3de vergadering

Dinsdag 12 oktober 2010

13.30 uur

Voorzitter: Van der Linden

Tegenwoordig zijn 70 leden, te weten:

Asscher, Van de Beeten, Bemelmans-Videc, Benedictus, Van den Berg, Biermans, Van Bijsterveld, De Boer, Böhler, Broekers-Knol, Doek, Dölle, Van Driel, Dupuis, Duthler, Eigeman, Elzinga, Engels, Essers, Flierman, Franken, Goyert, De Graaf, Hamel, Haubrich-Gooskens, Hendrikx, Hermans, Hillen, Holdijk, Ten Horn, Huijbregts-Schiedon, Janse de Jonge, Van Kappen, Kneppers-Heijnert, Koffeman, Kox, Kuiper, Lagerwerf-Vergunst, Laurier, Leijnse, Leunissen, Van der Linden, Meindertsma, Meulenbelt, Meurs, Noten, Putters, Quik-Schuijt, Reuten, Rosenthal, Schaap, Schuurman, Slager, Slagter-Roukema, Smaling, Strik, Swenker, Sylvester, Tan, Terpstra, Thissen, Tiesinga, Vedder-Wubben, Vliegenthart, De Vries, De Vries-Leggedoor, Werner, Westerveld, Willems en Yildirim,

en de heer Hirsch Ballin, minister van Justitie, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, en mevrouw Verburg, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

alsmede de heren Van Gerven en Dijsselbloem, initiatiefnemers.

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mede dat zijn ingekomen berichten van verhindering van de leden:

Peters, wegens ziekte;

Ten Hoeve, wegens verkiezingswaarneming in Kirgizië;

Staal, wegens bezigheden elders.

Deze berichten worden voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

Aan het begin van deze vergadering wil ik memoreren dat op 10 oktober 2010, 10-10-10, een nieuwe fase is ingegaan in de staatkundige verhoudingen binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Het land Nederlandse Antillen is opgeheven. Twee nieuwe landen zijn gecreëerd: Curaçao en Sint-Maarten. De eilanden Bonaire, Sint-Eustatius en Saba zijn als openbare lichamen deel gaan uitmaken van Nederland. Graag wil ik vanaf deze plaats mijn gelukwensen namens de Eerste Kamer overbrengen aan de volksvertegenwoordigers, de bestuurders en de bevolking van Curaçao, Sint-Maarten, Bonaire, Sint-Eustatius en Saba.

Samen met de voorzitter van de Tweede Kamer en de voorzitters van de commissies voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken van beide Kamers ben ik in Willemstad aanwezig geweest bij een aantal plechtige en feestelijke gebeurtenissen die het einde van de Nederlandse Antillen en de start van het land Curaçao hebben gemarkeerd.

Afgelopen zaterdag vond in aanwezigheid van de prins van Oranje en prinses Máxima de laatste vergadering plaats van de Staten van de Nederlandse Antillen. Om middernacht waren wij op het Brionplein getuige van het strijken van de vlag van de Nederlandse Antillen en het hijsen van de vlag van Curaçao. Ook op Sint-Maarten, Bonaire, Sint-Eustatius en Saba vonden plechtige vieringen plaats.

Deze Kamer heeft de afgelopen maanden met voortvarendheid bijgedragen aan de herziening van het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden en de totstandkoming van een omvangrijk pakket rijkswetgeving en BES-wetgeving dat nodig was om de betekenisvolle stap in de herstructurering van ons Koninkrijk mogelijk te maken. Het doel van deze staatkundige vernieuwing is om het bestuur in het Caribische deel van ons Koninkrijk doelmatiger en efficiënter te maken, de rechtshandhaving en de rechtsstaat te versterken en op de eilanden die voorheen de Antillen vormden, de parlementaire democratie dicht bij de burgers te brengen. Het is de bevolking van de vijf eilanden van de Nederlandse Antillen geweest die in referenda ervoor gekozen heeft om deze weg naar een nieuwe toekomst in te slaan. Het is het resultaat van een democratisch proces.

In een toespraak in Willemstad heb ik onderstreept – ik wil dat hier ook nog eens graag doen – dat het Koninkrijk waarvan wij deel uitmaken, uniek is, in die zin dat het continent Europa en het continent Zuid-Amerika hierdoor met elkaar verbonden zijn. Hierdoor ontstaan in een globaliserende wereld waarin machtsverhoudingen voortdurend verschuiven, kansen en mogelijkheden voor onze landen en eilandgebieden.

Ik spreek de hoop en verwachting uit dat de parlementariërs binnen het Koninkrijk in de toekomst hun onderlinge banden zullen verstevigen en zakelijk en constructief zullen samenwerken, met begrip en respect voor elkaars standpunten. De gemeenschappelijke inzet van de volksvertegenwoordigers moet gericht zijn op het bevorderen van het welzijn en de bestaanszekerheid van de bevolking. Ongetwijfeld zullen wij als Eerste Kamer daaraan voluit onze bijdrage leveren.

Ik stel aan de Kamer voor, de naam van de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken te wijzigen in "de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties".

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst die in de zaal ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

(Deze lijst is, met de lijst van besluiten, opgenomen aan het einde van deze editie.)

De voorzitter:

Collega's, ik wil kort stilstaan bij een nieuw gegeven in Nederland. Ik deel de Kamer namelijk mede dat het lid Hillen mij per brief op de hoogte heeft gebracht van het feit dat hij het Kamerlidmaatschap waarschijnlijk per 14 oktober zal beëindigen in verband met zijn beëdiging tot minister van Defensie op die dag. Gezien het verloop van de formatie moeten wij er ernstig rekening mee houden dat vanaf die dag ook het lid Rosenthal zal defungeren als lid van de Kamer, zulks in verband met zijn vermoedelijke beëdiging tot minister van Buitenlandse Zaken.

Zodra de heren Rosenthal en Hillen zijn beëdigd tot minister van de Kroon, kunnen zij geen lid meer zijn van de Staten-Generaal en verlaten zij derhalve deze Kamer. Graag wil ik in deze vergadering, waarin zij waarschijnlijk voor het laatst als lid deelnemen aan de beraadslagingen, zeer kort stilstaan bij hun verdiensten voor de Eerste Kamer.

De heer Rosenthal is sinds juni 1999 lid van de VVD-fractie in de Eerste Kamer. De laatste vijf jaren was hij voorzitter van deze fractie en in die hoedanigheid ook lid van het college van senioren. Met bijna drie volledige zittingstermijnen behoort de heer Rosenthal tot de zeer ervaren leden van deze Kamer. Vele leden hebben profijt gehad van zijn kennis en inzicht. In belangrijke debatten waarin de heer Rosenthal namens zijn fractie de toon zette, zag de Kamer hem even behoedzaam als spitsvondig opereren. Als lid van enkele vaste commissies heeft de heer Rosenthal over een reeks van jaren mede inhoud gegeven aan de werkwijze en taakopvatting van deze Kamer. In deze zittingsperiode was hij lid van de commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking, van de commissie voor Volksgezond, Welzijn en Sport/Jeugd en Gezin, van de commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu/Wonen, Wijken en Integratie en van de commissie voor Verzoekschriften. Daarnaast maakte de heer Rosenthal deel uit van de Nederlandse delegatie in de Euro-Mediterrane Parlementaire Assemblee.

Beste Uri, in vele beraadslagingen in deze zaal, vooral ook bij de algemene politieke beschouwingen hebben wij jouw brede kennis bespeurd op onder meer het terrein van bestuurlijke vraagstukken, veiligheidsvraagstukken, buitenlandse zaken, Europese beleidsvorming en internationale organisaties. Ik dank je hartelijk voor je constructieve, actieve en heldere bijdragen aan de werkzaamheden in het college van senioren en in de Kamer. Tijdens je meer dan elf jaar durende lidmaatschap van deze Kamer heb je alle aspecten van het buitenlandse beleid van ons land gevolgd en beoordeeld. Een betere vorming kan een aankomend minister van Buitenlandse Zaken zich nauwelijks wensen. Mag ik er persoonlijk bij opmerken dat de Kamer zich op dit punt ook heeft getoond? In die zin wekt je aanstaande benoeming op deze post in het kabinet geen verwondering. Namens de Kamer wens ik je toe dat je met de passie, betrokkenheid en deskundigheid die wij van je kennen, je taak als minister van Buitenlandse Zaken zult uitvoeren. Alle succes toegewenst in deze zeer verantwoordelijke en belangrijke functie! Wij zullen je in deze zaal blijven ontmoeten, zij het in een geheel nieuwe rol.

(geroffel op de bankjes en applaus)

De voorzitter:

De heer Hillen is sinds juni 2007 lid van de CDA-fractie in de Eerste Kamer. Daarvoor was hij ruim twaalf jaar lid van de Tweede Kamer. In totaal heeft hij de Staten-Generaal vijftien parlementaire jaren volledig gediend en zich in beide Kamers laten gelden als een kundig woordvoerder op diverse terreinen en als een gedreven debater. Als lid van de vaste commissies voor BDO, voor OCW en voor SZW leverde de heer Hillen zijn inbreng bij de voorbereiding van tal van dossiers. Daarnaast vertegenwoordigde hij de Kamer in de Parlementaire Assemblee van de NAVO. Zijn ruime ervaring als journalist/politiek verslaggever, directeur bij het ministerie van Financiën en voorzitter van het College voor zorgverzekeringen kwam de heer Hillen van pas bij zijn werk als parlementariër en lid van de senaat. Hij was steeds helder in zijn woordkeuze, vlot in de omgang met de media en hij had een goed gevoel voor het duiden van de boodschap in de context van het politieke debat. Nu bekend is geworden dat de heer Hillen aantreedt als minister in het eerstdaags te beëdigen kabinet en zich daarbij mag toeleggen op het beleidsterrein van Defensie, waarmee hij ook in deze Kamer vertrouwd was, mogen wij ons verheugen op zijn geregeld verschijnen in deze Kamer, maar dan in een positie achter de regeringstafel.

Beste Hans, in de brief waarin je jouw vertrek uit de Kamer meedeelt, laat je ons weten dat dit de sombere kant is van je benoeming tot minister. Ik hoop dat deze somberheid snel overdrijft. Zo niet, dan zal een debat met de Kamer je allicht weer opvrolijken. Ik wens je heel veel succes toe en wij zien je hier graag terug aan de andere kant van de tafel.

(geroffel op de bankjes en applaus)

De voorzitter:

Collega's, het is verheugend om te kunnen vaststellen dat, evenals bij de vorige kabinetsformatie, opnieuw twee van onze leden door de kabinetsformateur van Hare Majesteit worden uitgenodigd om zitting te nemen in 's lands regering. Dit zegt zonder twijfel iets over de capaciteiten van onze leden. Het zegt naar mijn opvatting ook iets over de kwaliteit van de Eerste Kamer als instituut en de bijdrage die vanuit deze Kamer geleverd wordt aan de wetgevende, beleidsmatige en politieke sturing van ons land. Dit mag ons trots en tevreden stemmen. Namens de Kamer wens ik beiden nogmaals veel succes toe bij hun nieuwe taken in de regering. Voor de leden mag dit misschien een teken van hoop zijn dat er in de toekomst nog meer gelukkigen komen.

Naar boven