gedaan op het gebied van het oog houden voor makers en producenten in alle hoeken van ons land. De heer Walenkamp heeft daarop gewezen en ik heb daarop gewezen. Wij zullen denk ik beiden toezien op het nakomen van die toezeggingen. U geeft aan: wij zijn in een demissionaire periode. Daar hebben wij natuurlijk alle begrip voor, maar tegelijkertijd is dit absoluut niet een controversieel onderwerp en misschien is het ook wel een onderwerp dat in een volgende kabinetsperiode nog meer aandacht zal krijgen.

De tweede vraag die ik heb gesteld, ging over het rapport van Olsberg. Dank ook voor de beantwoording van die vraag. De staatssecretaris heeft daarover aangegeven dat dit instrument gaat helpen om de knelpunten, die zij confronterend noemt, verder te verhelpen. Ik ben daar nog niet honderd procent van overtuigd, want de staatssecretaris geeft aan: er komt door deze nieuwe wetgeving meer budget beschikbaar en daarmee zal ook de kwaliteit toenemen. Ik denk dat het rapport aangeeft dat budgetten, volumes en investeringen niet per se de bottleneck in dit verhaal zijn. Dus er is misschien nog meer nodig als het gaat over de bestedingen die via het Filmfonds lopen en de investeringen die hier gedaan zullen worden. Ik zeg erbij dat dit voor mijn fractie niet in de weg zal staan aan de steun voor dit wetsvoorstel. Het is wel een onderwerp waarover we hopelijk op nadere momenten met de staatssecretaris van gedachten kunnen wisselen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van den Berg van de VVD.

Wenst een van de leden in tweede termijn nog het woord? Ja, de SP wenst nog het woord. Ongebruikelijk, maar het mag. Hoeveel minuten?

De heer Janssen (SP):

Een minuut is voldoende, voorzitter.

Ik wilde even zeggen dat ik mij vanochtend als spreker voor dit debat heb moeten afmelden, omdat ik vanochtend een mondeling overleg had en ik het niet kies vond om niet aan de eerste termijn deel te nemen en wel aan de rest van het debat. Ik heb vandaag zowel de eerste termijn van de regering als de tweede termijn van de Kamer goed gevolgd, en ik zal ook de tweede termijn van de regering nog volgen, om te kijken wat er eventueel aan wijzigingen in zit zodat ik mijn fractie kan adviseren hoe wij over dit wetsvoorstel zullen stemmen. Ik vond het toch wel kies om even te melden waarom ik niet heb meegedaan. Dat was niet uit desinteresse, maar omdat ik vanochtend andere verplichtingen had. Ik ben blij dat ik de rest van het debat nog mee heb kunnen maken.

Dank.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Janssen van de SP.

Volgens mij wil geen ander lid meer nog het woord. De staatssecretaris heeft aangegeven dat ze tien minuten wil schorsen.

De vergadering wordt van 17.41 uur tot 17.53 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Staatssecretaris Uslu:

Dank u wel. We hadden iets meer tijd nodig omdat we die regionale talen nog even goed wilden uitzoeken. Ik kom er zo op.

Mevrouw Veldhoen vroeg naar een tijdpad voor het afronden van de onderhandelingen over de VOD-vergoedingen in het kader van het auteurscontractrecht. De onderhandelingen lopen gelijk op met het wetsvoorstel en iedereen streeft ernaar om die onderhandelingen zo snel mogelijk te kunnen afronden. De ultieme afronding is uiteraard de plenaire behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer, omdat de Kamer moet weten waar zij over gaat stemmen. We streven ernaar het wetsvoorstel nog dit jaar in te dienen. We gaan ervan uit dat de onderhandelingen ruim voor die tijd beklonken zullen zijn.

Dan om toch nog heel even een verwarring uit de lucht te halen met betrekking tot de streektalen en regionale talen. Om duidelijkheid te bieden: in dit wetsvoorstel wordt alleen Nederlands en Fries meegeteld. Ik heb het nog even moeten uitzoeken. Als we dit willen uitbreiden naar Nedersaksisch, Limburgs of streektalen, is een wetswijziging nodig. Dit komt omdat we ze formeel een andere status hebben gegeven dan het Fries en het Nederlands. Dat hebben wij gedaan. Als we die willen toevoegen, hebben we echt een wetswijziging nodig.

Dan ga ik meteen door naar de heer Walenkamp, die om een concreet tijdpad vroeg. Een wetswijziging kost tijd. Dat traject duurt ongeveer anderhalf tot twee jaar. Het is het handigst om dit aan een geplande wetswijziging te hangen, vandaar dat dat mijn voorstel was. Ik hoor uw wens ook en ik kan u toezeggen dat ik mijn best ga doen om dit zo snel mogelijk te wijzigen. De realiteit is dat dit niet binnen een halfjaar kan. Dat is hoe het werkt helaas. Of helaas, het is ook wel goed dat we dat zorgvuldig doen. Dat is een beetje de situatie met betrekking tot het tijdpad van een wetswijziging.

Voorzitter. Dan ben ik volgens mij door mijn vragen heen.

De voorzitter:

Dank u wel.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

We komen tot afhandeling van het wetsvoorstel. Wenst een van de leden stemming over het wetsvoorstel? Dat is het geval. Dan gaan we daar volgende week over stemmen.

Ik heb nog één mededeling voor de leden van de commissie OCW. De commissievergadering wordt vervroegd. Dat tijdstip wordt via de Signal-app gecommuniceerd. Ik weet nog niet hoe laat dat is, dus dat gaat u digitaal krijgen.

Ik dank de leden, de staatssecretaris, de medewerkers die deze vergadering mogelijk hebben gemaakt en de aanwezigen op de publieke tribune voor hun komst naar de Kamer. Ik wens de minister beterschap en veel plezier morgen.

Naar boven