4 Stemmingen

Aan de orde is de stemming over de behoefte aan parlementair onderzoek naar de privatisering en de verzelfstandiging van overheidsdiensten in het kader van het voorstel tot het houden van een parlementaire enquête (XC).

(Zie vergadering van 13 september 2011.)

De voorzitter:

Hebben alle leden de presentielijst getekend? Ik houd dat bij. Drie keer is groene kaart, vijf keer gele kaart en zeven keer rode kaart.

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik mag een verklaring afleggen namens de fracties van de SP, GroenLinks, de Partij voor de Dieren, D66, de OSF, 50PLUS, de Partij van de Arbeid, de SGP en een deel van de fractie van de VVD. Ik weet niet precies hoeveel leden van de VVD, maar dat zal zo meteen wel blijken.

Met deze verklaring wordt de Kamer een formule aangeboden om uitvoering te geven aan een voorgenomen besluit voor een parlementair onderzoek naar de privatisering en de verzelfstandiging van vroegere overheidsdiensten. Daarover hebben wij op 13 september een debat gevoerd. Daarin is duidelijk geworden dat een Kamermeerderheid daarvoor is. Enkele partijen, namelijk de Partij van de Arbeid, de VVD en D66, hadden of hebben nog wensen ten aanzien van het budget, de uitvoeringsaspecten en de reikwijdte van de vraagstelling. Aan het eind van het genoemde debat kon iedereen er zich in vinden dat het rapport van de commissie-Leijnse in principe het kader kan bieden voor het beoogde parlementair onderzoek.

Het debat kan worden samengevat met de volgende formuleringen.

1. Er wordt een parlementaire onderzoekscommissie ingesteld ex artikel 34 lid 2 van het Reglement van Orde van deze Kamer.

2. Bij de uitvoering van het onderzoek zijn de opzet en de vraagstelling van het rapport van de commissie-Leijnse leidend.

3. De in te stellen commissie laat extern onderzoek uitvoeren als onderdeel van het parlementair onderzoek, bij voorkeur door een universitair instituut of bijvoorbeeld door de Raad voor het openbaar bestuur.

4. De commissie beschikt over een budget en zet dit zo doelmatig mogelijk in. Dit houdt verband met de wens van de verschillende fracties om zo mogelijk niet het gehele genoemde bedrag te gebruiken en het onderzoek zo kostenvoordelig mogelijk te doen.

5. De commissie doet binnen één jaar eindverslag door middel van een eindrapport met daarin analyses en aanbevelingen.

De beste weg lijkt nu dat de in te stellen commissie de opmerkingen die op 13 september zijn gemaakt – bijvoorbeeld over de positie van zbo's, de Europese regelgeving als grondslag voor nationaal beleid en de verhouding burger/rijksoverheid – weegt en bij haar onderzoek betrekt. De commissie is op dit punt dus competent. Die opmerkingen vormen, naast het rapport van de commissie-Leijnse, het kader waarmee de onderzoekscommissie gaat werken. Verder kan de commissie het onderzoek naar bevind van zaken inrichten. Daartoe behoren ook eventuele tussenrapportages aan de Kamer.

Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling, de onderzoeksopzet te verbreden. Ook de budgettaire ruimte legt vanzelfsprekend beperkingen op aan de omvang van het onderzoek. De formule waarin wij ons kunnen verenigen zou zijn: de Kamer stelt op korte termijn een parlementaire onderzoekscommissie in zoals hierboven aangegeven en binnen de kaders die zijn aangereikt in het rapport van de commissie-Leijnse, met inachtneming van hetgeen hierover op 13 september 2011 in deze Kamer is opgemerkt en hetgeen hieraan toen is toegevoegd.

Mevrouw Kneppers-Heijnert (VVD):

Mijnheer de voorzitter. De VVD-fractie is van mening dat als een substantieel aantal partijen dit onderzoek wil, wij ons er niet tegen zullen verzetten, maar wel onder de voorwaarde dat de aanbevelingen van de commissie-Leijnse een-op-een worden gevolgd. Een aanbeveling van die commissie is dat het onderzoek zal gaan over privatisering en externe verzelfstandiging. Onder die voorwaarde en met de budgettaire beperkingen die de heer Kuiper heeft genoemd, kunnen wij met dit voorstel akkoord gaan.

De heer Terpstra (CDA):

Mijnheer de voorzitter. Op 13 september heb ik namens onze fractie op heldere, maar ook zeer genuanceerde wijze ons standpunt naar voren gebracht. Wij hadden geen behoefte aan een parlementair onderzoek over privatisering en verzelfstandiging, zonder dat er ooit in deze Kamer een debat is geweest over alle evaluaties die over deze onderwerpen zijn gehouden. Naar aanleiding van het door de Tweede Kamer gevraagde SER-advies is hier ook geen debat geweest.

Verder vinden wij dat het bij privatiseren en verzelfstandigen gaat om een meer politiek standpunt, dat per politieke partij verschilt. Als je dat wilt onderzoeken, gaan alle politieke partijen samen besluiten om elkaar en zichzelf nog eens diepgaand te bestuderen. Ook wat het budget betreft, kunnen wij ons wel een betere besteding voorstellen.

Na afloop van het debat op 13 september heb ik iedereen beloofd de zaak nogmaals in de fractie te bespreken, nog diepgaander dan wij 13 september al hadden gedaan. Ik dank de fractievoorzitter van de ChristenUnie voor de toezending van zijn notitie, waarin in heldere bewoordingen staat wat op 13 september is besproken, evenals het voorstel dat hij vanmiddag heeft besproken. Daarvoor hartelijk dank. Na de discussie vanmorgen in de fractie is ons standpunt gelijk gebleven. Wij zien het nut van een parlementair onderzoek niet in. Mocht er onverhoopt een meerderheid in de Kamer voor zijn, dan zullen wij daaraan wel onze medewerking verlenen.

In stemming komt het voorstel tot een parlementair onderzoek.

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, de OSF, de PvdA, de VVD, D66, de PvdD, de SP, GroenLinks, de SGP en de ChristenUnie voor dit voorstel hebben gestemd, en de aanwezige leden van de fracties van de PVV en het CDA ertegen, zodat het is aangenomen.

In het seniorenconvent hebben wij afgesproken dat het vervolg volgende week zijn beslag zal krijgen. Het onderzoek zal dus gaan plaatsvinden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven