Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | nr. 2, item 7 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | nr. 2, item 7 |
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
- het wetsvoorstel Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap ter verlenging van de termijnen voor verlening van het Nederlanderschap en enige andere wijzigingen ( 33852 (R2023)).
(Zie vergadering van 26 september 2017.)
De beraadslaging wordt heropend.
De heer Nagel (50PLUS):
Voorzitter, dank aan u en de Kamer voor de gelegenheid van deze heropening. Wij hebben die aangevraagd om een in onze ogen nieuw gegeven met deze Kamer en de staatssecretaris te kunnen bespreken.
Afgelopen weekend plaatste een ons onbekend iemand een oproep aan een beperkte groep Nederlanders in het buitenland met het verzoek de Eerste Kamerfractie van 50PLUS ervan te overtuigen dat 50PLUS tegen het aan de orde zijnde wetsvoorstel 33853 moet stemmen. Het centrale thema is de wijziging dat Nederlanders die gehuwd zijn of die met een partner staan geregistreerd het naturalisatieproces niet vanuit het buitenland kunnen laten verlopen, maar dat de buitenlandse partner eerst drie jaar in Nederland moet wonen. Op deze oproep ontvingen wij maar liefst 800 tot 900 zelfstandige brieven, in uiterst redelijke bewoordingen, met een vaak goede onderbouwing van de eigen situatie. Zowel dit overrompelende aantal, in zeer korte tijd, als de schildering van de betekenis van de wetswijziging voor betrokkenen is voor ons reden geweest om de Kamer te verzoeken deze actuele gebeurtenis aan de staatssecretaris te mogen voorleggen.
We hebben een aantal brieven doorgestuurd. Het is waar dat ook wetsbepalingen die nu al gelden de briefschrijvers ernstig pijn doen. Maar dat is een reden te meer om ervoor te waken dat dit gevoel door nieuwe wijzigingen verder wordt vergroot. Dacht de politiek aanvankelijk dat dit maar een zeer beperkte groep raakt, hoewel die ook belangrijk is, het moet voor iedereen toch een openbaring zijn dat de ontevredenheid en de angst voor de toekomst zo massaal leven onder de bijna 1 miljoen Nederlanders in het buitenland.
Wij menen dat Den Haag deze signalen, wellicht door onbekendheid, sterk heeft onderschat en niet zonder meer kan negeren. De vele onderbouwde brieven laten een veelzijdige problematiek zien. Ik geef kort vier voorbeelden. De heer Jan Hendriks, Nederlander die in Peru woont en werkt, wil zijn oude dag graag in Nederland doorbrengen met zijn Peruaanse levensgezel, maar door deze wet wordt dat praktisch onmogelijk. De heer Jan Pieter Tromp, werkend in Oman en gehuwd met een Braziliaanse, maakt zich grote zorgen over het flinke aantal Nederlanders in zijn omgeving dat direct getroffen wordt. De heer Nieuwenhuis uit Canada heeft kinderen en kleinkinderen die in Nederland wonen. Hij wil op zijn oude dag met zijn partner naar zijn familie in Nederland terug, maar meent dat dit in de nieuwe wetgeving niet meer mogelijk zal zijn. Ten slotte een Nederlandse vrouw in de Verenigde Staten die kankerpatiënt is. Vanwege haar euthanasieverklaring wil zij op een gegeven moment naar Nederland kunnen terugkeren met haar partner, maar zij vreest dat dit onmogelijk wordt vanwege de eisen die gelden voor een verblijfsvergunning en de inkomenseisen. Zij lijdt in dubbel opzicht. Talrijke gezinnen, zo blijkt uit de brieven, waarvan de partner van de Nederlander zelfstandig in het buitenland is, zullen uit elkaar worden gedreven door inkomens- en verblijfseisen. Er worden eisen gesteld die in dit flextijdperk zeer vaak niet haalbaar zijn. In de toekomstige situatie moet de partner drie jaar langer wachten.
Wij zijn getroffen door de omvang en de ernst van de problemen die Nederlanders in het buitenland gaan raken als deze wet doorgaat. Het zijn reacties vanuit de praktijk en niet van achter het Haagse bureau. Wij verzoeken de staatssecretaris zijn visie op deze massale reacties en de inhoud ervan te geven. Wij vragen hem of hij bereid is dit wetsvoorstel dan ook terug te nemen.
De voorzitter:
Dank u wel, mijnheer Nagel.
Wenst een van de leden in derde termijn nog het woord? Ja, de heer Van Hattem. Ga uw gang.
De heer Van Hattem (PVV):
Voorzitter. Is het niet alleszins redelijk dat wie Nederlander wil worden, wie de Nederlandse nationaliteit wil verkrijgen, gewoon enkele jaren in het land gaat leven waar hij de nationaliteit van wil verkrijgen? Dat geldt evengoed voor mensen die dat via het huwelijk of een partnerschap willen verkrijgen. Dit sluit ook aan bij de termijn van samenwonen. De heer Nagel had dat in de memorie van toelichting al kunnen vinden. Daarvoor is dezelfde driejaarstermijn gesteld. Desalniettemin is er bij ons toch enige verbazing over het feit dat 50PLUS hier op dit moment een groot punt van maakt, want we hebben 50PLUS noch in de Tweede Kamer noch in de voorbereiding in de Eerste Kamer over dit onderwerp gehoord. Nu komt er een voorgekauwde conceptbrief binnen — we zien in alle brieven heel vaak dezelfde regels terugkomen — en vinden de heer Nagel en 50PLUS het blijkbaar nodig om daarop aan te slaan.
Mevrouw Stienen (D66):
Even een correctie op wat de PVV-collega zegt. Hij doet de heer Nagel toch ernstig tekort. Vorige week tijdens een interruptie heb ik de heer Nagel inderdaad gevraagd hoe hij aankijkt tegen de kwestie van Nederlanders met niet-Nederlandse partners in het buitenland. Ik was verbaasd dat hij de kwestie niet noemde, maar toen zei hij: ik onderschrijf volledig wat uw fractie daarover heeft gezegd. Dat had ook te maken met de spreektijd. Wij hebben de heer Nagel vorige week dus wel heel goed gehoord over dit thema.
De heer Van Hattem (PVV):
Dat was inderdaad pas vorige week, maar zoals ik zei, noch in de Tweede Kamer noch in de schriftelijke voorbereiding heeft 50PLUS hier ook maar iets over naar voren gebracht. Wat ze nu doen, is toch proberen een wetsvoorstel te blokkeren dat nog enigszins een dam moet opwerpen tegen de massa-immigratie. Die massa-immigratie is gewoon slecht voor onze Nederlandse ouderen. 50PLUS bewijst onze Nederlandse ouderen hiermee geen dienst. We hebben het — dat blijkt uit cijfers van het CBS — over 22.000 naturalisaties per jaar, waarvan de grootste groepen bestaan uit onder andere Marokkanen, Turken en Irakezen. Dat zijn niet de groepen die het meest bijdragen aan onze welvaartsstaat. Integendeel, de prijs die hiervoor moet worden betaald, is hoog en dat gaat ten koste van onze Nederlandse ouderen. Dat partijen als D66 van mevrouw Stienen een kosmopolitisch concept hebben van nationaliteit wil nog niet zeggen dat het Nederlanderschap als een belangrijke waarde, waarbij deze wet eisen stelt om aan dat Nederlanderschap te voldoen, zo maar terzijde kan worden geschoven. Mijn oproep aan de heer Nagel is om dit wetsvoorstel toch vooral te steunen en op te komen voor onze Nederlandse ouderen.
De voorzitter:
Dank u wel, mijnheer Van Hattem.
Wensen nog anderen het woord te voeren? Mevrouw Wezel.
Mevrouw Wezel (SP):
Voorzitter. Het is fijn om te merken dat meer partijen tot het voortschrijdend inzicht zijn gekomen dat het wetsvoorstel geen bijdrage levert voor betrokkenen, noch voor de andere Nederlanders, noch voor de Nederlandse samenleving als geheel. Uit het eerder genoemde wetenschappelijk onderzoek blijkt dat de verlenging niets zal uithalen. Voor de integratie is het juist goed dat betrokkenen zo snel mogelijk naturaliseren. Naar de mening van de SP is dit een achteruitgang, terwijl wij juist vooruit zouden moeten willen in deze steeds meer globaliserende wereld. De vraag aan de staatssecretaris is daarom: wat is de meerwaarde van dit wetsvoorstel?
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Wezel. Ik kijk nog een keer rond of er nog andere sprekers zijn. Dat is niet het geval. Is de staatssecretaris in de gelegenheid om direct te antwoorden? Dat is het geval. Dan geef ik het woord aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Voorzitter, dank u wel. Ik dank ook de leden van uw Kamer voor het stellen van de vragen, omdat ik blij ben de gelegenheid te hebben om nog te reageren op de gebeurtenissen en de berichten die zijn binnengekomen.
De heer Nagel vraagt of de signalen zijn onderschat. Volgens mij niet. Volgens mij zijn ze uitgebreid aan de orde gekomen, ook op verzoek en na vragen van zijn collega in de Tweede Kamer bij de behandeling van deze wet. Je ziet in de mails een breed scala aan vragen, zorgen en klachten, vaak van mensen die in het buitenland wonen en ofwel bang zijn hun Nederlanderschap te verliezen of dat al hadden verloren doordat zij zich niet precies in de regels verdiept hadden. Ook in de Tweede Kamer lag de focus daarop.
Een deel van de vragen gaat over Nederlanders met een partner in het buitenland. Voor deze categorie biedt dit wetsvoorstel een aanscherping en wel om twee redenen. De eerste reden is dat we nu een verschil in behandeling maken. Makkelijk gezegd: er wonen twee Nederlanders in Amerika. Zij hebben daar allebei een partner gevonden, de ene een Amerikaanse vrouw en de andere een Braziliaanse. Nu behandelen wij die verschillend. Voor de man met de Braziliaanse vrouw in Amerika is het makkelijker dan voor de man met de Amerikaanse vrouw in Amerika. Met dit wetsvoorstel gaan we hen gelijk behandelen. Toegegeven, daarop volgt wel het verzoek dat het gezin in Nederland kan zijn, maar dat men hier drie jaar verblijft voordat de partner Nederlandse kan worden. Dat geldt met dit wetsvoorstel voor beiden.
Ik denk dat daarmee een reële balans is gevonden, maar er is een potentieel nadeel. Mevrouw Oomen heeft vorige week veel nadruk gelegd op de expats en de inkomenseis. Ik heb toegezegd dat de IND naar hun positie zal kijken en maatwerk kan verrichten. Als men het idee heeft dat zij gewoon in het levensonderhoud kunnen voorzien op een andere manier dan de inkomenseis technisch vereist, kan men daar coulant mee omgaan. Ik zal dan dat maatwerk zal volgen en de Kamer daarvan op de hoogte brengen. Als het nodig is, kan dat leiden tot gewijzigd beleid.
Door mensen die per mail hun ongenoegen hebben geuit, is ook gevraagd of ik geen onderscheid kan maken tussen de Nederlandse expat die in het buitenland een partner heeft en de nieuwe Nederlander, om het zo maar politiek correct uit te drukken, die wellicht naar een derde land gaat — ik noem Tunesië — om na een tijdje een Marokkaanse partner terug naar Nederland te brengen die op geen enkele manier kennis heeft genomen van de Nederlandse waarden, die niet hoeft in te burgeren, voor wie die eisen niet gelden en die toch Nederlandse wordt zonder een band te hebben met ons land en onze normen en waarden. De wijzigingen van deze wet die voor onze samenleving een verzekering inbouwen tegen dat laatste inbouwen in stand houden, kan ik niet in stand houden zonder ze ook toe te passen op andere Nederlanders. Een Nederlander is een Nederlander. Ik kan geen wettelijk verschil maken tussen iemand die al x generaties Nederlander is en iemand die dat wat minder lang is. Daarom denk ik dat het nadeel voor een kleine groep, dat ik vorige week heb beperkt in toezeggingen richting mevrouw Oomen en ook richting de heer Nagel over de leges, niet zou moeten leiden tot het verwerpen van deze wet.
Daar komt nog iets sterkers bij. De meeste mensen die signalen hebben geuit, zijn beter af met deze wet. De meeste mensen klagen dat ze hun Nederlanderschap kwijt waren of bang zijn het te verliezen. Deze wet zorgt dat de verliestermijn wordt verlengd van tien jaar naar vijftien jaar. Heel belangrijk is ook dat er naar aanleiding van een discussie over juist deze groep die ook in de Tweede Kamer — ere wie ere toekomt — is gevoerd, per amendement een spijtoptantenregeling in de wet is verwerkt. Iedere Nederlander die in de afgelopen jaren zijn Nederlanderschap is kwijtgeraakt maar wel ooit Nederlander was, kan nu alleen op een heel moeilijke manier zijn Nederlanderschap terug verkrijgen. Wordt deze wet aangenomen, dan kunnen zij via de spijtoptantenregeling op een zeer eenvoudige manier hun Nederlanderschap terug verkrijgen. Daarmee komen wij tegemoet aan heel veel zorgen van Nederlanders in het buitenland die ook tot ons zijn gekomen.
De heer Nagel (50PLUS):
Ik hoor de staatssecretaris erkennen dat er in een aantal gevallen nadelen zijn bij aanneming van deze wet, in onze ogen schrijnende gevallen van verwijdering tussen gezinsleden. Hij wijst erop dat er aan de andere kant voordelen zijn: de spijtoptantenregeling waardoor mensen het Nederlanderschap terug kunnen krijgen en de verlenging van tien naar vijftien jaar in het buitenland wonen. Maar die laatste twee factoren, de spijtoptantenregeling en de verlenging van tien naar vijftien jaar, zijn toch met een aanvullende wet te regelen? Ik kan mij voorstellen dat mijn fractie in de Tweede Kamer samen met een aantal andere fracties daar een initiatiefwetsontwerp voor indient. Dan is het binnen een jaar geregeld.
Staatssecretaris Dijkhoff:
De creativiteit van het democratisch proces kent weinig grenzen, dus alles kan. Ik wil er alleen op wijzen dat de nadelen voor bepaalde groepen in de wet zeer verdedigbaar zijn, als je kijkt naar de reden waarom dat is gedaan. Dat is geen pesterij. Er is een zeer legitieme reden. Je stelt eisen aan mensen om Nederlander te worden. Dit debat in deze Kamer heeft zich toegespitst op een getalsmatige minderheid, de expats in het buitenland met een buitenlandse partner. U kunt daarvoor kiezen, maar er is een grotere groep mensen waarbij relatievestiging, om het moderne woord te gebruiken in plaats van huwelijksmigratie, plaatsheeft. Dat zijn juist de mensen die, zo is de ervaring, via constructies zoals de Belgiëroute tot onze samenleving komen, naturaliseren en daarbij door hun partner niet de verworvenheden en vrijheden van de Nederlandse samenleving worden gegund. Wij hebben als samenleving geen mechanisme om hen daarbij te betrekken, om hun integratie te bevorderen. Voor die getalsmatig veel grotere groep vind ik dit een goede maatregel. Ik heb vorige week aangegeven dat wij voor de groep waarop dit wetsvoorstel niet gericht is maar die er wel effect van voelt, de expats, voorzien in maatwerk waardoor we de nadelen voor hen kunnen beperken.
Een ander schrijnend voorbeeld dat de heer Nagel noemde, was de mevrouw die ervoor kiest om in de laatste fase van haar leven terug te keren naar Nederland. Die kan met haar Canadese partner sowieso visumvrij naar Nederland komen. Mocht dat langer duren dan drie maanden, dan hebben we de mogelijkheid om een aantal van de eisen die je stelt voor langer verblijf zoals een inkomenseis, om humanitaire redenen niet te stellen. In de praktijk doen we dat vaker. Kijk ik naar de wet en naar de manier waarop we die in de praktijk ten uitvoer leggen, dan denk ik dat die in balans is en dat uiteindelijk ook de expats die zo veel zorgen uiten met deze wet beter af zijn dan zonder, met name vanwege de spijtoptantenregeling, het uitstel en het maatwerk dat we kunnen bieden voor bepaalde mensen.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Ik hoor de staatssecretaris enerzijds zeggen dat we mensen gelijk moeten behandelen. Anderzijds hoor ik de staatssecretaris nu onderscheid maken tussen mensen die misbruik zouden maken van regels en mensen die met oprechte bedoelingen gebruik willen maken van hun recht. Dat komt op mij wat vreemd over. Ik heb dit soort argumenten niet eerder teruggelezen in de memorie van toelichting. Deze beeldvorming, die naar mijn idee niet onderbouwd is, valt mij nu een beetje rauw op mijn dak. Ik heb de staatssecretaris eerder horen zeggen dat degenen die samenwonen en degenen die getrouwd zijn gelijk behandeld moeten worden. De vraag blijft waarom degenen die getrouwd zijn daardoor slechter behandeld worden, namelijk gelijkgesteld worden met samenwonenden. Je zou ook kunnen zeggen: we behandelen ze gelijk en maken het voor beide groepen mogelijk om in het buitenland te naturaliseren.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Mevrouw Strik begint haar vraag met dat ik onderscheid zou willen maken tussen mensen die oprecht gebruik willen maken van een regeling en mensen die er misbruik van willen maken. Er lijkt mij in onze rechtsstaat juist niets mis mee dat je onderscheid maakt tussen mensen die er het beoogde gebruik van willen maken en mensen die er misbruik van willen maken.
Ik heb ook gezegd dat ik geen wettelijk onderscheid wil kunnen maken — dat mag gelukkig ook niet in een rechtsstaat — tussen wat we hier expats zijn gaan noemen, zeg maar twintigstegeneratie-Nederlanders, en derde-, tweede- of eerstegeneratie-Nederlanders. Dat is ook de reden waarom ik niets zie in het terugnemen van het wetsvoorstel. Ik kan het niet terugnemen en u dan een wet voorleggen waarin wordt gesteld: als je twintigstegeneratie-Nederlander bent, dan behandelen we jou en je partner anders dan wanneer je derdegeneratie-Nederlander bent. Ik wil dat wettelijk onderscheid juist niet maken.
Daarnaast heb ik gezegd dat de IND in de uitvoering geen technocratische, blinde organisatie is en zal zijn en maatwerk kan verrichten op het moment dat iemand materieel voldoet aan de middeleneis, die wij om redenen stellen, maar je die wellicht op een technisch detail ook zou kunnen afwijzen. Dat doen we vaker. Dat doen we ook op andere terreinen. Ik noem het hele fenomeen discretionaire bevoegdheid. Daarbij voldeden mensen per definitie niet aan de regels, maar maakten wij toch een uitzondering vanwege schrijnende redenen. Volgens mij ben ik niet bezig met het creëren van een onderscheid dat moreel of juridisch niet zou kunnen.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Daar ben ik dan blij mee. Uiteraard moet misbruik altijd worden tegengegaan. Maar ik kreeg even de indruk dat de staatssecretaris een verschil probeerde te maken tussen genaturaliseerde Nederlanders en andere Nederlanders en daarbij een beeld neerzette dat we voor die groep, voor de genaturaliseerde Nederlanders, de regels strenger willen maken en dat daar de Nederlanders die altijd Nederlander zijn geweest misschien onder zouden kunnen lijden, maar dat daar uitzonderingen voor zijn. Ik ben heel blij als de staatssecretaris aangeeft dat daar geen sprake van is.
De voorzitter:
De heer Ten Hoeve, kort graag.
De heer Ten Hoeve (OSF):
Ik heb een beetje moeite met het idee van misbruik maken van onze naturalisatiewetgeving. Als een Nederlander naar Canada gaat en zich daar laat naturaliseren, maar desondanks in Nederland een vrouw zoekt, is dat misbruik van wetgeving daar? Als ik dat overzet naar de Nederlandse situatie: een Marokkaan die hier genaturaliseerd is en desondanks een vrouw uit zijn eigen land zoekt, is dat misbruik van onze wetgeving?
Staatssecretaris Dijkhoff:
Nee. Daarom maakt de wetgeving dat mogelijk. Maar we willen daarbinnen wel mogelijkheden creëren om ervoor te zorgen dat iemand dan ook inburgert en we willen ook inburgeringseisen stellen aan iemand die uit liefde naar Nederland komt. Ik heb het woord "misbruik" alleen maar gebruikt in de herhaling van een vraag waarin het woord "misbruik" besloten zat, dus ik vind het ingewikkeld om dat nu aangewreven te krijgen.
De voorzitter:
Mijnheer Ten Hoeve, tot slot.
De heer Ten Hoeve (OSF):
Uitstekend. Maar in alle gevallen geldt toch zowel voor Nederlanders als voor die Marokkanen die drie jaar die er nu al staat dat je getrouwd moet zijn?
Staatssecretaris Dijkhoff:
Beide categorieën worden gelijk behandeld en voor beide gelden dezelfde eisen.
Voorzitter, ik zie met nog meer belangstelling dan ooit uit naar de stemming. Ik hoop dat we daarbij recht kunnen doen aan de zorgen in onze samenleving. Dat geldt zowel voor de Nederlanders die bezorgd zijn over de voorwaarden waaronder je Nederlander kunt worden — de mensen de Nederlander willen worden, moeten dat op een goede manier kunnen doen, maar wij willen daar wel een aantal inburgeringswaarborgen voor stellen — als voor de vele expats, die zich vooral zorgen hebben gemaakt over het verlies van Nederlanderschap of het al verloren gegane Nederlanderschap en die dat zouden kunnen herkrijgen als deze wet wordt aangenomen.
De voorzitter:
Dank u wel.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Er is verzocht om eerst te stemmen over de motie en dan over het wetsvoorstel.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-ek-20172018-2-7.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.