Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | nr. 37, item 9 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | nr. 37, item 9 |
Aan de orde is de behandeling van:
- het wetsvoorstel Goedkeuring van de op 27 juni 2014 te Brussel tot stand gekomen Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds (Trb. 2014, 207) ( 34114 );
- het wetsvoorstel Goedkeuring van de op 27 juni 2014 te Brussel tot stand gekomen Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en haar lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds (Trb. 2014, 210) ( 34115 );
- het wetsvoorstel Goedkeuring van de op 27 juni 2014 te Brussel tot stand gekomen Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en haar lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds (Trb. 2014, 160) ( 34116 ).
De voorzitter:
Ik heet de minister van Buitenlandse Zaken van harte welkom in de Eerste Kamer.
Het woord is aan de heer Knapen die vandaag zijn maidenspeech houdt. Ik laat daarom de stemmingsbel klinken.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Knapen (CDA):
Voorzitter. Mijn aanwezigheid hier zouden ze vroeger bij mij thuis waarschijnlijk "een late roeping" hebben genoemd. Of het een roeping zal blijken te zijn, moet de toekomst natuurlijk nog uitwijzen, maar laat ik vooropstellen dat mijn eerste indrukken buitengewoon positief zijn. Ik heb gemerkt dat hier niet alleen stellige opvattingen en strikte overtuigingen te berde worden gebracht, maar dat er ook ruimte is voor twijfel. Hier en daar is er zelfs ruimte voor intellectuele scepsis. Er is dus ook ruimte om van elkaar te leren. Wat wil een mens in een democratische arena nog meer?
Laat ik de regering allereerst danken voor de memorie van antwoord naar aanleiding van vragen van onder meer onze inmiddels afgezwaaide collega Van der Linden. Laat ik daarnaast vooropstellen dat mijn fractie zich in deze associatieakkoorden kan vinden.
We spreken vandaag over associatieakkoorden met een zware politieke lading. Je kunt ze vrij klinisch beschouwen, als afspraken ter bevordering van het onderlinge economische verkeer, maar we weten allemaal dat dit maar een deel van het verhaal is. Het gaat ook om normen, rechtsstatelijkheid en anticorruptie. Dat wordt besproken en getoetst in associatieraden en in associatiecomités. De regering heeft het, in navolging van de Commissie zelf, over bestuurlijke hervormingen, de bevordering van stabiliteit en duurzame welvaartsontwikkeling in deze drie landen. Bij de implementatie van de associatieakkoorden wordt een groot deel van het Europese acquis overgenomen, zo schrijft de regering in haar memorie van antwoord. Als dat zo zou zijn, brengt een succesvolle uitvoering — wat we toch allemaal hopen — een lidmaatschap van de Europese Unie dichterbij. Nee, zegt de regering, het nabuurschapsbeleid is juist ook altijd gepresenteerd als een alternatief voor lidmaatschap. Maar klopt dit wel? Natuurlijk, de procedures zijn anders, maar wie goeddeels aan het acquis voldoet, is toch al een heel eind op weg om aan de Kopenhagencriteria te voldoen, en dus om lid te worden.
Daar komt bij dat de drie landen zelf, Moldavië, Georgië en Oekraïne, dit zelf ook zo zien. Voor hen is associatie wel degelijk een voorportaal voor lidmaatschap. Als je door Tbilisi wandelt, zie je ook aanzienlijk meer Europese vlaggen dan hier rondom het Binnenhof. Begrijp me goed, mijn fractie is van dat lidmaatschap zeker geen voorstander, maar niemand heeft in enig verdrag grenzen van de Europese Unie getrokken. Artikel 49 van het Europese verdrag biedt alle Europese landen het recht zich te melden. Vergeet niet wat wij, Europeanen, in ons gemopper op Europa nog weleens vergeten. Europa is een aangename plek met rechtsstatelijkheid die beter is dan elders in de wereld, met minder corruptie dan elders in de wereld, met een betere onderwijstoegang dan elders in de wereld en met een redelijkere verhouding tussen rijk en arm dan elders in de wereld. Dat maakt voor deze drie landen een associatieverdrag bovenal een politieke keuze richting de Europese Unie en ze zullen zich, als het succesvol verloopt, dus ook melden. Heeft de regering hier denkbeelden over? Zou zij hierin wat verder willen gaan dan de onschuldige mededeling dat dit thans niet aan de orde is? We hebben gezien hoe het in het verleden is gegaan. Lidstaten hebben verschillende opvattingen, compromissen zijn soms geboden en voor je het weet, is een associatieverdrag niet een alternatief voor maar een voorportaal van lidmaatschap, worden er verwachtingen gewekt en zitten we in een rijdende trein.
Maar laten we eerlijk zijn. Het aloude idee van uitbreiden en verdiepen in de Europese Unie is maar zeer ten dele een succes geworden. De EU zoals we die nu dagelijks aantreffen, met 28 lidstaten en soms totaal andere verwachtingen, ontwikkelingsniveaus en mores, heeft ernstig aan bestuurbaarheid en slagkracht ingeboet. Ze zou onder verdere uitbreiding simpelweg bezwijken.
Dan is er een ander onderwerp: de geopolitiek. Daar houden wij in ons land over het algemeen niet zo van. Dat is begrijpelijk, want geopolitiek is oneerlijk, zeker voor de kleintjes. Bij geopolitiek gaat het om macht en onmacht en dat hangt af van grootte, van je toevallige plek op de aardbol of van wat er aan rijkdommen in je bodem zit. Dat zijn allemaal dingen van de realpolitik, niet van het normatieve vlechtwerk van volkenrechtelijke betrekkingen. Ook de Europese instellingen in Brussel zijn niet zo goed in geopolitiek. Het zijn daar allemaal knappe lui, daar niet van, maar ze hebben geen land en dus ook geen geopolitieke reflexen. Dat maakt de Europese Unie tegelijkertijd zo bekwaam in multilateralisme, maar ook wel een beetje blind voor de geopolitieke dimensies. Dat maakt het discours op de Brusselse burelen over associatieakkoorden soms zo technisch, zo operationeel, zo procedureel en zo weinig politiek. Voor anderen gaat het hier juist bij uitstek om geopolitiek. De vermaledijde voormalige president van Oekraïne, Janoekovitsj, weigerde zijn handtekening onder het associatieverdrag eind 2013 niet omdat hij problemen had met de landbouwparagraaf uit het verdrag. Nee, voor hem ging het om een keuze tussen Moskou of het Westen. De bevolking ging vervolgens niet het Maidanplein op vanwege saniteitsbepalingen in het associatieverdrag, maar vanwege de geopolitiek. De afloop is bekend. De drie landen kiezen met dit akkoord voor Europa en, of we dat nu willen of niet, tegen Rusland. Om diezelfde reden heeft Armenië trouwens, onder zware Russische druk, van de associatie afgezien.
Dan kom ik bij een ander punt. Laten we niet onderschatten wat er allemaal op ons afkomt als we deze drie landen in een vijandig geopolitiek umfeld op weg moeten helpen. Oekraïne heeft kenmerken van een fragiele staat. Rusland kan zonder al te veel moeite die toestand telkens weer verlengen, alle steun en assistentie van de Europese Unie en de Verenigde Staten ten spijt. Denkt de regering met dit akkoord ook adequate druk op Oekraïne te kunnen uitoefenen om het juiste te doen en het verkeerde te laten? Moldavië beleeft dezer dagen de zonderlinge wederopstanding van oligarchen over wie een donkere schaduw hangt. Het volk kiest ze als burgemeester en een pro-Europese premier heeft het veld alweer moeten ruimen, in zijn geval op beschuldiging van valsheid in geschrifte. Onze regering heeft het over wat dan heet conditionaliteit. Kan de regering zeggen wat deze fraaie term in het geval van Moldavië precies betekent?
Dat brengt me op het punt van de buren van de buren. Immers, ook voor Rusland gaat het bij deze akkoorden niet om een technisch economisch traject, maar om grote geopolitiek. Voor het Kremlin zijn al die revoluties als in Oekraïne of zelfs nu in Macedonië bedreigend. Voor president Poetin is verzet tegen de politieke trend in de drie associatiestaten ook ingegeven door angst dat zoiets zou kunnen overslaan naar zijn eigen land. Hij houdt niet van dit type revolutie met westerse waarden als democratie, rechtsstatelijkheid en transparantie. De politieke en mentale afstand tussen het westen en Rusland is snel toegenomen en president Poetin voedt het aloude chauvinisme. De treurnis om het verloren rijk, het klassieke omsingelingscomplex: president Poetin kan er naar believen in winkelen om het volk achter zijn agressieve en soms ronduit botte internationale optredens te krijgen. Met de annexatie van de Krim heeft Rusland het verdrag van 1994, waarin de Oekraïne zijn kernwapens heeft ingeleverd in ruil voor een soevereiniteitsgarantie, gewoon aan zijn laars gelapt. Het intrigante gedrag in het oosten van de Oekraïne is evenmin erg geruststellend, en dan hebben we het maar liever niet over het cynisme rondom het MH17-drama.
We mogen ons echter niet alleen door gevoelens, bijvoorbeeld over deze president, laten leiden. Hij staat voor een werkelijkheid. Hij symboliseert een nationale reflex van een land dat ook wij uiteindelijk nodig hebben en waar wij in het recente verleden weleens wat achteloos aan voorbij zijn gegaan. Daarom juichen wij met de regering het tweesporenbeleid toe: samenwerking met de associatielanden, maar tevens bereidheid om telkens weer ook met Rusland en Turkije over de consequenties te spreken en problemen op te lossen. En, zo zou ik daaraan willen toevoegen, oog te hebben voor de gevoeligheden en de geopolitieke dimensies.
Dat brengt mij tot slot op de vraag hoe de regering de rol van de NAVO ziet in de stabilisatie van de situatie aan de oostgrens. Wat mag en moet van de NAVO en wat van de Europese Unie worden verwacht? Hoe verhoudt zich dat tot elkaar? Kan de regering daar haar licht over laten schijnen?
Wij zien uit naar de stellingnames van de regering.
De voorzitter:
Dank u wel, mijnheer Knapen. Ik verzoek u vriendelijk om even te blijven staan.
Mijnheer Knapen, mijn hartelijke gelukwensen met uw maidenspeech. Dat u een autoriteit bent op het gebied van internationale betrekkingen was al bekend. Toch verraste u ons vorige week, toen u bij de ontvangst van een Indonesische delegatie in de Gravenkamer uzelf in vloeiend Bahasa Indonesia voorstelde. Wij hebben helaas de komende tijd geen oosterse bezoeken op de rol, maar ik verheug mij alweer op de volgende.
U hebt geschiedenis gestudeerd in Nijmegen en werkte daarna als correspondent voor de NOS en NRC Handelsblad in Bonn en Washington. Van 1990 tot 1996 was u hoofdredacteur van NRC Handelsblad. Daarna was u onder andere directeur voorlichting bij Philips en lid van de raad van bestuur van uitgever PCM. In 2006 werd u wederom correspondent voor NRC, ditmaal in Zuidoost-Azië. Twee jaar later keerde u terug naar Nederland, waar u lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid en later bijzonder hoogleraar media en kwaliteit aan uw alma mater in Nijmegen werd.
Van 2010 tot 2012 was u staatssecretaris van Buitenlandse Zaken in het kabinet-Rutte I. In deze hoedanigheid was u belast met Europese samenwerking en Ontwikkelingssamenwerking. Daarna was u vertegenwoordiger van de Europese Investeringsbank. Vanuit deze functie ontwikkelde u samen met de Europese Commissie een nieuw investeringsplan voor de EU.
In al die jaren hebt u ook nog tijd gevonden om meerdere grote publicaties uit te brengen. Eén daarvan wil ik vandaag uitlichten, omdat het een man betreft die vanuit de rechterbovenhoek van de zaal op ons neerkijkt: Johan van Oldenbarnevelt. In het boek De man en zijn staat beschrijft u treffend de belangrijke rol die hij speelde bij de wording van de Nederlandse Republiek. Van Oldenbarnevelt is niet alleen in deze zaal vertegenwoordigd, zijn standbeeld kijkt vanaf de andere kant van de Hofvijver door de ramen de zaal in. Ik kan hem van hieruit zien, hij staat tussen de tentjes van het Beach Volleybal. De man zou er helemaal eng van worden, denk ik, maar goed: daar staat hij. En nog veel belangrijker: hij ligt, voor zover wij weten, begraven tussen de fundamenten van de oude Hofkapel, dus hier beneden.
Van Oldenbarnevelt was de grondlegger van de natiestaat en een van de founding fathers van Nederland. Sinds vandaag is hij op een vierde manier in deze Kamer vertegenwoordigd: door de aanwezigheid van zijn biograaf die als Kamerlid vandaag voor het eerst het woord voerde.
Mijnheer Knapen, wij wensen u veel succes bij uw verdere bijdrage aan het werk van deze Kamer.
Ik schors de vergadering voor een kort moment om ook de collegae de gelegenheid te geven u geluk te wensen met uw maidenspeech.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De heer Schrijver (PvdA):
Voorzitter. Graag begin ik met een woord van welkom aan collega Ben Knapen en uiteraard ook aan de minister.
25 jaar na het einde van de Koude Oorlog kampt Europa nog steeds met ernstige instabiliteit aan zijn oostflank. De fractie van de Partij van de Arbeid juicht het toe dat de Europese Unie stappen onderneemt om vrede en veiligheid en het streven naar vrijheid, democratie en respect voor de rechten van de mens te verankeren in een geïnstitutionaliseerde samenwerking met de betrokken landen. Om die reden staat de PvdA positief tegenover het aangaan van de associatieovereenkomsten met Moldavië, Georgië en Oekraïne. Wij hebben daarbij nog wel een aantal vragen, waarover wij graag met de regering in debat gaan. Ik zal deze in de vorm van acht punten naar voren brengen.
Allereerst zeg ik iets over de aard van de drie overeenkomsten. Artikel 217 van het EU-verdrag verwoordt in nogal algemene bewoordingen de bevoegdheid van de Unie om met een of meer derde landen een associatie aan te gaan die "wordt gekenmerkt door wederkerige rechten en verplichtingen, gemeenschappelijk optreden en bijzondere procedures". In een onlangs aan de Universiteit Leiden verdedigd proefschrift over de associatieovereenkomst met Turkije haalt de Turkse juriste Narin Tezcan de woorden aan van Walter Hallstein, de allereerste voorzitter van de Europese Commissie. Hallstein stelde dat een associatie alles kan zijn tussen een volledig lidmaatschap van de toenmalige EEG, nu de Unie, minus 1% en een handels- en samenwerkingsovereenkomst plus 1%.
De regering verzekert nadrukkelijk dat deze drie associatieovereenkomsten geen voorportaal voor EU-lidmaatschap zijn, maar duidelijk is dat deze akkoorden ook heel wat meer behelzen dan een gewone handels- en samenwerkingsovereenkomst. De overeenkomsten zijn politieke samenwerkingsovereenkomsten. Zij zien op een stapsgewijze integratie van de economieën van de drie landen in de Europese interne markt. Zij omvatten uitgebreide programma's voor constitutionele hervorming, goed bestuur en inachtneming van de beginselen van de rechtsstaat. Bovendien dragen deze akkoorden ook de kenmerken van een soort ontwikkelingssamenwerkingsovereenkomst. Om die reden zijn het dan ook niet voor niets "gemengde" overeenkomsten, dat wil zeggen overeenkomsten waar de Unie niet exclusief voor bevoegd is en waarvoor dus bekrachtiging door elk van de EU-lidstaten vereist is. Kan de minister een poging doen om deze drie associatieovereenkomsten te duiden op de genoemde schaal van Hallstein? Ziet de regering nog belangrijke verschillen tussen de drie overeenkomsten onderling?
Het tweede punt betreft de politieke omgeving waarin de drie overeenkomsten worden gesloten, met name de betrekkingen met Rusland; de heer Knapen sprak daar ook al over. Wij delen de opvatting van de minister dat goede informatieverstrekking aan en een goede dialoog met de Russen geboden zijn, maar dat er geen sprake kan zijn van een soort instemmingsrecht. De drie betrokken landen zijn immers onafhankelijke staten. Uiteraard hebben alle landen in Europa baat bij een voortgezette dialoog met Rusland in plaats van een verdere confrontatie. Vandaar dat mijn fractie graag van de minister een inschatting hoort over hoe de huidige gesprekken met de Russische regering verlopen en wat de rol daarbij is van de associatie van deze drie landen met de Europese Unie. Kan hij de Kamer daarbij ook melden wat de stand van zaken is bij de trilaterale besprekingen tussen Oekraïne, de EU en Rusland?
Zoals bekend doen zes landen mee in het Oostelijk Partnerschap. Mijn derde punt betreft dan ook de vraag naar de betrekkingen met de drie overgebleven landen: Armenië, Azerbeidzjan en Wit-Rusland. Wordt overwogen om op termijn met een of meer van deze landen een associatieovereenkomst te sluiten of zal het voorlopig blijven bij de associatieakkoorden met de drie landen waarover wij vandaag spreken?
Het vierde punt dat ik wil aanroeren, betreft de territoriale reikwijdte van de drie associatieovereenkomsten. Elk van de drie landen kampt met het ongemakkelijke feit dat niet het gehele grondgebied onder effectieve controle staat van de centrale regering. In Moldavië betreft dat Transnistrië, in Georgië zijn dat Abchazië en Zuid-Ossetië en in Oekraïne zijn dat de Krim, die door de Russen bezet is, en een deel van Oost-Oekraïne, waar Russische separatisten de scepter zwaaien. Wat betekent dit precies voor de implementatie van de associatieakkoorden in deze bezette gebieden? Is de bevolking aldaar de facto geheel verstoken van de economische en politieke voordelen die de samenwerking van hun land met de EU meebrengt? Op welke wijze is de EU betrokken bij de pogingen tot een politieke oplossing van elk van deze territoriale conflicten of is dat in de praktijk toch vooral Chefsache voor met name bondskanselier Merkel en de Franse president Hollande? Dreigt via de associatieakkoorden niet het gevaar dat de Europese Unie, gewild of ongewild, bij deze territoriale conflicten betrokken raakt? Mijn fractie schaart zich volledig achter de Helsinki-beginselen van soevereiniteit en territoriale integriteit alsmede de onschendbaarheid van de grenzen van deze landen. Tegelijkertijd menen wij dat onze bemoeienis met deze conflicten beperkt moet blijven tot politieke en diplomatieke inspanningen en dat militaire bemoeienis, al dan niet via de NAVO, uit dient te blijven. Deelt de regering deze inschatting?
Ten vijfde vragen wij bij het wetsvoorstel betreffende het associatieakkoord met Oekraïne hoe de naleving van de Minsk II-vredesovereenkomst van 15 februari verloopt, alhoewel de EU als zodanig daar geen directe bemoeienis mee heeft. Ligt de uitvoering van Minsk II min of meer op schema wat betreft het instellen van de brede veiligheidszone, het terugtrekken van zware wapens door beide partijen en de voorbereidingen van lokale verkiezingen en zelfbestuur in de twee omstreden regio's? Worden thans de sociale en economische betrekkingen met het oostelijk gebied hervat, waaronder het uitbetalen van pensioenen en andere sociale uitkeringen aan gerechtigden in Oost-Oekraïne?
Ik kom bij het zesde punt. Uit de ontvangen stukken blijkt dat elk van deze drie landen nog een lange weg te gaan heeft bij de overgang naar een markteconomie, een volwaardige rechtsstaat en een democratie met minder corruptie en met volledige eerbiediging van mensenrechten, inclusief de rechten van minderheden. De bevordering van mensenrechten is iets wat de landen allereerst zelf moeten bewerkstelligen, maar buitenlandse assistentie via betrokkenheid, juridisch advies bij het opstellen van wetgeving en het trainen van juridisch personeel, politie en gevangenisbewaarders kan daarbij helpen. Wij juichen de rol van de EU, de OVSE en de Raad van Europa en ook van individuele landen zoals Nederland daarbij toe. Wat is nu precies de meerwaarde van deze associatieakkoorden ten opzichte van de reeds bestaande hervormingsprogramma's die vanuit het nabuurschapsbeleid en in het kader van het Oostelijk Partnerschap opgezet zijn en gefinancierd worden? Op welke wijze is voorzien in voldoende coördinatie tussen al deze instellingen en programma's om overlapping en competentiestrijd te voorkomen en positieve samenwerking te bevorderen?
Als zevende punt viel het oog van mijn fractie op de bepaling over de beheersing van migratiestromen; in het associatieakkoord met Oekraïne is dat artikel 16. Kan deze voorziene samenwerking, afgezien van migratiestromen binnen Europa, zich ook uitstrekken tot een betrokkenheid van de drie landen bij de uitvoering van de onlangs uitgebrachte Europese migratieagenda?
Mijn achtste en laatste punt. Nu de associatieakkoorden zoveel hervormingsprogramma's in elk van de drie landen meebrengen, vraagt de PvdA-fractie zich af of de verschillende ingestelde monitoringsmechanismen voldoende adequaat zijn. Deze zullen vooral bilateraal van karakter zijn tussen de EU en het betrokken land. Is daarin voldoende ruimte voor een inbreng vanuit de maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen in die landen, of acht de regering het vooral een binnenlandse aangelegenheid van de betrokken landen om daar al dan niet ruimte voor te geven? We hebben gezien dat er voorzien is in een platform voor het maatschappelijk middenveld, maar zal dat kunnen werken? Ten slotte: in hoeverre wordt erin voorzien dat geleerd kan worden van best practices?
Deze vragen laten onverlet dat de PvdA-fractie de toenemende betrokkenheid van Europa en de voorgestelde geïnstitutionaliseerde samenwerking met elk van de drie betrokken landen toejuicht. Deze drie associatieakkoorden kunnen naar onze overtuiging bijdragen aan stabiliteit, vrijheid en economische en sociale vooruitgang aldaar. Daarom zullen wij deze wetsvoorstellen van harte ondersteunen. Mijn fractie kijkt met belangstelling uit naar de antwoorden van de minister.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Voorzitter. Ik wil graag mijn collega de heer Knapen feliciteren met zijn maidenspeech. De EU heeft een tomeloze drang naar macht, een macht die zich uit in het nastreven van een zo groot mogelijk territorium. Dit territorium moet worden vergroot door het uitbreiden van het aantal EU-lidmaatschappen en door het afsluiten van associatieakkoorden. De landen van het Oostelijk partnerschap kunnen zich verheugen in de warme aandacht van de EU. De EU wil ook aan de Europese oostflank de Europese waarden zoals democratie, rechtstaat en mensenrechten, gehesen op het vehikel van de vrije handel, naar binnen schuiven. Zonder politieke aansluiting geen economische integratie, dus geen toegang tot de Europese vrije markt.
Voor alle duidelijkheid: de Partij voor de Vrijheid heeft niets tegen vrije handel. De Partij voor de Vrijheid is juist voor vrije handel, maar blijkbaar is vrije handel enkel voor de Europese elite niet genoeg. De Europese Unie moet en zal haar politieke wil opleggen en haar expansiedrift kent geen grenzen. Zou de EU ook zo stellig zijn in het voorschrijven van voorwaarden aan Turkije? Tot ons groot ongenoegen onderhandelt de EU nog steeds met dit land over een EU-lidmaatschap, een land waar recentelijk nog een filmpje van YouTube met cartoons werd gecensureerd.
Vandaag bespreken wij de associatieovereenkomsten tussen de EU en Georgië, de EU en Moldavië en de EU en Oekraïne, met als doel een economische integratie en politieke associatie, gebaseerd op gedeelde waarden. Dit ruikt naar een toekomstig lidmaatschap. Er valt in de wetsvoorstellen te lezen dat er geen sprake is van een toekomstig lidmaatschap voor deze drie landen. De minister geeft in zijn memorie van antwoord van 12 mei 2015 het volgende aan: "Uitbreiding en nabuurschapsbeleid zijn twee gescheiden trajecten. Sterker nog, het nabuurschapsbeleid is altijd gepresenteerd als een alternatief voor lidmaatschap." Mijn vraag aan de minister is dan ook: zijn er niet eerder landen geweest die eerst in het nabuurschapsbeleid zaten en daarna lid werden van de EU? Kan de minister garanderen dat Georgië, Oekraïne en Moldavië ook in de toekomst niet toetreden tot de EU? Ik stel deze vragen omdat toetreding van deze drie landen theoretisch mogelijk is; een uitbreiding die we niet zouden moeten willen.
Zoals ik al eerder aangaf, is de Partij voor de Vrijheid een groot voorstander van vrije handel. Met deze associatieovereenkomsten probeert de EU politiek te sturen. Dat geldt niet alleen voor de drie betreffende landen, maar ook voor deze Kamer. Door in discussies en de omlijsting van de voorstellen er mensenrechten bij te slepen, kan de parlementariër zich bezwaard voelen om kritisch te zijn en tegen te stemmen. In de discussie rondom de vele EU-voorstellen wordt immers veelvuldig het beeld geschapen dat je ook tegen mensenrechten bent wanneer je tegen de voorstellen bent. Dat is een trucje dat een goede discussie monddood maakt.
Het is ook maar de vraag of de Nederlandse burger profijt heeft van deze overeenkomsten. Er is nu al verdringing op de arbeidsmarkt en die zal alleen maar groter worden. U kunt erop wachten dat er een nieuwe stroom immigranten op gang komt, omdat inwoners uit Oekraïne en Georgië op termijn visumvrij kunnen reizen; inwoners uit Moldavië kunnen dat nu al. In ons eigen land staan er nu al grote groepen werknemers aan de kant die geen werk kunnen vinden, terwijl de pensioenleeftijd ook nog eens verhoogd wordt. Daarnaast is de kans groot dat deze immigratiestroom nog verder aanzwelt als gevolg van binnenlandse spanningen in deze drie landen. Er zijn onrustige regio's die het centrale gezag niet of onvoldoende erkennen.
Het kan zomaar zijn dat wij naast het importeren van goederen ook extra problemen importeren. Denkt u eens aan Transnistrië, dat ook wel het Mekka van de wapenhandel wordt genoemd. Transnistrië levert wapens aan talloze terroristische organisaties, zoals Hezbollah, Hamas en Al Fattah. Internationale inlichtingendiensten verdenken Transnistrië ook van het verkopen van nucleair materiaal; niet echt fris dus. De kans is levensgroot dat dergelijke onfrisse goederen geleverd worden aan IS. Doorvoer van deze goederen naar de EU zal dankzij zo'n associatieakkoord makkelijker verlopen. Welke maatregelen gaat de minister nemen om te voorkomen dat deze wapens binnen de EU ingezet worden voor terroristische aanslagen?
Voor de integratie van deze landen worden binnen de Europese begroting financiële middelen vrijgemaakt, opgebracht door de belastingbetaler. Waarom moeten Nederlandse belastingbetalers meebetalen aan bijvoorbeeld onderwijs, sociale ontwikkeling en respect voor diversiteit in Oekraïne? In Nederland zijn er steeds meer huishoudens die niet of met moeite kunnen rondkomen. Dit zal wel te maken hebben met de herverdeling van welvaart waar de EU zo dol op is: de EU maakt het liefst alle burgers even arm. Daarvoor willen Europarlementariërs best even op de barricades klimmen in Kiev. De EU schroomt niet om zich te mengen in binnenlandse aangelegenheden. De liberale Europarlementariërs Van Baalen en Verhofstadt hebben blijkbaar weinig op met de liberale uitgangspunten van zo veel mogelijk vrijheid voor het individu en een vrije markt waarin de overheid zich terughoudend opstelt. Zij hebben olie op het vuur gegooid en de onrust in Oekraïne aangewakkerd, enkel en alleen om Oekraïne in de richting van de EU te dirigeren. Dat is ronduit onverantwoordelijk en met minachting voor de burgers van Oekraïne. Als de burgers van Oekraïne zich willen conformeren aan de Europese waarden, dan doen zij dat wel uit zichzelf.
Ik rond af. Vrije handel is prima, maar dan moet er niet tegelijkertijd een politieke agenda worden uitgerold vanaf de Brusselse troon.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Schaper en zal weer op de bel drukken om aan te geven dat het hier een maidenspeech betreft.
De heer Schaper (D66):
Voorzitter. U sprak over een maidenspeech. Ongeveer 34 jaar geleden hield ik ook een maidenspeech als parlementariër toen ik werd verkozen in de Tweede Kamer. De kiezer heeft vervolgens bij de volgende verkiezingen bruut een einde gemaakt aan mijn parlementaire loopbaan. U zult begrijpen dat het voor mij ook daarom van bijzonder belang is en een bijzondere betekenis heeft dat ik hier vandaag sta en zo nog enigszins vervolg kan geven aan mijn eerder in de kiem gesmoorde politieke ambities.
Wij bespreken vandaag de al of niet goedkeuring van de associatieovereenkomsten tussen de EU en Oekraïne, Moldavië en Georgië. Ik zal mij in mijn opmerkingen ter zake vooral richten op het akkoord met Oekraïne. De binnenlandse ontwikkelingen in dat land sinds de onafhankelijkheid 23 jaar geleden geven een weinig positief beeld: grote politieke instabiliteit, economische stagnatie en grootschalige corruptie en zelfverrijking van een kleine elite.
De minister schrijft in zijn notitie over het Europees nabuuurschapsbeleid dat ondanks de aanhoudende destabilisatie van Oost-Oekraïne goede vooruitgang is geboekt met de uitvoering van de hervormingsagenda. Er is echter ook een aantal terreinen waarop de vooruitgang vooralsnog te traag verloopt. Er zijn ingrijpende additionele hervormingen nodig op terreinen als justitie, douane en verbetering van het ondernemings- en investeringsklimaat. Hoe ziet de minister dit laatste? Is deze vertraging een gevolg van het feit dat het om een zeer brede hervormingsagenda gaat en de regering nu eenmaal moeilijk alles tegelijk kan doen of is er nog steeds sprake van weerstand binnen de Oekraïense overheid op die gebieden? Hoe denkt de regering dat de EU en de lidstaten ertoe kunnen bijdragen dat de vertraging op deze gebieden kan worden overwonnen?
Economisch en financieel is Oekraïne in grote moeilijkheden. Om een volledige ineenstorting van de Oekraïense economie te voorkomen, is aanzienlijke westerse financiële steun en technische assistentie nodig. Daarnaast is rust aan het militaire front noodzakelijk. Het weer oplaaien van de gevechten in Oost-Oekraïne, gevolgd door moeizame en energieverslindende politieke onderhandelingen die alle aandacht van Kiev zullen opeisen, zou een ernstige sta-in-de-weg vormen voor uitvoering van de hervormingsagenda. Daarom is het van essentieel belang dat het Minsk II-akkoord wordt nageleefd. Sinds de ondertekening van het akkoord op 11 februari jongsleden zijn in Oekraïne de militaire gevechten afgenomen. Er bevinden zich nog steeds Russische militairen in Oost-Oekraïne en er vinden weliswaar voortdurend schendingen plaats van de overeenkomst — door beide partijen, naar het oordeel van de OVSE Monitoring Mission — maar niet in die mate dat geconcludeerd moet worden dat ook dit akkoord ten dode is opgeschreven, zoals het Minsk I-akkoord.
Eerste prioriteiten zouden nu moeten zijn de stabilisatie van de wapenstilstand, de terugtrekking van zware wapens, de uitwisseling van krijgsgevangenen en een begin van waarneming en toezicht op de grens met Rusland. Ziet de minister dit ook zo? Doelstelling blijft daarbij de volledige uitvoering van het Minsk II-akkoord. Het is een goede zaak dat de EU de opheffing van de sancties expliciet daaraan heeft verbonden.
Hoe beziet de minister in dit verband overigens recente uitlatingen van leiders van de separatisten die er op zouden wijzen dat zij niet langer aansluiting bij Rusland zoeken, maar er de voorkeur aan geven dat de zogenaamde volksrepublieken in Donetsk en Luhansk deel uit blijven maken van een confederaal Oekraïne met een zwak centraal gezag? Dat zou de positie van de machthebbers in die twee zogenaamde volksrepublieken een stuk makkelijker maken dan in het geval zij weer onderdeel zouden worden van Rusland.
Het optreden van de EU ten aanzien van de buurlanden was lange tijd, en naar mijn indruk nog steeds enigszins, getekend door een zekere hoogmoed. De wijze waarop wij onze samenlevingen politiek en economisch hebben ingericht was de mal, het model, en de voormalige communistische landen moesten daar zo snel ingeperst worden. Mijn fractie juicht het daarom toe dat de regering zich bij de herziening van het nabuurschapsbeleid richt op een meer gelijkwaardige verhouding tussen de EU en de oostelijke naburen. Zou de minister willen ingaan op de vraag hoe een dergelijke meer gelijkwaardige verhouding gestalte zal krijgen bij de uitvoering van de associatieakkoorden?
De regering benadrukt ook het belang van samenwerking op veiligheidsgebied. Dit is politiek een gevoelige zaak, aangezien Moskou betoogt dat dit een opstapje is voor lidmaatschap van de NAVO. Zou de minister willen ingaan op wat de concreto prioriteiten zijn bij de samenwerking op het gebied van veiligheid, op basis van de afspraken ter zake in de associatieakkoorden? Eén concrete activiteit van de EU op dit gebied is de Advisory Mission for Civilian Security Sector Reform in Oekraïne. Hoe groot is die missie van de Europese Unie eigenlijk en wat zijn de eerste resultaten?
De Maidan-revolutie van vorig jaar was primair een daad van protest tegen de grote politieke en economische problemen die de binnenlandse ontwikkelingen in Oekraïne sinds de onafhankelijkheid hebben gekenmerkt. Tegelijkertijd had de machtswisseling in Kiev al direct ook een buitenlandse politieke dimensie, omdat de aanleiding voor de revolutie — het is al eerder genoemd vandaag — het onder druk van Moskou genomen besluit was van de toenmalige president Janoekovitsj om het associatieakkoord met de EU niet te ondertekenen. Bij de keuze tussen Rusland en de EU die president Poetin Oekraïne daarmee opdrong, bleek de aantrekkingskracht, zeg maar de soft power, van de EU uiteindelijk sterker dan de machtspolitiek en de hard power van het Kremlin. Bij de nationale verkiezingen in oktober vorig jaar kregen de pro-Europese partijen de steun van 60% van de kiezers, onder wie ook etnisch Russische of Russischtalige Oekraïners. Daarmee heeft Poetin deze ronde in de strijd om de plaats van Oekraïne in de wereld verloren. De Krim is door Rusland geannexeerd en in Oost-Oekraïne kan ieder moment het conflict oplaaien, maar de hoofdprijs is hem ontgaan. Kiev en de rest van Oekraïne koersen richting Brussel en Washington, niet richting Moskou.
Wat heeft Poetin tot deze escalatie gebracht? Had hij niet tien jaar eerder verklaard: "Als Oekraïne lid wil worden van de EU, en de EU zou Oekraïne als lid aannemen, dan zou Rusland, denk ik, dit verwelkomen want wij hebben een bijzondere verhouding met Oekraïne." Dat leidt natuurlijk tot de vraag waarom de ondertekening door Oekraïne van een associatieakkoord met de EU, een veel minder vergaande stap dan lidmaatschap, dan leidde tot de ernstigste crisis in de verhouding van Rusland met het Westen sinds het einde van de Koude Oorlog. In formele zin beroept Rusland zich op het recht, dat het zichzelf via een besluit van de Doema heeft toegekend, tot militair ingrijpen ter bescherming van etnisch Russische en Russischtalige minderheden in andere landen. De noodzaak tot bescherming van de Russische minderheden was echter, simpel gezegd, een verzinsel. Al snel bleek dat er onder de etnisch Russische en Russischtalige Oekraïners veel minder steun was dan verwacht voor het Russische militaire ingrijpen in hun land. Zo zijn in grote steden als Charkov en Odessa, waar de bevolking in grote meerderheid Russischtalig is, de pogingen van Moskou mislukt om onrust en opstandjes op gang te brengen, als eventuele opstap naar een interventie zoals die in Donetsk en Loehansk. Daarmee is de legitimiteit van het Russische optreden ook in de termen die Moskou daarvoor zelf gebruikt, steeds duidelijker afwezig. Een breed gedragen verlangen bij de etnische Russen en Russischtaligen in Oekraïne naar bescherming vanuit Moskou is niet gebleken.
Een werkelijke reden voor het Russische militaire optreden is ongetwijfeld dat het voor de buitenlandse politiek van Poetin essentieel is dat Oekraïne toetreedt tot de Euraziatische Economische Unie, die de Russische overheersende invloed in de post-sovjet buurlanden zeker moet stellen en die zo ook een opstap vormt voor herstel van de positie van Rusland als grootmacht op het wereldtoneel. Naar mijn indruk is de belangrijkste reden voor woede van Poetin over de machtswisseling in Kiev toch de mogelijke consequenties voor zijn eigen regime, de bedreiging die een succesvolle, door een volksopstand afgedwongen koerswending naar het Westen in Oekraïne betekent voor de zittende macht in Rusland zelf. De heer Knapen heeft ook opmerkingen in die richting gemaakt.
De minister schrijft in zijn brief over Rusland van 13 mei jongstleden: "Omwentelingen waarbij de oproep om meer democratie leidde tot de afzetting van autocratische machthebbers, zoals die plaatsvonden in Georgië, Kirgizië, Oekraïne en Moldavië, worden door Moskou gepercipieerd als bedreiging van de stabiliteit in de gehele regio, maar vooral voor de stabiliteit in Rusland zelf." Voor de stabiliteit in Rusland zelf, ik deel die analyse. Het gaat bij de Oekraïne-crisis ook om het overleven van Poetins regime.
In dat opzicht is interessant dat recente opiniepeilingen in Rusland aangeven dat de houding ten opzichte van de Europese Unie en de Verenigde Staten in negatieve zin is gekanteld van een meerderheid positief tot een grote meerderheid negatief. Tegelijkertijd geven de opiniepeilingen echter aan dat nog steeds 40% van de Russische bevolking voorstander is van samenwerking met het Westen en 36% voorstander van het zich afwenden van het Westen. Daarmee lijkt er dus toch nog steeds, ondanks de huidige crisis, een basis te zijn voor een eventuele verbetering van de relatie met Rusland, op basis van grotere samenwerking. Voor de korte termijn zal echter het beleid moeten zijn een combinatie van dialoog en druk die de minister ook als richtlijn hanteert, zolang Rusland hoofdverantwoordelijk blijft voor de destabilisatie in Oost-Oekraïne.
Samenvattend kan mijn fractie goedkeuring van de associatieakkoorden ondersteunen op zowel principiële als praktische gronden. Ook de landen op het grondgebied van de voormalige Sovjet-Unie hebben recht op volledige onafhankelijkheid, zelfbeschikking en territoriale integriteit. Dat zijn grondbeginselen van het internationale recht. Deze akkoorden ondersteunen hen daarin.
Daarnaast gaat het ook om ons directe eigenbelang. Zoals de ramp met de MH17 heeft aangetoond, kunnen wij er niet van uitgaan dat de ontwikkelingen in Oost-Europa ons niet direct zullen raken. Onze eigen veiligheid en welvaart zijn gediend met stabiliteit en economische groei door middel van integratie in de Europese interne markt en met samenwerking en politieke associatie van de Oost-Europese landen met de Europese Unie, op basis van kernwaarden als democratie, rechtsstaat en mensenrechten.
De voorzitter:
Dank u wel, mijnheer Schaper. Ook u verzoek ik om nog even te blijven staan.
Mijn hartelijke gelukwensen met uw maidenspeech. Evenals de heer Knapen hebt u geschiedenis gestudeerd en hebt u een rijke schat aan ervaring op het gebied van internationale betrekkingen. Na uw studie werkte u als wetenschappelijk medewerker aan de Universiteit Leiden en bij het Nederlands Genootschap voor Internationale Zaken. In 1980 maakte u de overstap naar het ministerie van Buitenlandse Zaken, waar u een indrukwekkende loopbaan zou doorlopen. Eerst maakte u echter een korte uitstap naar het Binnenhof. U refereerde daar zelf al aan. U was van september 1981 tot september 1982 lid van de Tweede Kamer. Hier was u buitenlandwoordvoerder voor de D66-fractie.
Na uw terugkeer bij Buitenlandse Zaken was u achtereenvolgens afdelingshoofd, plaatsvervangend directeur Atlantische Samenwerking en Veiligheidszaken, directeur Europese Zaken, plaatsvervangend hoofd van de Permanente Vertegenwoordigingen bij de VN in New York en bij de NAVO in Brussel, directeur Veiligheidsbeleid en plaatsvervangend directeur Politieke Zaken. Tussen 2005 en 2013 was u Permanent Vertegenwoordiger bij de NAVO in Brussel en later bij de Verenigde Naties in New York. Vanaf september 2013 was u speciaal gezant van de minister van Buitenlandse Zaken voor de Nederlandse kandidatuur voor de Veiligheidsraad en Mensenrechtencommissie.
Sinds 1 september 2014 bekleedt u aan de Universiteit Leiden de Pieter Kooijmans leerstoel voor vrede, recht en veiligheid. Kooijmans was iemand die de unieke combinatie bezat van bevlogenheid, kennis van zaken en een goed oog voor resultaat. Hij zal ongetwijfeld een inspiratiebron voor u vormen, ook voor uw werk in de Eerste Kamer. Met uw brede maatschappelijke, diplomatieke en politieke ervaring zult u een interessante verdere bijdrage aan het werk van de Kamer leveren. Wij wensen u daarmee veel succes. Ik schors de vergadering om de collegae de gelegenheid te geven u geluk te wensen met uw maidenspeech.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De heer Kox (SP):
Mevrouw de voorzitter. Om te beginnen de felicitaties van de SP-fractie aan onze nieuwe collega's Ben Knapen en Herman Schaper. Ik ben ervan overtuigd dat beiden een grote aanwinst voor deze Kamer zullen zijn, wat niet wil zeggen dat ik het op voorhand met hen eens ben, om maar meteen een informele vraag van de collega van D66 te beantwoorden.
Dit weekeinde is het een jaar geleden dat de associatieovereenkomsten van de Europese Unie met Moldavië, Georgië en Oekraïne in Brussel werden getekend. Vandaag ligt hier de vraag voor of Nederland deze getekende verdragen op dit moment zou moeten ratificeren. Om te beginnen is er de vraag aan de minister van Buitenlandse Zaken: welke landen hebben de verdragen net als Nederland nog niet geratificeerd en waarom niet? Wat betekent dat voor de uitvoering van de verdragen? Is die, ondanks het ontbreken van ratificatie, al in gang gezet en, zo nee, wanneer zal die, na ratificatie, gaan plaatsvinden? En welke concrete politieke, economische en financiële gevolgen heeft dat voor de Nederlandse relatie met de drie partnerlanden?
Mijn fractie heeft erop aangedrongen deze verdragen niet als hamerstuk af te doen maar onderwerp van een plenaire behandeling in dit huis te laten zijn. Ik ben blij dat een groot aantal collega's deelneemt aan dit in mijn ogen wezenlijke debat en dat de minister tijd heeft kunnen vinden in zijn drukke agenda om hierover met deze Kamer te spreken. De verdragen worden in de drie partnerlanden historisch genoemd. Dat is al reden genoeg om er ook hier aandacht aan te besteden. Deelt de minister de opvatting dat het hier ook werkelijk om historische stappen gaat?
Verder betreft het hier ratificatie van verregaande samenwerkingsakkoorden met voormalige sovjetrepublieken, die in Rusland tot grote weerstand hebben geleid en tot ernstige verslechtering van de relatie tussen Rusland en de Europese Unie. Ik neem aan dat de minister ook die constatering met mijn fractie deelt en dit ook een goede reden vindt om er terdege over te spreken vooraleer te beslissen. Her en der wordt al gesproken over een nieuwe Koude Oorlog, mede in gang gezet door grote onenigheid over deze verdragen. Ik hoop dat de minister ons zijn visie op de samenhang van de associatieverdragen en de verslechterde relatie met Rusland zal willen geven. Collega Knapen vroeg er ook om. We zouden alles moeten doen om een nieuwe Koude Oorlog te voorkomen, de vorige ligt pas een kwart eeuw achter ons immers.
In Oekraïne is het associatieverdrag rechtstreeks gerelateerd aan de omverwerping in februari 2014 van de regering van de voormalige president Janoekovitsj, die te elfder ure besloten had het associatieverdrag vooralsnog niet te tekenen en daarmee de woede van een deel van de bevolking opriep en daar in februari vorig jaar voor op de vlucht sloeg. De EU en Nederland, doorgaans niet dol op onconstitutionele revoluties, accepteerden opmerkelijk genoeg die omverwerping vrijwel onmiddellijk en sloten vervolgens een associatieverdrag met een democratisch op zijn minst gebrekkig gelegitimeerde nieuwe regering. Ik ga ervan uit dat de minister dit met mijn fractie een reden te meer vindt om er plenair over te spreken, zeker ook omdat de omverwerping van de regering in Kiev een van de aanleidingen was om in het oosten van het land per referendum het nieuwe gezag in Kiev de zeggenschap over de Krim en Donbas te ontzeggen, waarna de bevolking van de Krim zich zelfs, in een weliswaar illegaal maar weinig aan duidelijkheid te wensen overlatend referendum, uitsprak voor onafhankelijkheid en zich daarna liet annexeren door Rusland. In het Oosten van het land barstte niet lang daarna een bloedige burgeroorlog uit, die tot vandaag voortduurt.
Het associatieverdrag wordt gesloten met landen die allemaal slechts gedeeltelijke controle over hun grondgebied hebben. Het werd al genoemd. In Moldavië heeft Transnistrië zich aan het centraal gezag onttrokken, in Georgië geldt dat voor Abchazië en Zuid-Ossetië en in Oekraïne geldt dat voor de Donbasregio, terwijl een ander deel van Oekraïne, de Krim, inmiddels illegaal door Rusland is geannexeerd. In Transnistrië bevinden zich enkele duizenden militairen — een restant uit de sovjettijd — alsmede een flink aantal Russische en Oekraïense militaire waarnemers van het bestand tussen het opstandige gebied en Moldavië. In Zuid-Ossetië en Abchazië bevinden zich Russische militairen, officieel als waarnemers, maar ze worden door Georgië gezien als deel van een bezettingsmacht van deze twee afgescheiden gebieden. Verdragen sluiten met landen die van doen hebben met dit soort gevaarlijke conflicten, lijkt op zich ook meer dan voldoende reden voor plenaire behandeling, zeker ook omdat de bewoners van de afgescheiden gebieden in theorie wel, maar de facto niet zullen profiteren van de associatieverdragen, zoals de minister in zijn memorie van antwoord uitlegt.
Ten slotte noem ik het gegeven dat het sluiten van deze associatieverdragen in de partnerlanden gezien wordt als stap op weg naar het lidmaatschap van de Europese Unie. Ik neem aan dat de minister op de hoogte is van de reeks niet mis te verstane uitspraken van de partnerlanden hierover en ook daarom met mijn fractie van mening is dat het goed is deze verdragen niet als hamerstuk af te doen maar plenair te bespreken. Wekken wij, hoewel we dat niet willen, met ratificatie van deze verdragen de hoop bij onze nieuwe partners dat lidmaatschap van de EU in het verschiet ligt?
Moldavië gaat ervan uit EU-lid te worden in 2019, als buurland Roemenië het EU-voorzitterschap heeft. Georgië laat geen twijfel bestaan over zijn EU-aspiraties. En president Poroshenko van Oekraïne zei eind april nog tegen zijn EU-partners in Kiev dat zijn land binnen vijf jaar aan alle voorwaarden voldoet om het lidmaatschap aan te vragen. En hoewel Nederland dat niet zo ziet, weet de Oekraïense president zich gesteund door meerdere lidstaten van de EU, waaronder buurland Polen. Kan de minister ons vertellen hoeveel lidstaten het niet met de Nederlandse regering eens zijn dat een EU-lidmaatschap voor deze landen slechts een theoretische mogelijkheid is?
Afgelopen week was ik namens deze Kamer in Straatsburg voor de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa. Dat stelde me in de gelegenheid om me opnieuw te laten bijpraten over de ontwikkelingen in de drie landen, die onze speciale partners worden als we vandaag deze overeenkomsten met hen ratificeren. Het resultaat van die gesprekken is dat ik nog meer overtuigd ben dat het op dit moment ratificeren van deze verdragen wellicht niet erg verstandig is. Waarom? De verregaande samenwerking met Moldavië, Georgië en Oekraïne is, zo zegt de minister in zijn memorie van antwoord, gericht op verdieping van de politieke samenwerking en de stapsgewijze integratie van hun economieën in de Europese markt. De minister verduidelijkt dat door te zeggen dat het hier gaat om een verregaande toenadering van de drie landen tot de normen en standaarden van de EU op tal van terreinen, variërend van rechtsstaat en mensenrechten tot markttoegang en duurzame ontwikkeling.
Als principes die ten grondslag liggen aan de associatieovereenkomsten, noemt hij eerbiediging van de democratische beginselen, de fundamentele rechten van de mens, fundamentele vrijheden en de beginselen van de rechtsstaat. Die moeten, zo schrijft de minister in zijn memorie, als uitgangspunt dienen van het binnenlands en buitenlands beleid van partijen en leidend zijn in de overeenkomst. Daarnaast noemt hij markteconomie en respect voor de beginselen van soevereiniteit en territoriale integriteit als leidende uitgangspunten. Keurige uitgangspunten, zo vindt mijn fractie, en een mooie basis voor samenwerking. Mijn vraag aan de minister is echter: hoe staat het daarmee, in de drie partnerlanden? In Straatsburg hoorde ik deze week dat in Georgië een groot aantal leden van de vorige regering momenteel juridisch vervolgd wordt en een aanzienlijk aantal voormalige bewindslieden zelfs in de gevangenis zit.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
De heer Kox zegt dat de SP-fractie het op dit moment niet raadzaam vindt, de verdragen te ondertekenen. Denkt hij dat er in de toekomst wel een moment kan zijn dat er ondertekend kan worden?
De heer Kox (SP):
Ja, ik zou niet weten waarom niet. Associatieverdragen sluit je met landen waarmee je je wilt associëren. Nederland is geen eiland, zoals uw partij soms schijnt te denken, dus wij willen ons graag associëren met like-mindedlanden, maar de voorwaarden moeten voldoende zijn. Als die er niet zijn, moet je je niet associëren. Maar als ze er wel zijn, moet je je niet op grond van een soort principe van "wij doen geen zaken over de grens" daarvan distantiëren.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Dan kan ik dus concluderen dat u niet tegen uitbreiding van de EU bent. Is dat juist?
De heer Kox (SP):
Nee, dan moet u uw huiswerk even overdoen. Je kunt een associatieverdrag met de EU tekenen, maar het is geen automatisme dat dit leidt tot het lidmaatschap van de EU. Over het idee dat je met het sluiten van een associatieverdrag lid wordt van de EU is de minister duidelijk en mijn partij ook.
De voorzitter:
Mevrouw Faber, tot slot.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Het is nog maar de vraag of je, als je een associatieakkoord ondertekent, het EU-lidmaatschap niet kunt krijgen. Maar daar gaat de minister straks waarschijnlijk nog enige duidelijkheid over verschaffen. Daar hoeven wij het nu dus niet te hebben.
De heer Kox (SP):
Zoals u zeker zult hebben gehoord, heb ik dat juist aan de minister gevraagd. Wij zeggen dat dit niet tot het lidmaatschap van de EU leidt, maar als je in die landen komt, hoor je dat ze iets totaal anders zeggen. Toen ik een tijd terug met president Poroshenko sprak, zei deze: natuurlijk worden we lid van de EU. Toen zei ik: Natuurlijk, maar onze minister zegt dat dat natuurlijk niet gebeurt. Dat gaat er bij Poroshenko niet in. Hij is ervan overtuigd dat hij belangrijke bondgenoten heeft, bijvoorbeeld in Polen, maar zelfs ook in het Europees Parlement, die hem zullen steunen bij dat lidmaatschap. In die drie associatielanden wordt het verdrag inderdaad gezien als een voorportaal. Dat is het niet, maar tussen wat het niet is en wat mensen geloven dat het wel is, zit vaak een groot verschil. De minister zal ons daar zeker antwoord op geven.
In Straatsburg hoorde ik deze week dat in Georgië een groot aantal leden van de vorige regering momenteel juridisch vervolgd wordt en een aanzienlijk aantal voormalige bewindslieden zelfs in de gevangenis zit. De Georgische oppositie spreekt er schande van. De voormalige president Saakasjvili is er op de most-wantedlist gezet. Hoe verdraagt zich dit alles met de beginselen van de rechtsstaat? Ik hoorde ook dat het met name superrijke oligarchen zijn die nu, net als onder de vorige president, vooral aan de touwtjes van de staat en de economie trekken. Heeft de minister daar weet van?
In Straatsburg kreeg ik ook te horen dat Moldavië opnieuw in een diepe crisis zit, nadat eerder dit jaar een kolossaal bankschandaal uitlekte, dat het armste land van Europa weer een miljard armer heeft gemaakt en waarbij de namen van invloedrijke figuren worden genoemd. Corruptie doordesemt de Moldavische samenleving en lijkt vrijwel niet te bestrijden, zeker niet door de regeringen die we de afgelopen jaren zagen aan- en aftreden. De minister-president, de zoveelste op rij, is enkele dagen terug ook alweer afgetreden. Volgens een opinieonderzoek is een meerderheid van de Moldavische bevolking niet meer enthousiast over het associatieverdrag. De door de minister genoemde pro-Europese partijen hebben de parlementsverkiezingen verloren en worden nu alleen nog in het zadel gehouden door nota bene de Communistische Partij, die zelf tegen het associatieverdrag is. Bij de afgelopen verkiezingen werd een partij die volstrekt tegen het associatieverdrag is, in een klap de grootste van het land en een andere kansrijke partij die zich tegen het verdrag keert, werd twee dagen voor de stembusgang van de kieslijst gehaald, tot verbazing van de waarnemers van de Raad van Europa en de OVSE. De minister weet van dit alles, maar ziet hij er wellicht een reden in het ratificatieproces aan te houden? Waar ziet hij de vooruitgang in Moldavië als het gaat om de door hem benoemde principes?
In Straatsburg beheerste het bloedige conflict in Oekraïne opnieuw de agenda van de Parlementaire Assemblee. Meer dan 6.000 doden — onder wie bijna 200 Nederlandse burgers die in de MH17 zaten — nog veel meer gewonden en honderdduizenden vluchtelingen zijn het resultaat van deze burgeroorlog, waarin het Oekraïense leger en zwaarbewapende opstandelingen elkaar en vooral de burgerbevolking bestoken. De opstandelingen lijken een deel van hun wapens te betrekken uit Rusland en volgens de Oekraïense regering vechten er zelfs duizenden Russische soldaten mee aan de kant van de opstandelingen, die overigens steevast "terroristen" worden genoemd omdat zij het gezag van Kiev weigeren te erkennen. Dat is opmerkelijk, omdat de Maidan-opstand ongeveer dezelfde achtergrond had: opstandelingen die het gezag niet erkenden. Het Oekraïense leger maakt op haar beurt gebruik van Amerikaanse militaire adviseurs. Het Huis van Afgevaardigden in Amerika dringt, met grote meerderheid, aan bij president Obama op het leveren van zware wapensystemen, zogezegd ter verdediging tegen de Russische agressie. Het Oekraïense leger werkt ook samen met rechtsextremistische strijdgroepen, die zich geïnspireerd noemen door Adolf Hitler en diens Oekraïense collaborateurs in de Tweede Wereldoorlog, daarmee openlijk te koop lopen en die door niets en niemand gehinderd hun terreur, met name in het oosten van het land, maar daar niet alleen, mogen uitoefenen. Het Minsk II-verdrag verplicht beide strijdende partijen tot een wapenstilstand, maar die wordt aan de lopende band geschonden, door beide partijen, zoals de OVSE onlangs weer eens meldde.
Eind mei rapporteerde Amnesty International dat er in Oekraïne door beide partijen gruwelijke martelmethodes worden gebruikt en dat bijna dagelijks standrechtelijke executies plaatsvinden. De minister kent dat rapport vanzelfsprekend. Hoe beoordeelt hij de voortgang in Oekraïne waar het gaat om de gewenste democratisering, het functioneren van de rechtsstaat en het respect voor de mensenrechten? Enkele weken terug ondertekende president Poroshenko een wet die een algeheel verbod van het uiten van "communistische opvattingen" en het vertonen van "communistische symbolen" oplegt en de facto tot het verbod van de communistische partij van het land leidt en mogelijk ook nog andere partijen. Een soortgelijke wet werd enige tijd terug in Moldavië ingetrokken nadat de commissie van Venetië van de Raad van Europa er zijn negatieve oordeel over had uitgesproken.
Wat vindt de minister daarvan? Denkt hij dat er voldoende voortgang wordt gemaakt met de noodzakelijke constitutionele hervormingen waartoe het land zich verplicht heeft? Half juli gaat het parlement in Kiev anderhalve maand dicht en als dan de eerste lezing van de grondwettelijke hervormingen niet is gepasseerd, worden tal van andere hervormingsprocessen gefrustreerd.
Hoe beoordeelt de minister de door hem noodzakelijk genoemde hervormingen die de rechterlijke macht onafhankelijk moeten maken van de uitvoerende macht? In het Oekraïense parlement beschuldigt nota bene de partij van Julia Timosjenko de president ervan dat hij zijn voorgangers navolgt met het benoemen van aan hem gerelateerde figuren in de rechterlijke macht. Een speciaal internationaal panel van de Raad van Europa heeft het juridisch onderzoek naar de gang van zaken rondom de Maidan-opstand als volstrekt onvoldoende gekwalificeerd. En van de door de minister genoemde noodzaak een einde te maken aan de endemische corruptie lijkt tot op vandaag bitter weinig terecht te komen. Oekraïne doet het wat dat betreft nog slechter dan Rusland, volgens Transparancy International.
Ondertussen heeft het parlement een zuiveringswet aangenomen die volgens de Commissie van Venetië ernstige gebreken vertoont. Dat ook zal de minister bekend zijn. Hij weet natuurlijk ook dat nog maar enkele dagen terug de Oekraïense regering aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa heeft laten weten dat delen van het voor Oekraïne ook bindende Europese mensenrechtenverdrag tot nader order niet of in mindere mate van toepassing zullen zijn in dat land met het oog op het voortgaande gewapende conflict. Kunnen we nu werkelijk zeggen dat het de goede kant op gaat met de rechtsstaat Oekraïne of is dat vooral toch wishful thinking?
De heer Schrijver (PvdA):
Wij delen met collega Kox de inzet voor meer respect voor de mensenrechten, vrijheid en democratie in Oekraïne, maar denkt hij dat het niet sluiten van het Associatieakkoord tussen de Europese Unie en haar lidstaten en Oekraïne die Europese waarden beter naderbij kunnen brengen dat het wel sluiten van dit akkoord?
De heer Kox (SP):
Nee, daar ben ik ook niet van overtuigd, zo durf ik te zeggen. Ik heb het zojuist eigenlijk ook al tegen mevrouw Faber gezegd. Het sluiten van associatieovereenkomsten op basis van de waarden en principes die de minister aangeeft, is volgens mij buitengewoon in orde als je dat rond kunt krijgen. Het is dus niet de vraag of wij ons met die landen moeten associëren, maar of dit het moment is om dat te doen. Zijn de voorwaarden nu vervuld of zou het rustiger aan doen met die associatieverdragen wat meer mogelijkheden geven om die landen de goede kant op te krijgen? Ik zie namelijk in het laatste jaar, nadat we de associatieverdragen getekend hebben, in geen van de drie landen een beweging de goede kant op. Dat zou ons zorgen moeten baren.
De heer Schrijver (PvdA):
Begrijp ik collega Kox dan goed dat zijn zorgen vooral de wijze van toepassing en tenuitvoerlegging van het associatieakkoord betreffen en niet zozeer het wel of niet sluiten? Hij zegt in feite dat het niet sluiten van het associatieakkoord de democratie, de rechtsstaat en de volledige aansluiting bij het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens niet naderbij brengt. Over de uitvoering van het associatieakkoord delen wij heel veel van zijn zorgen, maar ik zou het wel prettig vinden om dat te kunnen vaststellen.
De heer Kox (SP):
De aansluiting bij de Europese mensenrechtenconventie is, zoals collega Schrijver ongetwijfeld weet, al formeel geborgd omdat het allemaal lidstaten van de Raad van Europa zijn. Dat kunnen ze alleen maar zijn als ze die mensenrechtenconventie onderschrijven. Tussen het formeel onderschrijven en daar in de praktijk iets mee doen, zit een wereld van verschil. Tussen het nu ratificeren en het niet-ratificeren zit ook een wereld, namelijk het ratificeren onder voorwaarden: wij willen dit doen, maar dan moet u van uw kant die beweging inzetten. Toen we Roemenië en Bulgarije bij de Europese Unie haalden, heeft mijn fractie ook gevraagd of we dat niet te snel deden. Daarna hebben we gezien dat het inderdaad te snel was, want zodra deze landen lid werden, was het gedaan met de goede voornemens. Hier zou ik zeggen dat die landen eerst moeten laten zien dat zij de goede kant op willen en ook op kunnen. Het is niet alleen onwil, maar het is soms ook de onmogelijkheid. Als zij dat laten zien, dan kunnen wij erover praten.
De voorzitter:
Tot slot, mijnheer Schrijver!
De heer Schrijver (PvdA):
Er staan maar liefst 500 artikelen in het associatieakkoord en het is de heer Kox vast wel opgevallen dat er heel veel staat over constitutionele hervorming, versterking van de rechtsstaat en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht. Wat dat betreft, wordt hij op papier wel op zijn wenken bediend. Krijgen wij de volgende week een voorstem van de SP voor dit associatieakkoord te horen?
De heer Kox (SP):
Misschien is dat een verschil tussen uw stroming en de mijne. Wij zijn praktisch; je kunt alles op papier zetten, maar het is de vraag of het in de praktijk ook wordt waargemaakt. Ik heb gezegd dat er voor de zomer nog twee weken zijn te gaan, voordat ze in Oekraïne de eerste lezing van de grondwetshervorming goedgekeurd moeten hebben. Lukt dat niet, dan valt alles in duigen en komt er ook van het associatieverdrag niet heel veel terecht. Dan valt ook Minsk II eigenlijk in duigen, want de kans dat er dan lokale verkiezingen worden georganiseerd, is ook buitengewoon gering. Ik help het de heer Schrijver dus hopen, maar niet alles wat in Oekraïne op papier wordt gezet, gebeurt ook. Ik ben een aantal keren gaan kijken, maar er is niemand in Oekraïne die zegt dat het ook gebeurt omdat het op papier staat. Het staat op papier, dus het gebeurt nog lang niet. Eerst de praktijk, dat is de belangrijkste leermeester. Althans, dat heb ik in mijn eenvoud altijd geleerd. Ik zou het mooi vinden als we met deze drie partnerlanden het moment konden bereiken waarop we aan beide kanten kunnen zeggen dat we ons naar eer en geweten kunnen associëren, omdat nu realiseerbaar is wat beide partijen willen. Als het niet realiseerbaar is, denk ik dat we het, zeker in de buitenlandse politiek, niet moeten doen. Bij gevaar moet je niet inhalen en geen verdragen sluiten. Het is maar een mening.
Mijn fractie vindt het van groot belang dat de voormalige Sovjetrepublieken de kans wordt gegund op een zelfstandige ontwikkeling. Dat betekent dat Rusland hen niet mag behandelen alsof hun soevereiniteit gelimiteerd wordt door Russische belangen. Maar het betekent ook dat de Europese Unie met grote voorzichtigheid in dit deel van ons continent dient te opereren. Mijn fractie heeft de overtuiging dat dat niet gebeurd is en dat overhaast op het sluiten van deze associatieverdragen is aangestuurd. Met meer tact had veel meer bereikt kunnen worden. Ik heb dat van veel mensen gehoord die zich hiermee bezighouden. Dat gebeurde in beslotenheid, want in de openbaarheid kan dat nu eenmaal niet gezegd worden. Iedereen weet echter dat ook door de Europese Unie scheve schaatsen zijn gereden toen we zo overhaast tot dit associatieverdrag wilden komen. Pas na het tekenen van de associatieakkoorden — en dat is typerend — is de EU in onderhandeling getreden met Rusland over de mogelijk negatieve gevolgen van de akkoorden voor Rusland. Kunnen we, in ieder geval met de kennis van vandaag, hier concluderen dat wederom bewezen is dat haastige spoed zelden goed is in de internationale politiek?
Ik heb het voorrecht gehad alle partnerlanden te bezoeken en ik onderhoud contacten met vertegenwoordigers van de verschillende politieke kampen in deze landen, rechts-extremisten uitgezonderd. Ik wijs hen steeds op hun eigen verantwoordelijkheid voor de toekomst van hun land, maar ik kan er niet onderuit dat wij ook een zekere verantwoordelijkheid dragen. Juist daarom zegt mijn fractie hier: bezint eer ge begint. Kan de minister daarom aangeven wat de gevolgen zijn van het uitstellen van de besluitvorming over de ratificatie van de associatieverdragen? Leidt zoiets tot onherstelbare schade of creëert het wellicht juist ruimte om alsnog te doen wat eerder over het hoofd gezien werd: het sluiten van verdragen die goed zijn voor de partners, goed zijn voor ons, en in Rusland niet ervaren worden als een regelrechte aantasting van zijn positie in Europa?
Natuurlijk kunnen we volharden in een aanpak die zegt dat we geen boodschap aan de Russen hebben en zelf bepalen wat wij met anderen doen. Dat kan, maar wijs lijkt het ons niet. En juist in deze gevaarlijke tijden, waarin veel in Europa aan het schuiven is, lijkt wijsheid ons de voornaamste deugd te zijn. Bovenal lijkt het ons belangrijk dat we ons in ons handelen vooral laten leiden door wat werkelijk goed is voor de mensen in Moldavië, Georgië en Oekraïne. Zij hebben al te lang te weinig gekregen en teveel geleden.
Mijn fractie ziet daarom met grote belangstelling uit naar de antwoorden van de minister en de reacties van de fracties en zal haar stemgedrag aan het einde van het debat bepalen.
De heer Ten Hoeve (OSF):
Voorzitter. Ik feliciteer ook de beide leden van de Kamer die hun maidenspeech hebben mogen houden. Voor mijzelf is het geen maidenspeech, maar het doet mij wel erg veel genoegen om na zoveel tijd hier weer te mogen staan, en nog wel bij zo'n Europees onderwerp.
Bij deze drie associatieovereenkomsten zijn de sleutelwoorden politieke associatie en economische integratie. Het is duidelijk dat dit heel wat verder gaat dan een goede en vreedzame verhouding met nabuurlanden. Het betekent streven naar integratie van de drie landen in het economische systeem van de interne Europese markt en het betekent het politiek verbinden van de drie landen aan de normen en waarden van de Europese Unie. Dat moet in de loop van de tijd concreet gestalte krijgen in aanpassing van de wetgeving van de drie landen op economisch en ook op politiek, ethisch en moreel gebied aan de uitgangspunten die in de EU gelden. Dat is ontegenzeggelijk het trekken van de drie landen in de Europese invloedssfeer. Dat kan, want daarvoor is in de Europese Unie draagvlak, omdat het goed is om gelijkgeaarde buren te hebben. Daarvoor is er ook, en zelfs groot draagvlak in de betreffende landen, maar misschien wat minder in Moldavië. Draagvlak, natuurlijk concreet voor de wens om hoe langer hoe meer op Europa te gaan lijken in welvaart en in democratie. Dat is een compliment voor Europa: wij hebben allerlei problemen maar wij worden nog steeds door de meeste van onze buren benijd om onze vrijheid en onze welvaart.
Maar dat betekent ook dat in alle drie die landen bij veel inwoners de vurige wens bestaat om op termijn, maar eigenlijk liefst zo gauw mogelijk, echt lid te worden van de EU. En daar ligt een probleem, want onze regering roept al heel lang dat daar natuurlijk geen sprake van kan wezen. Het is in zoverre terecht en begrijpelijk dat de Unie nog heel veel moeite heeft om Roemenië, Bulgarije en ook Griekenland in het gareel van goed, betrouwbaar en integer bestuur te dwingen en dat de Unie dus eigenlijk niet nog meer onvolwassen leden erbij kan hebben. Misschien kan de EU, zoals collega Knapen zei, zich helemaal nauwelijks permitteren er leden bij te krijgen, alhoewel dat naar mijn gevoel wat afhankelijk zou moeten zijn van de mogelijkheid om een verstandige tweesnelhedensituatie te creëren binnen de EU.
Maar het kan niet ontkend worden, ondanks deze bezwaren, dat het goed is om er maar heel duidelijk over te zijn dat Europese landen volgens de verdragen wel het recht hebben om mee te doen in de Unie, op het moment dat zij zich daarvoor kwalificeren. Het gaat hier om Europese landen, Oekraïne en Moldavië ontegenzeggelijk. Georgië hoort niet bij het Midden Oosten, dat is duidelijk, dus waar zou het anders bij moeten horen dan bij Europa?
Zou de regering duidelijk willen zeggen dat deze drie landen, voorlopig nog echt, echt niet, maar op de lange duur zeker wel het principiële recht hebben om toe te treden tot de Unie? Ook al is dat een uitzicht op de heel lange termijn, dat principiële uitgangspunt is waarschijnlijk voor deze landen zelf van groot psychologisch belang en het zou ook kunnen helpen om ons toch meer te binden aan de Midden-Europese lidstaten. Over dat principiële punt zou ik wel graag een heel duidelijke uitspraak willen hebben van de minister.
Tot zover prachtig, ook al zie je daar in de praktijk in deze drie landen nog niet zo heel veel van terug, dat heeft collega Kox ook wel duidelijk gemaakt.
Naast dat prachtige is er ook een andere kant. De drie landen worden door Rusland gezien als zeer nabij buitenland dat bij voorkeur in de Russische invloedssfeer moet blijven. Die gedachte wordt door delen van de bevolking in de Oekraïne en in Moldavië ook gedragen, in Georgië, in rest-Georgië, waarschijnlijk nauwelijks. Maar dit is dus wel een groot probleem. Je zou je kunnen afvragen of dit probleem niet zo groot geworden is doordat het Westen, de EU en ook Nederland, altijd een uitsluitend legalistische houding heeft aangenomen in een aantal conflicten die ontstaan zijn en die intussen als "bevroren conflicten" gelden. Waar natiestaat en natie niet volkomen samenvallen, ontstaan heel makkelijk conflicten, dat laat ook West-Europa wel zien. Ook in West-Europa moet daar flexibel mee omgegaan worden om het goed af te laten lopen.
Het afgescheiden gebied van Moldavië, de republiek Transnistrië, is door een Sovjet-opzetje uit 1924 uiteindelijk binnen de grenzen van de Sovjetrepubliek Moldavië terechtgekomen en daarna dus in de huidige Republiek Moldova. Het heeft nooit bij het vorstendom Moldavië gehoord en er wonen, behalve in enkele dorpen, weinig Moldaviërs, maar vooral Russen en Oekraïners. Waarom zou dan zo'n conflict niet tot een vreedzame scheiding kunnen leiden? Is vasthouden aan een formele Sovjetgrens dan wel de juiste benadering?
Ongeveer hetzelfde geldt voor Zuid-Ossetië en, iets genuanceerder, eigenlijk ook voor Abchazië. Het legalistische standpunt van de westerse mogendheden bepaalt waarschijnlijk sterk de onmogelijkheid om een oplossing voor de bevroren conflicten te vinden. Het bepaalt de verhouding tot Rusland.
Wat betreft de Oekraïne, waar niet een bevroren maar een heet conflict aan de gang is, de verschillen tussen de westelijke en de oostelijke Oekraïne en zelfs ook tussen de westelijke en de centrale Oekraïne zijn zo groot dat het lang volgehouden standpunt van een eenheidsstaat Oekraïne dwaas is en was. Een duidelijke, constitutioneel gegarandeerde en heel vergaande federalisering is niet alleen voor de Russen belangrijk, maar ook voor de interne verhoudingen in de Oekraïne noodzakelijk. En ook daarbij bestaat er te veel onwil of in ieder geval traagheid. Misschien juist wel omdat zo'n echte federalisering er ook best eens toe zou kunnen leiden dat de Oekraïne het streven naar het lidmaatschap van de EU zou moeten opgeven. De keuze kon dan uiteindelijk wel eens worden tussen geen EU-lid worden of uiteenvallen.
Ik zal verder zwijgen over de Krim, want wat daar gebeurd is, is natuurlijk lang niet in de haak, maar ik denk inderdaad ook dat het gehouden referendum wel een juist beeld geeft van de verhoudingen daar.
Ik ben voor de associatieovereenkomsten, want ik geloof dat de drie landen het recht hebben deze keuze voor Europa te maken. Europa moet deze Europese landen dan ook verwelkomen, daar ben ik duidelijk over geweest. Maar ik geloof ook dat waar door etnische tegenstellingen conflicten ontstaan, zodat delen van deze landen een andere kant kiezen, aan die etnische loyaliteiten ook waar mogelijk tegemoetgekomen zou moeten worden, ook eventueel met doorbreking van de formele en vaak toevallig of zelfs manipulatief tot stand gekomen grenzen. In de gesprekken over die gevallen speelt het Westen een rol, en dus speelt ook Nederland daarbij indirect een rol. Als die rol creatiever kon zijn en met meer gevoel voor de situatie in het veld zou kunnen bijdragen tot echte oplossingen, dan zouden deze associatieakkoorden wel eens minder weerstand in het Oosten kunnen oproepen, en daardoor op termijn misschien wel beter geborgd zijn. Ik vraag de minister graag hoe hij daarover denkt.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Voorzitter. Ook ik begin graag met de heer Knapen en de heer Schaper te feliciteren met hun maidenspeech en hen welkom te heten in ons midden, naast natuurlijk ook een hernieuwd welkom aan de heer Ten Hoeve.
Laat ik met de deur in huis vallen: mijn fractie ondersteunt de voorliggende voorstellen tot ratificatie van de associatieovereenkomsten met de landen die deel uitmaken van het oostelijk partnerschap, in ieder geval met deze drie associatielanden. Wij ondersteunen het nabuurschapsbeleid en juichen ook de nieuwe benadering van dat beleid toe, maar beschouwen de associatieovereenkomsten als instrumenten die nog veel meer kunnen bijdragen aan de noodzakelijke hervormingen in deze landen in de richting van meer democratie en rechtsstaat, maar ook meer welvaart en stabiliteit.
Dat wij nu hier een debat voeren over deze ontwerp-goedkeuringswetten, heeft natuurlijk alles te maken met het huidige conflict tussen Oekraïne en Rusland, dat de stabiliteit en de beoogde hervormingen zwaar onder druk zet.
Sommige fracties — wij hebben het net ook gehoord van de heer Kox — vragen zich ook af of dit wel het juiste moment is om een dergelijke overeenkomst te ratificeren. Wij denken van wel, omdat ze tot stand zijn gekomen op basis van goedkeuring door een meerderheid van de bevolking. Van stopzetting van deze samenwerking of het uitstellen van ratificatie zou misschien zelfs een verkeerd signaal uit kunnen gaan, namelijk dat je met intimidatie en geweld de koers van een land of zelfs van de Europese Unie kunt beïnvloeden. Dat neemt natuurlijk niet weg dat het van het grootste belang is dat de EU een effectieve strategie richting Rusland gaat voeren.
Wel is de vraag gerechtvaardigd of en op welke wijze de beoogde en afgesproken hervormingen gerealiseerd kunnen worden in de huidige omstandigheden en wat de strategie is van de EU om daaraan een optimale bijdrage te leveren. Wij hebben het van verschillende sprekers hier gehoord. Ben Knapen wees op de bijzondere omstandigheid dat de conflictsituatie een bepaald gedrag kan uitlokken, wat juist niet wordt beoogd door de associatieovereenkomsten. De heer Schrijver en de heer Ten Hoeve wezen op de frozen conflicts, dus bezette gebieden, die ook leiden tot bijzondere omstandigheden. De heer Kox wees op tal van mensenrechtenschendingen die ook nu nog plaatsvinden in de drie landen. Het gaat dus om bijzondere omstandigheden. Ik sluit mij aan bij de vragen naar de specifieke strategie van de EU om in deze omstandigheden de landen ondersteuning te bieden bij het doorvoeren van de hervormingen, maar soms ook op de juiste wijze onder druk te zetten om bijvoorbeeld mensenrechtenschendingen te stoppen of te voorkomen. Wij denken dat niet alleen ten aanzien van Rusland maar ook ten aanzien van deze associatielanden een meersporenbeleid moet plaatsvinden.
Ook hecht mijn fractie eraan dat bij de uitvoering van het nabuurschapsbeleid voldoende samenwerking wordt gezocht met andere actoren in die landen: met maatschappelijke organisaties, oppositiepartijen en minderheidsgroepen. Deze samenwerking biedt het broodnodige tegenwicht aan belangen van een zittende regering en aan een neiging tot nepotisme en corruptie en ze bevordert de versterking van een civil society die de omvorming naar een rechtsstaat hard nodig heeft.
In hoeverre gebeurt dat in deze landen, vraag ik de minister. Verder wordt in de stukken gesproken over versterking en bescherming van de fundamentele rechten op tal van punten, maar ik lees weinig over het recht op bescherming van vluchtelingen of de bescherming en versterking van de positie van migranten en staatlozen. In tijden van conflicten waar mensen voor op de vlucht slaan of door ontheemd raken, zijn waarborgen op deze punten van cruciaal belang. Ook de samenwerking tussen de Unie en deze landen, onder andere door terug- en overname-overeenkomsten, kan tot gevolg hebben dat vluchtelingen uit oostelijker gelegen landen in deze transitlanden als het ware blijven steken omdat de grenzen naar de Europese Unie beter bewaakt gaan worden, zowel door de EU als door associatielanden. Dat maakt het nog belangrijker dat de toegang tot asiel en de rechten van vluchtelingen en migranten ook in die associatielanden gewaarborgd zijn. Is de minister dat met mijn fractie eens? Zo ja, welke concrete afspraken zijn erover gemaakt en welke ondersteuning biedt de Europese Unie aan deze landen op dit punt? Wordt hieraan ook aandacht besteed bij het monitoren van de hervormingen?
De voorzitter:
Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Ik constateer dat dit niet het geval is. Ik schors de beraadslaging en schors de vergadering voor een enkele minuut in afwachting van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Ik zie op mijn papieren dat hij om 16.15 uur wordt verwacht. Misschien is hij er iets eerder. Uiterlijk om 16.15 uur gaan wij verder, maar let u goed op de bel, voor het geval hij er is. Volgens mijn schema gaan wij vervolgens verder omstreeks 17.00 uur en uiterlijk om 17.10 uur. Van 16.15 uur tot 17.10 uur is het antwoord van de regering en de re- en dupliek over het verdrag met Noorwegen. Daarna, omstreeks 17.10 uur, gaan we verder met de associatieovereenkomsten.
De beraadslaging wordt geschorst.
De vergadering wordt van 16.03 uur tot 16.15 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-ek-20142015-37-9-n1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.