Aan de orde is de behandeling van:

het verslag van het schriftelijk overleg van de commissie voor Financiën met de staatssecretaris van Financiën (31205,31206, letter M) over de uitvoering van de motie-Biermans c.s. inzake de verhoging van de kansspelbelasting (31205,31206, letter F).

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Biermans (VVD):

Voorzitter. Vorige week deed ik het verzoek aan deze Kamer om de staatssecretaris te interpelleren over de afhandeling van de motie-Biermans c.s. De coalitiepartijen reageerden als door een wesp gestoken. Zij blokkeerden het verzoek, dat door bijna de helft van deze Kamer werd gesteund: een unieke actie. De coalitiepartijen schrijven hiermee geschiedenis. De brief hadden zij al de prullenbak doen zien, maar deze verfrommelde brief gebruikten zij alsnog om een plenair debat te arrangeren. Dat is een weinig elegante gang van zaken, edoch, het zij zo. Positief punt is natuurlijk dat de coalitiepartijen door een plenair debat aan te vragen blijkbaar eindelijk de ernst van de zaak inzien en mee zullen interpelleren.

Vandaag discussiëren wij dus opnieuw over het Belastingplan 2008 en wel over het onderdeel over de kansspelbelasting voor speelautomaten. De aanleiding is de brief van de staatssecretaris van 6 juni jongstleden. In die brief gaat de staatssecretaris in op de motie-Biermans van 18 december 2007. Die motie is bijna Kamerbreed ondersteund; alleen de SGP en de ChristenUnie stemden tegen. Het is hun vergeven. In mijn bijdrage ga ik allereerst in op de wijze van afhandeling van de motie door de staatssecretaris en vervolgens op de inhoudelijke reactie van de staatssecretaris op de motie.

De staatssecretaris neemt de ondernemers uit de speelautomatenbranche niet serieus. Allereerst niet bij het ontwerpen van het Belastingplan. Daarom is als overweging in de motie opgenomen: "overwegende dat over dat voorstel" – en bedoeld wordt het voorstel tot de zeer forse verhoging van kansspelbelasting voor speelautomaten – "nauwelijks overleg met de sector heeft plaatsgevonden". Hij heeft de branche en de Eerste Kamer niet serieus genomen bij de uitvoering van de motie. De motie is op 18 december 2007 aangenomen. Al op 20 december 2007 laat de staatssecretaris in Het Financieele Dagblad optekenen dat de Eerste Kamer het Belastingplan wel als geheel heeft aanvaard. Met andere woorden: aan de voorstellen inzake de verhoging van de kansspelbelasting voor speelautomaten verandert niets meer. Op 31 januari 2008 weigert de staatssecretaris in te gaan op het verzoek tot overleg van de brancheorganisatie van speelautomaten. Zijn motivatie was dat het aannemen van de motie onverlet heeft gelaten dat de Eerste Kamer het Belastingplan 2008 heeft aangenomen. Het Belastingplan heeft inmiddels kracht van wet gekregen en het onderdeel kansspelbelasting zal per 1 juli 2008 in werking treden.

Woorden van dezelfde strekking lezen wij in een brief van 31 januari 2008 aan JVH gaming bv, namelijk: "Een en ander betekent dat nader overleg niet zal leiden tot een voorstel van het kabinet tot wetswijziging." In een e-mailbericht van 18 maart 2008 meldt de staatssecretaris aan de heer Wijsman, secretaris van de VAN: "Deze maatregel zal per 1 juli 2008 ingaan. In dat feit zal de uitvoering van de in de Eerste Kamer aangenomen motie-Biermans geen wijziging brengen." Op 27 maart 2008 vindt dan toch eindelijk een gesprek plaats tussen de staatssecretaris en de VAN, echter zonder resultaat.

Bij brief van 6 mei 2008 vraagt de commissie voor Financiën naar de status van de uitvoering van de motie. Bij brief van 22 mei 2008 stelt de commissie nadere vragen aan de staatssecretaris. Op 3 juni 2008 ontvangen de eigenaren van kansspelautomaten een brief met de mededeling dat zij vanaf 1 juli 2008 kansspelbelasting moeten gaan inhouden. Deze Kamer wordt vervolgens eerst per brief van 6 juni 2008 geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

Tot slot. De staatssecretaris zegt het geagendeerde overleg met de VAN van gisteren af vanwege het prepareren voor het debat van vandaag.

Mevrouw de voorzitter. De leden van de VVD-fractie zijn gelet op deze gang van zaken van mening dat de staatssecretaris de uitvoering van de bijna Kamerbreed gesteunde motie niet serieus heeft genomen of in elk geval niet serieus ter hand heeft genomen. Ik stel daarom de volgende vragen aan de staatssecretaris:

  • 1. Is de staatssecretaris van mening dat hij de uitvoering van de motie serieus ter hand heeft genomen en, zo ja, hoe motiveert hij die mening?

  • 2. Is het waar dat de staatssecretaris ondanks het feit dat daarvan in de motie impliciet wordt uitgegaan, geen eigen onderzoek naar de aannemelijke effecten op de bedrijfsvoering van de exploitanten heeft gedaan? Als deze aanname waar is, waarom heeft het dan zo lang geduurd voordat hij de Kamer inzicht geeft over de uitvoering van de motie? Welke activiteiten heeft de staatssecretaris zelf ontplooid in het licht van de uitvoering van de motie?

  • 3. De branchevereniging heeft een aantal rapporten laten opstellen dat de aannemelijke gevolgen beschrijft. De staatssecretaris doet de conclusies af als interpretaties van KPMG-cijfers. Wat vindt de staatssecretaris van de brief van 13 juni 2008 van Ernst & Young ter zake? Hoe kwalificeert de staatssecretaris zijn eigen conclusies? Waarom moeten wij geloven dat zijn conclusies juist zijn en die van KPMG, Ernst & Young en Berenschot niet?

Ik ga nu over tot de inhoudelijke behandeling van de motie-Biermans. De kern van de motie staat verwoord in de volgende overweging: "overwegende dat een reële dreiging bestaat dat grote economische schokken van deze maatregel uitgaan en faillissement voor een groot aantal exploitanten dreigt". Vervolgens wordt overwogen: "overwegende, dat een dergelijk effect nooit het gevolg mag zijn van belastingmaatregelen". Hierna wordt de staatssecretaris verzocht om alvorens tot invoering over te gaan, aan de Kamer inzicht te geven in de aannemelijke effecten op de bedrijfsvoering van de exploitanten. Bij brief van 6 juni 2008 rapporteert de staatssecretaris over zijn interpretaties en meent daarmee uitvoering te geven aan de motie.

De VAN heeft een aantal rapporten laten maken. Ik vat de belangrijkste conclusies daarvan samen.

  • 1. Volgens KPMG is de rek uit de in 2005 ingezette kostenreductie.

  • 2. Volgens KPMG leiden de belastingmaatregelen voor de speelautomatenbranche tot een daling van de winst met 108 mln. naar een verlies van 3 mln. Voor de horeca daalt de winst van 13 mln. naar een verlies van 13 mln. De amusementscentra zien hun winst dalen van 95 mln. naar 10 mln.

  • 3. Volgens KPMG daalt de winst van de branche, rekeninghoudend met de belastingmaatregelen en het per 1 juli in werking tredende rookverbod, tot een verlies van 67 mln. Daarvan is het verlies voor de horeca 28 mln. en voor de amusementscentra 39 mln.

  • 4. KPMG noemt nog een aantal andere belangrijke niet gekwantificeerde gevolgen. Ik noem er slechts enkele: effecten op de werkgelegenheid, effecten op de aanleverende bedrijven en vermindering van de vennootschapsbelasting.

  • 5. Ernst & Young berekent de waardevernietiging van de branche ten gevolge van de belastingmaatregelen op bijna 650 mln. en op ruim 1 mld. als rekening wordt gehouden met het rookverbod.

  • 6. Berenschot acht het aannemelijk dat 25% van de exploitanten, zijnde 150 tot 200 ondernemingen, failliet gaat of het bedrijf gedwongen beëindigt.

  • 7. Berenschot gaat ervan uit dat de maatregelen leiden tot illegaliteit en meer oncontroleerbare gokverslaving.

  • 8. Berenschot vraagt zich af of de maatregelen wel zullen leiden tot een verhoging van de totale belastingopbrengsten.

De staatssecretaris heeft zijn eigen interpretaties gemaakt. Die veranderen het beeld dat hij had bij de behandeling van het Belastingplan in de Eerste Kamer niet, zo zegt hij. Die conclusie doet er, gelet op de motie, echter niet toe. De leden van de Eerste Kamer verwachtten indertijd ook al dat de gevolgen draconisch zouden zijn. Juist daarom is de motie zo breed gesteund. Alle onderzoeken bevestigen die verwachting. Hoe reageert de staatssecretaris daarop? Weglek naar de illegaliteit zal hij bestrijden. Dat mag hem ook geraden zijn! En wat gaat die bestrijding kosten? Dan debiteert hij nog enkele open deuren. Hij zal zich binnen de wettelijke kaders coulant opstellen. Wat wil hij anders?

Zijn oplossingen zijn: de branche moet meer omzet genereren dan wel de kosten terugbrengen. Kan de staatssecretaris, gelet op de aan de branchevereniging uitgebrachte adviezen, aangeven hoe? Volgens die rapporten keldert de omzet en is de rek uit de kostenreductie.

Verder noemt hij het toestaan van spelen met tegoeden van chipkaarten. Wanneer mag dat, zo vragen de leden van de VVD-fractie hem en wie draagt de kosten van de ombouw van de automaten?

Tot slot doet hij de suggestie om het wettelijk toegestane maximale gemiddelde uurverlies te verhogen. Hoe denkt de minister van Justitie hierover? Wat is zijn reactie op de door de diverse instanties, waaronder Jellinek in de brief van 9 juni 2008 en de Stichting AGOG in de brief van 21 juni 2008, geschetste gevolgen hiervan?

Mevrouw de Voorzitter. Ik heb nog enkele vragen voor de staatssecretaris.

  • 1. De sector alsook het Nederlands Meetinstituut en de Verslavingszorg hebben aangegeven dat de verhoging van het uurverlies niet tot de beoogde omzetstijging leidt; wel tot een toename van de gokverslaving. Deelt de staatssecretaris deze conclusies en welke consequenties verbindt hij daar dan aan voor de invoering van de belastingmaatregel?

  • 2. De staatssecretaris stelt dat de exploitant maar met de mede-exploitant moet gaan heronderhandelen over het verdelingspercentage. Dit percentage is doorgaans vastgelegd in langlopende contracten. Waarom denkt de staatssecretaris dat die contracten open zijn te breken? Koninklijke Horeca Nederland heeft al aangegeven, zijn leden te adviseren niet in te gaan op voorstellen tot aanpassing van het verdelingspercentage. Waarom is er eigenlijk geen verhaalsmogelijkheid voor de exploitant in de wet opgenomen? Is de staatssecretaris zich ervan bewust dat als verhaal niet mogelijk is, er een heffing van 58% neerslaat bij exploitanten?

  • 3. Ernst & Young berekent de waardedaling van de branche op ca. 650 mln. De staatssecretaris acht dit blijkbaar geen schokeffect. Wanneer is hiervan dan naar zijn mening wel sprake? En mag ik daar ook de mening van het CDA en de PvdA over weten?

  • 4. Welke waarde hecht de staatssecretaris aan de verwachting van Berenschot dat 150 tot 200 bedrijven gedwongen moeten stoppen met hun bedrijf?

  • En wat vindt de staatssecretaris van de aangekondigde ontslagen?

  • 5. Wat zijn de gevolgen voor de onderhavige belastingmaatregel als de opbrengst per saldo voor de staat negatief is?

  • 6. Een van de uitgangspunten van het kansspelbeleid van de overheid is dat de exploitatie rendabel moet zijn om een vlucht in de illegaliteit te voorkomen. Hoe beoordeelt de staatssecretaris dit in het licht van de conclusies van de onderzoeksbureaus?

  • 7. Deloitte heeft in een brief van 11 juni 2008 een alternatieve dekking middels een progressief kansspelbelastingtarief uitgewerkt. Wat is de visie van de staatssecretaris hierop?

  • 8. Wat is de mening van de staatssecretaris over de brief de dato 26 mei 2008 van Europarlementariër Toine Manders en Charlie McCreevy, commissioner for Internal Market and Services?

  • 9. Spigthoff maakt in zijn brief van 19 juni 2008 melding van ernstige strijdigheden in de nieuwe belastingheffing voor kansspelautomaten met Europees recht. Wat is de reactie van de staatssecretaris hierop?

Voorzitter. De leden van de VVD-fractie zijn, zoals uit het voorgaande mag blijken, absoluut ontevreden over de reactie van de staatssecretaris op de motie. Zijn reactie is nietszeggend en in het geheel niet onderbouwd. Hij spuit slechts loze kritiek op degelijke rapporten van gezaghebbende onderzoeksbureaus. Zelf heeft hij geen serieus onderzoek gedaan. Hij neemt de Eerste Kamer niet serieus, niet door de wijze van reageren en niet door de waardeloze inhoud van zijn reactie.

Al met al is het duidelijk dat de staatssecretaris met open ogen toekijkt hoe het failliet van een bedrijfstak nadert, een failliet dat hij in wezen zelf veroorzaakt. Hij kijkt toe hoe het kalf verdrinkt, monitort dat en stelt zich waarschijnlijk te zijner tijd de vraag hoe hij het verdrinken had kunnen voorkomen. De leden van de VVD-fractie willen daarvoor geen verantwoordelijkheid dragen, niet in december 2007 en ook niet in juni 2008. Ze dienen dan ook een motie in om de staatssecretaris op andere gedachten te brengen.

De voorzitter:

Door de leden Biermans, Rosenthal, De Graaf, Hermans, Broekers-Knol, Schaap, Swenker en Van Kappen wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de motie-Biermans c.s. d.d. 18 december 2007 is aangenomen;

overwegende dat de Kamer van mening is dat een (nieuwe) belastingmaatregel niet mag leiden tot een (mogelijk) faillissement van een (behoorlijk) deel van de sector;

overwegende dat er door de sector een alternatief voorstel op tafel is gelegd;

spreekt als haar mening uit dat de invoering van het nieuwe belastingvoorstel voor de kansspelen wordt uitgesteld tot 1 januari 2009 teneinde te bezien of het alternatieve voorstel per die datum ingevoerd kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter N (31205,31206).

De heer Biermans (VVD):

Voorzitter. Ik bedank u, maar zeker ook de Kamer dat ik het woord heb mogen voeren.

De voorzitter:

Daarvoor hoeft u mij niet te bedanken, want het is het recht van ieder lid om hier het woord te voeren.

De heer Reuten (SP):

Het Belastingplan 2008 is aangenomen door de Tweede en de Eerste Kamer. Om deze motie uit te kunnen voeren, moeten niet alleen wij maar ook de overkant een wetswijziging behandelen. U bent het overigens toch wel met mij eens dat hiervoor een wetswijziging nodig is?

De heer Biermans (VVD):

Ongetwijfeld.

De heer Reuten (SP):

Dat kan toch niet binnen een week?

De heer Biermans (VVD):

Het Belastingplan in aangenomen in 2008. Ik ga ervan uit dat de staatssecretaris overtuigd is door mijn betoog en dat hij zo snel mogelijk een wetswijziging indient die tegemoet komt aan wat ik in de motie vraag.

De heer Reuten (SP):

Volgens mij is de motie helemaal loos.

De heer Leijnse (PvdA):

Voorzitter. Na het betoog van de heer Biermans had ik eigenlijk verwacht dat hij in tweede termijn een motie van afkeuring, zo niet een motie van wantrouwen zou indienen. Hij dient nu een heel andere motie in en die zullen wij gedurende de rest van het debat bestuderen.

Toen het Belastingplan 2008 door de Kamer werd aangenomen, was al duidelijk dat de kansspelbelasting van 29% op speelautomaten op 1 juli 2008 zou ingaan. In zekere zin was dat ook redelijk, want alle andere kansspelen, ook de vergelijkbare kansspelen in casino's, waren al onder het tarief van 29% gebracht. Bovendien zouden ook de illegale internetkansspelen en – dat was toen nog mogelijk – de legale internetkansspelen onder dat regime worden gebracht. Verder was voor de sector in het voorstel voorzien in uitstel van de inwerkingtreding van 1 januari naar 1 juli. Dat was bedoeld om de sector ruimte te geven om zich aan te kunnen passen. Dat is bewust gedaan, omdat zowel de Kamer als de regering besefte dat een belastingheffing van 29%, komende vanuit het btw-regime van 19%, een aanzienlijke lastenverzwaring voor de sector van de speelautomaten is en een aanslag op het rendement van de sector als geheel.

In de besluitvorming, waarvan de consequenties dus van het begin af aan duidelijk waren, was niet helemaal duidelijk wat de exacte gevolgen zouden zijn voor het rendement van de sector, hoe die gevolgen verdeeld zouden worden over de onderdelen van de sector, hoe hard die zouden bijten en wat de mogelijkheden van de sector zijn om zich aan te passen aan het nieuwe fiscale regime. Daarom heeft een aantal fracties, waaronder de mijne, de motie-Biermans gesteund, waarin verzocht wordt om een nader onderzoek naar de effecten.

In de stemverklaring van de heer Essers, mede namens de fractie van de PvdA, is duidelijk gemaakt dat deze motie het ingaan van de kansspelbelasting per 1 juli onverlet zou laten. Wij wilden onderzoek naar de mogelijke gevolgen om daarover nader met elkaar te kunnen spreken. Dat laat onverlet dat op dat moment duidelijk was dat die kansspelbelasting op 1 juli zou ingaan.

Na enig aandringen van onze kant heeft de regering nu geantwoord. Uit dit antwoord blijkt dat er meer actuele gegevens op tafel zijn gekomen. Door het onderzoek over 2006, dat door de branche zelf is geëntameerd, zijn nieuwe rendements- en exploitatiegegevens bekend geworden. Daar is ook nader onderzoek naar gedaan. De staatssecretaris heeft verder ook zelf enig onderzoek laten verrichten naar de exploitatie van speelautomaten in de horeca. De uitkomsten van deze onderzoeken bevestigen eigenlijk het beeld dat de Kamer al had: er is sprake van een aanzienlijke lastenverzwaring, waardoor met name de exploitatie van speelautomaten in de horeca het zeer moeilijk krijgt.

De staatssecretaris kondigt in zijn brief enkele kleine maatregelen aan, die een beetje soelaas zouden kunnen bieden, bijvoorbeeld het spelen met chipkaarten in plaats van met baar geld en de mogelijkheid om het maximumuurverlies te indexeren. Dat zijn echter betrekkelijk kleine maatregelen, die wellicht enig soelaas zullen bieden, maar zeker niet het beeld wegnemen dat er sprake is van een behoorlijke lastenverzwaring.

De kern van de brief is echter dat over de toekomstige ontwikkeling van de exploitatie op dit moment geen geldige uitspraken gedaan kunnen worden. Die ontwikkeling zou namelijk afhankelijk zijn van de wijze waarop de branche zich instelt op het nieuwe fiscale regime. De stoet van fiscalisten, accountants en advocaten die door de branche is opgetrommeld, doet hierover geen uitspraken. Al die onderzoeken moeten een hoop geld hebben gekost, maar in feite heeft men op het punt van de toekomstberekeningen – het vooruitzicht van de branche – weinig anders te melden dan de veronderstelling dat er geen aanpassingen komen en dat de kostenstructuur en de opbrengstverdeling gelijk blijven. Met name met betrekking tot de automaten in de horeca zal de winst in 2006 geheel verdwijnen.

Het uitgangspunt van deze berekeningen is natuurlijk niet realistisch. Wij gaan er niet van uit dat een ondernemende branche geheel stil blijft zitten als zoiets gebeurt. Wij gaan ervan uit dat ondernemerschap getoond wordt. De vraag is wat de ruimte en de marges voor dat ondernemerschap zijn. Ik meen dat de brief van de regering een adequaat antwoord is op de motie van de heer Biermans. Daarmee is echter niet alles gezegd. Uit de stukken wordt duidelijk dat de exploitatie van automaten in de horeca structureel verlieslatend dreigen te worden. Dit heeft vooral te maken met de tamelijk genereuze vergoeding die horeca-exploitanten nu krijgen uit de opbrengst van de automaten en waartegenover buitengewoon weinig reële extra kosten staan. Ik stel hierover een paar vragen aan de staatssecretaris. Begrijp ik het goed dat de situatie nu zo wordt dat de automatenexploitant van de volledige bruto-opbrengst van de automaat, dus van de inleg min de uitkering aan de speler, eerst 29% kansspelbelasting moet betalen en vervolgens nog een substantieel bedrag moet afstaan aan de horeca-exploitant, die geen belasting afdraagt over zijn opbrengst? Zou het in dat geval niet rechtvaardiger zijn om de horeca-exploitant afzonderlijk te belasten over zijn deel van de bruto-opbrengst en dus de automatenexploitant alleen 29% te laten betalen over de opbrengst minus zijn afdracht aan de horeca-exploitant, omdat dat in feite zijn opbrengst uit de automaat is? Ik vraag mij af of dit niet met een eenvoudige correctie van de grondslag kan worden bereikt. Ik zeg daar gelijk bij, als de staatssecretaris tegenwerpt dat de opbrengst voor de horeca-exploitant moeilijk is vast te stellen, dat eventueel met een genormeerde – in feite een forfaitaire – opbrengst kan worden gewerkt om tot een betere benadering te komen van de belastingheffing op de feitelijk aan de automatenexploitant toekomende opbrengst van de automaten.

Een andere vraag betreft de mate waarin de automatenexploitanten op korte termijn beperkt zijn in hun mogelijkheden om de vergoeding aan de horeca-exploitanten te verminderen en aldus meer ruimte te scheppen in het beeld. Veelal liggen die vergoedingen vast in langlopende contracten. Mijn vraag aan de regering is of de wijziging van het fiscale regime voldoende grond oplevert voor het openbreken van deze contracten. Indien dit niet het geval is en de contracten dus doorlopen, kan dan bij de Belastingdienst op enigerlei wijze bij de uitvoering van de wet rekening worden gehouden met de klemsituatie die dan ontstaat bij sommige van de kleinere exploitanten?

Ik zie de antwoorden van de regering met belangstelling tegemoet.

De heer Reuten (SP):

Mevrouw de voorzitter. Bij de behandeling van het Belastingplan 2008 werd in deze Kamer de motie-Biermans c.s. over de kansspelbelasting voor speelautomaten aanvaard. Deze motie had een opmerkelijke vorm. Ik neem aan dat hierbij geen opzet aan de orde was en het een vormfout betrof. In de motie werden namelijk overwegingen geponeerd en vervolgens werd om nadere informatie gevraagd. Het bleef echter onduidelijk tot wie deze motie gericht was. De regering, het kabinet of de staatssecretaris werd expliciet in het geheel niets gevraagd. Nu is de staatssecretaris van Financiën zo vriendelijk geweest, te veronderstellen dat de motie aan hem gericht was en hij heeft daar als zodanig op gereageerd. Nog afgezien van de vormfout was deze motie inhoudelijk niet zeer krachtig. In essentie werd gevraagd om het geven van inzicht in de aannemelijke effecten van de invoering van kansspelbelasting voor speelautomaten op de bedrijfsvoering van de betreffende exploitanten. Er werd dus om nadere informatie gevraagd. Er werd met name niet gevraagd om het terugschroeven van de belasting indien de vermoedelijke effecten bijvoorbeeld desastreus zouden zijn voor deze exploitanten. De medeondertekenaars van het CDA en de PvdA hebben dit laatste in hun stemverklaring van 18 december 2007 nog eens onderstreept. Senator Leijnse heeft die zojuist herhaald.

De heer Biermans (VVD):

Voorzitter, ik stel de heer Reuten graag de volgende vraag. Is de zin "overwegende dat een dergelijk effect nooit het gevolg mag zijn van belastingmaatregelen" niet duidelijk en krachtig genoeg?

De heer Reuten (SP):

Dat is een overweging. Er wordt verder geen enkele vraag gesteld.

De VVD-fractie maakt bij monde van woordvoerder Biermans nogal stampij over de uitvoering van de motie, maar de VVD-fractie zelf heeft als opsteller van de motie slechts gevraagd om wat erin staat, namelijk om informatie, niet om verdere actie. Volgens de letter van de motie had deze informatie pas op 30 juni – volgende week maandag, de dag voor de invoering van deze belasting – verstrekt hoeven te worden; nadere actie was dan echter onmogelijk geweest. Door pas op 5 en 21 mei te vragen naar de uitvoering van de motie – de commissie Financiën deed dit op verzoek van senator Biermans – had de VVD-fractie kunnen weten dat herziening van het Belastingplan op dit punt in feite afgesneden was omdat de tijdspanne te kort was voor een gang naar de Tweede Kamer en vervolgens naar de Eerste. Het lijkt er dus sterk op dat het debatje dat wij nu voeren – interpellatie of niet – loos is. Niemand maakt er sier mee en zeker niet de VVD-fractie die hier vandaag in feite laat zien dat zij, indien zij al iets had willen bereiken, een halfjaar lang, van 18 december tot nu, op dit punt inadequaat en ineffectief geopereerd heeft. Met een variant op het spreekwoord: veel rumoer doch weinig wol.

Mevrouw de voorzitter. Naar het oordeel van de SP-fractie heeft de staatssecretaris de motie-Biermans uitgevoerd. Daar was weinig kracht voor nodig omdat de motie weinig krachtig was. Formeel is de zaak wat mijn fractie betreft hiermee afgedaan.

De heer Biermans (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Ik stel graag nog één, betrekkelijk eenvoudige vraag aan de heer Reuten. Waarom heeft de SP-fractie de motie gesteund als deze inhoudsloos en krachteloos was?

De heer Reuten (SP):

Dat ga ik nu zeggen. Ik was dat overigens al van plan mevrouw de voorzitter, dus u kunt mijn spreektijd door laten lopen.

De voorzitter:

Daar ging ik al van uit.

De heer Reuten (SP):

Voorzitter. Er zit niettemin een ander aspect aan de zaak. Die vormde de reden voor mijn fractie om voor de motie te stemmen. De SP-fractie is geen fan van de kansspelbranche, maar er is wel meer waar zij geen voorstander van is. Dat neemt niet weg dat mijn fractie van mening is dat een kabinet fatsoenlijk moet omgaan met degenen die werken in een, nog steeds, legale branche. Als een kabinet via de belastingen de markt gaat sturen, dan moet het dat zodanig doen dat betrokkenen daarvan tijdig op de hoogte zijn zodat zij hun plan kunnen trekken. In de kansspelautomatenbranche is nu eenmaal kapitaal geïnvesteerd en de sector biedt werkgelegenheid. Een kabinet moet betrokkenen dan ook de gelegenheid geven om hun activiteiten, zo nodig, geleidelijk af te bouwen en over te schakelen naar andere. De vraag om informatie in de motie was wat mijn fractie betreft bedoeld om het kabinet te confronteren met de te verwachten effecten van de belastingmaatregel voor deze branche. Het kabinet moet vervolgens laten weten wat het thans en op langere termijn met deze branche wil. Graag horen wij van de staatssecretaris wat het plan is. Deze branche heeft daar, net als iedere andere branche, recht op. Nu al wil ik zeggen dat een antwoord als zou sturen niet de opzet zijn van de onderhavige belastingmaatregel, voor ons niet adequaat is. Belastingmaatregelen sturen, opzet of geen opzet.

De heer Biermans (VVD):

Gaat hij op basis hiervan de motie steunen die vandaag door de VVD is ingediend? Daarin vragen wij namelijk ook tijd voor de branche om zich aan te passen aan de nieuwe maatregelen.

De heer Reuten (SP):

Die motie kan ik niet steunen, omdat er een wet ligt die is goedgekeurd door de Tweede en Eerste Kamer. Er kan een wetswijziging komen, maar die kan niet in een week tot stand komen. Dat is ook mijn kritiek op de VVD-fractie en u als woordvoerder. Als u iets had willen bereiken, had u voor 1 april aan de staatssecretaris moeten vragen om informatie te verschaffen. In drie, vier daaropvolgende maanden was er wellicht nog tijd geweest voor het indienen van een nieuw wetsvoorstelletje. Dat hebt u echter nagelaten. Daarom is deze hele actie inadequaat, loos en niet ter zake doende.

De heer Biermans (VVD):

Mocht de staatssecretaris wel de mogelijkheid hebben om de maatregel in de tijd op te schuiven, zoals bij de verpakkingsbelasting, waar de VVD-fractie in december van het vorige jaar ook om gevraagd heeft omdat zij er faliekant tegen was, of dat er een andere oplossing is om de gevolgen van deze maatregel met terugwerkende kracht terug te nemen, zal de SP dan de motie van de VVD willen en kunnen ondersteunen?

De heer Reuten (SP):

Voor zover ik op de hoogte ben van de Nederlandse wet kan en mag de staatssecretaris niet besluiten een belastingmaatregel, die in de Tweede en Eerste Kamer is aanvaard en tot wet is verheven, toch maar niet uit te voeren. De Belastingdienst, die onder de staatssecretaris valt, mag wel coulance betrachten. Dit staat ook in de brief. Dat moet echter wel gebeuren binnen de regels van de wet.

De heer Biermans (VVD):

Ik heb twee mogelijkheden genoemd. De eerste is inderdaad dat de staatssecretaris de mogelijkheid heeft om de belastingmaatregel op te schuiven. Als dit niet mogelijk is, heb ik als tweede optie ook in de motie het verzoek gedaan om met een nieuw wetsvoorstel de maatregelen ingevolge van het Belastingplan 2008, zoals de verhoging van de kansspelbelasting, met terugwerkende kracht terug te nemen. Dat kan ongetwijfeld.

De heer Reuten (SP):

Wat mij het meeste spijt aan de hele zaak, is dat u van het begin af aan, evenals vandaag, bij de branche de indruk hebt gewekt dat deze belastingmaatregel nog deze week zou zijn terug te draaien. De branche heeft volgens mij tonnen euro's uitgegeven voor allerlei onderzoeken. Het helpt echter niet, echt niet. U hebt bij deze branche ten onrechte de indruk gewekt dat daaraan iets te doen zou zijn. Dat is niet zo en dat spijt mij zeer voor deze mensen. Ik zie ze ook op de publieke tribune zitten. U denkt wel mooie sier te maken, maar u bereikt het tegendeel.

Mevrouw de voorzitter. Ik wil graag van de staatssecretaris weten of het in het algemeen toch niet beter is om forse belastingwijzigingen, waar het in dit geval ook om gaat, stapsgewijs in te voeren, tenzij een schokeffect het oogmerk is. In het onderhavige geval heeft het de schijn dat een schokeffect ook de bedoeling was. Ik wil hierover dus graag een nadere verklaring van de staatssecretaris. Ik doel op de stapsgewijze en schoksmatige belastingmaatregelen in het algemeen en in dit geval in het bijzonder.

Ik zie de antwoorden met belangstelling tegemoet.

De heer Ten Hoeve (OSF):

Voorzitter. Ik spreek mede namens de fractie van D66. Onze partijen hebben in december voor het Belastingplan gestemd. Toen hebben wij uitdrukkelijk ook ingestemd met een zodanige regeling voor de kansspelautomatensector dat de omzet wordt uitgezonderd van heffing van btw en dat in de plaats daarvan het verschil tussen de ingelegde en de uitgekeerde gelden wordt belast met 29% kansspelbelasting. Het was op dat moment al duidelijk dat dit voor de getroffen sector een heel ingrijpende operatie zou worden die de winstmogelijkheden aanzienlijk zou beperken. Wat dat betreft, geeft de brief van de staatssecretaris die de reactie geeft op de ook met onze steun aangenomen motie-Biermans, weinig nieuws. Van onze kant zou er dan ook niet gevraagd zijn om deze plenaire behandeling, maar nu die er toch is, biedt dat wel de gelegenheid om nog enkele vragen te stellen naar aanleiding van de brief van de staatssecretaris en alle rapporten en andere brieven die ons bereikt hebben.

Het is duidelijk dat de exploitant/eigenaar die zijn kansspelmachines in de horeca heeft opgesteld, met verlies gaat draaien, in ieder geval zolang er geen andere verdeling van de opbrengsten is overeengekomen. Denkt de staatssecretaris dat er een andere opbrengstverdeling komt? En zo ja, op welke termijn is dat realistisch? Of is het meest waarschijnlijke gevolg van deze wijze van belasting heffen dat dit gebruik van kansspelmachines niet meer uit kan, omdat, ook als er een andere verdeling van de opbrengsten komt, de door de exploitant te betalen belasting toch altijd ruim uitkomt boven het feitelijke tarief van 29%? Dat blijft ook dan zo. Mocht dat zo zijn, betekent dit dan feitelijk dat de staatssecretaris er wel vrede mee heeft dat kansspelautomaten in gokhallen nog wel, maar in de horeca niet meer in gebruik blijven? Of ziet hij het anders?

De staatssecretaris wil proberen om de inderdaad opeens wel zeer veel zwaarder belaste sector, op enkele punten tegemoet te komen. Moet de mogelijke tegemoetkoming dat toegestaan zou kunnen worden dat in speelhallen met geld op chipkaarten gespeeld mag worden in plaats van met contant geld, ook gezien worden als een poging om nu de ene inkomstenbron, de horeca, wegvalt, de andere inkomstenbron, de speelhal, dan in ieder geval nog iets aantrekkelijker te maken, iets veiliger en ook iets goedkoper in de afhandeling?

Maar is dan de andere mogelijke tegemoetkoming, het optrekken van het maximale gemiddelde uurverlies op de automaten, wel zinvol? Omdat de kans, zoals blijkt uit eerder opgedane ervaringen, groot is dat daardoor de totale omzet niet vergroot maar juist verkleind wordt en de ombouw ook nog heel veel extra kosten meebrengt, zal dat voor de inzet van automaten in de horeca waarschijnlijk helemaal geen soelaas bieden; en voor de exploitatie van de speelhallen misschien alleen op langere termijn. Is dan van die maatregel niet het enige te verwachten effect dat het sommigen zal weerhouden om langer te spelen, maar dat het vooral diegenen die zichzelf niet in de hand hebben, veel meer geld gaat kosten, alsook dat het extra stimuleert tot het illegale circuit? Vindt de staatssecretaris zo'n tegemoetkoming wel zinvol?

Verder heb ik nog drie vragen naar aanleiding van het rapport dat wij mochten ontvangen. Bestaat er volgens de staatssecretaris een risico dat er sprake zal zijn van een ontbrekende belastinggrondslag, omdat de exploitant niet degene is die inzet ontvangt en prijzen uitgeeft? Bestaat er volgens de staatssecretaris een risico dat er geen sprake is van een tijdvak waarover aangifte gedaan moet worden door de exploitant, omdat hij niet degene is die gelegenheid tot spelen geeft? Bestaat er volgens de staatssecretaris een risico dat de beschikbaarstelling van kansspelautomaten door de exploitant aan een horecaondememer of speelhaluitbater, gezien moet worden als een btw-plichtige handeling, die niet onder de toegestane btw-vrijstellingen kan vallen?

Kan de staatssecretaris misschien in dit verband nog uitleggen wat de ratio is achter de opeenvolgende wijzigingen in de tariefstelling van de kansspelbelasting: van 33,33% via 40,85% naar 29%, of ongebruteerd, van 25% via 29% naar 22,5%? En wat gebeurt er dan in die gevallen met het tarief voor de winnaars van een loterijprijs? Loopt dat gelijk op, of zou dat gelijk op moeten lopen, of juist niet? Ik wacht graag op de antwoorden van de staatssecretaris.

De heer Essers (CDA):

Voorzitter. De vraag die vandaag aan de orde is, is of de regering op bevredigende wijze uitvoering heeft gegeven aan de motie-Biermans c.s. Deze motie heeft mijn fractie ondersteund, met de uitdrukkelijke stemverklaring dat wij met die ondersteuning geen valse verwachtingen bij de speelautomatensector hebben willen wekken. Het Belastingplan 2008 is immers aangenomen inclusief de maatregel om vanaf 1 juli 2008 de opbrengst van speelautomaten onder het regime voor casinospelen in de kansspelbelasting te brengen naar een tarief van 29%. Wat ons betreft, staat de ratio van deze maatregel – de gelijke behandeling van het spelen op speelautomaten en van tafelspelen in casino's – thans niet ter discussie. Daar is al het nodige over gezegd bij de behandeling van het Belastingplan afgelopen najaar.

Wat thans aan de orde is, is of de regering heeft voldaan aan de oproep van deze Kamer om voordat de maatregel wordt ingevoerd nader onderzoek te doen naar de financiële en economische gevolgen voor de sector alsmede – op uitdrukkelijk verzoek van de fracties van PvdA en CDA – naar de kans dat als gevolg van deze maatregel de clientèle van de legale sector uitstroomt naar de illegale sector.

Op een vraag van de commissie voor Financiën naar de stand van zaken, later gevolgd door enkele aanvullende vragen, heeft de staatssecretaris bij brief van 6 juni geantwoord. Uit deze brief en de bijbehorende bijlage blijkt dat het ministerie van Financiën na de aanvaarding van de motie een eigen, nader onderzoek heeft ingesteld op basis van het beschikbare cijfermateriaal. Verder zijn de resultaten van nieuw verschenen onderzoeken uitgebreid nader geanalyseerd en heeft overleg plaatsgevonden met vertegenwoordigers van de speelautomatenbranche.

Verder is het ministerie van Justitie een onderzoek gestart naar de aard en omvang van illegale kansspelen. Een rapportage van de eerste fase van dit onderzoek is inmiddels verschenen; de uitkomsten van de tweede fase worden eind dit jaar verwacht.

Voorts doet de staatssecretaris in zijn brief een aantal handreikingen naar de sector ter verzachting van de gevolgen van de onderhavige maatregel. Daar kom ik later in mijn betoog nog op terug.

Mijn fractie is van mening dat de regering op adequate wijze uitvoering heeft gegeven aan de in de motie uitgesproken wens om inzicht te geven in de aannemelijke effecten op de bedrijfsvoering van de exploitanten. Er is naar onze mening voldoende tegemoetgekomen aan onze wens om nader onderzoek te doen naar de financiële en economische gevolgen voor de sector, alsmede naar de kans dat als gevolg van deze maatregel de clientèle van de legale sector uitstroomt naar de illegale sector. Ik zal dit in het vervolg van mijn betoog nader expliciteren.

Wel willen wij graag de uitdrukkelijke toezegging van de staatssecretaris dat hij de Kamer ook in de toekomst op de hoogte zal houden van de concrete gevolgen van de maatregelen in de kansspelbranche. Dat geldt niet alleen voor de financiële gevolgen, maar wat mijn fractie betreft uitdrukkelijk ook voor de gevolgen voor de eventuele uitstroom naar de illegale sector.

In zijn brief zegt de staatssecretaris toe dat hij in overleg zal blijven met de branche over de uitvoering van deze maatregel en dat hij zich regelmatig zal laten informeren over de concrete gevolgen. In dit verband adviseren wij de sector van harte om de in de brief van de staatssecretaris gedane handreiking om in het kader van horizontaal toezicht afspraken te maken met de branche, te aanvaarden. Een handhavingsconvenant in het kader van horizontaal toezicht maakt immers werken in het heden mogelijk, waardoor de Belastingdienst snel door de exploitanten kan worden verwittigd over eventuele knelpunten. Dit maakt het vervolgens de staatssecretaris weer mogelijk om de Kamer te voorzien van actuele informatie.

Van belang is of de resultaten van de nadere onderzoeken een nieuw licht op de perspectieven voor de kansspelbranche werpen in vergelijking met de wetenschap ten tijde van de aanvaarding van het Belastingplan. Dat is volgens de staatssecretaris niet het geval. Dat betekent dat naar zijn mening het nadere onderzoek niet wijst op meer nadelige gevolgen voor de sector dan die reeds bekend waren ten tijde van de aanvaarding van het Belastingplan. Hij ontkent overigens niet dat sprake is van een forse lastenverzwaring voor de sector. Wel gaat hij er nog steeds van uit dat de exploitanten van speelautomaten in horeca en speelautomatenhallen de effecten van deze maatregelen zullen trachten af te wentelen en dat zij binnen de bestaande regels en afspraken zullen zoeken naar mogelijkheden om hun omzet uit te breiden, dan wel hun kosten terug te brengen.

In dit verband verneemt mijn fractie graag van de staatssecretaris hoe groot hij de kans inschat dat de bestaande contracten tussen de horecaondernemer en de exploitant van de kansspelautomaten ruimte bieden om een deel van de lastenverhoging af te wentelen op de horecaondernemers, zodat de gevolgen van de onderhavige fiscale maatregel voor de sector worden gemitigeerd. In dit verband verwijs ik ook naar de vragen die de heer Leijnse heeft gesteld.

Dit alles laat overigens onverlet dat er mogelijk ook bedrijven zijn, waarvoor geldt dat invoering van deze maatregel de bij die individuele bedrijven thans reeds bestaande financiële problemen en bedrijfseconomische risico's zal verergeren. Als voorbeelden van dergelijke bestaande problemen en risico's noem ik de gevolgen van een te hoge financiering met vreemd vermogen bij individuele bedrijven, van de mogelijke nadelige gevolgen van de invoering van het rookverbod en van de concurrentie die van de illegale sector wordt ondervonden. Het spreekt voor zichzelf dat die bedrijven die daarmee te maken hebben, extra zwaar zullen worden getroffen door de invoering van de kansspelbelasting. Het is echter niet reëel om de daaruit voortvloeiende mogelijke gevolgen eenzijdig aan de onderhavige fiscale maatregel toe te rekenen, hoezeer het ook begrijpelijk is dat de sector dit in zijn eigen rapportages en brieven aan ons wel als zodanig doet voorkomen.

Niettemin past het de regering om een maatregel waarvan zij zelf zegt dat deze zal leiden tot een forse lastenverzwaring voor de sector met gepaste zorgvuldigheid in te voeren. Daarvoor is het essentieel dat de Belastingdienst in gesprek blijft met de branche. De handreiking van de staatssecretaris aan de branche om in het kader van horizontaal toezicht een convenant te sluiten, achten wij in dit verband – ik noemde het reeds – van groot belang. Het is een aanbod dat van grote betekenis kan zijn voor deze branche. Alleen dit element al kan als pure winst van de motie-Biermans worden gezien.

Interessant vinden wij ook de gedachte van de staatssecretaris om de branche actief te betrekken bij de aanpak van de illegaliteit in deze sector. Graag vernemen wij van de staatssecretaris welke mogelijkheden hij in dit verband voor ogen heeft. Ook zijn wij ingenomen met de voornemens van de regering om de illegale sector verder aan te pakken. Wij achten het een goede zaak dat de Belastingdienst maatregelen heeft genomen om snel en gecoördineerd tot actie over te gaan. Wij hebben in dat kader met instemming kennis genomen van de toezegging van de regering dat – indien nodig – extra capaciteit hiervoor zal worden ingezet. Ook het wetsvoorstel inzake de heffing van kansspelbelasting op illegale internetkansspelen zal hieraan een bijdrage leveren. Daardoor krijgen de Belastingdienst en de FIOD-ECD immers betere handhavingsmogelijkheden dan zij tot dusverre hebben. Andere blijken van de zorgvuldigheid en soepelheid waarmee het kabinet de invoering van deze maatregel omringt, zijn de invoeringsdatum van I juli 2008, de expliciete toestemming dat voortaan in speelhallen mag worden gespeeld met tegoeden op chipkaarten en het aanbod om desgewenst het maximale gemiddelde uurverlies te indexeren.

Vorenstaande brengt mijn fractie tot de conclusie dat de staatssecretaris op bevredigende wijze uitvoering heeft gegeven aan de motie-Biermans. Wel wenst mijn fractie dat de staatssecretaris de Kamer regelmatig verslag zal uitbrengen over de gevolgen van de invoering van deze maatregel, zowel wat de financieel-economische gevolgen, als wat de bestrijding van de illegale sector betreft. Van harte hoopt zij dat het instrument van horizontaal toezicht hier een bijdrage aan kan leveren. Ten slotte zien wij met belangstelling de beantwoording van onze vragen door de staatssecretaris tegemoet.

De heer Biermans (VVD):

In de motie wordt overwogen dat er een reële dreiging bestaat dat grote economische schokken van deze maatregel uitgaan en dat faillissement voor een groot aantal exploitanten dreigt. Vervolgens wordt gesteld dat een dergelijk effect nooit het gevolg mag zijn van belastingmaatregelen. Welke schokeffecten moet de woordvoerder van het CDA zien voordat hij zegt dat het toch echt te gortig wordt voor deze branche? Het zou echter ook de tabaks- of de wijnhandel kunnen zijn.

De heer Essers (CDA):

Onmiskenbaar is er sprake van een forse lastenverzwaring voor deze sector. Dat schrijft de staatssecretaris zelf ook in zijn brief. Het gaat volgens mijn fractie in dit debat echter om de vraag, of de perspectieven voor de sector op dit moment slechter zijn dan ze waren toen wij het Belastingplan behandelden. In zijn brief schrijft de staatssecretaris dat daarvan geen sprake is. Dit wordt toegelicht in de bijlage bij de brief. Een en ander blijft een inschatting. Ook de heer Biermans kan niet voorspellen hoe een economische sector zich in de toekomst zal ontwikkelen. Alle onderzoeken gaan uit van ceteris paribus; onder gelijkblijvende omstandigheden. De vraag is steeds, in hoeverre andere factoren een rol spelen. Ik denk aan factoren als een te grote mate van financiering of het rookverbod. Verder speelt de vraag, in hoeverre de sector creatief en flexibel genoeg is om zich aan te passen aan de maatregel. Dit zijn zaken die in geen enkel onderzoek exact kunnen worden voorspeld.

De heer Biermans (VVD):

Mijns inziens geeft de heer Essers nu een interpretatie van de motie die in elk geval niet op de tekst is gebaseerd. Deze tekst is hartstikke duidelijk. Daarin staat dat grote economische schokken van deze maatregel niet mogen leiden tot faillissementen. Er staat zelfs dat een dergelijk effect meer in het algemeen nooit het gevolg mag zijn van belastingmaatregelen. De CDA-fractie heeft deze motie meeondertekend. Daarom handhaaf ik mijn vraag, wanneer voor de CDA-fractie het punt wordt bereikt waarop zij zegt: nu wordt het ook ons te gortig; deze maatregel moeten wij absoluut niet op deze manier doorzetten.

De heer Essers (CDA):

In de motie staat dat een dergelijk effect nooit hét gevolg mag zijn van belastingmaatregelen. Het is nooit uitsluitend aan een belastingmaatregel te wijten dat er in dit verband een faillissement optreedt. Andere factoren spelen daarbij altijd ook een rol. Het ene bedrijf zal een sterkere financiële basis hebben om deze maatregel op te vangen dan het andere. Ik val de heer Biermans graag bij als hij vraagt om een soepele opstelling van de Belastingdienst, binnen de bestaande wetgeving, ten opzichte van individuele bedrijven. Als er problemen dreigen te ontstaan die binnen de bestaande wetgeving kunnen worden opgelost, moet zeker een oplossing worden gevonden. Mijns inziens kan horizontaal toezicht daaraan een goede bijdrage leveren. Je kunt echter moeilijk stellen dat de hele sector louter als gevolg van deze maatregel in een faillissementssituatie terechtkomt. Dat kan de heer Biermans niet bewijzen en dat kan ik niet bewijzen.

De heer Biermans (VVD):

Blijkbaar heeft de CDA-fractie andere rapportages in gedachte dan de rapportages die de branche heeft laten uitbrengen. De conclusies in deze rapporten zijn namelijk hartstikke helder. Omdat ik echter niet in herhaling wil vervallen, ga ik over naar mijn tweede vraag aan de heer Essers. Ik probeer mij voor te stellen hoe een convenant, het horizontale toezicht, de branche kan helpen. Volgens de CDA-fractie moet de 29% belasting straks gewoon worden betaald. Voor sommige bedrijven geldt niet een percentage van 29, maar in het allerergste geval het dubbele. Hoe kan een convenant deze bedrijven helpen bij de belastingbetaling? Straks staat toch gewoon in de wet welke belasting dient te worden betaald? Daarmee is mijns inziens dan de kous af.

De heer Essers (CDA):

Ik zeg nogmaals dat een convenant altijd moet worden geplaatst in het kader van de bestaande regelgeving. De heer Biermans weet ook dat zo'n convenant het mogelijk maakt om heel snel in te spelen op actuele problemen in de sector. Zonder zo'n convenant kan een inspecteur zeggen: u kunt een aangifte indienen, waarna wij een aanslag zullen opleggen en over drie jaar gaan kijken wat de gevolgen zijn. Het convenant biedt de mogelijkheid om direct in te spelen op bijvoorbeeld financiële problemen, waardoor bijvoorbeeld de invoering van een aanslag zou kunnen worden uitgesteld.

De heer Biermans (VVD):

De woordvoerder van de CDA-fractie zegt eigenlijk hetzelfde als wat ik zojuist zei. Het komt er namelijk op neer dat de staatssecretaris toekijkt hoe de branche, het kalf, verdrinkt. Hij zegt dat hij gaat monitoren hoe het kalf verdrinkt. Waarschijnlijk zal hij te zijner tijd een staatscommissie instellen die gaat onderzoeken hoe hij had kunnen voorkomen dat het kalf is verdronken. Dat is de essentie van het verhaal, ondanks alle mooie woorden die de heer Essers ervoor gebruikt.

De heer Essers (CDA):

Deze conclusie laat ik voor rekening van de heer Biermans. Ik ga uit van het Belastingplan dat door de Staten-Generaal is aangenomen. Met de heer Biermans onderzoek ik hoe deze maatregel op een goede manier kan worden uitgevoerd zonder dat de sector hierdoor onnodig verder in de problemen wordt gebracht. Door de motie van de heer Biermans is een aantal toezeggingen gedaan. Deze toezeggingen waren er nog niet toen wij het Belastingplan behandelden. Dit mag hij dus naar zichzelf toetrekken. Ik denk aan de belangrijke toezegging om horizontaal toezicht te gaan toepassen en aan de toezegging om de illegaliteit met extra capaciteit te gaan aanpakken. De heer Biermans kan dit allemaal negeren. Toch heeft de sector hieraan mijns inziens op dit moment meer, dan aan het wekken van de suggestie dat wij deze wet nu nog met terugwerkende kracht zouden kunnen tegenhouden.

De heer Biermans (VVD):

Ik ben de woordvoerder van de CDA-fractie geweldig dankbaar voor het feit dat hij mij heel vriendelijke woorden aan de staatssecretaris in de mond legt. Ik had dit de staatssecretaris uiteraard zelf ook kunnen zeggen, maar ik ben de mening helemaal niet toegedaan die de heer Essers mij nu toedicht. Ik herhaal mijn vraag wanneer voor de CDA-fractie belastingmaatregelen zo ver gaan dat het punt is bereikt waarop zij zegt: dit mag niet het gevolg zijn van belastingheffing. Tegen de fracties van de SGP en de ChristenUnie heb ik gezegd dat ik begrijp dat zij tegen mijn motie zijn. Dat vergeef ik deze fracties zelfs. Als de CDA-fractie nu zegt dat zij tegen de branche is, vergeef ik dat de CDA-fractie ook. Laat zij het spel echter open en fair spelen; ik kies in dit verband voor een toepasselijke beeldspraak. Laat zij dan zeggen: het is een branche die de CDA-fractie niet ziet zitten en die in de toekomst moet verdwijnen. In december stelde de fractie van de ChristenUnie dat zij tegen de tabaksbranche en de wijnhandel zal gaan optrekken, als de branche waarover wij het vandaag hebben eenmaal is verdwenen.

De heer Essers (CDA):

Ik herken mij absoluut niet in deze woorden. Ik herinner de heer Biermans eraan dat mijn fractie zijn motie heeft gesteund. Als wij dat niet hadden gedaan, hadden wij vandaag niet hier gestaan. Dan waren de toezeggingen niet aan de orde geweest die wij nu van de staatssecretaris hebben ontvangen. De heer Biermans moet mij dus niet verwijten dat ik geen warm hart zou hebben voor de sector. Ik probeer om binnen de mogelijkheden die wij in staatsrechtelijke zin hebben, op een uitkomst te komen die voor de branche het meest gunstig is. De heer Biermans weet dat de Eerste Kamer geen recht van amendement heeft. Het Belastingplan vormde voor ons één pakket. Er is geen sprake van een negatieve houding van mijn fractie ten opzichte van de sector.

De heer De Boer (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik speek deze bijdrage mede namens de fractie van de SGP uit. Onze fracties hebben in december 2007 de motie van de heer Biermans niet ondertekend en er tegen gestemd. Als de Kamer echter een motie aanneemt, mag de hele Kamer verwachten dat deze motie wordt uitgevoerd. Ook de tegenstemmers mogen dit dus verwachten. Daarom leveren ook onze fracties een korte bijdrage aan dit debat.

Volgens onze fracties is de laatste alinea van de bijlage bij de brief van 6 juni een centrale passage in de stukken van de staatssecretaris. Daarin schrijft hij dat de door hem gepleegde nadere analyse "geen wezenlijk ander licht werpt op de effecten van de maatregel dan het geval was bij de behandeling van het Belastingplan in december 2007". Onze fracties zijn het eens met deze conclusie.

Toch willen wij enkele vragen stellen aan de staatssecretaris naar aanleiding van zijn brief. Een intrigerende zin staat in deze brief onder het kopje "Economische effecten voor de branche". Wij doelen op de volgende zin: "Bij de uitvoering van de nieuwe regeling zal de Belastingdienst zich, voor zover mogelijk, binnen de wettelijke kaders coulant gaan opstellen." Wat wordt bedoeld met "zich coulant gaan opstellen"? Waaruit bestaat dit? Heeft de staatssecretaris daarbij concrete maatregelen of mogelijkheden in gedachte die nog niet in de brief worden genoemd? Onze fracties stellen dat de branche al geruime tijd op de hoogte is van de maatregel en zich daarop ongetwijfeld heeft voorbereid. Daarvoor is de branche immers professioneel genoeg. Ook voor deze belastingmaatregel zal toch gelden dat hij vanaf het moment van inwerkingtreding niet alleen wordt gehandhaafd, maar ook wordt uitgevoerd?

Terecht stelt de staatssecretaris dat de branche ongetwijfeld zal zoeken naar mogelijkheden om kosten terug te brengen en omzet te verhogen. Hij wil zelf wat nadere mogelijkheden geven voor het verkrijgen van, naar ik aanneem, positieve economische effecten. Het tegengaan van oneigenlijke concurrentie door illegale internetkansspelen is hier inderdaad een belangrijk onderdeel van. Wetsvoorstel 30583, dat deze illegale praktijken onder de kansspelbelasting brengt, moet dan ook maar spoedig in deze Kamer aan de orde komen.

Een tweede maatregel die de staatssecretaris in dit verband noemt, geeft bij onze fracties echter gemengde gevoelens. Het kan zijn dat het betalen in speelhallen met tegoeden op chipkaarten lage kosten met zich brengt. Het is ongetwijfeld ook waar dat hierdoor het gemak waarmee geld wordt ingezet in de speelhallen, groter wordt. Deze mogelijkheid zou naar onze mening voor gokverslaafden een drempelverlagend effect kunnen hebben. Hoe denkt de staatssecretaris hierover? Heeft hij hierover nagedacht en heeft hij hiernaar ook onderzoek laten doen?

In de bijlagen wordt aangegeven dat uit onderzoek van de Belastingdienst blijkt dat de kosten per speelautomaat bij de mede-exploitanten aanzienlijk lager zijn dan wordt aangenomen in het rapport-Berenschot. Als uitgegaan wordt van deze aanzienlijk lagere kosten, wat is dan het effect op de winst van de mede-exploitant?

Eind vorige week bereikte ons weer een rapport vanwege de speelautomatenbranche, getiteld Trojan Horse; weliswaar een onafhankelijk rapport, maar toch via de branche. Hierin wordt op pagina XVI onder andere betoogd: "de Hoge Raad kan een wettelijke regeling werking ontzeggen indien en voor zover zij een 'individual and excessive burden' veroorzaakt en die wettelijke regeling daarmee feitelijk een inbreuk vormt op het eigendomsrecht". Wil de staatssecretaris een reactie geven op dit citaat? Het verholen dreiginkje op dezelfde pagina om de Belastingdienst een logistiek probleem te bezorgen, achten onze fracties overigens weinig elegant.

Natuurlijk wachten wij de antwoorden op onze vragen met interesse af. Toch willen onze fracties alvast de volgende opmerking maken. Deze zin was echt al geschreven voordat de heer Biermans zijn motie indiende, maar soms denk je wel eens: wat zou er kunnen gaan gebeuren? Onze fracties willen opmerken dat zij zijn pogingen om op de een of andere manier de inwerkingtreding van deze laatste maatregel te vertragen, niet zullen steunen. De heer Biermans kan de dingen keurig zeggen en onthoudt veel. Hij moet echter niet zeggen dat de fractie van de ChristenUnie zelfs de wijnhandel wil aanpassen. Er zijn grenzen, mijnheer Biermans!

De vergadering wordt van 14.51 uur tot 15.20 uur geschorst.

Staatssecretaris De Jager:

Voorzitter. Wij spreken vandaag over de uitvoering van de motie-Biermans c.s., die is ingediend bij de behandeling van het Belastingplan 2008. Deze motie werd ingediend omdat door het Belastingplan de kansspelbelasting van toepassing werd op kansspelautomaten. Deze wijziging treedt per 1 juli aanstaande in werking. De maatregel is als volgt tot stand gekomen. De regering had vorig jaar in eerste instantie voorzien, de maatregel te laten ingaan op 1 januari 2009. Op uitdrukkelijk verzoek, bij aangenomen motie, van de Tweede Kamer, is de inwerkingtreding vervroegd tot 1 juli 2008. Nog tijdens de behandeling door de Tweede Kamer en nadat alle cijfers van de branche ter beschikking waren gekomen, heeft het kabinet, op het bijna laatst mogelijke moment, de Kamer laten weten, het tarief bij nota van wijziging te verlagen van 40,85% naar 29%. Daarna is hier de behandeling van het Belastingplan ter hand genomen.

Wat zijn nu de redenen voor het toepassen van kansspelbelasting op speelautomaten, en waarom is daarop het casinoregime van toepassing verklaard? Zoals hier al eerder is verwoord, berust de maatregel, die naar ik begrijp in deze Kamer nog steeds steun heeft, op de vergelijkbaarheid van spelen op speelautomaten met de tafelspelen in casino's op het punt van bijvoorbeeld de snelle opeenvolging van spellen en het heel snel heen en weer gaan van inzetten en uitkeringen. Op grond daarvan, alsmede natuurlijk op grond van het feit dat het om een kansspel gaat, heeft het kabinet in augustus van het vorig jaar het op Prinsjesdag bekend gemaakte besluit genomen om de uitzondering die tot dan toe in de Wet op de kansspelbelasting voor speelautomaten bestond, te beëindigen, en voortaan tafelspelen en speelautomaten gelijk te belasten.

Ook bij internetkansspelen volgen de spellen elkaar heel snel op en gaan inzetten en uitkeringen snel heen en weer. Daarom is tevens het voorstel gedaan om ook deze internetkansspelen onder het casinoregime te brengen. Zoals bekend, ligt in deze Kamer een wetsvoorstel met die strekking ter behandeling voor. Daartoe is het niet nodig dat eerst de wetswijziging voor de proef door de minister van Justitie met internetkansspelen is aangenomen, want er zijn ook illegale internetkansspelen. Zoals ik ook in de brief heb aangegeven, acht het kabinet het juist opportuun, mede ter bestrijding van de illegaliteit, om daarop de kansspelbelasting expliciet van toepassing te verklaren onder het casinoregime. Zo wordt aan de Belastingdienst en de FIOD-ECD een haak gegeven om de illegale internetkansspelen te kunnen aanpakken.

De lastenverzwaring voor de branche, die in het najaar van het vorig jaar inderdaad fors bleek uit te pakken, is door mij dus bij nota van wijziging verlaagd. In weerwil van het eerdere standpunt van het kabinet dat 40,85% haalbaar is, is het percentage bij nota van wijziging verlaagd tot 29. Dat hebben wij gedekt met een aantal andere belastingmaatregelen.

Naar aanleiding van de motie-Biermans c.s. heeft het ministerie van Financiën een uitgebreide interpretatieve analyse uitgevoerd op basis van de desbetreffende informatie. In januari van dit jaar verschenen de cijfers over het jaar 2006. Ik kom daarop straks terug. Ook die cijfers zijn vervolgens bij de analyse door het ministerie betrokken. Deze cijfers hadden wij in het afgelopen najaar, bij de behandeling van het Belastingplan, namelijk nog niet. Op basis van deze nieuwe cijfers hebben wij eind maart overleg gevoerd met de branche. Daarna is nog een aantal andere rapporten verschenen, waaronder een door Ernst & Young en een door Berenschot. Deze rapporten zijn gebaseerd op dezelfde branchecijfers van KPMG.

In het algemeen betreft het grootste discussiepunt, dat hier al uitgebreid aan bod is gekomen, de volgende vraag: ga je er bij een bepaalde belastingmaatregel van uit dat er geen enkele vorm van kostenbesparing of afwenteling zal plaatsvinden, of blijkt een branche wel in enige of in redelijke mate adaptief te zijn als er een belangrijke wijziging ontstaat? Ik merk dat dit hier een discussiepunt is. Ik proef dat het merendeel van deze Kamer met mij verwacht dat in ieder geval wijzigingen binnen de branche optreden. Wat betreft het adaptief vermogen, kan men niet helemaal ceteris paribus redeneren. Er zal ook een aantal andere ontwikkelingen plaatsvinden. Zo zijn er mogelijkheden van kostenreductie en de afwenteling op de speler of de mede-exploitant. Daarop kom ik straks terug.

Natuurlijk moet je dan wel binnen de bestaande regels en afspraken blijven. Ook wil het kabinet op dat punt een aantal dingen doen. Ik noemde al het voorstel tot wijziging van de Wet op de kansspelbelasting in verband met kansspelen via internet. Door internetkansspelen op dezelfde manier te belasten als de speelautomaten, kunnen wij oneigenlijke concurrentie door illegale, binnenlandse internetkansspelen en buitenlandse kansspelen beperken. Verder wil het kabinet toestaan dat in speelautomatenhallen gespeeld wordt met tegoeden op chipkaarten, de zogenaamde "coinless" of "cashless pay". Dat brengt weer mogelijkheden tot kostenbesparing voor de exploitant in beeld.

Tot slot heeft het kabinet in een brief het voornemen opgenomen om onderzoek te doen of een indexatie van het maximale gemiddelde uurverlies en de daarmee samenhangende bedragen mogelijk is. Zoals van verschillende kanten is opgemerkt, vormt het maximale uurverlies immers op dit moment een beperkende factor bij speelautomaten. Zoals ook in de brief staat, moet dit uiteraard in overleg met de branche gebeuren. Als deze er niets in ziet, dan kunnen wij het beter niet doen. Uiteraard wordt dit standpunt geheel gedeeld – de brief is namens het kabinet verstuurd – door de minister van Justitie, die dit uiteindelijk mogelijk zou moeten maken en dit onderzoek zou moeten doen.

Waarover hebben wij het bij de indexering? Alleen indexeren betekent eigenlijk niet het verhogen van het maximum uurverlies, maar feitelijk het herstellen van de situatie in reële euro's van 2002. Dit betekent dat het toch 12% verhoogd zou kunnen worden. Zonder gedragseffect zou dit de branche 52 mln. extra kunnen opleveren, die nog niet in deze cijfers is opgenomen. Het betreft dus een fors mogelijk bedrag. Dit moet wel in goed overleg tussen de minister van Justitie en de branche plaatsvinden.

Op de motivering van de maatregel ben ik eigenlijk al ingegaan. De vergelijkbaarheid, die heel belangrijk is, heb ik genoemd. Ik ben het, evenals naar ik meen een meerderheid van deze Kamer, niet eens met de heer Biermans als hij stelt dat naar zijn oordeel de motie totaal niet is uitgevoerd. Naar aanleiding van de motie-Biermans c.s. heeft het ministerie van Financiën een uitgebreide interpretatieve analyse uitgevoerd van het cijfermateriaal dat op dat moment ter beschikking stond, inclusief de nieuwe gegevens over 2006, die ons later ter hand zijn gesteld. De belangrijkste basis daarvoor is een rapportenreeks met de kengetallen van de branche door KPMG. In januari van dit jaar verschenen cijfers voor het jaar 2006. Die zijn daarbij dus ook betrokken. Op basis van die nieuwe cijfers is eind maart een overleg gevoerd met de branche. Ik ben daar zelf ook bij geweest.

Ik wil eerst even teruggrijpen op de reden voor het toepassen van de kansspelbelasting. Het casinoregime is, zoals ik al zei, in zijn algemeenheid meer van toepassing. Dat geldt in dit geval dus ook. Het kabinet heeft daarom besloten om die uitzondering te beëindigen. Dit is al in het debat meerdere malen aan bod gekomen, zowel in de Eerste als in de Tweede Kamer. Ook de Eerste Kamer heeft met dit voornemen ingestemd.

Een aantal Kamerleden heeft vragen gesteld over de kostenbesparingen en de afwentelingsmogelijkheden. Allereerst erkent het kabinet absoluut dat dit een forse maatregel is, die een forse lastenverzwaring voor de branche tot gevolg heeft. Ik heb dit in de brief niet onder stoelen of banken gestoken. Het is nooit gebagatelliseerd door de regering, ook niet toen deze maatregel in het najaar aan de orde was in de Eerste en de Tweede Kamer. Sterker nog, het was de reden dat op het laatste moment in de Tweede Kamer alsnog het tarief is verlaagd van 40,85% tot 29% en dat dit op andere wijze is gedekt.

Dit brengt mij op de vraag hoe de rapporten ermee omgaan. De winstgevendheid wordt bij de sector berekend bij gelijkblijvende omzet, gelijkblijvende kosten en gelijkblijvende netto-opbrengstverdeling met de mede-exploitant; dit is over het algemeen de horecaondernemer bij wie de automaten geplaatst zijn. Overigens staat volgens onze gegevens ongeveer 60% van de automaten in speelhallen en zo'n 40%, een minderheid, in horecagelegenheden.

Het kabinet is van oordeel dat verschillende exploitanten met elkaar zullen zoeken naar maatregelen en mogelijkheden tot kostenreductie en afwenteling op anderen, bijvoorbeeld de speler en de mede-exploitant. Daarbij moeten zij uiteraard binnen de bestaande maatregelen blijven. Zoals gezegd, is het kabinet bereid om een aantal toezeggingen te doen op dit punt, zoals coinless of cashless pay en indexatie van het maximaal gemiddeld uurverlies. Door de branche is betoogd dat dit laatste niet zou helpen. Bij het keuringsinstituut, het NMi, blijkt echter dat het maximaal gemiddeld uurverlies iedere keer een kritische factor is. Op dit moment zitten de exploitanten dus heel dicht of maximaal tegen die grens aan. Dit in aanmerking nemende, zou het heel vreemd zijn dat toevallig de huidige grens, die niet is geïndexeerd en dus eigenlijk ieder jaar in reële termen is verlaagd, precies de juiste grens is en dat men wel tegen dat maximum aan zit. Er wordt over het algemeen toch gedacht dat het verhogen van het maximaal gemiddeld uurverlies wel degelijk enige ruimte biedt aan de branche. Het is overigens geen verplichting om het op te trekken, maar slechts een mogelijkheid.

Door de OSF en de fractie van D66 is in het kader van coinless pay een vraag gesteld over de chipcard. Het heeft een aantal voordelen om de chipcard te gebruiken. Op het gebied van het kansspelbeleid zijn dit de veiligheid en mindere criminaliteit. Verder zijn er bedrijfseconomische voordelen zoals een geringere onderhoudsgevoeligheid en minder "gedoe". In verband met de hoge investeringen is er op heel korte termijn geen groot voordeel, maar op langere termijn zou het wel een voordeel kunnen zijn voor de kansspelbranche als in ieder geval de mogelijkheid bestaat om betalingen te laten plaatsvinden tegen lagere kosten dan met munten.

Mijn volgende punt betreft de economische cijfers en de rapporten van de branche. De fracties van CDA en PvdA hebben uitgebreid aandacht gevraagd voor een belangrijk punt: de contracten met horecaondernemers en de heronderhandelingen daarover. In dit verband zijn twee opmerkingen van belang. Ik zie heel goed het punt van de heren Leijnse en Essers dat er sprake is van een belastingmaatregel die niet alleen de belastingdruk verhoogt, maar die voor een deel ook verschuift. Daar waar nu de mede-exploitant, de horeca-exploitant, voor een deel de btw betaalt en de exploitant voor een ander deel, is in de kansspelbelasting de vergunningsplichtige, de exploitant, de belastingplichtige. Deze gaat de belasting betalen. Zonder flankerend beleid zou dit naast een verhoging van het tarief betekenen dat er een onbedoelde verschuiving plaatsvindt ten faveure van de horecaonderneming. Als eerste moet er dus bekeken worden of het contract de betreffende exploitant de mogelijkheid biedt om er een wijziging in aan te brengen. Men geeft namelijk aan dat die contracten soms langere tijd, een aantal jaren, lopen. Dit is trouwens niet altijd het geval. Er is een standaard exploitatieovereenkomst uit de branche naar boven gehaald.

De heer Leijnse (PvdA):

Ik heb één vraag op dit punt. De staatssecretaris zegt dat er door de maatregel sprake is van een onbedoelde verschuiving van de belastingdruk van de horeca-exploitant naar de automatenexploitant.

Staatssecretaris De Jager:

Er is een verschuiving die niet specifiek zo is bedoeld. Het is wel een logisch gevolg van het feit dat onder het kansspelbelastingregime de exploitant de belastingplichtige is. Dat is eigen aan de Wet op de kansspelbelasting. In die zin is het wel beoogd; wij weten dat het gaat gebeuren. Het is geen onvoorzien effect, maar het is geen specifiek bedoeld gevolg dat er een verschuiving van lasten optreedt ten faveure van de horeca-exploitant.

De heer Leijnse (PvdA):

Bent u onder de Wet op de kansspelbelasting niet in de positie om ook kansspelbelasting te heffen bij de horeca-exploitant, als mede-exploitant van die kast?

Staatssecretaris De Jager:

Wij hebben natuurlijk bezien of dat mogelijk is. Binnen de systematiek van de Wet op de kansspelbelasting is dat echter niet mogelijk. Het zou heel veel knip- en plakwerk vergen en een systematische inbreuk zijn op de manier waarop op dit moment kansspelbelasting wordt geheven. Dit gebeurt namelijk bij de exploitant, of, in het algemeen, bij de vergunningsplichtige. Daarom hebben wij het meer gezocht in de vraag welke verdeling er ontstaat tussen de exploitant en de mede-exploitant. Puur belastingtechnisch zien wij weinig mogelijkheden. Wij zien echter wel mogelijkheden een herverdeling tussen de exploitant en mede-exploitant. Daar wil ik nu op ingaan. Ik zie dat de heer Biermans nog een vraag heeft. Of wacht hij mijn betoog af?

De voorzitter:

Volgens mij is het aan de voorzitter om het woord te geven aan leden. Ik geef het woord aan de heer Biermans.

De heer Biermans (VVD):

De staatssecretaris spreekt over onbedoelde verschuivingen in de richting van de horeca. Ik snap dat de horeca wordt bevoordeeld ten koste van de exploitanten. Het hele verhaal komt erop neer dat het kabinet het niet goed heeft ingeschat, en nu de exploitanten succes wenst met de oplossing van het probleem. Zij moeten maar zien dat zij bij de horeca het deel terughalen dat die horeca eigenlijk aan hen zou moeten betalen als de wet op de juiste manier geredigeerd was.

Staatssecretaris De Jager:

Ik kom hier straks nog op terug. Het is heel duidelijk. Ook deze Kamer heeft in eerste termijn eigenlijk al op dit punt gereageerd. Ik kan niet tegemoetkomen aan hetgeen de heer Biermans beoogt. Het is mij overigens ook niet duidelijk wat hij beoogt. Ik kom nu juist toe aan het deel in mijn betoog waarin ik antwoord geef op de vragen van met name de fracties van PvdA en CDA, van de heren Essers en Leijnse, hoe het precies zit met de verdeling tussen de horeca-exploitant en de echte exploitant, de kansspelexploitant. Op die vragen kan ik wel een goed antwoord formuleren. Dat antwoord bestaat uit twee delen.

De heer Biermans (VVD):

Ik begrijp dat er heel veel woorden nodig zijn om te maskeren dat de wet eigenlijk niet deugt. Het is toch veel handiger om te zeggen "de wet deugt niet, laten wij met zijn allen proberen daar een oplossing voor te vinden"? De motie voorziet daarin geweldig goed.

Staatssecretaris De Jager:

Nee. Het is volstrekte onzin dat de wet niet zou deugen. De wet deugt in zijn geheel en wordt ook niet aangepast.

Naar aanleiding van terechte vragen van de fracties van PvdA en CDA over hoe het precies zit tussen de exploitant en de mede-exploitant, kan ik het volgende opmerken. In de exploitatieovereenkomst die, naar mij is verteld als standaard wordt gebruikt, staat in artikel 11, lid 1b: "Deze overeenkomst eindigt indien de exploitatie naar oordeel van de exploitant onrendabel is en hij afziet van de plaatsing van vervangende speelautomaten." Er is niet eens sprake van verliesgevend; als de exploitatie verliesgevend is, zal ze in ieder geval onrendabel zijn, maar als een bepaalde plaatsing niet voldoet aan de eisen die aan de rentabiliteit ervan gesteld zijn – het kan dus zelfs om een winstgevende exploitatie gaan, maar dan een onvoldoende winstgevende – eindigt de overeenkomst kennelijk ook al. In een dergelijk contract heeft de exploitant geen enkele verplichting jegens de mede-exploitant om een onrendabele exploitatie te laten voortbestaan.

Stel nu dat een dergelijke clausule in een bepaald contract niet is opgenomen. Biedt het Burgerlijk Wetboek dan civielrechtelijke mogelijkheden om een bepaalde verdeling in het contract te herzien, als hiertoe aanleiding is vanwege een wetswijziging op belastinggebied die op zichzelf correct is? Dit was een vraag van de heren Essers en Leijnse. Hoewel het een civielrechtelijke kwestie is, gaat het hierbij natuurlijk altijd om een afweging van de feiten en omstandigheden door de rechter. Artikel 6:258 van het Burgerlijk Wetboek – ik neem aan dat dit wetboek van toepassing is op deze civielrechtelijke contracten – biedt de betrokken partijen mogelijkheden om tot een herverdeling te komen. Op grond van dit artikel kan de rechter op verzoek van een van de partijen een overeenkomst wijzigen of geheel of gedeeltelijk ontbinden als ongewijzigde instandhouding daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid door de wederpartij niet verwacht mag worden. Dus naast de genoemde clausule in het standaardcontract voorziet het Burgerlijk Wetboek in een algemene vangnetbepaling die de rechter de mogelijkheid biedt om de feiten en omstandigheden af te wegen bij een oordeel over de vraag of er sprake is van een onvoorziene omstandigheid die zou moeten leiden tot een andere verdeling van de opbrengst. De regering acht deze mogelijkheden voldoende om in het geweer te komen tegen een eventuele onredelijke uitkomst van de wetswijziging.

De heer Biermans (VVD):

Met name dit laatste brengt mij tot de vraag, wat er gebeurt als dit niet mogelijk is. Wat gebeurt er als er sprake is van overeenkomsten zonder zo'n ontbindingsclausule? En wat gebeurt er als de rechter beslist dat deze belastingverhoging geen onvoorziene omstandigheid is, dat er geen sprake kan zijn van een herverdeling omdat het om een maatregel gaat die met medewerking van de Tweede en de Eerste Kamer tot stand gekomen is? Wat denkt de staatssecretaris te kunnen doen als er geen sprake is van zulke verzachtende omstandigheden?

Staatssecretaris De Jager:

Voorzitter, de heer Biermans moet goed luisteren naar wat ik zeg. Het gaat om twee verschillende dingen, terwijl een van de twee al voldoende soelaas zou kunnen bieden. Het ene is de genoemde clausule in het standaardcontract, die in dit soort omstandigheden sowieso een mogelijkheid biedt om een contract op te zeggen. En het andere is dat bij het ontbreken van een dergelijke clausule in een contract de wetgever heeft voorzien in een vangnetbepaling in artikel 6:258 van het Burgerlijk Wetboek. Volgens dit artikel kunnen in deze omstandigheden de belangen tegen elkaar worden afgewogen en ik mag toch aannemen dat de rechter een extreme uitkomst van de wetswijziging zeker als een onvoorziene omstandigheid zal aanmerken. Uiteraard is het oordeel aan de rechter, maar het ziet er toch wel naar uit dat het zo zal uitpakken.

De heer Biermans (VVD):

Voorzitter, wat de staatssecretaris nu herhaalt, was mij al duidelijk, maar mijn vraag was blijkbaar niet duidelijk. Ik vroeg wat er gebeurt als er op grond van het contract of het oordeel van de rechter om welke reden dan ook geen herverdeling plaatsvindt. Op die vraag heeft de staatssecretaris geen antwoord gegeven, hij herhaalt wat hij al gezegd heeft.

Staatssecretaris De Jager:

Die vraag is ook door de heren Leijnse en Essers gesteld, ik was bezig met een antwoord daarop. Ik gaf aan dat deze twee concrete mogelijkheden in het algemeen voldoende zullen zijn, maar mede naar aanleiding van de vragen van de genoemde leden wilde ik de Kamer toezeggen dat wij zullen monitoren of in de praktijk ook werkelijk een van de twee mogelijkheden gebruikt zal worden. Als nu echt in extreme mate blijkt dat dit niet zo is, dan zal ik dat aan de Kamer rapporteren, maar vooralsnog zie ik geen aanleiding om te veronderstellen dat het niet mogelijk zal zijn om op deze manier opnieuw te gaan onderhandelen over een contract.

De heer Biermans (VVD):

Ik denk dat wij nu zaken kunnen doen, want de staatssecretaris is bereid om de zaak te monitoren. Wat is dan zijn conclusie? Wat wil hij doen als blijkt dat de branche inderdaad in problemen komt omdat heronderhandelingen nergens toe leiden en ook de burgerlijke rechter oordeelt dat er geen enkele reden is om het contract te wijzigen?

Staatssecretaris De Jager:

Dat heb ik zojuist aangegeven. Het is niet te voorspellen of wat u vraagt, nodig zal zijn. Ik vind het dan ook voorbarig om daarvan uit te gaan, maar mede naar aanleiding van vragen van de heren Essers en Leijnse heb ik aangegeven dat ik bereid ben om de ontwikkelingen te monitoren en de Kamer ervan op de hoogte te houden. Als de ontwikkelingen er aanleiding toe geven, zal de regering bepalen of zij het opportuun acht om er iets aan te doen. Civielrechtelijke wetgeving ligt overigens niet op mijn terrein, maar op dat van de minister van Justitie. Hoe dan ook, ik acht het niet opportuun om nu al aan te geven dat de regering in bepaalde omstandigheden een bepaald voorstel zal doen, omdat ik geen enkele aanleiding zie om ervan uit te gaan dat de clausules in het standaardcontract en de vangnetbepaling in het Burgerlijk Wetboek onvoldoende zullen zijn. Mocht dit toch zo blijken te zijn, dan zullen wij de Kamer erover berichten en dan kan de regering uiteindelijk ook een voorstel doen om maatregelen te nemen.

De heer Biermans (VVD):

Voorzitter, ik dank de staatssecretaris voor deze toezegging. Ze komt er concreet op neer dat de staatssecretaris, als de branche in problemen komt doordat de mogelijkheden die hij schetst, helaas niet bruikbaar blijken te zijn, zal bevorderen dat de regering maatregelen neemt om het probleem op te lossen. Dit is in elk geval de eerste positieve uitlating die ik vanmiddag van de staatssecretaris gehoord heb.

Staatssecretaris De Jager:

Voorzitter, ik hoop dat er een woordelijk verslag van deze vergadering gemaakt wordt en dat de heer Biermans mij zelf mijn woorden laat kiezen. Ik houd het dus bij de toezegging die ik zojuist heb geformuleerd, niet bij de interpretatie die hij ervan gaf.

De heer Leijnse (PvdA):

Dat is maar goed ook, want de heer Biermans was dit belangrijke punt in eerste termijn geheel vergeten ...

Even terug naar de tweede variant, de toetsing door de rechter of er zich geen omstandigheden hebben voorgedaan die ontbinding van het contract mogelijk maken. Het gaat er nu even om, wat in zo'n situatie onvoorziene omstandigheden zijn. Is de staatssecretaris bereid om uit te spreken dat voor alle contracten tussen exploitanten van speelautomaten en horeca-exploitanten die voor 1 januari 2008 zijn afgesloten en waarin een bepaalde verdeling is afgesproken, de maatregelen die deze Kamer heeft aangenomen en die op 1 juli kracht van wet zullen krijgen – invoering van de kansspelbelasting – moeten worden gekwalificeerd als een omstandigheid die de partijen op het moment van het afsluiten van het contract niet hadden kunnen voorzien?

Staatssecretaris De Jager:

Ik kan mij wel een oordeel vormen over de feiten en omstandigheden in zo'n geval, maar het is natuurlijk aan de rechter om te bepalen of er sprake is van een onvoorziene omstandigheid. De rechter kan op verzoek van een van de partijen een overeenkomst wijzigen of geheel of gedeeltelijk ontbinden als ongewijzigde instandhouding daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid door de wederpartij niet verwacht mag worden. En als er in een contract dat afgesloten is op basis van de verwachting van een winstgevende exploitatie, een clausule ontbreekt die het mogelijk maakt om bijvoorbeeld een speelautomaat weg te halen of een andere maatregel te nemen als de exploitatie van het ene moment op het andere verliesgevend zou worden, dan acht ik het zeer wel denkbaar dat de rechter zal oordelen dat instandhouding van het contract naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet verwacht mag worden.

De heer Biermans (VVD):

Voorzitter. Ik ben blij dat ik de eerste was die het had over de herverdeling. Niet het CDA, ook niet de PvdA maar ik heb namens de VVD in mijn inbreng expliciet aandacht gevraagd voor de herverdeling van de kosten die deze belastingwetgeving naar voren brengt. In het enthousiasme om tot invoering van deze draconische maatregelen over te gaan, vergeet de PvdA blijkbaar even wat anderen zeggen.

Staatssecretaris De Jager:

Misschien lag het aan de enorme hoeveelheid punten van de heer Biermans dat de meer specifieke vragen van de heren Leijnse en Essers op dit punt mij iets pregnanter overkwamen. Vandaar dat ik de toezegging aan hen heb geadresseerd, maar als de heer Biermans deze toezegging mede wil verkrijgen namens deze hele Kamer, dan is dat zijn volste recht.

De fracties van de ChristenUnie en de SGP hebben een vraag gesteld over de winstgevendheid voor de mede-exploitant. Door Koninklijke Horeca Nederland werd ervan uitgegaan dat de kosten voor de mede-exploitant kunnen oplopen tot wel 70%. Een beperkt onderzoek van de Belastingdienst heeft echter uitgewezen dat de kosten voor de mede-exploitant zo'n 4% van de brutospelopbrengst bedragen. Dat is een heel ander percentage; dat geef ik gelijk toe. Natuurlijk is niet alles onderzocht. De Belastingdienst heeft een aantal situaties onderzocht. Daaruit blijkt dat de mede-exploitant relatief lagere kosten heeft. Wel weten wij dat in de onderbouwing door Koninklijke Horeca Nederland heel veel kosten zijn meegenomen die naar redelijkheid niet geacht mogen worden gerelateerd te zijn aan de kansspelautomaat. Dat zijn namelijk meer algemene kosten. Wellicht dat daardoor een deel van het verschil is ontstaan.

Dan kom ik op het voorkomen van weglek naar de illegaliteit. Laat ik beginnen in deze Kamer nogmaals te benadrukken dat de regering de illegaliteit bij de kansspelen streng wil aanpakken. Tijdens het debat over de Belastingplannen in het najaar, zowel in de Tweede als de Eerste Kamer, hebben wij daarover gesproken. De regelgeving van het kansspelbeleid zal dus ook onverkort worden gehandhaafd. Dat kan ik overigens ook aan de fracties van de ChristenUnie en de SGP toezeggen, die ernaar hadden gevraagd. Daarnaast zal de Belastingdienst ook een aantal maatregelen nemen om de vinger bij de branche aan de pols te houden, juist gericht op de illegaliteit. Zo zal de beoordeling van de aangifte van de speelautomatenbranche, vanuit het oogpunt van gelijkheid, op één centraal punt gaan plaatsvinden. Hierdoor zal snel duidelijk worden of zich bepaalde risico's manifesteren en kan de Belastingdienst snel tot actie overgaan als dat nodig is. Ik ben ook bereid om toe te zeggen dat de Belastingdienst daarvoor extra capaciteit zal inzetten als dat nodig is. De projectgroep Joker, gespecialiseerd in dit thema, zal de coördinatie op zich nemen en de ontwikkelingen monitoren. Nogmaals, ik ben ook bereid om deze Kamer toe te zeggen dat de Belastingdienst de capaciteit van de projectgroep Joker zal opschalen als dat nodig is voor het innen van belasting dan wel het bestrijden van illegaliteit, wanneer belasting wordt ontdoken. De wet die nog ter behandeling in deze Kamer ligt, namelijk de wet om het belasten van internetkansspelen mogelijk te maken – dat zijn dus illegale internetkansspelen – helpt hierbij. Hierdoor krijgen de Belastingdienst en eventueel de FIOD-ECD op dit gebied voldoende handvatten.

De heer De Boer van de ChristenUnie vroeg ook naar de coulance. Uiteraard worden de wet- en regelgeving door de Belastingdienst gehandhaafd. Er is geen coulance in de zin van "dan passen wij de wet maar half toe, of maar eventjes niet". Biedt de regelgeving echter ruimte, dan zal de Belastingdienst zich constructief en redelijk opstellen. Wellicht herkennen de heren Essers en Leijnse dat nog van een motie van hun hand over een ander thema. De Belastingdienst is ten volle bereid om met de branche afspraken te maken in het kader van horizontaal toezicht. De heer Essers vroeg daarnaar. De Belastingdienst zal mij regelmatig informeren de concrete gevolgen voor de branche van de maatregelen uit het Belastingplan.

Dan ga ik in op een aantal overige vragen. Allereerst bespreek ik de gefaseerde invoering, waarover de heer Reuten een vraag heeft gesteld. Ik kan mij heel veel situaties voorstellen waarin een forse belastingmaatregel gefaseerd wordt ingevoerd. Hier is het een soort stelselwijziging waarbij van het btw-regime van 19% wordt overgegaan naar het kansspelbelastingregime van toen nog 40,85% maar inmiddels 29%. Specifiek voor de speelautomaten een soort ingroeiscenario mogelijk maken, stuit in de Europese Unie op staatssteunregels. Zo'n ingroeitarief is dus niet mogelijk. Wij hebben ervoor gekozen om de kansspelen onder één tarief te laten vallen. Omdat wij gezien hebben dat dit een forse lastenverzwaring is, hebben wij dit tarief verlaagd van 40,85% naar 29%. Daardoor hebben wij echter ook de belasting op de tafelspelen moeten verlagen. Dat kost natuurlijk geld, terwijl de branche op dat punt altijd al 40,85% heeft betaald. Een verdere verlaging zou voor alles in den brede moeten gelden en is budgettair niet mogelijk.

De heer Reuten heeft ook gevraagd naar de plannen met de branche en naar de sturende werking. Bijna iedere denkbare belastingmaatregel, behalve misschien de ingezetenenbelasting, heeft een bepaalde sturende werking. Bijvoorbeeld het neveneffect van milieubelastingen is erg beoogd. Maar net zo min als met een belasting op arbeid wordt beoogd dat mensen minder gaan werken, is ook hier niet beoogd dat mensen minder gaan gokken. Vanuit het buitenkansbeginsel is wel beoogd dat dit onder hetzelfde regime wordt gebracht als de kansspelbelasting op andere gebieden. Binnen die kansspelbelastingregimes zijn twee subregimes: dat op casinospelen en dat op loterijen. Dit lijkt naar aard en omstandigheden van het spel meer op de casinospelen dan op de loterijen. Overigens lijken de internetkansspelen ook meer op dit type spel. Daarom is er in het hier voorliggende wetsvoorstel voor gekozen om dit type kansspel bij het casinoregime te betrekken.

Dan de alternatieven, waar de heer Biermans naar heeft gevraagd. Niet de brutospelopbrengst zou moeten worden belast, maar de prijs. Voorgesteld is om een vrijstelling van € 454 te geven. Op dit punt is ook het loterijenregime genoemd. De discussie over de vraag onder welk regime dit moet vallen, is zowel in de Tweede Kamer als in de Eerste Kamer gevoerd. Uiteindelijk zijn het kabinet en de Staten-Generaal tot de conclusie gekomen dat het casinoregime hier het meest opportune regime is. In het voorstel wordt als alternatief een ingewikkelde vergelijking gemaakt met de successiebelasting en de progressiviteit van het zogenaamde derdentarief. Uiteindelijk komt het op het volgende neer. Als je de spelsoorten met elkaar vergelijkt, zie je, in tegenstelling tot bij een loterij, een voortdurend heen en weer gaan van inzetten en uitbetalingen. Het brutospelresultaat is dan de meest logische belastinggrondslag, net zoals dat bij een tafelspel het geval is. Er zijn natuurlijk verschillen. Bij een speelautomaat lijken deze zaken het meest op elkaar. Een loterij is een heel ander type kansspel.

Ik heb het rapport over de Europese Unie van Spigthoff pas gisteren onder ogen gekregen. Het is vers van de pers, heb ik begrepen. Het was eerst als een e-mailbericht verstuurd onder de titel Trojan horse. U kunt zich voorstellen dat de antivirussoftware van het ministerie van Financiën er in eerste instantie vanuit ging dat dit geen vriendelijk bedoelde e-mail was. Wij hebben het rapport nu op papier ontvangen. Ik heb het nog niet in extenso kunnen bestuderen. Ik weet wel dat er aanstaande vrijdag een overleg plaatsvindt met de Belastingdienst. Het lijkt er niet op dat er grote problemen in het rapport staan. Er is technisch overleg nodig. Bij diagonaal scannen van het rapport is mij opgevallen dat een aantal dingen onjuist is of onvoldoende juist en dat een probleem groter wordt ingeschat dan het werkelijk is. Waar dat nodig is, kan dit via een ministeriële regeling worden ondervangen. Ik verwacht niet dat dit grote problemen zal opleveren.

De crux van al die rapporten is natuurlijk of door de toevoeging van het jaar 2006 – wat eigenlijk de meest substantiële wijziging is – een substantieel verschil is ontstaan met de situatie in het najaar toen wij over verschillende rapporten beschikten en de Tweede Kamer, de Eerste Kamer en het kabinet nadat al die informatie was geanalyseerd, tot het oordeel zijn gekomen dat de kansspelbelasting op 1 juli 2008 zou kunnen worden ingevoerd. De vraag is nu of die wijziging tot een andersluidend standpunt zou moeten luiden van de Staten-Generaal of van het kabinet. Menig woordvoerder heeft hier ook al betoogd dat dit niet het geval is. De Staten-Generaal heeft in het najaar van 2007 een afweging kunnen maken op basis van informatie die sinds dat moment niet fundamenteel is veranderd.

De heer Biermans (VVD):

Het is heel moeilijk discussiëren met iemand die het rapport niet heeft gelezen. Dat doe ik dan ook maar niet. De opstellers van het rapport vellen een vernietigend oordeel over de regelgeving zoals die nu in het Belastingplan is opgenomen. De woordvoerders van de fracties van D66 en de OSF hebben er ook een aantal punten uit genoemd. Als het waar is wat in dit rapport staat, dan blijft er van de hele kansspelbelasting niets meer over. Het is natuurlijk ook een oplossing voor de branche als de rechter oordeelt dat deze wetgeving nergens op slaat. Misschien mag ik de staatssecretaris vragen of hij, als hij het rapport wel heeft bestudeerd, de Kamer wil informeren over zijn visie naar aanleiding van die rapportage. Zo discussiëren als nu heeft niet veel zin.

Staatssecretaris De Jager:

Met alle respect voor de heer Biermans, dit lijkt mij niet nodig. Het rapport is door mijn ambtenaren en door deskundigen bestudeerd. Ik kan er nu niet in extenso op reageren, doordat ik het zelf slechts diagonaal heb doorgenomen. Mij is echter al wel gebleken dat het rapport voor een deel technische opmerkingen bevat die in de uitvoeringspraktijk kunnen worden opgelost. Voor een ander deel is er sprake van strijdigheid met artikel 2 van het EVRM. Daarop hebben wij een volstrekt helder antwoord. Het kabinet voorziet absoluut geen strijdigheid met artikel 2 EVRM. Het rapport verwijst naar een uitspraak van de Hoge Raad. Juist de Hoge Raad bevestigt het standpunt van het kabinet dat de rechterlijke macht zeer terughoudend is bij het toetsen aan artikel 2 EVRM of een belasting al dan niet buiten werking moet worden gesteld. Op dit fundamentele punt kan ik dus nu al reageren. Wij zien geen strijdigheid met artikel 2 EVRM.

De heer Biermans (VVD):

Ik heb een heel eenvoudig verzoek aan de staatssecretaris. Hij zegt dat hij het rapport niet heeft gelezen. Mijn enige verzoek is of hij het op zijn gemak wil lezen en dan zijn bevindingen wil rapporteren aan de Kamer. Wij hebben het rapport afgelopen zondagmorgen ontvangen. Ik heb het wel gelezen en de conclusies die erin worden getrokken, zijn naar mijn mening heel ernstig. Er is toch niets op tegen dat de staatssecretaris het ook doorleest en rapporteert wat hij ervan vindt. Hij hoeft dit nu niet spontaan zo maar te doen, hij hoeft het nu ook niet af te wijzen omdat het allemaal reuze meevalt. Ik vraag alleen maar of hij het op zijn gemak wil lezen en aan de Kamer wil rapporteren wat hij ervan vindt. Als dan de conclusie is wat hij nu à l'improviste verwoordt, dan zij dat zo. Dan kunnen wij opnieuw kijken of wij daarmee tevreden zijn.

Staatssecretaris De Jager:

Die conclusie kan ik nu al trekken en ik zie dan ook geen aanleiding om daarover nader te rapporteren. De meer fundamentele vraag van het rapport hebben wij natuurlijk wel bestudeerd. Die conclusie heb ik al heel helder verwoord. Ik zou niet weten wanneer je van een bewindspersoon zo'n helder antwoord krijgt. Wij zien geen strijdigheid met artikel 2 EVRM. Ik zie geen reden om dit nogmaals in een brief aan de Kamer te melden als ik het zo open in deze zaal uitspreek.

De heer Biermans (VVD):

Dat is een van de punten die in de rapportage staan. Er staan veel meer punten in. Ik vraag de staatssecretaris helemaal niet om nu al een definitieve mening te geven. Ik geef hem alle ruimte om dit in alle rust te lezen en dan met een reactie te komen op alle punten in het rapport.

De heer Essers (CDA):

Ter geruststelling van de heer Biermans. Ik heb het rapport ook gelezen. Het is een vervolg op een rapport dat in oktober 2007 is verschenen. Ik meen dat het een actualisering is, waarin niet echt wezenlijk nieuwe standpunten naar voren komen.

De heer Biermans (VVD):

Als de staatssecretaris nu anders was begonnen met dit verhaal, bijvoorbeeld in de zin van: mijn zondag was naar de knoppen want ik moest een rapport van 105 bladzijden lezen en dat heb ik ook gedaan, van het begin tot het einde. Dan snap ik dat, maar hij vertelt zelf dat hij het pas maandag heeft gekregen, dat hij het diagonaal snel heeft doorgenomen en dat hij niet verontrust is. Ik vraag gewoon of hij ook na serieuze lezing van het rapport aan ons wil bevestigen dat hij niet ongerust is over de afloop van deze belastingheffing.

Staatssecretaris De Jager:

Die vraag is uiteraard al uitgebreid aan bod gekomen, mede omdat die eerder was opgeworpen en het rapport op dit punt een herhaling is. Wij hebben dit al bestudeerd. Ik kan nu al bevestigen dat wij niet ongerust zijn over de houdbaarheid van deze belastingmaatregel in het kader van artikel 2 EVRM of andere elementen.

De heer Ten Hoeve (OSF):

Ik sluit mij aan bij het verzoek van de heer Biermans. Het gaat mij niet om artikel 2 van het EVRM, maar juist om andere dingen. Voor mij was het belangrijkste dat het rapport tot de conclusie komt dat het willen leggen van een heffing op de exploitant problemen geeft, omdat daardoor waarschijnlijk geen grondslag en geen termijn van aangifte beschikbaar zijn, uitgaande van de definitie van de exploitant. Op dezelfde manier en met dezelfde oorzaak zou ook het vervallen van de btw-heffing een probleem kunnen opleveren. Dit zijn heel concrete zaken waarop ik graag een concreet antwoord krijg van de staatssecretaris.

Staatssecretaris De Jager:

Dit is een concrete vraag en ik ben graag bereid om de Kamer op dit punt een nadere toelichting te sturen als wij het uitgebreid hebben bestudeerd. Ik zal op de vraag die zojuist door de heer Ten Hoeve is gesteld, een antwoord formuleren en in een brief aan de Kamer neerleggen.

Tot slot hebben de woordvoerders van de fracties van D66 en OSF gevraagd naar het risico dat er geen tijdvak van aangifte zou zijn. De heer Ten Hoeve sprak er zojuist over en misschien is dit wel het antwoord op zijn vraag. De invulling van het tijdvak in de uitvoeringsregeling bevat inderdaad op dit moment een schoonheidsfoutje. Er staat: "degene die gelegenheid geeft" en dit had moeten zijn: "de exploitant". De toelichting van de regeling laat hierover echter geen twijfel bestaan. De uitvoeringsregeling zal zo snel mogelijk worden gewijzigd. Een publicatie in de Staatscourant is hiervoor voldoende. Misschien heb ik mijn toezegging hiermee al goedgemaakt. Ik zal bezien of dit antwoord voldoende is. Dan zal ik de Kamer geen brief sturen, maar als ik nog een aanvulling heb, zal ik de Kamer alsnog een brief sturen.

De heer Biermans (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Mag ik u vragen om de vergadering vijf minuten te schorsen ter voorbereiding van de tweede termijn?

De voorzitter:

Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De heer Biermans (VVD):

Voorzitter. Ik kan kort zijn.

Ik ben uitermate gerustgesteld door de opmerking van de fracties van de ChristenUnie en de SGP dat zij de wijnhandel niet gaan aanpakken. Blijkbaar hoeft hieraan niets te worden gedaan en blijft de wijnhandel, in ieder geval als het aan de fractie van de ChristenUnie ligt, gewoon bestaan.

Vanmiddag zijn harde woorden gesproken door de oppositie en dan met name de VVD-fractie en zalvende door een aantal andere fracties. Die zalvende woorden zijn ook nodig als je je het belastingoffensief voor ogen houdt dat dit kabinet ontketend heeft. De ene belasting na de andere wordt Nederland in gesmeten en deze kansspelbelasting is daarvan een onderdeel. Ik houd mijn hart vast voor september, want dan gaan wij waarschijnlijk verder met de vergroening en wat al niet meer.

Mijn insteek en de insteek van mijn fractiegenoten is dat waar een wil is, ook een weg is. Je kunt alle gevolgen die in de onderzoeken worden genoemd, wegredeneren en miskennen. Als het leidt tot krokodillentranen is dat heel spijtig voor de branche, want die is er dan niet meer. Wij kunnen dan echter alleen nog maar analyseren waarom de branche er niet meer is. Ik denk hierbij niet alleen aan de belastingmaatregelen, maar ook aan het rookverbod en alle andere beperkingen die deze branche opgelegd worden. Het is het goede recht van de wetgever om dat te doen, maar dat laat onverlet dat het gepast is om een fatsoenlijke invoeringstermijn te hanteren en de branche de mogelijkheden te geven om die belastingheffing op te brengen. Ik hoop overigens niet dat die adviseurs van de VAN Speelautomaten gelijk krijgen die stellen dat deze maatregelen geld gaan kosten in plaats van geld opbrengen.

Het enige wat wij vanmiddag bereikt hebben, is dat de staatssecretaris een reddingsboei klaar gaat hangen. Deze boei gaat hij misschien gebruiken als de branche ten onder dreigt te gaan. Ik hoop van harte dat de branche ondanks alle rapportages flexibel genoeg is om de maatregelen op te vangen. Ik hoop dat de rechter de branche daarbij steunt en dat de contracten dit mogelijk maken. Voor het geval dat dat allemaal niet gaat lukken, spreek ik nogmaals de hoop uit dat de regering dan wel bereid is om haar ongelijk toe te geven en de Kamer maatregelen voor te leggen om de branche te redden.

De heer Leijnse (PvdA):

Voorzitter. Ik bedank de staatssecretaris voor zijn heldere en precieze beantwoording van de vragen.

In het debat is bevestigd dat wij, toen wij in december het Belastingplan aannamen, wisten dat de kansspelbelasting op speelautomaten op 1 juli van kracht zou worden. Wie in die tijd de indruk heeft gewekt dat die maatregel uit- of afgesteld zou kunnen worden, toonde weinig respect voor de wetgever en in het bijzonder de medewetgever. De medewetgever heeft deze wetgeving immers twee keer in het Staatsblad weten te krijgen.

Het is ook mooi weer spelen bij de betrokkenen als je de indruk wekt dat het allemaal teruggedraaid kan worden. De heer Biermans heeft dat indertijd gedaan en in de motie die hij in eerste termijn heeft ingediend, doet hij dat ten overvloede nog een keer. Hij blijft maar suggereren dat wij staande wetgeving kunnen uitstellen of veranderen. Dat is niet het goede signaal voor de mensen die door deze maatregel worden getroffen. De heer Reuten heeft deze houding in eerste termijn haarfijn gefileerd. Ik had het niet beter kunnen doen en ik zal mijn fractie dan ook adviseren om tegen de motie van de heer Biermans te stemmen.

Het debat heeft een aantal oplossingen opgeleverd voor de problemen waarmee de branche door de invoering van de kansspelbelasting te kampen krijgt. In de brief van de staatssecretaris is al een aantal punten toegevoegd. Ik som die op om een scherp beeld te krijgen van de stand van zaken.

De regering heeft zich bereid getoond om in overleg met de branche te komen tot indexatie van het maximumuurverlies. Dat zou structureel een extra exploitatieruimte van 52 mln. kunnen opleveren. Het staat nog te bezien of dat inderdaad zo is en of de branche bereid is om te komen tot indexatie van het huidige maximumuurverlies, dat al vijf jaar nominaal op hetzelfde niveau wordt gehandhaafd, maar hier ligt in ieder geval enige ruimte.

Extra ruimte wordt ook gecreëerd door de overstap mogelijk te maken van betaling in harde munt naar betaling met chipkaarten en dergelijke. Daardoor wordt de kostenstructuur verbeterd en het onderhoud van de automaten minder kostbaar. Deze maatregelen vergen beide een investering in de ombouw van de automaten en die moet natuurlijk wel terugverdiend kunnen worden met extra opbrengsten.

Ik verwacht meer soelaas van een maatregel die wij vanmiddag uitgebreid hebben besproken. Ik doel op de mogelijkheden die de staatssecretaris ziet om de bestaande contracten voor in de horeca geplaatste automaten open te breken. In de eerste plaats geeft hij aan dat sterk teruglopende rentabiliteit van de automaten op zichzelf al een reden is om een contract eenzijdig te verbreken. De branche moet aan de hand van de cijfers over de teruglopende rentabiliteit in staat worden geacht om de contracten open te breken.

Als het niet mogelijk is om contracten om deze reden open te breken, kan een redelijkheidstoets worden uitgevoerd op de vraag of er kosten zijn die ten tijde van het afsluiten van het contract niet konden worden voorzien. Als dat zo is, zou dat moeten leiden tot een herziening van het contract om de oorspronkelijk bedoelde verdeling van lusten en lasten te herstellen. De staatssecretaris heeft gezegd dat in die gevallen naar het oordeel van de regering wel degelijk sprake is van onvoorziene omstandigheden.

De belastingmaatregel is volgens de regering dus een onvoorziene omstandigheid. Dat is voor de branche buitengewoon belangrijk, want deze uitspraak kan men bij de rechter als een feit naar voren brengen en dat telt zeker. Het is geen onbelangrijke zaak, want het betreft maar liefst 16.000 in de horeca geplaatste automaten met een bruto-opbrengst van € 5300 per jaar. Als voor die automaten de belastingheffing van 29% op de horeca-exploitant afgewenteld kan worden, levert dat de automatenbranche structureel 25 mln. per jaar op. Daarmee kantelt het plaatje van de rentabiliteit.

Terecht wordt de vraag gesteld wat er gebeurt als het openbreken niet lukt ondanks de door de staatssecretaris genoemde mogelijkheden. De staatssecretaris zal dit monitoren. Ik voeg daaraan toe dat het goed zou zijn om hierover in het kader van het horizontaal toezicht verdergaande afspraken te maken in het convenant. Ik reken er verder op dat de Belastingdienst zich in dat geval constructief en coulant zal opstellen.

De heer Reuten (SP):

Mevrouw de voorzitter. Ik ga eerst in op de motie die is ingediend door de heer Biermans in eerste termijn. Vervolgens ga ik in op een specifiek punt uit de eerste termijn van de staatssecretaris.

Ik constateer dat de vandaag ingediende motie net als de motie die in december 2007 is ingediend aan niemand gericht is. Niemand hoeft dus iets te doen. Er staan wat overwegingen in en vervolgens wordt er wat geopperd. De motie is ondertekend door acht weldenkende maar niet zo welschrijvende leden van de VVD-fractie. In de laatste zin van de motie staat dat de Kamer haar mening uitspreekt dat de invoering van het nieuwe belastingvoorstel voor de kansspelen wordt uitgesteld tot 1 januari. Er ligt echter geen nieuw belastingvoorstel voor. Er is een voorstel voor het Belastingplan 2008 gedaan en dat is aangenomen door beide Kamers. Er ligt geen nieuw belastingvoorstel voor. Ik weet dus niet waar dit over gaat. Verder staat er in de motie dat de Kamer als haar "mening" uitspreekt dat het voorstel wordt uitgesteld tot 1 januari. Daar had hoogstens kunnen staan, dat de Kamer "de wens" uitspreekt. Ik weet niet waar dit over gaat en ik kan dan ook niet voor de motie stemmen.

Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoord in eerste termijn. Wij zijn het erover eens dat het gaat om een forse belastingwijziging voor de branche. Voor dergelijke wijzigingen geldt dat de mensen in de branche er rekening mee moeten kunnen houden. Dat pleit voor gefaseerde invoering. Ik laat er geen misverstand over bestaan dat dit een discussie is die nu niet aan de orde is. Fasering kan nu niet worden ingevoerd. Als deze wordt ingevoerd, dan gebeurt dat op een latere datum. Wellicht kan dan gedacht worden aan terugwerkende kracht. Nu kan het niet. De staatssecretaris zegt evenwel dat gefaseerde invoering volgens de Europese regels kan worden opgevat als staatssteun. Ik vraag om een nadere toelichting daarop. Het betreft een niet-bestaande belasting en ik zie niet in waarom het onmogelijk is om een niet-bestaande belasting gefaseerd in te voeren. Ik zie ook niet in waarom dat als staatssteun kan worden aangemerkt.

De heer Biermans (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Ik ben de draad een beetje kwijt, maar dat ligt ongetwijfeld aan mij. Kan de woordvoerder van de SP-fractie zijn kritiek op de motie nog even kort samenvatten?

De heer Reuten (SP):

Goed, maar zal ik eerst het punt afmaken waar ik mee bezig was?

De heer Biermans (VVD):

Nee, want ik vrees dat ik de rest van het verhaal anders ook niet snap.

De heer Reuten (SP):

Ik spreek al niet meer over de motie. Ik reageer nu op het antwoord van de staatssecretaris in eerste termijn. Is het goed als ik eerst het verhaal dat ik tot de staatssecretaris richt afmaak en vervolgens inga op de motie?

De voorzitter:

Ik sta dat toe omdat u inderdaad duidelijk een onderscheid hebt gemaakt. U hebt gezegd: eerst behandel ik de motie en vervolgens kom ik terug op een punt uit de eerste termijn van de kant van de regering.

De heer Reuten (SP):

Voorzitter. Het is niet op voorhand evident dat er een connectie is tussen de invoering van de kansspelbelasting en de afschaffing van de btw. Ik zie in dat er vanuit het gezichtspunt van de staatssecretaris van belastinginning een connectie lijkt te zijn, maar vanuit juridisch oogpunt is een dergelijke connectie niet evident. In relatie tot staatssteun en Europese regels kan overigens met evenveel recht gezegd worden dat het afschaffen van de btw staatssteun zou zijn. Ik vraag de staatssecretaris dus om de kwestie in tweede termijn verder te onderbouwen. Het gaat om een niet bestaande belasting. Ik zie niet in waarom een niet-bestaande belasting niet gefaseerd kan worden ingevoerd.

Ik ga nu in op de interruptie van de heer Biermans. Hij heeft gevraagd om een nadere toelichting op hetgeen ik niet begrijp van de motie.

De heer Biermans (VVD):

Ik zei dat ik het betoog niet snapte. Misschien kunt u het in een korte zin samenvatten? De strekking van de motie is naar mijn idee niet dat deze wet niet van kracht wordt. Ik heb ook nooit betoogd dat dat niet per 1 juli moet gebeuren. Die wet gaat uiteraard in op 1 juli want het wetsvoorstel is in december aangenomen. De strekking van de motie is om een wetsvoorstel op te stellen – dat kan echt heel eenvoudig zijn – waarmee deze wet, die per 1 juli van kracht wordt, met terugwerkende kracht wordt teruggenomen. Over het algemeen geldt dat er geen bezwaar is om belastingmaatregelen die ten voordele van belastingplichtigen uitvallen met terugwerkende kracht te laten ingaan. Dat juicht deze Kamer altijd toe. Maatregelen die de boel met terugwerkende kracht verzwaren, stuiten meestal op tegenstand.

De heer Reuten (SP):

Ik vind dat een mooi verhaal.

De voorzitter:

Ik onderbreek u om de heer Leijnse gelegenheid te bieden om een vraag te stellen aan de heer Biermans.

De heer Leijnse (PvdA):

Ik stel graag een vraag ter verduidelijking. De heer Biermans zegt nu iets dat niet in het dictum van de motie staat. In het dictum van de motie staat: "spreekt als haar mening uit dat de invoering van het nieuwe belastingvoorstel voor de kansspelen wordt uitgesteld tot 1 januari 2009". Nu zegt de heer Biermans dat hij ervan uitgaat dat het wel gewoon op 1 juli ingaat. Hij wil daarna een wetsvoorstel zien waarin de wet met terugwerkende kracht wordt teruggedraaid. Wat wil hij nou eigenlijk?

De heer Biermans (VVD):

Ik wil dat de maatregel wordt teruggedraaid met een kort, nieuw wetsvoorstel. De insteek van de motie is dat er een voorstel van de branche ligt waarmee voorzien wordt in een heel goede opbrengst voor de Staat, een gegarandeerde opbrengst. Dat kan het voorliggende wankele wetsvoorstel vervangen.

De heer Reuten (SP):

In de motie staat dat de ondertekenaars "menen" dat de belasting wordt uitgesteld. Zij kunnen dat wellicht "wensen", maar het is onmogelijk om te "menen" dat iets wordt uitgesteld. Verder staat in de motie "nieuwe belastingvoorstel" terwijl waarschijnlijk bedoeld wordt dat er een nieuw voorstel moet komen. Ik kan niets met een motie waarvan niet duidelijk is wat er staat. Mijn advies is: schrijf een nieuwe motie en richt die aan iemand, bijvoorbeeld aan de staatssecretaris, de regering of het kabinet. Nu hangt de motie in de lucht.

De heer Biermans (VVD):

Ik begrijp dat de motie niet helemaal duidelijk is voor de SP-fractie. Als ik zeker weet dat de SP-fractie en andere fracties de motie steunen als daarin staat dat de wet vanaf 1 juli van kracht wordt en de regering wordt opgeroepen om een nieuw wetsvoorstel op te stellen dat met terugwerkende kracht de gevolgen wegneemt, dan neem ik die uitdaging misschien in de derde termijn aan.

De heer Reuten (SP):

Het gaat er niet om dat het niet duidelijk zou zijn voor de SP-fractie. Ik vind dat een motie die in deze Kamer wordt ingediend voor iedere burger duidelijk moet zijn. Deze motie is niet duidelijk want er staat onzin in.

De heer Ten Hoeve (OSF):

Voorzitter. De staatssecretaris was heel helder in zijn beantwoording en ik bedank hem daarvoor. Hij heeft nog eens helder uiteengezet dat het consistente belastingwetgeving is, wanneer wij tafelspelen en kansspelautomaten onder hetzelfde belastingregime brengen. Daar waren wij het mee eens en daar zijn wij het nog steeds mee eens.

De staatssecretaris was ook helder over de gevolgen die verwacht mogen worden van deze wetgeving. Het probleem daarbij ligt niet bij de eigenaren van kansspelautomaten in speelhallen, maar wel bij eigenaren van kansspelautomaten in de horeca. Hij heeft aannemelijk weten te maken dat hetzij uit de contracten hetzij via de rechter die contracten herzien moeten kunnen worden. Ik kan niet overzien of dat nu betekent dat een herverdeling van de opbrengsten tot stand komt of dat er een eind aan die contracten gemaakt wordt, omdat die uiteindelijk toch niet voldoende opleveren. Ik denk ook niet dat dit vreselijk belangrijk is voor onze besluitvorming. Daaruit mag volgens mij wel de conclusie getrokken worden dat in ieder geval geen grote golf van faillissementen verwacht mag worden. Dat zou hooguit het geval zijn wanneer de lasten eenzijdig naar een kant geschoven worden en de opbrengsten aan de andere kant terecht komen. Dat is dus niet te verwachten. Ik denk ook wel dat de staatssecretaris daar gelijk in heeft.

Deze gevolgen hadden wij in grote lijnen in december ook wel in de gaten. Daar zijn wij toen mee akkoord gegaan en dat is nog steeds het geval. Hieruit mag duidelijk blijken dat wij de motie van de heer Biermans niet zullen steunen.

De staatssecretaris heeft met zijn laatste opmerkingen een van de vragen over het Trojan horserapport beantwoord. Ik stel het zeer op prijs als hij de andere vragen nog even nauwkeurig zou willen bekijken en daarop in een brief wil terugkomen.

De heer Essers (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Ik dank de staatssecretaris hartelijk voor de duidelijke beantwoording van onze vragen. Op alle punten die ik aan de orde heb gesteld, heeft hij dus helder antwoord gegeven.

Dit alles neemt niet weg dat dit geen feestdag is. Het is en blijft een forse lastenverzwaring voor de sector. Dat wisten wij echter al. Dat hebben wij verleden jaar december ook uitgebreid besproken. De reden dat wij de motie-Biermans hebben gesteund, is dat wij vonden dat er toch nog nader onderzoek zou moeten komen naar de gevolgen voor de sector. De invoering van deze maatregel was namelijk niet in alle opzichten gelukkig te noemen. Van de zijde van de regering is ook gezegd dat ten tijde van de voorbereiding van de Miljoenennota en direct erna geen overleg is geweest met de sector. Dat is naderhand wel gebeurd: tussen de indiening van de Miljoenennota en de behandeling in de Kamer is er wel overleg geweest, is het tarief verlaagd en is er nader onderzoek gedaan. Dat had alleen een wat haastige indruk gemaakt. Als je namelijk zo'n forse lastenverzwaring voor de sector wilt realiseren, moet je dat eigenlijk over een langere periode bekijken. Je moet er dan in ieder geval zeker van zijn dat de gevolgen die je op dit moment inschat, binnen de randvoorwaarden passen die horen bij een zorgvuldige invoering. Vandaar dat wij een nader onderzoek wilden. Wij wilden ook geen verwachtingen bij de sector wekken. Wij hebben dus het Belastingplan aanvaard.

Als ik nu sec kijk naar de winst van de motie-Biermans ten opzichte van de situatie in december 2007, constateer ik in alle helderheid dat op de eerste plaats de mogelijkheid is geopend om het maximaal uurverlies te indexeren. Op de tweede plaats is de mogelijkheid geschapen om bepaalde apparaten te introduceren. Volgens de rapporten zal dat een behoorlijke omzetverhoging opleveren, zij het dat daar wel investeringen tegenover moeten staan; dat is een kosten-batenanalyse. Op de derde plaats is toegezegd dat de Belastingdienst open staat voor het sluiten van handhavingsconvenanten in het kader van horizontaal toezicht. Het kan niet genoeg benadrukt worden welk voordeel dit oplevert voor de sector. Op de vierde plaats is duidelijk gezegd dat er een geconcentreerde aanpak komt van de illegaliteit en dat daar, indien nodig, extra capaciteit voor wordt vrijgemaakt. Op de vijfde plaats – en dat vind ik het grote voordeel van dit debat – is er een heel duidelijke opening geboden als het gaat om gedeeltelijke afwenteling van de kansspelbelasting op de horecasector.

De staatssecretaris heeft in dit verband gewezen op een bepaling in het standaardcontract, dat heel duidelijk de mogelijkheid biedt om de bestaande contracten op te zeggen. Mocht die bepaling niet zijn opgenomen in een concrete situatie, dan heeft hij gewezen op artikel 6:258 BW. Belangrijk daarbij is de vraag of er sprake is van een onvoorziene omstandigheid. Ik ben het helemaal met de heer Leijnse eens dat, als hier de medewetgever zegt dat die onvoorziene omstandigheid aan de orde is, je bij de rechter heel goede argumenten hebt. Ik wil dit graag nog een keer benadrukken in onze positie als medewetgever. Een van de redenen om dit debat te voeren, was nu juist de onvoorziene verzwaring van de lasten voor de sector.

Als de staatssecretaris vervolgens zegt dat hij dit zal monitoren en dat, als de rechter onverhoopt toch zegt dat hij dit niet voldoende vindt om contracten open te breken, voor hem sprake is van een nieuwe situatie, dan zal hij naar het kabinet gaan. Vervolgens zal hij ons het standpunt van het kabinet in deze kwestie meedelen. Ik kan niet anders concluderen dan dat wij een behoorlijke winst hebben gemaakt ten opzichte van december 2007.

De motie vind ik geen winst. De motie is namelijk alleen maar een oproep aan de regering om die naast zich neer te leggen, al was het maar omdat de regering heel makkelijk kan zeggen dat de motie staatsrechtelijk niet uit te voeren is. Ik zou dus veel liever wijzen op de winst die wij behaald hebben op concrete punten naar aanleiding van de motie-Biermans. Ik zal mijn fractie echter adviseren om de onderhavige motie niet te steunen.

De heer De Boer (ChristenUnie):

Mevrouw de voorzitter. Ook ik dank de staatssecretaris hartelijk voor de uitvoerige beantwoording. De heer Essers had ook al gesproken over kostenbesparingen en gedeeltelijke kostenafwenteling. Die punten hebben centraal gestaan in de beantwoording. De staatssecretaris heeft in dat verband een aantal opmerkingen gemaakt die meer dan de moeite waard zijn. Ik zal die niet herhalen, want dat is al een aantal keren gebeurd. Wel acht ik een nader onderzoek nodig over de werkelijke kosten voor horecaondernemers. Dat onderzoek hoeft de staatssecretaris niet te doen. Hij gaf aan dat het zou gaan om 4% van de bruto spelopbrengsten. Dat betreft een aantal ondernemers, dus je kunt er niet 100% zeker van zijn. In principe zou kunnen worden nagegaan of de kosten inderdaad zodanig gering zijn dat er misschien nog ruimte voor onderhandeling is. Dat ligt uiteraard aan de branche.

Ik kan het gemist hebben, maar volgens mij is de staatssecretaris niet ingegaan op onze vrees voor een drempelverlagend effect voor gokverslaafden als het gaat om het alsnog betalen met chipkaarten. Een dergelijk effect zouden wij uitermate betreuren. Ik neem aan dat dit ook voor de staatssecretaris en anderen geldt. Misschien kan hij hier toch nog even op ingaan.

Wat de coulance betreft, heeft de staatssecretaris ons ervan overtuigd dat dit correct zal verlopen. Ik had ook niet anders verwacht.

De wijze waarop de staatssecretaris reageert op een belastingmaatregel die bij wet is vastgelegd en die ingaat per 1 juli 2008, is proactief. Dat waarderen wij bijzonder, want daar kom je verder mee dan met een reactief beleid, zoals met name de VVD-fractie voorstaat.

De inbreng van de heer Biermans in tweede termijn inzake zijn motie heeft niet geleid tot een ander standpunt van ons ter zake.

Staatssecretaris De Jager:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de brede steun die het beleid van de regering op dit punt net als in december jongstleden geniet. Het is goed geweest om hier nog eens enkele punten uiteen te zetten. Dat heeft de regering de gelegenheid gegeven om een aantal zaken te verduidelijken, zoals de heren Essers en Leijnse ook al hebben gezegd.

Het zal de Kamer niet verbazen als ik, om de woorden van de heer Essers te gebruiken, de aanneming van de ingediende motie ontraad. Ik verwijs voor de argumentatie kortheidshalve naar mijn uitgebreide inbreng in eerste termijn, maar uiteraard ook in de eerdere beraadslagingen in december jongstleden over de invoering van deze belasting.

Ik wil de opmerking van de heer Biermans niet onweersproken laten dat dit kabinet allerlei nieuwe belastingmaatregelen zou invoeren en de lasten zou verzwaren. Wij hebben al eerder besproken dat wij een vast lastenkader kennen. Op dat punt is dit kabinet minstens zo streng als de kabinetten waarvan de partij van de heer Biermans altijd deel heeft uitgemaakt als het gaat om de begrotingsregels. Het lastenkader definieert de totale belastingen. Als een bepaalde belasting wordt verhoogd, strekt dat ertoe om andere belastingen te verlagen. Dat is een automatisme, dat dit kabinet ook volgt. Dus als in augustus bepaalde besluiten worden genomen, die de heer Biermans kennelijk met angst en beven tegemoetziet, worden er net zo veel belastingen verlaagd voor zaken als de hardwerkende Nederlander en de ondernemingsgezinde Nederlander. Zo is per 1 januari van dit jaar de vennootschapsbelasting voor het midden- en kleinbedrijf verlaagd en wordt de arbeidskorting per 1 januari aanstaande verhoogd. Dus zowel de arbeidgevende werknemer als de ondernemende hardwerkende Nederlander wordt ook door dit kabinet bediend.

De heer Reuten heeft gezegd dat het hier gaat om een nieuwe belasting, die dan toch gefaseerd mag worden ingevoerd. Dat ligt nu juist anders. De kansspelbelasting is een bestaande belasting. Ook het casinoregime bestond al, evenals het loterijregime. Het loterijregime geldt voor de situatie waarin men een lot koopt en een keer een grote prijs wint. Het casinoregime geldt voor inzetten die elkaar snel opvolgen. Hiermee is de kansspelautomaat, die vanuit een historische omstandigheid niet was belast onder het regime van de kansspelbelasting maar onder dat van de btw, alsnog onder de werkingssfeer van de kansspelbelasting gebracht. EU-regelgeving schrijft in principe voor dat men één van beide doet, dus de werkingssfeer van de kansspelbelasting ofwel die van de btw volgen. Door het onderbrengen in de kansspelbelasting moeten wij nagenoeg gelijke spelen zoals de tafelspelen in hetzelfde regime onderbrengen. Daarin mogen wij niet meer discrimineren. Men kan zegen dat de keuze zwart/wit is, btw of het kansspelregime. Om die reden hebben wij het gehele casinoregime verlaagd van 40,85% tot 29%, inclusief de tafelspelen.

De afschaffing van btw leidt niet tot staatssteun omdat juist EU-regelgeving in principe voorschrijft dat voor één van beide regimes moet worden gekozen. Dat is wat wij hier doen.

De heer Reuten (SP):

Dat is duidelijk. Dit was mij niet bekend. Bent u afgezien van dit specifieke geval van mening dat forse belastingwijzigingen gefaseerd moeten worden ingevoerd?

Staatssecretaris De Jager:

Ja, zij moeten gefaseerd worden ingevoerd, of met voldoende oog voor de effecten ervan op de concurrentieverhoudingen voor bedrijven of de koopkracht voor burgers. Dat betekent ofwel faseren, ofwel flankerend beleid ter compensatie. In ieder geval is voorzichtigheid bij forse belastingmaatregelen geboden. Ook al zou de conclusie zijn om niet tot compensatie of flankerend beleid te komen, dan nog zal de wetgever zich er voldoende van moeten vergewissen waarom hij dit in dat geval niet nodig acht.

De Onafhankelijke Senaatsfractie, op dit punt sprekend mede namens D66, zeg ik toe dat ik met mijn ambtenaren nog eens goed naar het genoemde rapport zal kijken. Als er nog nieuwe pregnante punten naar voren komen die in het debat van december jongstleden of in mijn brief nog niet aan de orde zijn gekomen, zal ik die alsnog in een brief aan de Eerste Kamer mededelen.

De fracties van de ChristenUnie en de SGP hebben een vraag gesteld over de chipkaart. Ik ben in algemene zin ingegaan op het feit dat de chipkaart ook kan dienen voor het kansspelbeleid om dat veiliger te maken en met minder criminaliteit. Afgezien van investeringskosten kan dit kostenbesparend zijn op langere termijn voor de branche. Dit is een mogelijkheid, geen verplichting, dus ondernemers zouden hiervoor zelf kunnen kiezen. Of dit in individuele situaties leidt tot drempelverlaging kan ik niet overzien. Ik verwacht wel dat dit weer andere mogelijkheden biedt, juist voor ondernemers in deze branche, die ook zaken als gokverslaving monitoren. Daarmee is men al sterk begaan en dit zou men op deze manier ook kunnen doen. In ieder geval leidt de chipkaart tot minder gedoe, minder onderhoudsgevoeligheid en minder fraudegevoeligheid. Dit hoeft niet automatisch te betekenen dat de voordelen voor de exploitant nadelen heeft voor degene die een kansspel speelt.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, volgende week over de motie-Biermans c.s. te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Sluiting 16.55 uur

Naar boven