3 Wijzigingen fosfaatrechtenstelsel

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Meststoffenwet in verband met het begrip melkvee en enkele andere wijzigingen betreffende het stelsel van fosfaatrechten ( 35949 ).

De voorzitter:

Aan de orde is de behandeling van het wetsvoorstel 35949, Wijziging van de Meststoffenwet in verband met het begrip melkvee en enkele andere wijzigingen betreffende het stelsel van fosfaatrechten.

De beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan mevrouw Kluit namens de fractie van GroenLinks, mede namens de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Goedemorgen voorzitter, en ook goedemorgen aan de minister. Welkom in deze zaal. Het is voor sommigen van ons de eerste keer dat we hier het debat voeren.

Voorzitter. Vandaag spreek ik inderdaad ook namens de PvdA en de heer Karakus, alles ook om vandaag uw agenda wat behapbaarder te houden. Welkom aan de minister. Zijn eerste debat hier loopt vooruit op onze kennismaking. Mijn allereerste vraag is toch of de minister ietwat kan schetsen waar hij naartoe wil met zijn beleid op het vlak van landbouw. Hoe zou hij over drie jaar graag terugkijken? Dit vraag ik ook om te voorkomen dat wij zo meteen de zaal verlaten en denken dat de wet die nu voorligt, de lijn van de nieuwe minister zal worden. Dank ook aan de ambtenaren voor de snelle en zorgvuldige beantwoording van de vragen. Dat mag ook gezegd worden, zeker als er zo'n korte tijd voor is. Dat wij zorgvuldige antwoorden krijgen, is ook nodig om het parlementaire werk goed te kunnen doen.

De wet die wij vandaag bespreken, gaat over een aantal wijzigingen in het fosfaatrechtenstelsel en vult dat ook aan met een aantal nieuwe punten. Wij horen graag van de minister hoe dit wetsvoorstel geplaatst moet worden in het perspectief dat hij heeft voor die landbouwsector. Graag een reflectie op de onderdelen waar wij vragen over hebben en hoe dat past in de langjarige visie van de minister. Wij hebben over een aantal onderdelen nog vragen. Allereerst de wijziging van de verdeling van het jongvee over categorieën in het fosfaatrechtenstelsel en het permanent maken van de tijdelijke regeling voor jongvee in de zoogkoeienhouderij. Wij hebben vragen over de 100 kilogram afromingsvrije lease en de mogelijkheid om per AMvB renovatielease mogelijk te maken.

Een aantal artikelen in deze wet hebben nadrukkelijk tot doel om het leven van boeren makkelijker te maken, met minder hinder van de knelpunten die zij ervaren aan de grenzen die het natuurlijke systeem geeft. Wij begrijpen als geen ander dat een koe geen robot is, dat die soms wat meer produceert en soms wat minder en dat je dus niet alle jaren dezelfde uitkomst hebt. Maar wij hopen de minister in dit debat ervan te overtuigen dat er simpelere manieren zijn om de boeren een ontspannen manier van bedrijfsvoering te bieden. Wij hebben echt nog wel hele grote aarzelingen bij deze wet. Het risico van deze wet is namelijk dat juist de boeren die het goed doen, boeren die een derogatie hebben of boeren die grondgebonden landbouw willen bedrijven, op achterstand gezet worden ten opzichte van de periode voordat we deze wet invoeren. Wij willen juist ruim baan geven aan boeren die willen omschakelen naar circulaire en grondgebonden landbouw en we willen die water- en natuurdoelen halen. In dat licht hebben wij ook deze wet bekeken.

Allereerst lijkt de wet, mild gezegd, niet bij te dragen aan de doelen van de bestaande Nederlandse en Europese wetgeving op het vlak van natuur en waterkwaliteit. Hij lijkt ook voorbij te gaan aan aankomende aanscherpingen van de richtlijnen, bijvoorbeeld op het vlak van waterkwaliteit. Met de mogelijke groei van die boeren worden zij ook weer op het verkeerde been gezet, want uiteindelijk zullen wij op heel korte termijn toch echt die draai moeten maken naar een krimp van de veeteelt. Het aannemen van deze wet maakt het behalen van de doelen van de Kaderrichtlijn Water dan ook moeilijker. Het maakt ook dat voor duizenden boeren al gaande het jaar opeens de derogatie kan komen te vervallen. Dat vinden wij een slechte zaak. Maar goed, mocht de minister warm reageren op onze bezwaren, dan kunnen wij wellicht overwegen om voor te stemmen.

Allereerst, in hoofdlijnen: hoe zou je die negatieve effecten kunnen wegnemen? Dat zou bijvoorbeeld kunnen door het verlagen van het plafond voor de fosfaatuitstoot — dan leidt het in ieder geval niet tot een toename — of door het innemen van fosfaatrechten in de melkveehouderij of in een van de andere categorieën, zodat niet-gebruikte rechten niet opnieuw gebruikt kunnen worden. Wij denken ook dat de risico's verkleind kunnen worden door het afromingsvrije onderdeel van die 100 kilogram lease af te halen of misschien zelfs dat hele artikel in te trekken, want met de registratieartikelen is het probleem voor de boeren in de praktijk eigenlijk ook al opgelost. Maar mocht je dat niet willen, dan zou je het ook nog kunnen maximeren door te zeggen dat een boer het maar twee keer kan gebruiken, zodat het nooit kan leiden tot permanente groei van bedrijven. Tot slot raden we de minister aan om de artikelen over renovatielease pas in werking te laten treden als de AMvB in dit huis besproken is, zodat we weten waar we het over hebben. Wij horen graag een reactie van de minister op deze voorstellen.

We gaan er nu wat dieper op in. Het fosfaatrechtenstelsel is ooit ingesteld om grip te krijgen op fosfaat- en stikstofuitstoot, met name de depositie, en is een belangrijk instrument dat gekoppeld is aan de doelen van het behalen van de Kaderrichtlijn Water. Die fosfaatrechten moeten worden ingekocht wanneer een boer vee houdt. Nu heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven gezegd dat je de indeling eigenlijk wettelijk zou moeten vastleggen, omdat de situatie onduidelijkheid schiep. De minister zegt: "Die onduidelijkheid moeten we oplossen. Dat doen we door met categorieën te schuiven en een deel ook buiten het stelsel te plaatsen. Dat kan en dat leidt niet tot extra uitstoot, want we blijven immers onder het plafond." Maar wij maken een andere analyse. De minister lijkt van mening dat, zolang er onder dat fosfaatplafond wordt gewerkt, dat voldoende zou zijn om de Kaderrichtlijn Water en de Vogel- en Habitatrichtlijn te halen, maar wij denken dat niet. Wij denken dat het leidt tot een toename van dieren ten opzichte van nu. Een onbekend aantal dieren, geeft de minister in zijn beantwoording ook toe. Die weg moet je gewoon helemaal niet op, denken wij.

Anders dan die van het kabinet is onze analyse dus dat deze wijziging zal leiden tot extra fosfaatuitstoot ten opzichte van de huidige situatie, want de vrijvallende fosfaatrechten voor melkvee worden opnieuw ingezet voor ander melkvee en de toename van jongvee in de andere categorieën zal leiden tot een toename in uitstoot in die categorie — weliswaar onder het plafond, maar wel een toename ten opzichte van nu. Het is wat ons betreft dus heel simpel: meer koeien is meer uitstoot, ook onder de ingestelde papieren plafonds. Daarom vragen wij de minister nadrukkelijk: hou toch op met dat boekhouden, en begin echt met het oplossen van de problemen. Onze hamvraag is dus ook: waarom is er met dit wetsvoorstel voor gekozen om weer op die randen van wat toegestaan is, te gaan zitten? En waarom is niet gekozen voor een robuustere oplossing?

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ik vind het een beetje onduidelijk. Het is mij niet helemaal duidelijk. Wil GroenLinks minder dieren of gaat men juist voor minder fosfaat?

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

De situatie waarin wij in Nederland verkeren, is dat je om minder fosfaat te krijgen, ook minder dieren zult moeten hebben. Wij zijn zo op de grenzen gaan zitten dat een andere uitkomst niet meer mogelijk is.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Maar de boeren zitten nu wel onder die fosfaatgrens, dus dan maakt het toch helemaal niet uit? Als je iets minder gaat afromen omdat er ruimte voor is en als je bijvoorbeeld een renovatielease erin zet, maakt dat toch op zich niet uit, zolang ze gewoon onder dat plafond blijven? Dat is toch ook het doel daarvan? Daarom hebben we toch die grens gesteld?

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Met de huidige plafonds halen wij de doelen al niet. Dat is waarom wij al met de Europese Commissie in discussie zijn over de derogatie. Zoals de minister in zijn beantwoording schrijft, kunnen wij op dit moment niet uitsluiten dat wij die plafonds zullen moeten gaan verlagen. Ik lees daarin: dat komt er waarschijnlijk aan. Dat geldt voor de fosfaatuitstoot, maar daarnaast loopt de discussie over de stikstofuitstoot. Ook daar weten we dat alleen technische oplossingen niet voldoende zijn. Het kabinetsbeleid is ook het krimpen van de veestapel. Dat is omdat daar tonnen rapporten onder liggen dat krimp van de veestapel noodzakelijk is. Over de vraag hoeveel dat dan is, kun je het hebben, maar met de huidige omvang dieren ga je het niet redden. Dit voorstel leidt ertoe dat we meer dieren in Nederland krijgen. Daar zit onze pijn.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Faber.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ja, maar dan zegt u eigenlijk: we willen gewoon van die boeren af. Dan kunnen we toch beter stoppen met het hele circus over Natura 2000, fosfaatrechten en het hele rataplan? Dan kunnen we toch beter zeggen: we gaan de helft uitkopen, klaar? Want dat is in feite wat u bedoelt. Dan is het toch gewoon duidelijk? Nu moeten ze continu allerlei capriolen uithalen om te kunnen blijven boeren. Dan moet u namens GroenLinks gewoon het eerlijke verhaal vertellen: we willen er gewoon af; ze moeten gewoon weg, klaar. Dan stoppen we met het hele circus.

De voorzitter:

Mevrouw Kluit, tot slot.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Ik ben heel blij, want ik zou het als een doorbraak zien dat mevrouw Faber het met ons eens is dat we robuuste oplossingen moeten kiezen. Dat is ook de lijn van GroenLinks geweest vanaf de eerste uitspraak over de PAS en zelfs al bij het instellen van de PAS. Ik zou dus zeggen: hier zie ik dan geen conflict meer. Ik ben dus heel benieuwd naar de bijdrage van mevrouw Faber verder in dit debat.

Ik kom terug op de renovaties, overigens.

Gezien het coalitieakkoord hadden wij verwacht dat juist meer regie op de omvang van de veestapel gewenst was en dat er dus voor gekozen zou worden om juist vee extra onder het fosfaatrechtenstelsel te laten vallen. Als er dus onduidelijkheid is, hadden we er ook voor kunnen kiezen om het juist onder de categorie melkvee te brengen. Waarom is daar niet voor gekozen?

Dan de negatieve effecten, op enigerlei wijze.

De voorzitter:

Sorry, mevrouw Kluit, een ogenblikje. Ik heb van tevoren met een aantal van u gesproken. De zaal is zeer gehorig en de microfoons zijn zeer gevoelig. Het vriendelijke verzoek is dus om niet in de zaal te praten. Als u een bijdrage wilt leveren, dan loopt u naar de interruptiemicrofoon en krijgt u van mij het woord, anders niet.

Vervolgt u uw betoog.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Voorzitter. Wij vragen de minister dus of hij bereid is om die rechten alsnog in te trekken. De onderliggende vraag is: als de minister zou moeten kiezen tussen boeren, steunt hij dan die grondgebonden boeren, de boeren die het met derogatie al beter doen, of alle veeboeren in Nederland?

Dan komen we op de 10% korting van het fosfaatrechtenfonds. De gekozen oplossing bij de afroming verbaast ons, omdat de minister het geen probleem vindt om die groei van fosfaatrechten voor de gewenste transitie naar circulaire landbouw te korten. 10% klinkt niet als veel, maar is toch aanzienlijk. Hoe past het afromingsvrij maken in de beleidslijn van het kabinet om versneld tot die circulaire en grondgebonden landbouw te komen? Waarom is er niet gekozen voor een variant waarbij er ook op die 100 kilogram wel werd afgerond? Er wordt nu een prijsverschil veroorzaakt. Wat was de reden daarvoor? De boeren hebben met dat instrument lease en met het versoepelen van de registratieartikelen toch al een oplossing voor het probleem van de onverwachte toename van de melkproductie? Waarom moet dat nog financieel ondersteund worden? Graag een toelichting van de minister.

Datzelfde geldt voor derogatie. We begrijpen uit de beantwoording dat het kabinet die twee gesprekken met de Europese Commissie graag losknipt van dit voorstel. Wij denken dat die juist heel nauw samenhangen. In de beantwoording hint de minister daar zelf ook wel een beetje op: het zou kunnen dat we moeten aanscherpen op het gebied van de fosfaatplafonds. Doe dat dan meteen.

Er is dus wel degelijk samenhang met de Europese wetgeving. Waarom legt het kabinet deze verbinding niet? Het gevolg is namelijk dat boeren nu in een paar maanden tijd met dit wetsvoorstel geconfronteerd worden en vervolgens met het zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn, waarbij er weer andere eisen aan ze worden gesteld. Hoe oordeelt het kabinet dan over de consistentie van het beleid? Wat doet dat met het vertrouwen van boeren in het nieuwe kabinet? Wie betaalt dan ook de prijs als het onverwacht toch misgaat met de uitstoot en we de fosfaatplafonds onverhoeds niet blijken te halen? Dat zijn dan niet de boeren die de 100 kilogram lease toepassen of boeren in de vleesveehouderij, die uit een ingewikkelde situatie zijn gekomen. Dat zijn de boeren die grondgebonden landbouw willen voeren of die juist die derogatie willen behouden. Zij worden al gaande het jaar opgezadeld met tienduizenden euro's extra kosten, terwijl andere boeren juist belemmeringen weggenomen hebben zien worden. Waarom kiest het kabinet niet onverkort voor de boeren die al in die gewenste richting werken?

Dan de nauwe samenhang met het behalen van de doelen. Het raakt dus aan de Vogel- en Habitatrichtlijn, omdat het raakt aan de waterkwaliteit. Vanwege de nauwe samenhang tussen fosfaat en stikstof raakt het ook aan de stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden. Hoe vult het kabinet hier nou het voorzorgsprincipe in? En het verslechteringsverbod? Want dan is het belangrijk dat er juist een afname komt en geen toename. De wet, in de beste situatie, introduceert nieuwe onzekerheden. Daarom wil ik de minister er expliciet op wijzen dat de impact van de wetgeving die wij de afgelopen vijf jaar hebben gemaakt op het vlak van uitstoot in de veehouderij, consequent tegenvalt. Er wordt steeds minder reductie bereikt dan wordt beoogd. Ik noem ook de kleine juridische onzekerheden. Ik heb dat nog even teruggezocht. Bijvoorbeeld intern en extern salderen was ook in het debat wel een issue, maar het werd gezien als heel klein. Nou, we weten nu hoe groot de problemen na kleine juridische stappen dan toch kunnen worden. Uiteindelijk heeft het ertoe geleid dat de stikstofdepositie met 9,5% is toegenomen in plaats van afgenomen. U moet dat als minister toch allemaal maar weer oplossen. Hoe gaat de minister dus om met het voorzorgsprincipe?

De boeren kunnen 2% tot 3% groeien als ze jaarlijks mee gaan doen met 100 kilogram afromingsvrije lease. Omdat je bij lease niet hoeft af te kopen, is dat een goedkopere manier dan het aanschaffen van rechten, maar er zit geen maximum op het aantal keren dat je dat kan doen. Als je dus elk jaar 100 kilogram bijleast, kun je dat lekker goedkoop doen. En de boeren kennende — het zijn ondernemende lui — gaan ze daar gebruik van maken. Dat is ze goed gegund, maar is het wenselijk? Is het kabinet bereid om een maximumaantal periodes aan de lease te koppelen? Graag een reactie.

En dan tot slot het onderdeel afromingsvrije lease voor renovatie en verplaatsing. Ik zie de heer Schalk naar de interruptiemicrofoon komen, dus misschien moeten we daar even op wachten, voorzitter.

De voorzitter:

Nou, maakt u de alinea even af. Dan geef ik de heer Schalk wel het woord als u daaraan toe bent.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Ja. Het is eigenlijk een heel sympathiek onderdeel van het wetsvoorstel, want het helpt boeren die willen gaan verduurzamen of verplaatsen. We snappen dat dieren dan misschien even ergens anders moeten staan, maar er is ongelofelijk veel onduidelijkheid over hoe dat dan moet gaan werken. Wij vinden het wel begrijpelijk dat daar geen afroming op plaatsvindt, want de rechten blijven natuurlijk gebruikt worden, maar het is in dit huis natuurlijk wel belangrijk om te weten onder welke condities die renovatielease dan mogelijk wordt gemaakt. Zo is bijvoorbeeld niet uitgesloten dat die dieren tijdelijk geparkeerd worden nabij een Natura 2000-gebied. Het is duidelijk dat je wel nabij een Natura 2000- gebied moet zitten om ze te kúnnen verplaatsen, maar wie weet verplaats je ze wel 5 kilometer dichter bij een Natura 2000-gebied. Er zit daar bijvoorbeeld een boer die gestopt is met het permanent houden van dieren, die nu permanent tijdelijk dieren gaat houden. Het is niet ondenkbaar dat dat gaat gebeuren. Het is dus belangrijk dat provincies die gedetailleerde gebiedsplannen maken en regie kunnen blijven voeren op dat grootscheepse verplaatsen van dieren. Kunnen zij dat dan eigenlijk wel? Dat is mijn vraag aan de minister. Hoe wordt gezorgd dat een tijdelijk permanent verblijf van dieren niet het gevolg wordt van deze wet?

Tot slot onze vraag waarom er gekozen is voor de vorm van een AMvB. Waarom is deze optie niet goed en gedetailleerd uitgewerkt in het wetsvoorstel? Waarom is er niet voor gekozen om met een aanvullend wetsvoorstel te komen en iets meer tijd te nemen voor de uitwerking? Graag een antwoord.

De heer Schalk (SGP):

Ik heb begrepen van mevrouw Kluit dat zij enorm geporteerd is van wat er in het regeerakkoord staat, maar dat zij aan de andere kant wel waarschuwt om niet te gaan boekhouden. Maar als ik haar betoog hoor, dan is zij zelf juist op alle fronten aan het boekhouden. Er zijn een aantal boeren die enorm goed werk doen om te zorgen dat ze met elkaar onder dat fosfaatrechtenplafond komen. Mijn vraag aan mevrouw Kluit is de volgende. Als een boer nou doordat er een specifiek meetmoment per jaar is, eigenlijk net wat ruimte nodig heeft, of juist niet, en hij moet dan gaan verhandelen, gaan leasen, waarom moet je dat dan nog eens extra afromen terwijl iemand juist goed bezig is? Heeft de minister niet juist een hele mooie oplossing bedacht om te voorkomen dat boeren die goed hun werk doen, afgestraft worden?

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Ik ben het echt fundamenteel oneens met de heer Schalk dat dit een goede oplossing is, want een boer wordt ermee geconfronteerd dat hij niet alleen moet kopen maar dat hij ook kan leasen en dat hij voor een deel wel kan afromen en voor een deel niet kan afromen. In de visie van GroenLinks willen wij naar een situatie waarin een boer überhaupt geen fosfaatrechten meer nodig heeft, omdat wij de natuur zo goed beschermd hebben dat we die problemen in de natuur opgelost hebben, waardoor de boeren niet altijd die grenzen als collectief moeten gaan naleven terwijl zij individueel allemaal geitenpaadjes vinden om te kunnen groeien. Ik ben het dus niet eens met de heer Schalk dat dit het voor boeren helderder maakt of simpeler maakt. Het maakt het juist complexer voor boeren en het maakt het juist onduidelijker. Ik moet denken aan het loslaten van het melkquotum. De boeren waren daar ontzettend blij mee, want eindelijk waren ze af van …

De voorzitter:

Dit wordt een lang antwoord, mevrouw Kluit. Kunt u het …?

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Boeren waren af van de beknellende regels. We weten allemaal wat de gevolgen daarvan zijn geweest. Dus wij willen juist naar heldere en duidelijke regels en niet al die kleine opzetjes om het hier en daar nog een beetje beter te maken.

De heer Schalk (SGP):

Ik heb het gevoel dat mevrouw Kluit eigenlijk bedoelt dat de boeren geen fosfaat meer moeten leveren oftewel boeren moeten al hun vee maar inleveren. Dat lijkt de oplossing. Mijn punt is dat er boeren juist op een heel goede en zorgvuldige manier aan het proberen zijn om de bedrijfsvoering zo te doen dat ze met alle plafonds en alle zaken rekening houden. Op enig moment wordt in een jaar een bepaald meetmoment ingesteld. Daar word je dan op afgerekend, terwijl je nu ruimte biedt om die afrekening niet tot een afroming te laten worden. Dat is toch een veel eerlijker manier om met de boeren om te gaan die toch al enorm hard moeten werken om bij alle wetgeving zich te houden aan allerlei plafonds en dergelijke?

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Ik kan hier heel kort over zijn: boeren willen helemaal niet met plafonds werken. Dus we moeten naar een situatie toe waarin die plafonds niet nodig zijn.

De heer Schalk (SGP):

We kunnen ook heel kort zijn: mevrouw Kluit wil eigenlijk dat boeren er niet zijn. Boeren hebben eeuwenoude rechten. Die zijn bezig met hun bedrijfsvoering. Misschien zijn er boeren bij die geen fosfaatrechtenplafonds zouden willen, maar er zijn heel veel boeren die juist keihard werken om al deze plafonds te halen en hun bedrijfsvoering daarop aan te passen. Zij hebben ongelofelijk geïnvesteerd en dan worden ze ook nog eens op enig moment per jaar even afgerammeld.

De voorzitter:

Dus uw vraag is?

De heer Schalk (SGP):

Mijn vraag is of mevrouw Kluit ook een keer op die manier naar de positie van de boeren zou kunnen kijken.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Kluit.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Ik denk dat wij beter luisteren naar wat de boeren vragen dan de heer Schalk. Dit soort regels brengen keer op keer de boeren in problemen, want het is geen robotproces. Een koe geeft het ene jaar meer melk dan het andere jaar. Dat is gewoon een gegeven. Als je je bedrijf moet runnen op de grens van wat wel en niet mag, als je het met de rechten die je hebt niet redt omdat je al onvoldoende buffers inbouwt, daardoor over de grens heen gaat en moet bijleasen en vervolgens weer andere regeltjes gelden voor bijleasen dan voor aankoop, dan is dat iets waar boeren niet op zitten te wachten. Boeren zitten erop te wachten dat er lucht wordt gecreëerd in die veeteeltsector. Lucht creëer je door met de boeren te praten die willen stoppen. Die moet je een goede regeling bieden. Je moet de boeren die op een verkeerde locatie zitten, helpen om naar een locatie te komen waar ze geen schade kunnen veroorzaken aan een natuurgebied. Dan voorspel ik u dat je in vijftien jaar af kunt van al dit soort plafonds en al dit soort regels en dat het voor de boeren dan een stuk fijner boeren is.

De voorzitter:

Dank u wel. Mag ik de leden verzoeken? We hebben vandaag een heel lange dag, tot middernacht. De interrupties zijn korte vragen met korte antwoorden. Mevrouw Kluit, rondt u af.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik ben bijna klaar, ik ga mijn tijd halen. Dus mijn vraag is of de minister, kort gezegd, de artikelen over de renovatielease nog buiten werking wil houden en dat wil toezeggen, totdat de AMvB hier bekend en besproken is.

Voorzitter, dat was mijn inbreng. Binnen de tijd, een minuut gewonnen.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik heb nog twee puntjes van orde. Ten eerste zie ik dat er met de zitplaatsen wat onduidelijkheid is. Ik heb zitplaatsen aangereikt aan de leden. Ik zie bijvoorbeeld dat 50PLUS nu moet uitwijken, maar dat is niet de bedoeling. Dus ik vraag de leden toch, ook meneer Karakus, om op de zitplek te gaan zitten die aan uw fractie is toebedeeld. Dat geldt ook voor mevrouw Kluit. Het tweede punt van orde is dat mevrouw Kluit de minister heeft gevraagd — ik vraag ook even de aandacht van de minister voor dit punt — om in te gaan op zijn beleid van de komende jaren, in een breed exposé. Maar er is geen beleidsdebat aangevraagd door de commissie, dus ik vraag de minister om dat niet te doen. We praten vandaag over een wetsvoorstel en we focussen het debat ook echt daarop. Dus we gaan niet over breed beleid praten; dat leent zich wel goed voor een kennismakingsgesprek met de commissie dat als het goed is ook nog gepland staat.

Dan is het woord nu aan mevrouw Faber-van de Klashorst namens de PVV.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Dank u, voorzitter. Al eeuwenlang is het houden van runderen niet alleen een onderdeel van ons culturele landschap, maar ook een onderdeel van onze voedselvoorziening. Men had al snel door dat het rund een prachtig en veelzijdig dier was. Het dier werd niet alleen gehouden voor trekkracht maar ook voor melk en vlees. Tot op de dag van vandaag wordt werkelijk alles van het rund gebruikt. Eigenlijk is het een heel duurzaam dier. Het voor ons onverteerbare gras kunnen zij wel met hun vier magen en plooikiezen omzetten in voedsel vol eiwitten, vetten, mineralen en vitamines. Het was dan ook niet voor niets dat in mijn jeugd het reclamefiguurtje Joris Driepinter drie glazen melk per dag aan de man bracht. In de tentoonstelling Held in het Rijksmuseum en in De Nieuwe Kerk in 2007 werd Joris Driepinter nog geëerd als een van de 300 historische helden, die zo sterk was omdat hij drie glazen melk per dag nuttigde. Vandaag de dag zou een dergelijk reclameheldje ondenkbaar zijn. Sterker nog, hij zou direct getransformeerd worden in een soy boy.

Maar ja, in mijn jeugd zaten we nog maar met 10 miljoen mensen in deze vruchtbare delta. Toen propageerde de overheid nog het emigratiebeleid en, met dank aan de linkse liberalen, nu een immigratiebeleid. En nu moeten wij onder druk van de bevolkingsgroei onze manier van leven veranderen. Dat zou allemaal goed zijn voor het klimaat. Minder zuivel en minder vlees, en nog liever helemaal geen vlees, met als gevolg dan eigenlijk ook geen zuivel, want zuivel en vlees zijn aan elkaar verbonden. Dus bepaalde de overheid dat wij planteneters moeten worden, terwijl ons gebit en ons darmstelsel toch echt aantonen dat wij alleseters zijn. Tja, hoe krom wil je het hebben?

Om dit in de praktijk vorm te geven, zet de overheid nudging in, een motivatietechniek waarbij mensen subtiel gestimuleerd worden om zich op de gewenste wijze te gedragen. Als je de markt weghaalt, draai je de leveranciers ook de nek om. Daarnaast wordt er een honderden miljoenen verslindend systeem opgetuigd van wazige modellen en Natura 2000-bastions. Hiermee kan je als overheid heerlijk sturen en het de vlees- en melkveehouderij nog eens moeilijker maken door ze te knechten met eindeloze regels, zoals fosfaatrechten.

Nadat de minister eerst te veel fosfaatrechten had uitgegeven, wordt door middel van afroming de boekhouding weer in balans gebracht. En zo wordt bij iedere overdracht van fosfaatrechten 20% afgeroomd. Vervolgens komt de minister nu met het voorstel om de boeren een ietsjepietsje tegemoet te komen en tevens duidelijk te maken welke runderen er precies onder het fosfaatstelsel vallen. Wat jongvee betreft was dat niet altijd duidelijk. Want terwijl de overheid nog weleens sjoemelt, moeten boeren daar natuurlijk van weerhouden worden.

Verder worden boeren in de gelegenheid gesteld om 100 kilogram fosfaatrecht per jaar afromingsvrij te leasen. Hiermee kan een hogere melkproductie dan was voorzien afgedekt worden, zodat de betreffende veehouder geen economisch delict aan zijn broek krijgt.

Voorzitter. De minister stelt een renovatielease voor. Met deze maatregel beoogt de minister verduurzaming van stallen, waarbij emissiereductie of verbetering van dierenwelzijn wordt gerealiseerd en afname van ammoniakdepositie op Natura 2000-gebieden beoogd. Middels de renovatielease wordt het mogelijk de runderen met de bijbehorende fosfaatrechten zonder afroming tijdelijk onder te brengen bij een andere veehouder. Dit lijkt sympathiek, maar eigenlijk is het een verdere uitrol van het huidige beleid, dat niet bepaald een warm bad is voor de veehouders. Zo kan de renovatielease ingezet worden voor renovatie van stallen. Daar is zo op het eerste gezicht niets mis mee. Echter kan het verduurzamen van de stallen een hachelijke onderneming zijn. De fabrikant komt namelijk met een nieuw staltype waar na onderzoek een emissiefactor aan wordt gekoppeld. Hoe de emissiefactor tot stand komt is niet inzichtelijk. Als vervolgens bijvoorbeeld twee jaar later de emissie van de stal in de praktijk wordt gemeten, komt deze dikwijls hoger uit dan de emissie, gekoppeld aan de eerder opgegeven emissiefactor van de fabrikant. Hierdoor krijgt de veehouder een boekhoudkundig probleem. Daar het onderzoek betreffende de totstandkoming van de emissiefactor van de leverancier onder de pet wordt gehouden, is niet vast te stellen waardoor deze verschillen ontstaan. De boeren die aangezet worden tot het maken van enorme investeringen, moeten recht hebben op duidelijkheid en meer zekerheid. Is de minister bereid in dezen meer duidelijkheid en zekerheid te verschaffen en deze onderzoeken vrij te laten geven?

Voorzitter. Nadat de overheid verspreid over het hele land eerst geniepig allerlei Natura 2000-gebieden heeft aangewezen en deze vervolgens strak heeft gezet met beheersregels, is nu de volgende fase aangebroken: bedrijfsverplaatsingen weg van de Natura 2000-gebieden. Een voorbeeld is het gebied Wierdense Veld, een postzegel van ongeveer 100 vierkante meter, dat in 2016 is aangewezen als Natura 2000-gebied en dat hoogveen zou bevatten. Echter geven diverse ecologen aan dat daar helemaal geen actief hoogveen aanwezig is en dat de kans ook groot is dat dat er nooit zal komen.

Dat de Overijsselse Gedeputeerde Staten liever niet geconfronteerd willen worden met dit discutabele hoogveen, blijkt wel uit het afzeggen van een geplande excursie. Een kritische journalist en onafhankelijke experts meldden zich aan voor een werkbezoek in dit gebied, maar de Gedeputeerde Staten wisten niet hoe snel zij de eerder geplande excursie moesten afblazen. Tegelijkertijd liggen er wel plannen om boeren binnen een cirkel van 5 kilometer beperkingen op te leggen op basis van dit discutabele hoogveengebiedje ter grootte van 10 bij 10 meter. Voorzitter, onze tijdelijke plenaire zaal is zelfs groter! Het is gewoon krankzinnig, maar zover zijn wij dus al. Kijk, het klinkt allemaal wel komisch, maar het is eigenlijk tenhemelschreiend.

Door geen openheid van zaken te geven, groeit het wantrouwen. Het doel van de media is het informeren van de samenleving. Dat wordt ook onderstreept door de rijksoverheid in haar eigen mediabeleid, maar nu lijkt het erop dat diezelfde overheid de media verhindert haar taak uit te voeren. Hoe kan het dat diezelfde overheid een kritische journalist en een onafhankelijk expert niet welkom heet om een kijkje te nemen in een Natura 2000-gebied? Het is toch een normale gang van zaken dat de media verslag kunnen doen van een natuurbeleid waar honderden miljoenen belastinggeld aan besteed worden? Graag een reactie van de minister.

Voorzitter, tot slot. Hoe de voorwaarden van de renovatielease vorm worden gegeven, ook daarover tasten wij nog in het duister. Dat wordt allemaal geregeld in een algemene maatregel van bestuur. De PVV-fractie ziet uit naar de beantwoording van deze nieuwe minister. Aangezien deze minister van de ChristenUnie is, zal dat enige hoop moeten geven voor de boeren, dus ik ben reuzebenieuwd.

De voorzitter:

Dank u wel. Meneer Karakus namens de Partij van de Arbeid.

De heer Karakus (PvdA):

Mevrouw Faber, u hebt het over een plafond. Bent u zich ervan bewust dat wij nog steeds boven het plafond zitten met de fosfaatrechten? Wat vindt u daarvan?

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ik had de indruk dat we op het randje zitten, dus nog niet helemaal eroverheen. Maar het kan zijn dat we er misschien iets overheen zitten. Daar zou meneer Karakus gelijk in kunnen hebben. Laat ik u dat voordeel geven.

De heer Karakus (PvdA):

Dat is ons verhaal ook: je neemt risico, terwijl je boven het plafond zit. Wij hebben ook een technische briefing gehad en daarin was het antwoord: we blijven neutraal, dus de huidige stand van zaken blijft overeind. Maar de facto zitten we er nog steeds boven, en daarbinnen ga je nog een risico aan door boekhoudkundig te verschuiven. Daardoor is het risico groot dat je nog steeds boven het plafond zit. Wat is uw oplossing nu eigenlijk? U kunt ook zeggen: laten we eerst zorgen dat we onder het plafond komen te zitten. Waarom zoekt u iedere keer de rand op?

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ik zie daar helemaal geen risico in, want het is een gecreëerd probleem. Het is namelijk zo dat wij hier in een vruchtbare delta leven. Zaken als fosfaat — wat ook gekoppeld is aan nitraat, want die zijn met elkaar verbonden — hebben te maken met de mestproblematiek. Kijk, wij leven in een vruchtbare delta. Die fosfaten zijn helemaal niet slecht en nitraat is ook helemaal niet slecht. Stikstof is een bouwsteen van eiwitten en zonder eiwitten is er gewoon geen leven. Nu kun je zeggen: ja, maar wij hebben hier te veel stikstof, of we hebben te veel fosfaat. Maar hoe komt dat? Doordat we dat rekenkundig zo bepaald hebben. Er zijn Natura 2000-gebieden aangebracht. Die zijn gecreëerd. Dat heeft Nederland zelf gedaan. Daar hebben wij zelf hele strakke beheersmaatregelen op gezet. Er was bijvoorbeeld een gebied waarvan er werd gezegd dat daar vijf soorten vaatplantjes waren. Nu hebben ze dat opgeschaald: er zouden er vijftien soort vaatplantjes moeten komen.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Faber.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ja, maar dat is wel heel fundamenteel, want die zijn dus stikstofgevoelig. Ja, en daar ga je dus al! Het probleem wordt zelf gecreëerd. U moet zich eens voorstellen …

De voorzitter:

Dit antwoord is echt lang genoeg, mevrouw Faber. De heer Karakus, tot slot.

De heer Karakus (PvdA):

Eigenlijk geen antwoord. Mijn vraag was heel concreet. Mevrouw Faber, we zitten boven het fosfaatrecht; wat is uw oplossing om daar weer onder te komen? Dat was de vraag. Wij dragen oplossingen aan door te zeggen: voor de zekerheid onder het plafond. Maar u zit nog steeds boven het plafond. We hebben het hier over fosfaatrechten. Hoe we tot fosfaat komen, is interessant, maar wat is uw oplossing?

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Faber.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Dat fosfaatplafond moet gewoon weg of omhoog. Dat is mijn oplossing, want het is namelijk een gecreëerd probleem …

De voorzitter:

Dank u wel.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

… en we gaan ook geen moeras aanleggen in de woestijn. Daar zijn we dus mee bezig. In Nederland doen we het net andersom: we zitten in een vruchtbare delta en daar gaan we arme gronden aanleggen zoals heide. Dat is vragen om problemen. Tot zover.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Schalk namens de SGP.

De heer Schalk (SGP):

Voorzitter, dank u wel. Vroeger werd afromen vooral gebruikt om goede boter te karnen, maar tegenwoordig heeft het woord "afromen" een negatieve klank, want bij dat afromen raak je gewoon een deel van je veestapel kwijt.

Voorzitter. In de wet die we vandaag bespreken worden een aantal zaken geregeld die verduidelijking geven over voor welk jongvee fosfaatrechten nodig zijn. Het is duidelijk dat dit gaat om het melkvee. Om te voorkomen dat het jongvee voor de melkveehouderij buiten het fosfaatrechtenstelsel wordt gehouden via de vleesveehouderij, is er nu voor gekozen om alleen het deel van het jongvee in de vleesveehouderij dat bestemd is om een kalf te krijgen, wel onder het fosfaatrechtenstelsel te laten vallen. Het is voor mij wel een beetje schimmig hoe zich dit verhoudt tot de staatssteunbeschikking. In de staatssteunbeschikking wordt gesproken over fosfaatrechten voor 17.000 melkveebedrijven, en het aantal bedrijven dat nu rechten heeft gekregen, ligt boven de 20.000. Verder zijn er rechten toegekend aan bedrijven voor jongvee van vleesvee, die deze rechten nu niet meer nodig hebben en ze kunnen verkopen. Heeft de Europese Commissie hier expliciet toestemming voor gegeven? Verder wordt de bestaande uitzondering voor het jongvee voor de zoogkoeienhouderij wettelijk vastgelegd.

Het belangrijkste onderdeel van deze wet is het voorkomen van het onnodig afromen van de veestapel. Dat afromen steekt de SGP als een graat in de keel. Bij elke transactie tussen boeren waarbij vee verhandeld wordt, lopen deze boeren tegen de problematiek van de afroming op. De controle fosfaatrechtenstelsel wordt immers gedaan aan de hand van de melkproductie. Die is niet precies te voorspellen en dat betekent dat het regelmatig gebeurt dat aan het einde van het jaar fosfaatrechten bijgeleased moeten worden om goed uit te komen, of dat men rechten over heeft om te verleasen. Dat zijn transacties die gepaard gaan met afroming. Door dit wetsvoorstel wordt een poging gedaan om dat probleem enigszins in te dammen, maar mijn fractie heeft daar nog wel wat vragen over. De maatregel is immers generiek gemaakt, alsof alle boeren in dezelfde situatie zitten. Is het nu echt niet mogelijk om een betere regeling te treffen, zodat er meer ruimte is voor boeren met een grote veestapel en voor het leasen van fosfaatrechten meer passend bij de bedrijfsgrootte?

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Ik heb twee vragen aan de heer Schalk. De eerste gaat over het fosfaatplafond. Dat is ingesteld omdat we te veel uitstoten. Het innemen van fosfaatrechten is bedoeld om onder het fosfaatplafond te komen, en dat is ondertussen gestopt omdat dat doel behaald is. Waar heeft de heer Schalk het dus over als hij spreekt over het innemen van rechten? Want volgens mij is dat in deze wet niet aan de orde. Ten tweede geeft hij aan dat afromen ertoe leidt dat de veestapel van boeren verkleind wordt. Volgens mij is dat feitelijk ook niet zo, want er wordt pas afgeroomd als een boer zelf vrijwillig rechten verkoopt. Op dat moment vindt afroming plaats. Het is niet zo dat de overheid fosfaatrechten komt halen bij boeren. Deelt de heer Schalk mijn mening?

De heer Schalk (SGP):

Ik ben een beetje verbaasd, want mevrouw Kluit geeft aan dat we onder het fosfaatrechtenplafond zitten. Ze heeft mede namens de Partij van de Arbeid gesproken, en de heer Kara… Karakus. Excuus; ik ken hem als Hamit en dat spreekt nog veel gemakkelijker.

De voorzitter:

Hij heet de heer Karakus.

De heer Schalk (SGP):

Hij heeft juist aangegeven dat hij meent dat we er nog boven zitten. We gaan dat zo meteen van de minister horen, maar volgens mij zitten we er dus gewoon onder. Dan het tweede, het afromen. Het is gewoon feitelijk zo dat op het moment dat een boer vee verkoopt, door de afroming in feite een deel van dat vee wordt ingenomen. Dat kan dan niet meer gebruikt worden voor de gewone bedrijfsvoering.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Om de beantwoording door de minister te beperken: omdat we zo op de grens werken, zitten we er soms onder en soms boven. Het is dus allebei waar.

De heer Schalk (SGP):

Dat kan niet.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Ten tweede heeft de minister in zijn beantwoording aangegeven dat het innemen van rechten afgelopen is omdat we onder de norm zit. Wij geven aan dat we erboven zitten, omdat we dat gewoon uit de metingen halen. Maar u heeft mijn vraag niet beantwoord. Het is toch altijd nadat een boer er zelf al voor heeft gekozen om afstand te doen van zijn dieren dat de fosfaatrechten verkocht worden? Het is niet zo dat de overheid die komt halen. Dus het klopt volgens mij gewoon niet.

De heer Schalk (SGP):

Even ten aanzien van het eerste: het zou wel heel bijzonder zijn als de fractie van GroenLinks een eigen meetsysteem heeft. Volgens mij kun je niet eronder en erboven zitten. Of we zitten ergens onder of we zitten ergens boven. De minister zou ook twee meetsystemen kunnen hanteren, maar ik adviseer hem om dat niet te doen. Dus ik denk dat we zo meteen toch maar het antwoord van de minister moeten horen op de vraag of we boven of onder dat fosfaatplafond zitten.

Dan het tweede punt. Je kunt op alle mogelijke manieren verkopen. Ik denk dat mevrouw Kluit het in ieder geval met mij eens is dat boeren die vee verkopen weten dat de afroming plaatsvindt. Dat gebeurt omdat we daar een afspraak over gemaakt hebben. Dat staat in de wet. Natuurlijk is het een vrije keuze van een boer om zijn vee al dan niet te verkopen. Als je zo redeneert zal die boer, als hij zijn vrije keuze uitoefent en een koe verkoopt, accepteren dat er ook afgeroomd wordt.

De voorzitter:

Mevrouw Kluit, tot slot? U bent klaar. Vervolgt u uw betoog, meneer Schalk.

De heer Schalk (SGP):

Dank u wel, voorzitter. Op het terrein van fosfaat en stikstof worden de meest precieze maatregelen getroffen tot 0,001 mol per hectare, en hier moet het plotseling allemaal heel generiek. Ik begrijp dat we de huidige wet niet meer kunnen veranderen en wat mijn fractie betreft is dit beter dan niets. En we willen dat het nog snel wordt ingevoerd voor het afgelopen jaar. Ik dank daarvoor de collega's die meegeholpen hebben om dit wetsvoorstel in ieder geval met snelheid te behandelen. Mijn fractie heeft nog wel vragen over de toekomst.

Recente cijfers van het CBS laten zien dat zowel het fosfaat- als het stikstofplafond onderschreden wordt. Wil de minister kijken naar de verhoging van de afromingsvrije hoeveelheid naar bijvoorbeeld 200 kilogram? Mijn fractie pleit er tevens voor om het algemene afromingspercentage te verlagen van 20% naar 10%. In de wet staat dat het hoge afromingspercentage teruggebracht wordt als het totale aantal fosfaatrechten onder het melkveefosfaatplafond komt. Dat is nu nog niet het geval, maar afromingsvrije lease kon wel omdat een aantal fosfaatrechten voor de melkveehouderij wel onder het plafond zit. Het is mijn indruk dat Brussel meer lijkt te sturen op de daadwerkelijke productie van de melkveehouderij ten opzichte van het plafond dan op het totale aantal fosfaatrechten. Ook met 10% is nog steeds sprake van afroming. Mijn vraag is: wil de minister het verlagen van het afromingspercentage versnellen?

De heer Pijlman (D66):

De verlaging van 20% naar 10% is een bekend en oud standpunt van de SGP. Tegelijkertijd weet u dat wij nog steeds een derogatievraagstuk hebben waarover we met de Europese Unie aan het onderhandelen zijn. U weet dat we ook nog een nitraatvraagstuk hebben. Waarom komt u dan met dit soort voorstellen, die de problemen voor de boeren alleen maar verhogen?

De heer Schalk (SGP):

Ik vraag dat omdat er op dit moment ruimte is. We vragen de minister om daarnaar te kijken en die ruimte te benutten. We vragen hem om bij het afromingspercentage niet tot die 20% te gaan. Een simpele rekensom laat zien dat als je vijf koeien verkoopt, je er één kwijt bent.

De heer Pijlman (D66):

U beantwoordt mijn vraag niet. U wilt verder naar de randen. Terwijl we er in totaal boven zitten en een derogatievraagstuk hebben dat nog moet worden beantwoord, vergroot u de problemen. Ik vind dat onverantwoord gedrag van de SGP.

De heer Schalk (SGP):

Dat kan, maar ik probeer in te gaan op de posities die we op dit moment hebben en waar dit wetsvoorstel over gaat. Ik gebruik dit meteen om de vraag te stellen of de minister mogelijkheden ziet om te verlagen. Als hij daar niet voor voelt, horen we dat straks wel, maar het lijkt me gewoon een goede en open vraag. Zoals bekend, heeft de SGP ook geprobeerd om mee te bewegen daar waar het nodig was bij vorige wetsvoorstellen, maar we willen ook graag de ruimte voor de boeren zo goed mogelijk benutten.

De heer Karakus (PvdA):

Meneer Schalk, hoe belangrijk vindt u …

De voorzitter:

Via de voorzitter, meneer Karakus.

De heer Karakus (PvdA):

Hoe belangrijk vindt u het dat we onder het plafond zitten? Hoe belangrijk vindt u het dat we ver onder het plafond zitten?

De voorzitter:

Wilt u via de voorzitter praten?

De heer Karakus (PvdA):

Mijnheer de voorzitter, hoe belangrijk …

De voorzitter:

Ja, dank u wel. Het is wel helder. De heer Schalk, gaat uw gang.

De heer Schalk (SGP):

Ik denk dat de voorzitter er niets van vindt.

Voorzitter. Natuurlijk vindt mijn fractie het ook van belang dat we onder dat plafond zitten. De heer Karakus gaf in zijn interruptie bij mevrouw Faber aan dat we er naar zijn mening nog boven zitten. Ik denk dat we eronder zitten, maar we gaan dat zo meteen van de minister horen. Ik vind dat natuurlijk van belang, zoals ook heel veel boeren dat van belang vinden. Want die hebben al enorm veel geïnvesteerd om ervoor te zorgen dat wij met elkaar onder het fosfaatrechtenplafond terecht zijn gekomen. Ik prijs hen daarvoor. Mijn vraag nu is gewoon: daar waar er ruimte is? We hebben niet voor niets een plafond en als daar nu ruimte komt, kun je wel zeggen dat we gauw het plafond gaan verlagen, maar dan zit je zo meteen wel heel krap.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot slot, meneer Karakus.

De heer Karakus (PvdA):

Voorzitter. Volgens mij heeft niemand hier een pleidooi gehouden om zomaar het plafond te verlagen. Alleen binnen het stelsel — tijdens de technische briefing hebben we dat ook meegekregen — is het risico dat we weer boven of ver boven het plafond gaan zitten. Dat is het risico. Dat is wat wij iedere keer aanstippen. Dus vandaar ook die vraag hoe belangrijk u het vindt. Met andere woorden, als je naar het stelsel kijkt en naar het voorstel dat nu op tafel ligt, bent u dan wel zeker dat we daardoor geen extra fosfaatuitstoot krijgen? Dat is mijn vraag.

De heer Schalk (SGP):

Voorzitter. Natuurlijk ben ik daar niet zeker van, want op het moment dat die afroming weer plaatsvindt, komt dat fosfaat er nog wel bij. Zodra er afgeroomd wordt, heb je minder dieren en dus minder fosfaat. Dat is wel duidelijk en logisch, maar we spreken nu over boeren die gewoon geprobeerd hebben om zo goed mogelijk hun werk te doen en die nu onder het fosfaatrechtenplafond zitten. En nu zijn er een paar partijen in deze Kamer die zeggen: we zitten er wel onder, maar het zou toch geweldig zijn als ze er nog veel verder onder zitten en room dus maar af. Dat vind ik gewoon niet passend richting die boeren.

De heer Koffeman (PvdD):

We mogen in ieder geval vaststellen na alles wat nu gewisseld is, dat boeren tegen het plafond aan zitten. En tegen het plafond in de meest letterlijke zin, want die boeren weten niet meer wat ze moeten doen. Elke keer bedenkt de politiek nieuwe regels, nieuwe boekhoudkundige regels. Die boeren investeren in emissiearme stalvloeren, in het voerspoor, in luchtwassers en die boeren worden daar letterlijk gek van en verder dan dat zelfs. De vraag is of wij als politiek er goed aan doen om in die voortdurende toevoeging van extra maatregelen boeren in grotere problemen te brengen en dieren in grotere problemen te brengen.

De voorzitter:

De heer Schalk.

De heer Koffeman (PvdD):

Nog één ding, voorzitter. In 1988 zei de VVD: nog twee jaar en dan zal de uitstoot drastisch verminderd moeten worden, anders gaan we de veestapel fors inkrimpen. Daar is helemaal niets van gekomen. Dat mogen wij ons allemaal aantrekken.

De heer Schalk (SGP):

Ik ben geen lid van de VVD; dus die laatste opmerking laat ik dan toch maar even bij de heer Van Ballekom. Als hij daarop wil reageren, maar dat wil hij liever niet, denk ik. Ik ben het met de heer Koffeman eens dat de boeren gek worden van al die maatregelen. Dat worden ze ook van dat gereken en dat gedoe rondom dat ene meetmoment. Dit is juist een kleine oplossing voor hen, want hier hoeven ze dus even juist niet dol te worden van weer allerlei moeilijke ingewikkelde berekeningen, omdat ze een beetje ruimte krijgen om flexibel om te gaan op dat meetmoment met de fosfaatrechten.

De voorzitter:

Ik ga nu toch de heer Schalk de kans geven om zijn betoog af te maken. De heer Koffeman, nog een korte vraag?

De heer Koffeman (PvdD):

Over dat kleine beetje ruimte. We weten dat we te maken hebben — en dat is niet te verwijten aan de boeren, maar aan de regelgeving — met een grote mate van fraudegevoeligheid in die bedrijfstak. We weten van dat hele I&R-schandaal, waarbij honderden processen-verbaal zijn geweest …

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

De heer Koffeman (PvdD):

… dat dit was omdat boeren geen kant uit konden. Met een aanscherping van die regelgeving maken we het de boeren nog moeilijker. Dus de partijen die bepleiten dat we het de boeren makkelijker moeten maken, maken het de boeren moeilijker. Dat is mijn punt.

De voorzitter:

Dank u wel, en vervolgt u dan uw betoog, meneer Schalk.

De heer Schalk (SGP):

Voorzitter. Ik denk dat de heer Koffeman en ik van mening verschillen over wat er makkelijker is voor boeren. Is het makkelijker voor ze om die afroming te hebben op het moment dat ze wel of niet moeten bijleasen of is het makkelijker voor hen om deze methode te gebruiken, waardoor ze hun bedrijfsvoering misschien meer in balans kunnen houden? Ik denk dat ik weet wat de boeren willen.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

De heer Schalk (SGP):

Die zullen blij zijn met deze maatregelen.

Ik heb ook een technische vraag. Klopt het dat de fosfaatrechten die nu na afroming opzijgezet worden voor de fosfaatbank, wel ook afgetrokken mogen worden van het totaalaantal rechten? En nog een heel cruciale vraag, omdat met name voor grote bedrijven de 100 kilo onvoldoende kan zijn: is die 100 kilo echt het maximale, of ziet de minister ook ruimte om dat te verhogen als uit de cijfers blijkt dat problemen voor de grotere bedrijven niet worden opgelost?

Voorzitter. De minister heeft nadrukkelijk gevraagd om dit wetsvoorstel snel te behandelen zodat het over 2021 en 2022 nog met terugwerkende kracht kan worden gehanteerd. Is de minister bereid om in de loop van dit voorjaar deze Kamer te informeren of deze wet heeft gedaan wat hij moest doen?

Tot slot. In de sector is veel onzekerheid over de nieuwe derogatie. Daar komt misschien pas in de zomer duidelijkheid over, terwijl het bemestingsseizoen dan al volop aan de gang is. Op welke wijze gaat de minister voorkomen dat boeren afgerekend worden op trage besluitvorming?

Voorzitter, ik zie uit naar de antwoorden.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Schalk. Dan is het woord aan de heer Pijlman namens D66.

De heer Pijlman (D66):

Dank, voorzitter. Allereerst wil ik de minister van LNV, Staghouwer, feliciteren met zijn benoeming en hem heel veel succes wensen. Minister, u hebt de mooie taak de landbouw naar een duurzame toekomst te begeleiden. Daartoe wordt u gesteund door een ambitieus regeerakkoord en veel middelen om boeren te helpen verduurzamen, zodat landbouw en veeteelt in een dichtbevolkt land mogelijk blijven en de natuur niet langer lijdt onder te veel stikstof en mestuitstoot. En dat is nodig. Heel snel nodig, want alwéér lijken we in een positie te komen waardoor bouwactiviteiten bijvoorbeeld moeten worden stilgelegd vanwege de stikstofuitstoot en de verschraling van de kwetsbare natuur.

Voorzitter. Ik ken de minister als gedeputeerde in Groningen die in een grote crisis de rug recht wist te houden, maar ook altijd oog had voor de belangen van boeren. Dat kan helpen om dit ministerschap tot een succes te maken. De D66-fractie wenst u daartoe veel wijsheid.

De vraag die nu voorligt is of het voorliggende wetsvoorstel een steuntje in de rug is om de landbouw te verduurzamen of opnieuw een nieuwe hindernis opwerpt. Het wetsontwerp bevat drie onderdelen die wel samenhang vertonen maar ook weer grote verschillen. Waarom zijn de drie onderdelen samengevoegd in één wetsvoorstel, vraag ik de minister. In de vorige periode van deze Kamer namen wij de motie-Hoekstra aan, ingediend door de huidige minister van Buitenlandse Zaken, om daar heel terughoudend mee te zijn, zodat de senaat ieder voorstel, ieder onderdeel op zijn merites kan beoordelen.

De eerste kwestie die voorligt is de jongveeregeling, die in juli 2018 in werking trad en nu herzien moet worden door een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Het moet duidelijker voor de boeren worden voor welke dieren fosfaatrechten nodig zijn en voor welke niet. Het voorstel maakt dit helder voor zowel boeren als handhavers. Is het voorstel nu opnieuw juridisch getoetst op die handhaafbaarheid, vraag ik de minister.

Ik sla het tweede onderdeel even over.

Het derde voorstel, de renovatielease, kan het nieuwe kabinet helpen zijn ambities zoals geformuleerd in het regeerakkoord, te verwezenlijken. Immers, verplaatsen van boerderijen zal de komende jaren een instrument zijn om natuurbehoud te realiseren, naast een forse vermindering van de veestapel. Om te bepalen of de uitwerking uitvoerbaar is, is een AMvB nodig. Daarin moet ook de handhaafbaarheid worden geregeld. Kan de minister toezeggen dat de AMvB ook aan deze Kamer wordt voorgelegd?

Dan kom ik op de tweede maatregel, waar de D66-fractie veel moeite mee heeft, de 100 kilo afromingsvrije lease, de invulling van een aangenomen motie van VVD en CDA in de Tweede Kamer uit 2019. Dit wetsvoorstel is nog door het vorige kabinet ingediend. Onze fractie beoordeelt het nu in het licht van het regeerakkoord van het nieuwe kabinet. Draagt dit voorstel bij aan de doelstellingen of bemoeilijkt het juist de landbouw- en veeteelttransitie? Laten we eerst vaststellen dat door de 100 kilogram afromingsvrije lease de totale milieubelasting door stikstof en fosfaat in theorie niet toeneemt. Dat is positief. De memorie van toelichting meldt dat het voorstel boeren iets meer flexibiliteit wil geven. Als een paar koeien bijvoorbeeld iets eerder kalven dan gepland, dan kan de boer al een fosfaatprobleem krijgen, zegt de memorie van toelichting. Door heen en weer terugleasen binnen een kalenderjaar mogelijk te maken, kan dat probleem worden opgelost.

Je zou kunnen zeggen: wie kan daartegen zijn? Maar waarom het vorige kabinet dan gekozen heeft voor 100 kilogram aflossingsvrije lease per bedrijf per jaar, begrijpen wij niet. De gemiddelde boer heeft in Nederland 105 koeien. Dat is internationaal bijzonder fors, dus een paar kilo per bedrijf zou genoeg moeten zijn om die boer te helpen. Een koe stoot gemiddeld — ik ben een beetje plastisch, maar het is niet anders — 0,7 kilo fosfaat uit. Je komt dan op 73,5 kilo per gemiddeld bedrijf, dus ook grotere bedrijven zouden geholpen zijn met bijvoorbeeld 10 kilo extra op leasebasis, maar de regering kiest voor het tienvoudige. Waarom komt u met dit voorstel? Er is immers aan de 100 kilo fosfaatvrije lease één groot nadeel verbonden: de opbouw van de fosfaatbank neemt met 10% af, terwijl u die fosfaatbank zeer nodig heeft om ervoor te zorgen dat de circulaire landbouw eindelijk de wind in de zeilen krijgt.

In de memorie van antwoord zegt u op mijn vraag dat het voorstel inderdaad de fosfaatbank met 10% minder vult, maar dat u dat aanvaardbaar vindt gezien de beoogde flexibiliteit. Nou, dat mag u mij nog eens uitleggen. Waarom een instrument dat u zeer nodig heeft verzwakken, terwijl het ook prima anders had gekund door ieder bedrijf enige ruimte te gunnen? Het voorstel leidt er ook toe dat er minder krimp ontstaat van het mestoverschot, terwijl u in de memorie van antwoord toegeeft dat u niet weet of het zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn wel genoeg reductie geeft en u daarover in onderhandeling bent met de Europese Commissie. U schrijft zelfs dat het nodig kan zijn om met aanvullende voorstellen op de mestwetgeving te komen om de doelstelling te halen. Als u dat schrijft, dan denk ik dat u het vermoedt.

Dit voorstel richt zich op fosfaat, maar we zullen toch echt integraler moeten kijken naar vermindering van stikstof, fosfaat en nitraat. Om derogatie te behouden — en die heeft Nederland met onze landbouw en veeteelt, die ook veel moois doen, absoluut nodig — hebt u een goedgevulde fosfaatbank nodig die de transitie naar grondgebonden landbouw en veeteelt mogelijk maakt. Dat is de toekomst van de landbouw in Nederland, dat is perspectief voor jonge boeren, terwijl de bank met dit voorstel in omvang afneemt. Wij vinden dat eerlijk gezegd onbegrijpelijk in het licht van het regeerakkoord. Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. Wie dit wetsvoorstel leest, valt opnieuw op dat de gemiddelde boer in Nederland gebukt gaat onder een enorme regeldruk die bijna onuitvoerbaar en voor de toezichthouder ook niet handhaafbaar is. Dit voorstel voegt weer nieuwe regeltjes toe. D66 wil toe naar een forse afname van de veestapel, een echt circulaire landbouw en veeteelt, en voor de boeren perspectief en veel minder regels. Voorlopig is mijn oordeel dat dit voorstel, zeker het tweede onderdeel daarvan, daartoe niet bijdraagt, maar ik laat mij uiteraard graag overtuigen door de minister en wacht zijn beantwoording af voordat wij met een definitief oordeel komen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Pijlman. Dan is nu het woord aan de heer Koffeman namens de Partij voor de Dieren.

De heer Koffeman (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. Vandaag spreken we over een tamelijk ingewikkeld stelsel van fosfaatrechten, over het kopen en verkopen, over het leasen en verleasen. Dit beleid kent alleen maar verliezers, maar dan met een z. het leven van de boer wordt steeds gecompliceerder, net als dat van zijn dieren.

In het verleden lieten we koeien grazen in grazige weiden, waar ook weidevogels zich zeer thuis voelden, en kon de boer een goede boterham verdienen, een periode waar het agrarisch gezinsbedrijf goede herinneringen aan heeft. Geen cowmunities met honderden dieren die jaarrond op stal staan en op die manier grazen in voormalig regenwoud, geen oerwoud van steeds weer veranderende regelgeving.

Al in 1988, ik zei het zojuist al, gaf de VVD de agrarische sector twee jaar de tijd — ik herhaal: twee jaar de tijd — om zélf te zorgen voor terugdringing van de uitstoot van ammoniak uit dierlijke mest. Mochten technische maatregelen toch onvoldoende blijken, dan zou krimp van de veestapel bespreekbaar zijn voor de VVD. Sindsdien heeft de VVD het daar nóóit meer over gehad. Er kwam niets van, en dat terwijl de melkveehouderij oorzaak is van tal van problemen in ons land, zoals stikstof, fijnstof, broeikasgassen, fosfaatproblemen, natuurproblemen, mestproblemen en problemen voor het oppervlaktewater. Allemaal problemen die verkleind zouden kunnen worden met een verkleining van het aantal dieren in ons meest veedichte land ter wereld, maar die keer op keer tegemoet getreden worden met symptoombestrijding. Luchtwassers, emissiearme stalvloeren — ook wel tovervloeren genoemd — en een eiwitarm voerspoor dat de emissies zou moeten beperken.

Koeien moeten steeds meer melk leveren en raken letterlijk steeds sneller opgebrand. Koeien zouden makkelijk twintig jaar oud kunnen worden, maar gaan na vier jaar naar de slacht, nadat ze viermaal kunstmatig drachtig zijn gemaakt en hun kalfje direct na de geboorte kwijtraken omdat hun melk een ándere bestemming moet krijgen. Hún moedermelk wordt verkocht voor drie dubbeltjes per liter. En intussen stapelen de problemen zich op en raken duurzame oplossingen steeds verder uit beeld.

Mag ik u meenemen naar de voorspelde problemen die voortvloeien uit het aangepaste voerspoor? Siert-Jan Boersema, dierenarts bij Dierenkliniek De Rijp, geeft aan dat de koeien als gevolg van de symptoombestrijding lijden aan fosfortekorten, tobben met hun gezondheid, met kreupelheid en melkziekte, soms met dramatische gevolgen, zoals afvoer of sterfte. Een combinatie van centraal vastgestelde bemestingsnormen, droge zomers en een beperkt fosforgehalte in ruwvoer en krachtvoer, met fosfortekorten voor de dieren tot gevolg. Deskundigen spreken van een neerwaartse spiraal als gevolg van overheidsmaatregelen.

Folkert Postma, dierenarts bij Dierenkliniek Wolvega, zag in twee jaar 30 koeien afgevoerd worden in zijn praktijk met botbreuken en peesbeschadigingen als gevolg van een te hoge melkproductie en het daarmee gepaard gaande verlies van fosfor en daarmee samenhangende gezondheidsproblemen. Gecompliceerde regelgeving heeft méér oog voor Europese regelgeving, derogatie en het terugdringen van normoverschrijdende, grensoverschrijdende bedrijfsvoering, maar doet boeren en dieren ernstig tekort.

Ik spreek met enige regelmaat met melkveehouders en hoor daar keer op keer dat ze radeloos worden van steeds hogere investeringen die uit de regelgeving voortvloeien. Het aantal melkveehouders dat kiest voor verkoop van het bedrijf en daaropvolgende emigratie stijgt explosief. Volgens recente gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek zal het aantal melkveehouders in de komende tien jaar met 30% dalen, overigens zonder dat het aantal dieren daarmee substantieel zal afnemen. Dat maakt het zo wrang dat de aangepaste systematiek die we vandaag bespreken niet gericht is op verbetering van de situatie maar op business as usual, zelfs als we weten dat we geen tijd hebben om echte maatregelen uit te stellen en zelfs als we weten dat procrastinatie op het gebied van echte maatregelen een kostbare vergissing zal zijn. De reconstructie van Martin Kuiper en Rik Rutten in de NRC van gisteren was een veelzeggend inkijkje in hoe de nieuwe bestuurscultuur inwerkt op de stikstofaanpak of, liever gezegd, daaromheen werkt. Iedereen wist dat de stikstofaanpak in het coalitieakkoord bij lange na niet toereikend zou zijn om noodzakelijke doelstellingen te bereiken. Het voert voor dit debat te ver om dat uitvoerig te bespreken, maar de bottomline is: we doen niet wat nodig is. We schuiven met doelstellingen, maatregelen en budgetten omdat het onmogelijk lijkt om met de coalitiepartners, met tegengestelde belangen en opvattingen, tot een vergelijk te komen, en we laten de problemen zoals ze zijn. Vanmorgen stond in de Volkskrant nog een grote bevestiging van hetzelfde verhaal. Business as usual, het spreekwoordelijke herschikken van de stoelen op het dek van de Titanic. Het lost niks op, maar het houdt je van de straat. Dat roept vragen op waarover we het tijdens dit debat moeten hebben en die idealiter eindelijk tot klaarheid gebracht zouden moeten worden.

Voorzitter, terug naar de fosfaatrechten en de handel daarin. De eerste vraag die gesteld zou moeten worden, is of het verstandig is om een zo complex en moeilijk handhaafbaar systeem op te tuigen in een sector die onder grote druk staat en — mede daardoor? — zeer fraudegevoelig is. De identificatie- en registratiefraude uit 2018 ligt nog vers in het geheugen en hing nauw samen met het fosfaatreductiestelsel. Er werden 140 processen-verbaal opgemaakt door een zeer onderbezette en overbelaste NVWA. In het voorliggende wetsvoorstel, dat overigens tot stand kwam na een vernietigende uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, is andermaal sprake van een vrijwel onontwarbare puzzel van vleeskoeien, melkkoeien, zoogkoeien en koeien die bedoeld zijn om kalfjes te krijgen, kortom, met alle risico op verwarring en mogelijke fraude. Tijdelijke fosfaatleasecontracten die al dan niet mogen worden afgeroomd bieden de schijn van exactheid, maar bieden geen enkele oplossingen voor de problemen van de natuur die samenhangen met de fosfaatrechten, met de problemen met het oppervlaktewater, met de uitstoot van stikstof en broeikasgassen. De minister heeft ons in de schriftelijke vragenronde laten weten dat de regeling geen enkel effect zal hebben op het aantal dieren, geen enkel effect op de kwaliteit van de natuur en geen effect op de grote uitdagingen waar juist dit kabinet op dit moment voor staat en waarvan we mogen verwachten dat ze eindelijk opgelost zullen worden en niet langer doorgeschoven.

Wat betreft het artikel in NRC van gisteren over de wankelmoedige omgang met het stikstofprobleem: kan de minister aangeven waarom in het kader van deze wet niets gedaan is om de reikwijdte ook van invloed te laten zijn op het aantal dieren dat gehouden wordt en op de staat van de instandhouding van de natuur rondom de betrokken bedrijven? Kan de minister aangeven hoe een gebrekkige handhavingscapaciteit klaarheid kan brengen in een complex en fraudegevoelig systeem van verrekeningen? De Programmatische Aanpak Stikstof ligt nog vers in het geheugen. Toen mijn collega Esther Ouwehand in de Tweede Kamer tijdens het debat opmerkte dat de PAS nooit stand zou kunnen houden bij de rechter, zei een van de architecten van de PAS, Ger Koopmans van het CDA, en ik citeer: nou, dan hebben onze ondernemers er toch maar mooi een aantal jaren van geprofiteerd. Dat is exact het kortetermijndenken dat ons in de huidige problemen heeft gebracht. Door het kortstondige genoegen van ondernemers die er toch maar mooi een paar jaar van geprofiteerd hebben, ligt nu de bouw stil en zijn er tal van problemen die makkelijk voorkomen hadden kunnen worden.

Voorzitter. Hoe ziet de minister het feit dat boeren nu weer diep in de fosfaatboekhouding moeten duiken en zodra ze net aan die systematiek gewend zullen zijn, te horen gaan krijgen dat er andere opgaves te vervullen zijn op het gebied van stikstof, fijnstof, uitkoop, broeikasgassen, falende technische maatregelen, derogatie die onder druk staat, natuurdoelstellingen en verkleining van het aantal dieren? Dat staat boeren allemaal te wachten. Als we nu onze kop in het zand steken, doen we die boeren dus ernstig tekort.

Voorzitter. Ik noem ook de dierenwelzijnsproblemen en een eindelijk gehandhaafd verbod op het naar het slachthuis transporteren van hoogdrachtige dieren, wat nog steeds gebeurt. Kortom, waarom worden de problemen niet integraal aangepakt, maar alleen in termen van salamipolitiek ten koste van boeren en dieren? Kan de minister hier en nu een tipje van de sluier oplichten — daar hebben we geen beleidsdebat voor nodig; ik ben het zeer met collega Kluit eens dat we het probleem integraal zullen moeten benaderen — in welke richting het kabinet eindelijk de stikstofproblemen wil gaan oplossen, hoe het kabinet de natuurdoelstellingen wil gaan halen, hoe het kabinet het aantal dieren in de Nederlandse veehouderij wil gaan verminderen, en aan welk aantal we als einddoel mogen denken? Dat moet toch bespreekbaar zijn. Hoe wil het kabinet nieuw perspectief bieden aan agrarische gezinsbedrijven, waarvan er nu zes tot zeven per dag stoppen door gebrek aan perspectief? Hoe wil het kabinet de lasten van stikstof, broeikasgassen, fijnstof en natuuropgaven verdelen over de verschillende sectoren, niet alleen de landbouw, maar ook de andere sectoren? Maak daar keuzes in en maak duidelijk hoe die keuzes zullen luiden. Op dit moment denken de luchtvaartindustrie en de agrarische sector dat ze de dans zullen ontspringen, maar op enig moment zal iemand in moeten binden.

Hoe gaat het kabinet kringlooplandbouw realiseren, terwijl er nog steeds grote hoeveelheden krachtvoer worden geïmporteerd uit voormalig regenwoud? Gaan we die import van soja stoppen? Gaan we daar heffingen opleggen? Kan het kabinet daar helderheid over geven? Je kunt wel kringlooplandbouw nastreven, maar hoe ga je dat praktisch gestalte geven?

Is het kabinet van mening dat Nederland de slager en de melkboer van de wereld kan blijven, terwijl we zien dat het productiesysteem vastloopt, omdat we zwaar belast worden met milieu- en natuurproblemen die in combinatie met de huidige bedrijfsvoering onhoudbaar blijken? Kan de minister aangeven op welke wijze hij sanering van het aantal dieren in de veehouderij wil laten samenvallen met het verkleinen van pandemische risico's die virologen als Thijs Kuiken en Marion Koopmans zien in samenhang met de veehouderij en met name met de veedichtheid? Welk percentage van de productie van dierlijke producten zou wat de minister betreft voor binnenlands gebruik moeten zijn en welk percentage voor export? We hoeven geen cijfers tot achter de komma te horen, maar een streefpercentage zou toch heel welkom zijn in het kader van "regeren is vooruitzien"?

De meest prangende vraag van vandaag is wat mij betreft de vraag wanneer het kabinet komt met een integrale aanpak waar boeren en burgers van in beweging komen. Dan heb ik het over een beweging die de goede kant uitgaat voor wat betreft de verkiezingsbeloftes en beleidsdoelstellingen. Wanneer kunnen boeren daar eindelijk zekerheid aan ontlenen? Wanneer gaat het kabinet openlijk kritiek geven in Brussel op het feit dat er in de veehouderij wordt gestuurd op remmen en gasgeven tegelijk? Ik noem de Green Deal die veelbelovend is op het gebied van de eiwittransitie, maar die tegelijkertijd keihard wordt afgeremd met subsidies voor de promotie van vlees en zuivel. Voor burgers zijn dat onbegrijpelijke contradicties. Het kabinet heeft ook aangegeven daar niet veel in te zien, maar wat gaat het kabinet actief doen in Brussel om daar een eind aan te maken?

Voorzitter. We mogen de fosfaatboekhouding niet de bliksemafleider laten zijn van echt beleid dat ziet op het behalen van echte afrekenbare doelen die niet leiden tot stilstand in de doelen die we onszelf en elkaar gesteld hebben, maar tot het direct behalen van doelen na een periode van eindeloos uitstel. Geen toekomstmuziek waar we ooit nog wel eens over zullen spreken, maar realistische doelen die we nu ter hand kunnen nemen.

Voorzitter. Ik zie uit naar de beantwoording van onze vragen door de minister.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Koffeman. Dan is nu het woord aan de heer Janssen namens de SP.

De heer Janssen (SP):

Voorzitter, dank u wel. Als eerste ook de felicitaties van mijn fractie aan de minister met zijn benoeming. Persoonlijk is het voor mij een warm weerzien met de minister, zij het beiden in een andere functie.

Voorzitter. Hoeveel pleisters kun je op een open wond plakken en hoe zinvol is dat? Hoe zinvol is een pleister plakken nog na twee jaar? Want dat is wat er nu wordt voorgesteld. Dit wetsvoorstel is immers een reactie op een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven uit april 2019 dat een beleidsregel uit 2018 van tafel veegde. Mijn eerste vraag is dan waarom er niet meteen is gekozen voor een wetswijziging. Mijn tweede vraag is of de wetswijziging nog past bij de gewijzigde werkelijkheid waar wij inmiddels in leven. 2022 is geen 2018 of 2019 meer in de wereld van fosfaat en stikstof. Is deze voorgestelde wetswijziging werkelijk nog de oplossing voor de problemen waar we nu voor staan, of vergroot die het probleem juist? En wat is er de afgelopen twee jaar gebeurd sinds de uitspraak van het College van Beroep? De minister geeft zelf aan dat dit wetsvoorstel bedoeld is om voor veehouders en handhavers duidelijk te maken voor welke dieren fosfaatrechten nodig zijn. Maar hoe was de praktijk dan in de afgelopen twee jaar? Was er geen handhaving, in afwachting van dit wetsvoorstel? Was het vrijheid, blijheid? Graag een reactie en een terugblik van de minister.

Voorzitter. Een citaat. "Voorliggend wetsvoorstel ziet op enkele wijzigingen in het stelsel van fosfaatrechten die geen gevolgen hebben voor het behalen van het doelbereik van de Nitraatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water", aldus de minister. Dat de maatregelen geen positieve gevolgen hebben voor het behalen van de doelen van bijvoorbeeld de Nitraatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water, stelt mijn fractie teleur. Wij vinden dat een gemiste kans. Kunnen wij het ons werkelijk nu nog veroorloven om eendimensionale maatregelen te nemen, vraag ik de minister. Waarom is niet gezocht naar een mogelijkheid om de maatregelen een positief effect te laten hebben?

Of er geen negatieve gevolgen zijn — "de milieudruk is neutraal", in de woorden van de minister — zal trouwens in de praktijk nog maar moeten blijken. Dat hangt af van uitvoering, naleving en toezicht. Papier versus realiteit. Als de wijzigingen milieuneutraal zijn, betekent dit dat iedere overtreding zal leiden tot een negatief effect op de te behalen doelen van de Nitraatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water bijvoorbeeld. Hoe zit het dan met het verslechteringsverbod van de Vogel- en Habitatrichtlijn als overtredingen een negatief effect hebben, vraag ik de minister. Heeft de minister dit werkelijk zo besproken in Brussel? Is wat hetgeen hier nu voorgesteld wordt in dit wetsvoorstel, toekomstbestendig, gelet op aankomende verscherpingen? Of gaan we nu iets regelen wat binnenkort weer moet worden teruggedraaid?

Voorzitter. Mijn fractie heeft grote twijfels over de uitvoerbaarheid en met name de handhaafbaarheid van dit wetsvoorstel. In zijn algemeenheid leidt het opnemen van uitzonderingen in wetten zelden tot meer duidelijkheid en eenduidigheid. Het leidt vooral tot meer rafelranden in de uitvoering en de handhaving. In ieder hoekje kan dan wel een gaatje gevonden worden. De antwoorden van de minister in de nota naar aanleiding van het verslag over toezicht en handhaving stellen mijn fractie zeker niet gerust. Om strafrechtelijk te kunnen handhaven, zal namelijk eerst een overtreding moeten worden opgespoord en zal de overtreding moeten worden vastgesteld. Dan pas komen het Openbaar Ministerie en de strafrechter in beeld.

Kan de minister mij aangeven hoeveel extra menskracht er beschikbaar is gemaakt bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en vooral ook bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit voor toezicht en handhaving op de voorgestelde wijzigingen? Die zijn namelijk best complex. Of doen die al overbelaste diensten dit er nog bij? Wat verwacht de minister daar dan van? Wat mag hij ervan verwachten? Heeft er overleg plaatsgevonden met het Openbaar Ministerie over eventuele vervolging? Ook daar is immers een schrijnend tekort aan capaciteit. Hebben ze daar überhaupt de capaciteit om eventueel tot vervolging over te gaan als het zover zou komen?

Voorzitter. Voor situaties waarin een bedrijf zijn fosfaatrecht heeft overschreden, geeft de Meststoffenwet de minister de bevoegdheid om te bepalen dat het gehouden melkvee op enig moment de door hem vastgestelde hoeveelheid niet mag overschrijden. Dit wordt dan bestuursrechtelijk gehandhaafd, zegt de minister, bijvoorbeeld door middel van een last onder dwangsom. Nu klinkt een last onder dwangsom, weet ik uit ervaring, altijd stoer, maar een last onder dwangsom ziet toe op het ongedaan maken van een situatie in strijd met de wet binnen een bepaalde termijn, als de dwangsom tenminste hoog genoeg is om effect te hebben, want te lage dwangsommen in een lange reeks zijn gewoon een vorm van gedogen. Maar het kwaad is dan al geschied, die extra productie en de uitstoot, en het negatieve effect daarvan dus ook. Dat kan ook niet meer ongedaan worden gemaakt, dus is er een blijvend negatief effect. Kan de minister aangeven hoe hij deze bevoegdheid gaat invullen? Ziet hij die als discretionaire bevoegdheid of als een handhavingsplicht?

Voorzitter, afrondend. Het bevreemdt mijn fractie dat er na de uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven in 2019 niet eerder de noodzaak is gevoeld om de foutieve inschatting van de beleidsregel bij wet te repareren. Ik vind het ook tekenend dat er eerst gekozen is voor een beleidsregel. Ik vind dat een foutieve inschatting. Daarnaast is de wereld voor wat betreft nitraat en stikstof ondertussen ook nog eens stevig veranderd. Niettemin zet de minister in op een wetswijziging met neutrale milieudruk, terwijl iedere stap die wij zetten, zou moeten bijdragen aan het oplossen van het fosfaatprobleem, en niet aan het in stand houden ervan. Zorgen over de uitvoering en handhaving maken dat mijn fractie de verwachting heeft dat de nu voorgestelde wijzigingen alleen op papier neutraal zullen zijn voor het milieu. In werkelijkheid zal iedere overtreding een overschrijding betekenen en die brengen ons alleen maar verder af van ons doel. Voor mijn fractie ligt de oplossing dan ook niet op een Haags bureau, maar op het boerenerf.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Janssen. Die overschrijdingen, die ... Mevrouw Kluit.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Ik heb een vraag aan de heer Janssen, want hij gaat nadrukkelijk in op de negatieve gevolgen van slechte handhaving en de opvolging daarvan. Maar inherent aan het voorstel is volgens mij een verslechtering voor het milieu, door het krimpen van de opbouw van de fosfaatbank en het risico voor de derogatie dat erin zit. Derogatiebedrijven doen het beter voor de waterkwaliteit. Als we dat kwijtraken, kunnen we de gevolgen daarvan wel zien. Ziet de heer Janssen dat ook?

De heer Janssen (SP):

Ja.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

En deelt hij dan de analyse van de minister dat het een neutraal voorstel is?

De heer Janssen (SP):

Nee. Op papier kun je het zo buigen dat het neutraal lijkt, maar dat is dan op papier. Voor mijn gevoel is het dat straks in de praktijk niet. Je kunt in een boekhouding alles proberen recht te praten, maar ik denk dat het in de praktijk anders uit gaat werken. Ik deel dus de mening van mevrouw Kluit.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Janssen. Dan is nu het woord aan mevrouw Prins, namens het CDA.

Mevrouw Prins (CDA):

Meneer de voorzitter. Graag begin ik debat met het namens de CDA-fractie van harte welkom heten van de nieuwe minister van Landbouw, Natuur en voedselkwaliteit. Wij wensen hem succes toe bij zijn uitdagende opdrachten.

Voorzitter. De CDA-fractie is positief over de voorgestelde wijzigingen van het fosfaatrechtenstelsel. Als blijkt dat een onderdeel van de wet inzake de fosfaatrechten in de praktijk voor onduidelijkheden zorgt en deze niet kunnen worden opgelost door een beleidsregel, is het aan te bevelen om de wet aan te passen zodat die meer duidelijkheid biedt en daarbij ook beter uitvoerbaar is. In dat kader constateert onze fractie dat de boeren in ons land met veel meer onduidelijkheden en onzekerheden worden geconfronteerd. Dat zijn onzekerheden die veel verder gaan dan de meer praktische onderwerpen van vandaag. Vele boeren zijn zoekende en in gespannen afwachting van de toekomstvisie van het kabinet op de landbouw. Vanuit welk perspectief kunnen zij hun eigen toekomstplannen maken? De CDA-fractie vraagt hier dringend aandacht voor.

Voorzitter. Het fosfaatrechtenstelsel wordt op drie onderdelen aangepast. Ten eerste is er een meer duidelijke definitie om te bepalen wanneer er voor jongvee wel of niet fosfaatrechten nodig zijn. Alleen voor jongvee dat bestemd is voor de slacht zijn geen fosfaatrechten nodig. In feite, zo begrijpen we, is dat een wettelijke beschrijving van de huidige praktijk. In de toelichting wordt aangegeven dat vleesveehouders met jongvee dat alleen voor de slacht is bedoeld, worden vrijgesteld van fosfaatrechten en dat zij hun fosfaatrechten dienen in te leveren. Betekent dit dat de fosfaatrechten worden ingeleverd bij de fosfaatbank, dat er vervolgens 20% wordt afgeroomd en dat het restant beschikbaar komt voor grondgebonden melkveehouderijen? Hebben wij het daarbij goed begrepen dat de handhaving van het onderscheiden van kalveren die wél voorbestemd zijn om te kalven en kalveren die voor de slacht bestemd zijn, goed te realiseren is?

Voorzitter. Een tweede wijziging betreft de invoering van de afromingsvrije lease tot maximaal 100 kilo, die te gebruiken is in één kalenderjaar. De CDA-fractie vindt het positief dat er een praktische oplossing is gevonden voor de praktijk van alledag. Soms produceren de dieren wat meer dan berekend en dan verwacht. Tegelijkertijd beseffen wij dat er geen verleiding mag zijn om hier weer de grenzen op te zoeken. Dat kan namelijk een negatief effect hebben op het fosfaatplafond en op de fosfaatruimte voor jonge melkveehouders. Wij verzoeken de minister om het gebruik van de afromingsvrije lease te monitoren en zo nodig in te grijpen.

Voorzitter. De laatste wijziging is het mogelijk maken van innovatielease via een algemene maatregel van bestuur. Ons inziens is dit een goede zaak. Als boeren hun bedrijf willen verbeteren ten faveure van een lagere footprint van CO2, stikstof en/of fosfaat, dan wel hun bedrijf willen verplaatsen naar gebieden die beter geschikt zijn, bijvoorbeeld niet meer in de nabijheid van Natura 2000-gebieden, zodat er een betere balans komt tussen natuur en landbouw, dan juicht de CDA-fractie dat toe. Graag vernemen wij of dergelijke voorwaarden onderdeel worden van deze algemene maatregel.

De heer Pijlman (D66):

Ik wil even terug in het betoog van mevrouw Prins, naar die 100 kilogram afromingsvrije lease. U sprak in uw inleiding over perspectief voor boeren, maar wat vindt u er dan van dat door die maatregel de fosfaatbank met 10% afneemt? Dat is juist de toekomst voor jonge boeren.

Mevrouw Prins (CDA):

Ik denk dat we hier een balans moeten vinden tussen de praktijk van alledag voor de boeren die nu aan het boeren zijn en aan de andere kant de fosfaatbank. Wij zoeken daar de balans. Ik denk dat met deze maatregel een goede balans is gevonden.

De heer Pijlman (D66):

U vindt het een goede balans dat het perspectief op de toekomst voor jonge boeren met 10% wordt teruggenomen?

Mevrouw Prins (CDA):

Ik denk dat we die 10% wel in het juiste perspectief moeten zien. Ik heb nog even gekeken. Volgens mij zijn we uitdrukkelijk goed onder het fosfaatplafond. Vanuit dat perspectief denk ik dat dit te accepteren is.

De heer Pijlman (D66):

We zullen het wel niet eens worden, denk ik.

Mevrouw Prins (CDA):

Dat denk ik ook.

De heer Pijlman (D66):

Het gaat me niet eens om het fosfaatplafond en die flexibiliteit snap ik ook. Het gaat me wel om de afname van de fosfaatbank, want die hebben we nodig om die transitie aan de gang te krijgen.

Mevrouw Prins (CDA):

Dat ben ik met u eens. Daarom geef ik ook aan en is ook mijn verzoek aan de minister om wel te monitoren in hoeverre het gebruik van die afromingsvrije lease niet ineens erg gaat groeien, maar dat het meer is in de lijn van de praktijk van alledag. Daar is ervaring mee opgedaan, zo lees ik in de antwoorden van de minister. Vanuit dat perspectief zeg ik dat als dat de basis is, we daarmee kunnen leven. Verdere groei — dat vraag ik ook uitdrukkelijk — moet gemonitord worden. Ik vraag de minister zelfs ook om daadwerkelijk in te grijpen als het nodig is.

De heer Karakus (PvdA):

Het gaat mij inderdaad om het laatste punt. Het is een goede uitspraak om te monitoren en in te grijpen waar nodig. Maar als het voorstel wordt aangenomen, zijn de boeren legaal bezig. Hoe ziet u dan ingrijpen? Wat verstaat u daar dan onder? Het is wel een mooi punt richting de minister, maar wat voor mogelijkheden ziet u zelf?

Mevrouw Prins (CDA):

Ik zie genoeg mogelijkheden, denk ik, net zoals de minister die ook zal zien. Op het moment dat ergens te fors gebruik van wordt gemaakt, ga je opnieuw kijken hoe je daarvoor maatregelen kunt nemen. Daartoe heeft de minister een ruim instrumentarium.

De voorzitter:

Meneer Karakus, bent u nog niet klaar, wilt u nog? Nee. Mevrouw Kluit.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Ik ben benieuwd naar de mening van de fractie van het CDA waarom het onderdeel afroming nodig is bij die lease. Het probleem zat in het op korte termijn rechten verkrijgen. Dan kan de lease een oplossing zijn. Maar waarom is naar de mening van het CDA daarop afroming ook nodig?

Mevrouw Prins (CDA):

Ik heb niet gezegd dat er afroming nodig is; we praten over een afromingsvrije lease. Ik stelde een vraag over de afroming. Die ging wat mij betreft over de fosfaatrechten die de vleesveehouders moeten indienen en moeten terugleveren. Dan is mijn vraag of er voordat het naar de fosfaatbank gaat, 20% afgaat zoals dat bij de andere fosfaatrechten ook het geval is. Die checkvraag heb ik aan de minister gesteld.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Ik zal mijn vraag anders stellen, want ik heb hem niet goed gesteld. Mijn vraag is eigenlijk waarom het naar de mening van het CDA nodig is dat het een afromingsvrije lease wordt. Waarom zou de oplossing niet gewoon zijn geweest om met een leaseconstructie te komen waarbij de prijs gewoon de prijs is en wel afgeroomd wordt? Dan hadden we het probleem in de fosfaatbank niet gehad. Zou dat niet beter zijn geweest?

Mevrouw Prins (CDA):

Nee, ik denk dat hier wordt gezocht naar een balans. Als we het hebben over de grens opzoeken, bieden we nu de boeren de mogelijkheid om op een nette wijze die wettelijk is toegestaan niet onmiddellijk gestraft te worden als er een keer een aantal dieren meer productie leveren dan is verwacht en gebudgetteerd. Als je dat niet gaat doen, denk ik en vrees ik dat boeren zich meer verleid zullen voelen om toch maar even te kijken hoe ze het kunnen regelen. Ik vind dit dus recht doen aan de praktijk van alledag, waarin het dier het ene jaar anders is dan het andere jaar. Wat dat betreft zijn het dus net een beetje mensen.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Het is mij nog niet helemaal duidelijk. Nu moet een boer als hij onverwacht iets extra heeft, toch fosfaatrechten bijkopen? Er is toch niet een legale manier waarop je een onverwachte toename kunt opvangen zonder dat je die rechten hebt?

Mevrouw Prins (CDA):

Nee, maar juist daarom worden die leaserechten daarop ingezet. Dat biedt een boer even de gelegenheid om te kijken of hij op een wettelijk toegestane manier de zaken kan regelen.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Nog één keer. Ja, dat snap ik. Maar mijn vraag is waarom dat afromingsvrije onderdeel dan nodig is. Als je het zonder afromingsvrij doet, blijft de prijs tussen lease en koop gelijk. Nu wordt de lease goedkoper en wordt het dus verleidelijker om dat permanent te gaan inzetten. Ik begrijp gewoon niet, en daarom vroeg ik u ernaar, waarom het nodig is om dat financiële voordeel eraan te verbinden.

Mevrouw Prins (CDA):

Ik zie daar geen financieel voordeel in omdat wij dit als een incidenteel iets zien. Dat is ook de reden — vanuit die incidentele aanpak, om de boeren op dat moment even te helpen — waarom wij de minister uitdrukkelijk vragen om dit wel te monitoren.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Kluit.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Maar dat staat nu niet in het voorstel. Dus dan is mijn vraag misschien aan u, maar ook aan de minister: zou dat dan wat u betreft in het voorstel of in een toezegging van de minister geregeld moeten worden?

Mevrouw Prins (CDA):

Ik denk dat wij die vraag niet voor niets stellen. Ik hoop daar ook een positief antwoord op te krijgen.

De heer Karakus (PvdA):

Even over circulaire landbouw. Meneer Pijlman ging daar al op in. Aan de ene kant is dit een keuze voor melkvee, dat meer ruimte krijgt, maar aan de andere kant gaat dit ten koste van circulaire landbouw en de verduurzaming van landbouw. Maar daarover hoor ik u niks zeggen. U maakt dus bewust een keuze voor melkvee en niet voor circulaire landbouw.

Mevrouw Prins (CDA):

Dat hoort u mij niet zeggen. Ik heb iets anders gezegd: ik vind het acceptabel dat de groei van de fosfaatbank met 10% minder gaat. Dat is wat ik heb gezegd.

De heer Karakus (PvdA):

Oké. Maar tijdens die technische briefing werd ook expliciet aangegeven dat dit ten koste gaat van verduurzaming van de landbouw, circulaire landbouw. Dat heb ik gevraagd en dat werd gewoon bevestigd. De consequentie van uw keuze is dat dit ten koste gaat van circulaire landbouw.

Mevrouw Prins (CDA):

Ik heb net aangegeven dat wij een balans zoeken tussen de praktijk van alledag en het verder stimuleren van de circulaire landbouw. Daar is ook die fosfaatbank voor. Wij zoeken de balans daarin.

De heer Karakus (PvdA):

Die balans zoekt u niet, want u maakt een keuze die ten koste gaat van circulaire landbouw.

Mevrouw Prins (CDA):

Nee, ik geef aan dat wij uitdrukkelijk een balans zoeken tussen de praktijk van het nu en de terechte plannen voor de toekomst, voor een circulaire landbouw.

De heer Karakus (PvdA):

Mijn laatste vraag: wat is dan de balans? Leg mij dat eens even uit, alstublieft.

Mevrouw Prins (CDA):

De balans is dat we de huidige boeren willen helpen als we incidenteel — dat is de vraag die ik ook aan de minister heb gesteld — laten zien dat wij recht doen aan de praktijk van alledag en tegelijkertijd keihard blijven werken aan het vullen van de fosfaatbank. Ik ben blij dat de rechten van de vleesveehouderijen teruggaan naar de fosfaatbank, waarmee er weer meer ruimte komt voor de jonge melkvee- en vleesveehouderijen.

De heer Karakus (PvdA):

Dat staat niet in het voorstel.

Mevrouw Prins (CDA):

In de toelichting van de minister heb ik dat wel gelezen.

De heer Karakus (PvdA):

Ik ben benieuwd wat de minister daarop gaat antwoorden. Dank u wel.

Mevrouw Prins (CDA):

Meneer de voorzitter. De CDA-fractie realiseert zich dat deze wijziging van het fosfaatrechtenstelsel een klein onderdeel is van het totale landbouwbeleid met nog vele vraagstukken, waaronder de derogatie, de Nitraatrichtlijn en vele andere vraagstukken in het hier en nu, en het perspectief voor de landbouw in ons land voor de lange termijn. Dat verdient grote aandacht: zorgvuldigheid, maar ook snelheid. De voorgestelde wijziging van het fosfaatrechtenstelsel wijzigt niets aan de doelstellingen van deze wet, zo blijkt ook uit de goedkeuring van de Europese Commissie, maar zorgt wel voor het aansluiten van de wet op de praktijk van alledag en verdient dan ook onze steun.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Prins.

Wenst een van de leden in de eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Dan zijn we hiermee aan het einde van de eerste termijn van de kant van de Kamer gekomen.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

We vervolgen dit debat later vandaag na de avondpauze.

De vergadering wordt van 10.34 uur tot 10.52 uur geschorst.

Naar boven