Aan de orde is het afscheid van de vertrekkende leden.

De voorzitter:

Geachte medeleden. Vandaag komt de Eerste Kamer der Staten-Generaal voor het laatst in deze samenstelling bijeen. Een parlementaire periode waarin het politieke leven in ons land gekenmerkt werd door aanzienlijke turbulentie, komt ten einde. Die turbulentie is in de Eerste Kamer zeker ook voelbaar geweest, maar zij is er toch slechts in beperkte mate door aangejaagd. De Eerste Kamer is een instituut waarin politieke tegenstellingen niet uit de weg gegaan worden, maar ook vaak overbrugd worden. Wat burgers en politieke stromingen verbindt, komt hier zeker zo sterk voor het voetlicht als wat in een gezonde democratie verdeeld houdt en verschil van inzicht meebrengt.

Evenals vier jaar geleden doet bijna de helft van de leden van deze Kamer afstand van het lidmaatschap van deze Kamer. Wij treuren om het verlies aan ervaring, kennis, visie en denkkracht dat met het vertrek van zo veel leden gepaard gaat, maar zijn bovenal dankbaar dat wij het voorrecht hebben gehad, gezamenlijk de afgelopen jaren betekenis te hebben kunnen geven aan een staatsinstelling die ertoe doet.

Alvorens de collega's die afscheid nemen individueel met een enkel woord toe te spreken, wil ik graag kort terugblikken, met de nadruk op "kort", op wat wij als Eerste Kamer gezamenlijk hebben bereikt in de afgelopen periode. Ook wil ik stilstaan bij enkele gedenkwaardige momenten die zich in die periode in deze Kamer hebben voorgedaan.

Mag ik beginnen met te releveren wat de omvang van de wetgevende activiteit van deze Kamer in de periode 2003-2007 is geweest? Bij de Kamer zijn in deze periode 1039 wetsvoorstellen ingediend. Van 1046 wetsvoorstellen kon de behandeling worden afgerond. 1042 wetsvoorstellen werden aanvaard, 4 werden er verworpen. Van de wetsvoorstellen waarover expliciet gestemd is, zijn er 15 met algemene stemmen aanvaard en is er één unaniem verworpen. In de afgelopen periode zag de regering in het debat over een wetsvoorstel in deze Kamer 14 maal aanleiding om bij de Tweede Kamer een novelle aanhangig te maken. Van de 14 novelles zijn er 11 met instemming van de hele Kamer aanvaard. In totaal zijn in de periode die nu afloopt, 83 moties ingediend: 38 zijn er aangenomen, 21 verworpen, 20 ingetrokken, 4 aangehouden. Ik geloof dat de laatste is meegerekend. Van de 38 aangenomen moties zijn er maar liefst 22 met algemene stemmen aangenomen.

Deze cijfers onderstrepen dat deze Kamer in haar besluitvorming zeer frequent uitstijgt boven politieke scheidslijnen. Bij de oordeelsvorming over de vraag of een wetsvoorstel de toetsing aan de maatstaven van rechtmatigheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid kan doorstaan, leidt de besluitvorming zeer geregeld tot consensus.

De Eerste Kamer maakt onderdeel uit van de Staten-Generaal en opereert als zodanig in een omgeving die mede bepaalt wat wij doen en hoe wij hier ons werk verrichten. Wie de berichtgeving van de afgelopen vier jaar over de politiek in het algemeen en de Haagse politiek in het bijzonder er nog eens op naleest, kan naar mijn opvatting althans moeilijk anders concluderen dan dat qua rol en positie de Eerste Kamer onmisbaar is in ons Nederlands staatsbestel. Er is in Nederland behoefte aan een parlementair instituut dat zonder invloed van de waan van de dag, maar wel vanuit een brede maatschappelijke ervaring en met een enorme juridische expertise, wetgeving en de hoofdlijnen van regeringsbeleid op geheel eigen merites beoordeelt. Verheugend zijn in dit verband de uitkomsten van een onderzoek onder Tweede Kamerleden over het functioneren van de Nederlandse democratie, dat de Raad voor het openbaar bestuur onlangs publiceerde. Uit dat onderzoek blijkt onder meer dat de steun voor afschaffing van de Eerste Kamer in de Tweede Kamer geleidelijk steeds verder lijkt af te kalven. Was in 1979 nog een meerderheid van de Tweede Kamerleden voorstander van afschaffing, in 1990 was de tegenstand tegen afschaffing gegroeid tot een meerderheid en in 2006 zelfs tot een tweederde meerderheid. Het tijdschrift Intermediair publiceerde vorig jaar de uitkomsten van een enquête onder hogere ambtenaren, van wie maar liefst 83% zegt, er niet aan te moeten denken dat de senaat zou verdwijnen. De Nationale Conventie wil de rol van deze Kamer nog meer versterken. Over de voorstellen dienaangaande zal de discussie ongetwijfeld nog worden voortgezet.

Mag ik er ook nog op wijzen dat tweekamerstelsels in parlementaire democratieën het afgelopen decennium bepaald de wind mee hebben gehad? Een enkele keer slechts besluit een land, de stap te zetten naar een eenkamerstelsel, zoals Noorwegen dat onlangs heeft gedaan. Inderdaad, als een senaat uitsluitend ceremoniële taken verricht of niet meer is dan een kopie van een Tweede Kamer, zou ook ik onmiddellijk voorstander zijn van afschaffing van bicameraliteit. Maar veel meer landen, met name in Midden- en Oost-Europa, hebben na het herstel van de democratie die op het communistische tijdperk volgde, gekozen voor vestiging van of terugkeer naar een uit twee huizen bestaand parlement. Wij hebben in de afgelopen periode enkele tienjarige jubilea van nieuwe senaten mogen vieren. De Association of European Senates is een boeiend nieuw netwerk geworden waarbinnen ervaringen met toetsing van wetgeving en controle op uitoefening van regeringsmacht door een hoger of tweede huis worden uitgewisseld. Veel senaten en juist ook nieuwe senaten hechten aan goede bilaterale betrekkingen met onze Kamer. Aan de vele verzoeken om uitwisseling en steun kan, gegeven de tijd die onze leden en medewerkers beschikbaar hebben, helaas slechts in beperkte mate worden beantwoord.

De afgelopen vier jaar zijn wij niet alleen binnen de muren van dit prachtige gebouw bij elkaar gekomen. In een bijzondere verenigde vergadering der Staten-Generaal hebben wij in 2004 zowel koningin Juliana als prins Bernhard herdacht. Gelukkig konden wij ook bij vreugdevolle gebeurtenissen stilstaan, zoals de geboorte van prinses Amalia en haar zusjes Alexia en recentelijk Ariane.

Het jaar 2005 stond in het teken van het zilveren regeringsjubileum van onze koningin. Een van de hoogtepunten was een jubileumbijeenkomst van de Eerste en Tweede Kamer rond ons staatshoofd in de Ridderzaal op Koninginnedag 30 april, waar overigens bleek dat Eerste Kamerleden ook over overtuigende vocale talenten beschikken.

De hevige politieke storm die in 2002 ontstond na de opkomst van de LPF, heeft de afgelopen periode geleid tot een voor ons land ongewoon onrustige politieke situatie, waarbinnen de opeenvolgende kabinetten-Balkenende II en III een moeilijke taak moesten vervullen om ons land politiek en bestuurlijk weer goed op de rails te krijgen. Confronterend voor politiek Den Haag, ook voor ons, was daarbij het nee van de Nederlandse bevolking bij het referendum over het grondwettelijk verdrag voor de toekomstige EU. De stilte daarna heeft te lang geduurd, maar aan verantwoordelijkheidsbesef heeft het deze Kamer niet ontbroken. Immers, niet lang na het referendum is hier een bijeenkomst georganiseerd met debat over de analyse van de uitslag en over de vraag hoe daarmee om te gaan. De geslaagde conferentie op 9 maart jongstleden in de Ridderzaal, met studenten van alle Nederlandstalige universiteiten in ons land en België, was eveneens een uiting van het belang dat deze Kamer hecht aan een adequaat werkende Europese Unie, die is gericht op het wel en wee van de burgers. Ook economisch moest Nederland een flinke crisis doorstaan. Naar het zich laat aanzien, is die inmiddels enigszins ten goede gekeerd.

In de Kamerperiode 2003-2007 zijn de fundamenten gelegd voor een grotere zichtbaarheid van de Kamer, opdat onze kiezers, de leden van de provinciale staten, burgers, maatschappelijke organisaties, het bedrijfsleven en de rechterlijke macht desgewenst gemakkelijker kennis kunnen nemen van onze werkzaamheden. Wij zijn beter zichtbaar geworden bij onze kiezers door de werkbezoeken van de provincies; alle twaalf hebben zij ons bezocht. Interactie stond daarbij centraal. Gemiddeld hebben per keer maar liefst 20 senatoren hieraan deelgenomen. Dat duidt op een grote betrokkenheid, in acht genomen dat het geen Kamerdagen betrof en iedereen zich vrij moest maken van andere activiteiten.

Wij mogen ons ook gelukkig prijzen dat een toenemend aantal burgers dankzij allerlei inspanningen van vele leden, maar ook van vele medewerkers, de weg heeft gevonden naar ons gebouw hier aan het Binnenhof. Monumentendag 2006 was daarbij een hoogtepunt: 5000 medeburgers hebben de voet over onze drempel gezet. Memoreren mag ik ook de gedachtewisseling die wij de afgelopen vier jaar twee keer uitgebreid hebben gehad met de leden van de Raad van State, wat heeft geleid tot een beter wederzijds inzicht in elkaars werkzaamheden. Ook de grotere openheid ten opzichte van onze commissievergaderingen en het tonen op onze internetsites van de resultaten die wij als Kamer hebben geboekt in de debatten met de regering, hebben bijgedragen aan een grotere zichtbaarheid. De rubriek toezeggingen, zo is mijzelf gebleken, is inmiddels ontdekt door menig staatsrechtgeleerde. De jaarberichten die wij de afgelopen jaren hebben uitgebracht, hebben hun weg gevonden naar diverse maatschappelijke organisaties en instanties. Tot slot mag ik hier melden dat deze Kamer met ingang van de komende periode een nieuwe huisstijl zal hebben, die alle communicatie van de Eerste Kamer ondersteunt met een beeld van een eigentijds, zelfstandig instituut, in het midden van de maatschappij staand, transparant en zelfbewust opererend.

Aparte aandacht verdient vandaag nog de zelfstandige rol die de Eerste Kamer vervult in het Europees bestel, zowel op nationaal als op Europees niveau. De afgelopen jaren heeft zich in Europa een stille revolutie voltrokken, waar het gaat om de betrokkenheid van nationale parlementen bij het Europese integratieproject. Deze revolutie heeft zich zeker ook in de Eerste Kamer voltrokken, zij het steeds minder in stilte. In de afgelopen zittingsperiode heeft de Eerste Kamer de eigen procedures ontwikkeld om Europese wetsvoorstellen te toetsen, is de werkingssfeer van bestaande instrumenten uitgebreid tot het Europese en zijn jaarlijks welbespraakte Europadebatten gevoerd. Het vraagstuk van een nieuw Europees verdrag geniet sinds de conventie over de toekomst van Europa welhaast constante aandacht. Ons gezamenlijk bewustzijn van het grote belang van Europa is een van de weinige voorbeelden, waarbij de Eerste Kamer steeds minder in de publicitaire luwte opereert. Binnen Nederland, maar zeker ook over de landsgrenzen heen, kan de Kamer bogen op een veelal gewaardeerde actieve rol. De afgelopen week heb ik dat in Bratislava nog eens van menig collega mogen vernemen tijdens de jaarlijkse Speakers Conference, de vergadering van de parlementsvoorzitters, waar voor het eerst de voorzitters uit 27 EU-lidstaten aan deelnamen.

Groot is ook de betrokkenheid van de leden van dit huis de afgelopen vier jaar geweest in interparlementaire assemblees: de Raad van Europa, de OVSE, de NAVO, de Benelux en de interparlementaire Unie. Talrijk zijn de parlementaire delegaties die Binnenhof 22 hebben bezocht. Van de staatshoofden die ons parlement bezochten en indruk maakten met hun toespraak aan het adres van onze Eerste en Tweede Kamer, noem ik in het bijzonder de president van de Russische Federatie, Vladimir Poetin, en de koning van Jordanië, Abdullah. Tweemaal ontvingen wij samen met de Tweede Kamer de secretaris-generaal van de Verenigde Naties: achtereenvolgens Kofi Annan en Ban Ki-moon. Wij ontvingen de voorzitter van het Europees Parlement, Hans-Gert Pöttering, en voor het eerst een voorzitter van de Europese Commissie, José Barroso. Van de vele bezoeken die leden van onze Kamer veelal samen met leden van de Tweede Kamer aan andere landen hebben gebracht, wil ik hier de reis van een parlementaire delegatie naar Australië noemen in het kader van 400 jaar vriendschapsbetrekkingen tussen ons geografisch kleine land en de geografische reus aan de andere kant van de wereld. Twee landen die politiek, cultureel en economisch zo veel verwantschap hebben en zich beide willen inzetten om vrede en vooruitgang in de wereld te bevorderen. Het is zeker niet in de laatste plaats te danken aan vele Kamerleden van wie wij vandaag afscheid moeten nemen, dat de Eerste Kamer zich in Europa en daarbuiten met deskundigheid en passie manifesteert. Hiervoor bestaat heel veel erkenning. Ik wil graag de erkentelijkheid voor al die inspanningen binnen dit huis hardop uitspreken.

Een en ander heeft niet kunnen plaatsvinden zonder de inspanningen van het personeel. De ambtelijke organisatie die ons ondersteunt, heeft de afgelopen jaren grote veranderingen ondergaan en is daardoor beter in staat gesteld om dit alles mee mogelijk te maken. Behalve aan de voor zo velen van u zo vanzelfsprekende dienstverlening van de medewerkers van de afdeling Bedrijfsvoering denk ik daarbij ook aan de vooral kwalitatief sterk toegenomen ondersteuning door de medewerkers van de afdeling Inhoudelijke ondersteuning en de immer bereidwillige medewerking en organisatorische kwaliteiten van de medewerkers van de afdeling Communicatie en protocol. Uiteraard horen in dit rijtje ook thuis de plaatsvervangende griffiers die de afzonderlijke commissies op professionele wijze ondersteunen; dat alles onder leiding van onze Griffier, Geert Jan Hamilton, die zich sinds 1 september 2006 razend snel heeft ingewerkt en inmiddels is uitgegroeid tot in ieder geval mijn vertrouwde steun en toeverlaat. Daarom wil ik graag vanaf deze plaats alle medewerkers heel hartelijk dank zeggen voor hun onvermoeibare professionele en uiterst plezierige ondersteuning die de leden de afgelopen vier jaar hebben ontvangen.

(applaus)

De voorzitter:

Geachte collega's, ik kom toe aan het afscheid van de individuele leden. Vandaag nemen 37 leden afscheid van de Eerste Kamer, een groot aantal van hen omdat zij er zelf voor hebben gekozen om hun lidmaatschap te beëindigen, een aantal anderen omdat de uitslag van de verkiezingen hen daartoe dwingt. Zij allen kunnen echter terugblikken op een van de mooiste functies die een Nederlander mag bekleden, die van volksvertegenwoordiger. Ik zal in alfabetische volgorde bij ieder van de vertrekkende leden kort stilstaan, in het besef dat daarmee groot onrecht geschiedt. De tijd is te kort om recht te doen aan ieders betekenis voor deze Kamer. Daarvoor vraag ik op voorhand begrip en vergeving.

Ik begin met mevrouw Bierman-Beukema toe Water. Beste Marbeth, ik wil bij jou beginnen met datgene wat voor de meeste collega's niet zo zichtbaar is geweest en kon zijn, namelijk jouw rol als tweede ondervoorzitter in de afgelopen periode. Samen met de eerste ondervoorzitter, Erik Jurgens, hebben wij gedrieën de Huishoudelijke Commissie gevormd. Dat was een uitdagende, boeiende taak, met name vanwege de enorme verandering die ons en, in navolging van ons, de Kamer voor ogen stond. Jij, Marbeth, hebt daarin nadrukkelijk een rol gespeeld. Zeker in het kader van de reorganisatie heb je veel, heel veel tijd en energie gegeven aan het beter laten functioneren van deze Kamer. Daarbij paarde jij vriendelijkheid aan vasthoudendheid en zakelijkheid. Voor de even adequate als plezierige samenwerking in de Huishoudelijke Commissie en natuurlijk ook voor het met enige regelmaat vervangen van mij bij het voorzitten van deze Kamer en bij representatieve aangelegenheden wil ik je buitengewoon hartelijk danken. Menig wetsvoorstel in deze Kamer heb je behandeld: to the point en geen woord te veel. Ik vermeld verder dat jij het voorzitterschap vervulde van een bepaald niet onbelangrijke commissie, te weten de vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, en dat jij als een van de voortrekkers te boek staat van een fenomeen dat in deze periode ingang heeft gevonden: een commissie- en portefeuilleoverstijgend beleidsdebat met maar liefst zeven bewindslieden. Dat debat over de ruimtelijke economische ontwikkeling in Nederland heeft, niet ten onrechte, geleid tot heel veel waardering, die recentelijk door onder andere de VROM-raad is geëxpliciteerd. Nogmaals dank, het ga je goed.

Een aantal jaren geleden in een gezelschap van blijkbaar als intellectueel te boek staande heren kon zij het niet nalaten te vermelden dat zij een opleiding heeft gevolgd voor kleuterleidster. Na vandaag zal zij ongetwijfeld meer tijd hebben voor haar kleinkinderen, zo verwacht ik van deze trotse grootmoeder. Echter, Nicoline van den Broek-Laman Trip heeft ook een lange bestuurlijke carrière doorlopen op alle verdiepingen van het huis van Thorbecke. Lid van provinciale staten van Gelderland, gedeputeerde in diezelfde provincie, burgemeester van Heemstede en lid van deze Kamer voor de VVD, waarvan vijfenhalf jaar als fractievoorzitter. In die laatste hoedanigheid had zij een stevige inbreng in het College van Senioren, waarbij de cultuurhistorische waarde van dit gebouw en zijn inrichting bijzondere aandacht hadden. Ook was zij voorzitter van de vaste commissie voor Algemene Zaken en Huis der Koningin. In al die jaren beheerde zij uiteenlopende portefeuilles waarbij zij haar opvattingen altijd en overal met de voor haar zo kenmerkende présence en overtuigingskracht onder de aandacht van anderen wist te brengen. Die aanwezigheid, Nicoline, zullen wij en met name de collega's van jouw fractie moeten missen. Dank je wel.

Lous Coppoolse is pas sinds 16 januari 2007 lid van deze Kamer. Na het vertrek van Henk Woldring toonde hij zich bereid om voor deze korte periode het lidmaatschap van deze Kamer te aanvaarden. Daarvoor past erkentelijkheid. Hiervoor was je zeventien jaar lid van provinciale staten van Zeeland, waarvan acht jaar gedeputeerde. Onderwijsman bij uitstek heb je, zoals wij allen weten, bij de vorige vergadering van deze Kamer je maidenspeech kunnen houden over een wijziging van de Leerplichtwet. Hoewel je niet zult terugkeren in de senaat, blijf je actief in het algemeen bestuur van het CDA in Zeeland. Ik vermoed dat je een aantal van ons zult blijven tegenkomen.

Thea van Dalen was een van de weinige sigarenrokende senatoren in deze soms wel gekscherend genoemde "voor dames toegankelijke herensociëteit". Zij heeft zich laten kennen als een rustig en weloverwogen politica. Hoewel haar hart uitgaat naar de zorgsector, behartigde zij hier in de senaat met gedrevenheid de VROM-portefeuille en die van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Of het nu ging om de Wet ruimtelijke ordening of om de Wet financiering sociale verzekeringen, zij wist altijd een niet te negeren inhoudelijke bijdrage te leveren aan het debat. Maar na vandaag, Thea, kun je je weer met volle overgave wijden aan al die functies op het terrein van de zorg die je vervult in en rond jouw woonplaats.

De politieke carrière van Dick Dees gaat terug tot 1969 toen hij voorzitter werd van de JOVD. Hij was toen net bezig met zijn laatste studiejaar farmacie aan de Rijksuniversiteit van Utrecht. Sindsdien heeft hij tal van politieke en bestuurlijke functies vervuld, veelal op de twee beleidsterreinen waarmee hij grote affiniteit heeft, de sport en de zorg. Na veertien jaar lidmaatschap van de Tweede Kamer werd je staatssecretaris van WVC in het tweede kabinet-Lubbers. Je legde toen de basis voor het bekende rapport van de commissie-Dekker en daarmee de grondslag voor een nieuw zorgstelsel, waarvan je als senator de voltooiing hebt mogen meemaken. De maidenspeech van Dick Dees ging over de prijzen van geneesmiddelen, een onderwerp dat sindsdien aan actualiteit niet heeft ingeboet, maar spoedig wendde hij zijn blik in de richting van wetenschapsbeleid en hoger onderwijs en buitenlandse zaken. Hij was dan ook buitengewoon actief in Europa als voorzitter en als lid van het Beneluxparlement en als lid van de Parlementaire Assemblees van de Raad van Europa en de West-Europese Unie. Bovendien was hij voorzitter van de Nederlandse delegatie van de Interparlementaire Unie. Zeer recentelijk was Dick zelfs nog te vinden in Spitsbergen, zo heb ik mij laten vertellen. Ik vermoed dat Dick daar de tweede Nederlander ooit is geweest nadat het was ontdekt door Willem Barentsz in 1596. Overal acteert hij met toewijding en schijnbaar onvermoeibaar. Namens de gehele Kamer voerde hij het woord bij het stevige debat met de minister van Buitenlandse Zaken over het Europese grondrechtenbureau waarbij hij de opvattingen van alle fracties zorgvuldig wist te combineren tot een Kamerstandpunt dat uiteindelijk verwoord werd in een unaniem aangenomen motie. De vele organisaties waar jij, Dick, nog een nevenfunctie vervult, zullen met graagte de tijd claimen die met het einde van je lidmaatschap van deze Eerste Kamer vrijkomt.

Ton Doesburg is met een korte onderbreking van een halfjaar bijna acht jaar lid geweest van deze Kamer. Eerst als woordvoerder Economische Zaken, later Europese Zaken en Verkeer en Waterstaat. Hoewel Ton vele jaren lid is geweest van provinciale en gedeputeerde staten van Gelderland is hij sinds 1999 weer terug waar hij ooit begon, in het bedrijfsleven. Toen bij een bank die nu dreigt uiteen te vallen, nu bij een grote energieproducent die graag wil groeien. Ik weet niet of er enig causaal verband is. Zijn gedegenheid, deskundigheid en jarenlange ervaring in de energiesector waren goed zichtbaar bij de debatten over onder meer de wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en bij de liberalisering en privatisering in de netwerksectoren. In het hart van Europa, Brussel, was deze Fries met regelmaat te vinden. En zijn hart lag niet alleen bij de Europese Unie, maar ook bij de Benelux. Ton was een van de meest actieve leden van het Beneluxparlement en heeft zich er ook voorstander van betuigd dat het unieke samenwerkingsverband dat in zekere zin model heeft gestaan voor de Unie, na afloop van het huidige verdrag van de Benelux wordt voortgezet. In de bilaterale sfeer heeft hij een belangrijke bijdrage geleverd aan de bestendiging van de vriendschapsband met de Franse senaat. Het zijn echter niet alleen de Fransen die Tons belangstelling hebben. Ik wil hem graag – het is vers van de pers – van ganser harte feliciteren met het feit dat de president van de Bondsrepubliek Duitsland heeft getekend voor de verlening van een buitengewoon prestigieuze onderscheiding aan hem, namelijk het Bundesverdienstkreuz. Ton, wij zijn trots op je. Van ganser harte proficiat.

(applaus)

De voorzitter:

Zelf vindt hij het overdreven, maar een panel van 25 deskundigen wees twee jaar geleden Jos van Gennip aan als degene met de meeste invloed op het Nederlandse beleid voor ontwikkelingssamenwerking. In 1988 leek dit echter al langer bekend bij een groot deel van de Nederlandse bevolking. Toen Jos in 1988 namelijk terugkwam van een buitenlandse reis, viel hij op Schiphol in een warm bad van duizenden mensen die zijn naam scandeerden. Immer is nog onbeantwoord of Jos wist dat op datzelfde moment ook Yvonne van Gennip als Olympisch kampioen werd binnengehaald.

Jos, je kent een jarenlange loopbaan in de ontwikkelingssamenwerking. Directeur van het Centraal Missiecommissariaat, algemeen directeur van het Centraal Bureau Medefinanciering Ontwikkelingsprogramma's, plaatsvervangend DG Internationale samenwerking bij het ministerie van Buitenlandse Zaken en voorzitter van de Nationale Commissie voor Internationale samenwerking en Duurzame ontwikkeling. Samen met Eddy Schuyer ben je de langst zittende senator die vandaag afscheid neemt. Zestien jaar was Jos lid van deze Kamer, waarvan de laatste jaren tevens als voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken. Zijn inbreng in de debatten kenmerkte zich door passie, gedegen analyses, historische contexten en ook, wat ik zou willen noemen, functionele humor. Zo vergeleek Van Gennip in het afgelopen Europadebat de rol van de nationale parlementen met een cafetaria waar je allerlei lekkers kunt kopen en vroeg hij zich daarnaast serieus af of pessimisme inherent is aan het ouder worden. Zelf bewijst hij het tegendeel. De Kamer heeft veelvuldig gebruik mogen maken van zijn uitgebreide kennis over en relaties met talrijke landen en hun politici en bestuurders. Dat is van grote waarde geweest voor de contacten die deze Kamer onderhoudt met het buitenland en waarvoor ik hier namens alle collega's veel dank wil uitspreken. Jos van Gennip zullen wij ons blijven herinneren als een zwoeger. Een zwoeger voor het opheffen van armoede, voor het geven van een stem aan kwetsbaren, voor rechtvaardigheid, veiligheid, good global governance en democratische participatie. Hij was in wisselwerking wereldburger en senator. Op luchthavens overal ter wereld liepen collega's de kans Jos van Gennip tegen het lijf te lopen, maar tegelijkertijd waren weinig senatoren op alle dagen van de week zo vaak in dit huis te vinden als Jos. Jos, bedankt voor je onvermoeibare inzet!

Jan de Graaf is daags voor de verkiezingen van de provinciale staten dit jaar lid geworden van de Eerste Kamer als opvolger van Ab Klink. Jan is gemeenteraadslid in Dronten en was lid van de Tweede Kamer van 1990 tot 1994. Tussen die twee vertegenwoordigende functies is hij lid geweest van zowel provinciale als gedeputeerde staten van Flevoland. Net als Lous Coppoolse ben jij, Jan, bereid gevonden om een kortstondig lidmaatschap van deze Kamer te vervullen, waarvoor werkelijk grote erkentelijkheid past. In die korte periode ben je bijzonder actief geweest als lid van de vaste commissie voor Onderwijs. Helaas heb je de plenaire behandeling van de wijziging van de Leerplichtwet, waarvoor jij je bijzonder hebt ingezet, niet meer mee mogen maken. Weet dat je dat door iedereen gegund was geweest.

Pas vorige week werd duidelijk dat collega Jan Hamel door de verkiezingsuitslag niet meer terugkeert in de Eerste Kamer. Op het terrein van volksgezondheid, welzijn en sport betekent dit een aderlating voor de Partij van de Arbeid, want Jan, je staat bekend als buitengewoon deskundig op dat vlak. Wij hebben daar getuige van mogen zijn door onder meer je bijdrage aan de debatten over de Wet op de jeugdzorg en de nieuwe Zorgverzekeringswet. Als bestuursvoorzitter van het Academisch Ziekenhuis Groningen was je niet bang om je nek uit te steken en toonde jij je vasthoudend, evenals in de debatten in dit huis met de regering. Gedreven, betrokken en, zoals je jezelf presenteerde op de internetsite van deze Kamer, getekend door de gezondheidszorg. Het komt meer dan eens voor dat, door welke omstandigheden ook, leden deze Kamer tussentijds verlaten. Mocht jij, Jan, daardoor in de komende periode weer wekelijks binnen de muren van Binnenhof 22 kunnen vertoeven, dan mag je je meer dan welkom weten.

Na een lange loopbaan bij de politie sluit Rob Hessing zijn daarop gevolgde carrière als politicus vandaag als senator af. In het kabinet-Balkenende I was hij staatssecretaris van BZK met de portefeuille openbare orde en veiligheid. Met hem verdwijnt de politieke partij LPF van het Binnenhof,. Een partij die politiek Den Haag flink heeft opgeschud. Hoewel hij menigmaal, ook in de media, zijn eigen rol in de senaat sterk relativeerde vanwege het vormen van een eenmansfractie, was het wel zo dat de LPF bij de stemming over het wetsvoorstel tot vermindering van het aantal statenleden in februari 2005 de doorslag gaf. Eens te meer een bewijs dat, ook al is de deelname aan debatten beperkt, in deze Kamer elke stem telt. Het ga je goed!

De bijdrage van Jan van Heukelum is altijd duidelijk herkenbaar. Zijn inbrengen in de vergaderingen zijn direct en recht door zee. De collega's uit de commissies voor BZK, voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken en voor LNV zullen dit beeld ongetwijfeld herkennen. Hij houdt niet van veel omhaal van woorden, zoals bleek bij zijn inbreng in de vaak lastige debatten over gemeentelijke herindelingen, het correctief referendum en de wijziging van de Grondwet inzake de benoeming van de commissaris van de Koningin en de burgemeester. Op het terrein van landbouw sprong zijn bijdrage bij de behandeling van de Wet inrichting landelijk gebied in het oog. Jan is straight, no nonsense, rechttoe rechtaan. Ik zou bijna zeggen, uiteraard met een knipoog: Jan van Heukelum is een echte VVD'er. Jan, dank voor twaalf jaar buitengewone inzet in deze Kamer. Het ga je goed.

Op een geheel andere wijze dan collega Jan van Heukelum heeft Willem Hoekzema gezicht gegeven aan de VVD. Na zijn staatssecretarisschap van Defensie in het kabinet-Lubbers I was deze VVD-senator vijf jaar voorzitter van de VVD. Daarvoor en daarna was hij burgemeester van achtereenvolgens Coevorden, Huizen en Den Helder. In de Eerste Kamer legde hij zich toe op defensie en Europese samenwerking. Zijn maidenspeech in 2003 ging dan ook over de resultaten van de Europese conventie. Overtuigd Europeaan is hij gebleven, getuige ook zijn inzet voor het behoud van de Adviesraad Internationale Vraagstukken en de opbouwende inbreng in de debatten over de Europese uitbreiding. Een vooruitziende blik kan Willem ook anderszins niet worden ontzegd. Als voorzitter van de vaste commissie voor Defensie besloot hij op een enigszins druilerige donderdagmiddag om het werkbezoek van de commissie voor de volgende dag alsnog af te gelasten. Ondanks uitblijvende weerwaarschuwingen van het KNMI en een gebrek aan ongerustheid bij defensie zelf, had Willem gewoon geen goed gevoel over het weer. Het bezoek werd dus afgeblazen. De volgende ochtend was Nederland bedekt onder een dik pak sneeuw, was er storm en kon niemand zijn huis uit. Hieruit blijken twee persoonskenmerken die een senator niet misstaan: zorgvuldigheid en geduld. Willem, je zult voor de toekomst aan de Spaanse les moeten, heb ik begrepen. Dus ik zeg: que tengas mucha suerte. Veel succes!

Eruditie, gevoel voor traditie naast progressiviteit, eloquentie in vele talen, humor en vasthoudendheid kenmerken de vertrekkende eerste ondervoorzitter van deze Kamer, Erik Jurgens. Beste Erik, quod licet Iovi non licet bovi. De afgelopen vier jaar hebben wij samen met Marbeth als Huishoudelijke Commissie sturing gegeven aan de ambtelijke organisatie van de Eerste Kamer, waarbij een omvangrijk veranderingstraject is ingezet dat het functioneren van de Kamer moest verbeteren en de zichtbaarheid moest vergroten. Ook jij hebt je niet laten weerhouden door veritas odium parit. Dit doet mij deugd, want nu je niet onmiddellijk overgaat tot vertaling in het Nederlands, ervaar jij het gevoel wat jij iedereen hebt aangedaan als jij in het Latijn sprak met een aantal bewindspersonen. Veritas odium parit: de waarheid maakt vijanden. Wij zijn in onze voornemens met de organisatie geslaagd, getuige onder andere ook een positieve OR.

Daarnaast heb jij je hier de afgelopen twaalf jaar gemanifesteerd als een onvermoeibare hoeder van het staatsrecht, van in het bijzonder de Grondwet en de mensenrechten. Of het nu ging om de aantasting van onze grondrechten, de positie van de senaat bij gedelegeerde regelgeving of om Europese ontwikkelingen die zonder bemoeienis van de Eerste Kamer geïmplementeerd worden in nationale wet- en regelgeving, jij hebt je in deze Kamer als een voorvechter getoond voor een eigenstandige rol en taakopvatting van de Eerste Kamer. Met jou als Kamerlid is de quis custodiet ipsos custode – wie zal de bewakers bewaken – welhaast overbodig.

De regering heb je er geheel van weten te doordringen dat zij niet zo maar meer met gedelegeerde regelgeving moet komen en zeker niet als die afwijkt van een wet. Hier geldt dus omne supervacuum pleno de pectore manat: als de geest iets ten volle heeft opgenomen, stroomt al het overtollige weg. Ik vermeld ten slotte nog dat jij ook in de kring van de Raad van Europa niet alleen grote bekendheid, maar ook zeer veel waardering geniet. Die waardering is er ook bij mij. Ik weet zeker dat ik spreek namens iedereen hier. Erik, buitengewoon veel dank voor je veelomvattende inbreng.

Hoe graag ik nu ook bij jou zou willen afsluiten met vale of nunc est bibendum, voor deze keer zeg ik in het Latijn na waarmee wij je vaak een betoog hebben horen afsluiten: centerum censeo ius remittendi constituendum esse. U weet wat dat betekent en u weet ook dat niet iedereen het daarmee eens is.

Elsabe Kalsbeek-Schimmelpenninck van der Oije. Zij is geen directe nazaat van de raadspensionaris wiens portret in de eregalerij van deze vergaderzaal te vinden is, maar zij komt wel uit een familie die diverse leden van de Kamer en ook Kamervoorzitters heeft voortgebracht. Wij hebben haar de afgelopen vier jaar leren kennen als een senator die vanuit een brede oriëntatie er niet voor is teruggedeinsd om omvangrijke en complexe wetsvoorstellen te behandelen, getuige ook haar maidenspeech bij de behandeling van de Wet werk en bijstand. Haar bijdrage in deze Kamer kenmerkte zich meer door de inhoud dan door de politieke lading. Een aanpak die menig collega van haar eigen is bij de invulling van hun lidmaatschap van de senaat. In het bijzonder wil ik haar bijdrage aan de behandeling van de Wet op de jeugdzorg memoreren, een voor de provincies buitengewoon belangrijke wet. Bij die provinciebezoeken ben jij, Elsabe, zeer trouw aanwezig geweest. Daar is ook deze wet vaak onderwerp van gesprek geweest. Op je eigen bescheiden en charmante wijze heb je ook deelgenomen aan de discussie met de vele buitenlandse gasten van deze Kamer, waarvoor ik je ook heel hartelijk dank.

Zijn naam is verbonden aan de milieueffectrapportage, een kwaliteitslabel voor planprocedures. Vanwege zijn uitgebreide kennis en langdurige ervaring op energieterrein lag het voor de hand dat Niek Ketting binnen zijn fractie de portefeuilles economische zaken en milieu beheerde. Niek heeft zich in diverse debatten laten kennen als een gedegen en vasthoudende debater, zoals bleek in het debat van vorig najaar over de splitsing van energiebedrijven. Het heeft geleid tot een substantiële motie van deze Kamer, die met algemene stemmen werd aangenomen en een eensgezinde Kamer toonde ondanks aanvankelijk andere opvattingen, zowel in de Tweede Kamer als bij de regering. Wij hoorden jou in debatten over geluidshinder, geurhinder en bodembescherming. Niek, voor jou is een debat pas afgelopen als het de Kamer helemaal duidelijk is waar jij uiteindelijk mee instemt of niet. Scherp formulerend, getuigend van gedegenheid en altijd de ander in diens waarde latend. Kortom, een Eerste Kamerlid dat we zullen missen. En ik heb me laten vertellen dat we jou in onze gedachten mogen zien crossen op je landgoed in Frankrijk, in een nieuwe jeep. Wie daarover meer wil weten, verwijs ik naar Niek zelf.

Aan vele debatten is de naam verbonden van onze collega Jos van der Lans. Van het Schipholdossier tot het debat over de ruimtelijke economische ontwikkeling in Nederland, van het energiedebat tot de discussie over de AWBZ, de van oorsprong cultuur- en godsdienstsocioloog bleek een politieke omnivoor die de degens met de regering met vaak zichtbaar genoegen kruiste en menig bewindspersoon het vuur na aan de schenen legde. Jos koos in zijn rol als senator regelmatig voor verrassende invalshoeken, die een verrijking waren voor het debat van deze Kamer. De behandeling van de cultuurbegroting luisterde hij op met het voorlezen van gedichten, hetgeen ertoe heeft geleid dat de staatssecretaris van Cultuur de Kamer prompt een dichtbundel cadeau deed. Buiten de Kamer is hij ook bekend als publicist. Veel van zijn publicaties hebben betrekking op de relatie tussen burger en politiek, zo ook het recent verschenen en, mijns inziens, lezenswaardige boek "Koning Burger" over onder andere de kloof tussen politiek en burger die er niet is, en volksvertegenwoordigers die gewoon weer moeten doen waarvoor ze gekozen zijn. Dit laatste kenmerkt ook Jos' opstelling in de Eerste Kamer: wij hebben allen kunnen zien dat Jos van der Lans de nieuwe senatoren heeft bedacht met een geestige handleiding "Hoe overleef ik de tweede termijn". Jos maakt daarin melding van de moeite die het kan kosten om in de tweede termijn adequaat te opereren. Maar Jos, juist dat is ons bij jou nooit gebleken; jij bent het levende bewijs van het tegendeel. Het zal de collega's die volgende week worden beëdigd, nog niet meevallen om jouw welsprekendheid in eerste en tweede termijn te evenaren!

Ik kom nu bij het in leeftijd oudste vrouwelijke lid ooit in de geschiedenis van de Staten-Generaal. Maar wat nog te zeggen van Hannie van Leeuwen, nu zo veel over haar gezegd en geschreven is, ook in het kader van haar afscheid, in tv-programma's, in kranten, op de radio? Hoewel, afscheid? Ja, van een lange carrière als parlementariër, met de laatste twaalf jaar hier in de Senaat. Maar het werk van misschien wel het bekendste Eerste Kamerlid van dit moment gaat in andere organisaties verder. "Zolang ze me dulden en zolang ik niet in herhaling val, blijf ik actief", aldus Hannie in een van de vele interviews die ze vorig jaar gaf ter gelegenheid van haar tachtigste verjaardag. Onnavolgbaar is haar enorme werklust en grote dossierkennis op het sociale terrein. Velen van u staan de discussies nog helder voor ogen die zij met de regering voerde over onder meer de nieuwe Zorgwet. Geen detail ontgaat haar en geen vraag aan de regering blijft onbeantwoord. Mede dankzij haar wijdverbreide netwerk, dat reikt tot in de vezels van de maatschappij, krijgt Hannie de informatie die zij nodig heeft voor de voorbereiding op de debatten met de regering. Ook de vorige minister van Volksgezondheid was tot de tanden toe bewapend om de kritiek van senator Van Leeuwen te kunnen pareren, doordrongen als hij was van het feit dat de zorgen over onder andere de uitvoerbaarheid moesten worden weggenomen om het wetsvoorstel ongeschonden door de Kamer te loodsen. Het is hem niet meegevallen. Het is hem zwaar gevallen. Zijn verspreking sprak boekdelen: hij wilde tijdens het debat spreken over de "teneur" in het betoog van Hannie, maar hij had het – ietwat freudiaans – over haar "terreur".

Met het vertrek van Hannie uit de Eerste Kamer nemen wij in dit huis afscheid van een markante, eigenzinnige en zeer betrokken politica die haar leven in dienst stelt van het algemene belang van de burger. Dat Hannie niet van plan is thuis achter de geraniums te gaan zitten, heeft zij gisteren met een cadeautje voor alle medewerkers duidelijk te verstaan gegeven. Zij heeft namelijk al haar geraniums eenvoudigweg weggegeven, hetgeen – zo ik heb begrepen – zeer is gewaardeerd. En voor wie denkt dat Hannie haar politieke loopbaan vandaag heeft beëindigd: afgelopen zaterdag is ze gekozen in het partijbestuur van het CDA! Zij zal van zich blijven doen spreken en ik kan me niet voorstellen dat zij niet toch af en toe op het Binnenhof, en dus ook hier, te vinden zal zijn. Dus, beste Hannie, tot horens en tot ziens en namens de gehele Kamer, dank voor alles.

(applaus)

De voorzitter:

Wolter Lemstra is de verpersoonlijking van de moderne oudere: langer doorwerken en daarbij demotie accepteren om dat mede mogelijk te maken. Toen Wolter Lemstra op 56-jarige leeftijd burgemeester van Hengelo werd, had hij er al veertig dienstjaren op zitten, waarvan een groot aantal als topambtenaar bij diverse gemeenten en ministeries. Zijn collega-sg's verklaarden hem voor gek dat hij voor 2000 gulden minder per maand burgemeester werd, zo liet hij een aantal jaren geleden optekenen in een interview met een managementblad. Maar Wolter wilde op tijd de spanningsboog ombuigen, want hij had veel van zijn collega's vroegtijdig zien "sneuvelen". Verstandig, en zo kennen de meesten van ons Wolter ook: intelligent, niet alleen verstandelijk maar ook sociaal, ambitieus en gedreven. Ook voor hem geldt bij uitstek: een dienaar van het publiek belang, zoals in zijn inbreng in het debat met minister Borst over het WRR-rapport "De borging van het publiek belang" tussen de regels door werd onderstreept. Ruim twee jaar geleden, tijdens het al eerder genoemde geïntegreerde beleidsdebat over de ruimtelijk-economische ontwikkeling in Nederland, diende jij, Wolter, een motie in die de regering opdraagt alle grote nationale investeringen te baseren op vooraf aan de Staten-Generaal toe te zenden langetermijninvesteringsstrategieën. Die Kamerbreed aanvaarde motie-Lemstra is binnen de Haagse ministeries een begrip geworden. Terecht, want niet alleen bij wetgeving maar ook als het om beleid gaat, eist deze Kamer kwaliteit. Volgende week brengt de VROM-raad advies uit over aanpassing van Nederland aan klimaatverandering. Bij de uitnodigingen daarvoor wordt expliciet vermeld dat de motie-Lemstra aanleiding was voor dat advies. Wolter, van harte hoop ik dat het je, na de ingrijpende en gelukkig succesvol verlopen operatie waarvan je nu herstellende bent, nog lang gegeven is als oud-lid van deze Kamer de uitvoering van je motie in de praktijk te volgen.

Met zijn 53 jaar is Paul Luijten eigenlijk te jong om afscheid te nemen van deze Kamer. Maar na een lidmaatschap van twaalf jaar is het, zo vindt Paul, tijd voor iets nieuws. In die twaalf jaren heeft Paul Luijten zich in deze Kamer beziggehouden met een breed scala aan onderwerpen. Van meet af aan was hij woordvoerder van zijn fractie op het soms delicate gebied van het mediarecht en op het terrein van de telecomwetgeving. Maar ook op de beleidsterreinen onderwijs en economische zaken deed hij begrotingsdebatten en nam hij een belangrijk deel van de wetgeving op die terreinen voor zijn rekening met de hem kenmerkende standvastigheid en helderheid. Met veel verve vervulde hij de laatste jaren de rol van voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, waarvan de vergaderingen onder zijn leiding tot de kortste ooit gehouden binnen dit huis kunnen worden gerekend. Na het verlaten van deze Kamer gunt Paul Luijten zichzelf geen tijd om stil te zitten. Mede door zijn tomeloze energie en vlotte presentatie weet hij zich deel van een gevarieerd netwerk waar men hem altijd wel weet te vinden. Zeker als het in Amsterdam is, zeg ik er meteen bij, want daar ligt zijn voorliefde, zo blijkt uit het overzicht van zijn nevenfuncties: bij AT5, het Koninklijk Concertgebouworkest en de Amsterdam Arena, om er maar een paar te noemen. Zijn functie bij de NV Luchthaven Schiphol zal er vermoedelijk wel toe leiden dat wij, gelet op de plannen rond de aanleg van een zesde baan, hem nog wel eens langs zullen zien komen in deze Kamer. Dus Paul, graag tot ziens.

Trude Maas heeft zich in deze Kamer sterk gemaakt voor een leven lang leren. Als voorzitter van de commissie voor Wetenschapsbeleid en Hoger Onderwijs en als lid van de commissie voor Economische Zaken had zij leren en innoveren hoog in het vaandel staan. Dat is niet verwonderlijk voor iemand die tot voor kort bij de Hay Vision Society en eerder in haar carrière bij het Cito veel kennis en ervaring opdeed met de intellectuele ontwikkeling van mensen. Haar lidmaatschap van deze Kamer werd gevoed door haar grote netwerk in zowel het bedrijfsleven als de politiek. Naast haar hoofdfunctie vervulde en vervult zij bij diverse vooraanstaande ondernemingen posities aan de top. Die in het bedrijfsleven opgedane ervaring klonk ook in deze Kamer door. Kennis is voor haar een sleutelbegrip zoals zij bij de behandeling van de wetsvoorstellen op het terrein van onderwijs, bijvoorbeeld bij dat over accreditatie in het hoger onderwijs, en begrotingsbehandelingen veelvuldig illustreerde. Na vandaag zal zij ongetwijfeld op andere plaatsen haar missie voortzetten met dezelfde energie en het altijd weer aanstekelijke en uitstekende humeur.

Hij vertrok al eens eerder uit de Haagse politiek, na de Tweede Kamerverkiezingen in 2002, maar nu lijkt Bert Middel toch definitief Den Haag de rug toe te keren. Bert was lid, zoals hij het zelf beschreef in zijn in 2003 verschenen boek Politiek handwerk van de geheime club van de eerste mei. De club van de echte socialisten. Zo hebben wij Bert in de Eerste Kamer ook leren kennen, als een echte socialist die niet alleen een geweldige flux de bouche heeft, maar ook met hart en ziel debatteerde over immigratie en integratie. Eind 2005 werd Bert burgemeester in Smallingerland. Van zijn raad mocht hij de huidige periode Kamerperiode nog afmaken. Na vandaag kan hij zich volledig geven aan zijn burgemeesterschap.

Goos Minderman kwam in oktober 2006 in de senaat als opvolger van Sam Pormes. Hij hield in no time zijn maidenspeech bij de Wet werken aan winst, een complex wetsvoorstel dat veel fiscale deskundigheid vroeg tegenover een zeer ervaren minister van Financiën. Behalve Financiën beheerde Goos ook de portefeuilles Onderwijs, Economische Zaken en NAAZ. Als niet-Kamerlid schreef hij over het Kamerwerk eens in Trouw dat te gespecialiseerde Kamerleden kunnen leiden tot haarkloverij en het verlies van de hoofdlijnen. Ik ben reuze benieuwd hoe hij daar nu, na zijn lidmaatschap van deze Kamer, op terugkijkt. In elk geval mogen wij nog veel wetenschappelijke reflectie van hem verwachten, want na zijn komst in onze Kamer is Goos Minderman benoemd tot hoogleraar public law en public governance aan de Vrije Universiteit.

Samen met Diederik Samsom was zij het gezicht van het educatieve project de Derde Kamer: een activiteit van Tweede en Eerste Kamer om de jeugd meer bekend te maken met de politiek. Herma Nap-Borger deed dat op dezelfde rustige en vriendelijke wijze die wij van haar kennen hier in de senaat. Haar deskundigheid ligt op de beleidsterreinen onderwijs en gezondheidszorg. Onderwerpen waarmee zij voor haar lidmaatschap van deze Kamer ook al belast was als gedeputeerde in de provincie Overijssel. In de Kamer heeft zij met veel enthousiasme en grote betrokkenheid tijd en energie gestoken in met name de behandeling van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en daar veel toezeggingen bij ontlokt, waardoor een adequate invoering van deze wet lijkt gewaarborgd. Herma is niet iemand om stil te zitten. Na het einde van het lidmaatschap van deze Kamer kan zij zich blijven richten op haar nevenfuncties in de gezondheidszorg. Ik wens haar veel succes daarmee.

Cees van den Oosten sluit vandaag een lange politieke en bestuurlijke carrière af, die al in 1970 begon met het lidmaatschap van de gemeenteraad van Maarssen. Hij werd daar later wethouder en ging vervolgens voor zijn partij ook de staten van Utrecht in. Bijna dertig jaar is hij daar lid van geweest, waarvan zestien jaar als gedeputeerde. In de Eerste Kamer hield Cees van den Oosten zich vooral bezig met LNV en Verkeer en Waterstaat; beleidsterreinen waarop hij ook als gedeputeerde regelmatig van zich liet horen. Als organisator van de jaarlijkse viswedstijd Vis à Vis voor leden van zijn politiek-bestuurlijke netwerk – een wedstrijd die Cees zodanig organiseert dat het onmogelijk is om niets te vangen – gaf hij blijk van veel praktische kennis van het visserijbeleid. Datzelfde geldt voor zijn kennis van de waterstaat en de Nederlandse vaarwegen, die hij als pleziervaarder regelmatig in de praktijk brengt en aan de praktijk toetst. Cees is een grote liefhebber en kenner van China, dat hij intussen vele malen heeft bezocht. Zijn nieuwste avontuur is het uitbouwen van de vriendschapsrelatie tussen de Nederlandse en Chinese Kamer van Koophandel. Met het beëindigen van zijn politieke carrière komt dan ook voorlopig zeker geen eind aan de loopbaan van Cees van den Oosten.

Ook Jan Pastoor heeft er een lange bestuurlijke carrière opzitten. Al op zijn 35ste werd hij burgemeester; eerst van Workum, later van Hindeloopen en Smilde. In 1987 werd Jan lid van de gedeputeerde staten van Drenthe, in welke functie hij onder meer verantwoordelijk was voor de gemeentelijke herindeling die hij daar in een keer doorvoerde voor de gehele provincie. Dat vraagt om een lange bestuurlijke adem, doorzettingsvermogen en tact. Het was dan ook geen toeval dat zijn maidenspeech samenviel met de behandeling van een voorstel voor gemeentelijke herindeling van de gemeenten Hoevelaken en Nijkerk. Jan Pastoor heeft zich tijdens zijn lidmaatschap van deze Kamer bepaald niet onbetuigd gelaten als woordvoerder van zijn fractie op het brede terrein van het binnenlands bestuur. Gemeentelijke herindelingen werden zijn specialiteit en verder behandelde hij wetgeving met betrekking tot het politiebestel, de plusregio's, de samenwerkingsgebieden, de rampenbestrijding, het cameratoezicht en het integriteitsbeleid. Ook volkshuisvesting en ruimtelijke ordening hadden vanuit zijn grote bestuurlijke kennis en ervaring zijn interesse en aandacht. Met veel toewijding verrichtte Jan daarnaast een behoorlijk aantal partijpolitieke functies. Niet alleen het CDA zal zijn inzet voor de eerste Kamer, zijn kennis en zijn kunde missen.

Leo Platvoet staat bekend als een politicus met uitgesproken opvattingen, niet alleen in, maar ook over de Eerste Kamer. Het is geen geheim dat hij, in lijn met het standpunt van zijn partij GroenLinks, eigenlijk af wil van de senaat. Dat die overtuiging misschien toch niet zo diep geworteld is, valt op te maken uit zijn eigen weblog, waar de Eerste Kamer beschreven wordt als "een intrigerende mengeling van een warm bad, een zuigende behoudzucht, vriendelijke mensen en uiteindelijk toch ook: politieke strijd." Daar komt bij dat Leo Platvoet zich tijdens zijn achtjarige lidmaatschap van deze Kamer bepaald niet onbetuigd heeft gelaten bij de debatten, ook als die niet het bestaansrecht van de Kamer betroffen. Naast zijn stevige bijdragen aan debatten over de herinrichting van ons binnenlands bestuur, over de gekozen burgemeester en over de dualisering van het gemeente- en provinciebestuur trok het door hem aangevraagde interpellatiedebat in 2004 over de open brief van wijlen prins Bernhard veel aandacht. Interpellatiedebatten worden in de senaat zelden aangevraagd, maar dat het Leo Platvoet was die dat deed, verbaasde niet echt.

Zijn werkzaamheden als senator heeft Leo Platvoet niet alleen binnen de muren van dit gebouw, maar minstens zo intensief daarbuiten verricht. Hij was een trouw en gewaardeerd deelnemer aan de vergaderingen van de Raad van Europa en de West-Europese Unie en trad vele malen op als verkiezingswaarnemer in landen in vooral Oost-Europa. Wat velen van u wellicht niet weten is dat Leo buiten Nederland onder een andere naam bekend staat. In Europa kent iedereen Leo als Mr Azerbeidzjan. Vast en zeker zullen de inwoners daar hem missen. Met zijn vertrek vandaag verliest de Eerste Kamer een buitengewoon actieve en een spraakmakende senator.

Twee jaar en één maand was hij lid van deze Kamer, Henk Pruiksma. Hij volgde in 2005 onze overleden collega Alis Koekoek op. Als doorgewinterde jurist hield Henk zich in deze Kamer onder meer bezig met de portefeuille justitie. Daarnaast was hij voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs. Zijn degelijke juridische kennis en ervaring dankt hij aan de verschillende functies die hij in de loop van de jaren heeft vervuld bij de rechterlijke macht, laatstelijk en nu nog steeds als coördinerend vicepresident van het Gerechtshof in Leeuwarden. Ook voor Henk Pruiksma eindigt vandaag een lange politieke carrière die in 1978 begon met het lidmaatschap van de gemeenteraad van Leeuwarden. Aansluitend werd hij in 1991 lid van provinciale staten van Fryslân, tot maart 2003. In onze Kamer heeft hij zijn tanden gezet in enkele "stevige" gemeentelijke herindelingen, de Wet medezeggenschap op scholen en een wijziging van het Wetboek van Strafvordering. Henk, het ga je goed.

Rudy Rabbinge geldt als dé autoriteit op het gebied van landbouw en ontwikkelingssamenwerking en dit niet alleen binnen de muren van deze Kamer. Dat hij een gezaghebbend Kamerlid is, blijkt onder meer uit het feit dat hij enkele malen als woordvoerder namens de gehele Kamer met de regering in debat is getreden, zoals bij de nieuwe Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Zijn kennis van theorie én praktijk, zijn nationale en internationale ervaring, zijn gewogen oordeel, zijn vasthoudendheid en integriteit maken dat wij een buitengewoon gewaardeerde collega verliezen. Rudy hield zich in de senaat bezig met Landbouw en was voorzitter van de vaste commissie voor Ontwikkelingssamenwerking. Hij betoonde zich een Kamerlid dat de nodige wetsvoorstellen heeft behandeld en vele debatten met de regering heeft gevoerd. Ook Rudy Rabbinge zal na zijn vertrek uit de Eerste Kamer niet om werk verlegen zitten. De indrukwekkende lijst van zijn nevenfuncties verraadt een groot aantal activiteiten in zowel binnen- als buitenland. Rudy is inderdaad altijd op pad, vanwege onder andere zijn hoogleraarschap of zijn adviseurschap van de Verenigde Naties. Ik herinner mij dat na een mooie, maar behoorlijk inspannende parlementaire reis naar Australië Rudy nog even langs Ghana en New York moest voor hij op dinsdag hier weer gewoon het woord voerde. Wij zullen ongetwijfeld nog geregeld van hem horen wanneer landbouw en ontwikkelingssamenwerking hier in de senaat aan de orde zijn.

Senator Bob Ruers neemt vandaag voor de tweede keer afscheid van de Eerste Kamer. Eerder al was hij lid van deze Kamer van 1998 tot aan de verkiezingen in 2003. Hij keerde vorig jaar terug als opvolger van de naar de Tweede Kamer vertrokken Ronald van Raak. Bob hield zich hier bezig met justitie, onderwijs en wetenschapsbeleid, binnenlandse zaken en verkeer en waterstaat. Buiten deze Kamer geniet Bob vooral bekendheid onder asbestslachtoffers met wiens lot hij zeer begaan is. Ook voor hen kan hij zich vanaf vandaag weer volledig inzetten in zijn werk als advocaat in Utrecht.

Samen met collega Jos van Gennip behoort Eddy Schuyer tot de vertrekkende leden die het langst lid zijn geweest van de Eerste Kamer, namelijk zestien jaar. Voor zijn Kamerlidmaatschap was Eddy al lang politiek actief; eerst als lid van de gemeenteraad van Wassenaar, later van provinciale staten in Zuid-Holland. In de Eerste Kamer beheerde hij de portefeuilles Financiën, Buitenlandse Zaken, ESO en Onderwijs. Eddy Schuyer is het levende bewijs dat iemand, hoewel deel uitmakend van een kleine fractie, gewicht in de schaal kan leggen. Door zuivere gedachtegangen, een consistente redeneertrant, de combinatie van logica en redelijkheid, zijn partij eigen. Omvangrijke en complexe wetsontwerpen, onder andere inzake werken aan winst, de "paarse krokodil", financieel toezicht, maar ook, van een geheel andere orde, de rechtspositie van de psychiatrische patiënt, ging Eddy niet uit de weg. Met Eddy Schuyer verliest de Eerste Kamer een zeer ervaren politicus die steeds zorgvuldig formuleert en overwogen zijn woorden kiest. Een spreker die het beluisteren zeer waard is, maar een spreker die zelf tevens een goede luisteraar is. Dit alles maakt ook dat het College van Senioren jou, Eddy, zal missen. Nog herstellende van een zware operatie die je vorige maand hebt ondergaan, was je bereid het weerbarstige dossier Griffie Interparlementaire Betrekkingen tot een goed einde te brengen. Ook dát kenmerkt jou: vanuit verantwoordelijkheidsbesef doortastend blijven optreden totdat de klus geklaard is. Vooral ook met het oog op je gezondheid zou ik willen zeggen: Eddy, het allerbeste toegewenst.

"Jeetje, kreetje professor", zo werd Ed van Thijn blijkens zijn Dagboek van een onderhandelaar deze maanden precies dertig jaren geleden aangesproken door de toenmalige hulpbode Foet van de Eerste Kamer, die de onderhandelaars in de formatie na de verkiezingen van mei 1977 van koffie, thee en broodjes voorzag. Dat je je intussen inderdaad professor mag noemen, had je toen wellicht niet durven voorspellen. Niemand kan ontkennen dat Ed van Thijn, bij elkaar vijftien jaar lid van de Tweede Kamer, twee keer minister van Binnenlandse Zaken en elf jaar burgemeester van Amsterdam, een zeer ervaren bestuurder is. Sinds 1999 heeft hij met zijn komst de Eerste Kamer verrijkt. Hij was onder meer woordvoerder Buitenlandse Zaken. Vooral mensenrechten en het bestrijden van racisme kunnen daarbij op een grote inzet, een onaflatende belangstelling en een wezenlijke betrokkenheid rekenen van Van Thijn. Hoewel Ed ook de relatieve rust en medialuwte in de Eerste Kamer waardeerde, maakte hij daaraan zelf een einde als een van de hoofdrolspelers tijdens het debat over de tweede lezing van de grondwetswijziging ten behoeve van de gekozen burgemeester, ruim twee jaar geleden.

Niet onvermeld mag blijven dat hij al zijn ervaring met en inzicht in het lands- en gemeentebestuur in deze Kamer heeft ingezet om te komen tot aanbevelingen aan de regering die ertoe moeten leiden dat de eerder door de Algemene Rekenkamer gesignaleerde kloof tussen enerzijds het maken en anderzijds het uitvoeren van beleid wordt verkleind. De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een door hem opgemaakt rapport over dit weerbarstige vraagstuk dan ook graag geadopteerd en aan de minister van BZK aangeboden. De nieuwe Kamer zal de ontwikkelingen rondom dit rapport, naar ik aanneem, met bijzondere belangstelling volgen en vervolgen.

Mogelijk zal Ed van Thijn na zijn vertrek uit deze Kamer nóg meer tijd dan nu vinden voor een liefhebberij waarin hij buitengewoon bedreven is: het schrijven van boeken. In een interview met de Kamerbode vertelde Ed dat hij misschien nog wel eens een thriller zou willen schrijven die zich afspeelt in de Eerste Kamer. Wij zijn erg benieuwd of dat boek er gaat komen en zien de aanbieding ervan graag tegemoet op de plaats delict. Leo Platvoet heeft via zijn website inmiddels laten weten al een titel te hebben voor een politieke thriller: De slapende senatoren. Wellicht iets voor een coproductie? Ed, veel dank voor wat je voor de Kamer hebt betekend.

Na het vertrek van collega Eimert van Middelkoop, die in het nieuwe kabinet de ministerspost van Defensie bezet, keerde in februari van dit jaar Jurn de Vries terug in de senaat. In de vorige periode was hij ook al lid geweest. Hij hield zich toen onder meer bezig met het terrein van de belastingheffing en bepleitte zo groot mogelijke eenvoud en consistentie in heffingssystemen. Naast het Kamerwerk is hij jarenlang politiek actief geweest in de gemeenteraad van Amersfoort en binnen de Groen van Prinsterer Stichting, het wetenschappelijk bureau van het GPV. Hij toonde zich bereid tot een nieuw kortstondig lidmaatschap van deze Kamer. Daarvoor past oprechte erkentelijkheid, dank.

Collega Ed Wagemakers moet gerekend worden tot de oudgedienden. Hij sluit vandaag weliswaar een lidmaatschap af van vier jaar, maar ook eerder al was hij lid van deze Kamer, namelijk van september 1983 tot de verkiezingen in 1995. Hij was woordvoerder justitie en defensie, maar Ed debatteert even moeiteloos en gedreven over onderwerpen als de bestuurssamenstelling van de waterschappen, waarover wij drie weken geleden spraken in deze Kamer. Als het aankomt op de juridische houdbaarheid van een wetsvoorstel, maar ook als het gaat over de houdbaarheid in de praktijk van alledag, toont hij zich zeer vasthoudend en principieel. Ed, je behandelde gedurende je lidmaatschap van de Eerste Kamer – als mijn informatie juist is, maar ik heb begrepen dat je het zelf precies hebt bijgehouden – maar liefst 87 wetsvoorstellen... 400!? ...veel meer dan 87 wetsvoorstellen. Daarnaast leverde je vele, vele inbrengen bij wetsvoorstellen die alsmaar daarna als hamerstuk werden afgedaan. Wij zullen naast je deskundigheid, je buitengewoon fraaie opbouw, de inhoudelijke diepgang en de passie in je betogen missen. Het is niet veel mensen gegeven om na een uitstekende eerste termijn een tweede termijn neer te zetten die kwalitatief voor de eerste niet onderdoet. Ed, eenieder zal het beamen: jij bent een van hen. Het ga je goed.

Kobus Walsma was de afgelopen vier jaar voorzitter van de vaste commissie voor LNV. Bepaald niet onlogisch, gelet op zijn jarenlange ervaring in het agrarisch onderwijs en zijn brede kennis van zowel het landbouw- als het natuurbeleid; een logische positie voor deze rasechte Fries. Kobus heeft hart voor wat hij als een belangrijke pijler van onze nationale welvaart en ons welzijn beschouwt: de landbouw. Bovendien heeft hij oog voor de grote veranderingen die in de landbouw in Nederland gaande zijn en voor de consequenties die deze op het beleid zullen en moeten hebben. Een ander, intensiever gebruik van ons landbouwareaal en meer aandacht voor de landschappelijke en toeristische waarden die ook de landbouw in zich heeft.

Kobus is een echte Fries: recht door zee, direct en zonder fratsen. Vóór zijn lidmaatschap van deze Kamer, dat begon in 2000, was hij maar liefst 21 jaar lid van provinciale staten van Fryslân, waarvan dertien jaar tevens lid van gedeputeerde staten. Hij had in die laatste functie veel verschillende portefeuilles, maar ook hier voerden landbouw en onderwijs de boventoon. In deze Kamer heeft Kobus Walsma zich op zijn bekende zorgvuldige wijze beziggehouden met lastige wetgevingsdossiers, zoals de Wet ammoniak en veehouderij en de Meststoffenwet, met het waterbeleid in het algemeen en met de PKB Ruimte voor de Rivier in het bijzonder. Daarnaast debatteerde Kobus Walsma namens zijn fractie met de regering over de wet die de bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs invoerde en over de wet tot invoering van de accreditatie in het hoger onderwijs. Naast zijn politieke loopbaan heeft Kobus nog talloze nevenfuncties die maken dat hij na vandaag nog lang niet met pensioen gaat, al wordt hij dit najaar 65.

Het komt niet vaak voor dat maidenspeeches maken dat de leden zich soms buiten de muren van deze Kamer wanen en zich door deze buitengewone bijzonderheid kenmerken. Dat was wel het geval met de maidenspeech van Agaath Witteman, die zij uitsprak bij de behandeling van de begroting van het ministerie van OCW op 16 maart 2004. Zij haalde daarin allerlei kunstenaars aan, bekende en minder bekende, beeldende kunstenaars, schrijvers, kunstenaars uit het verleden en kunstenaars van deze tijd. Haar maidenspeech was zoals wij Agaath hebben leren kennen: extravert, artistiek, verrassend, blijmoedig begaan met alles; optimistisch. Agaath gaf deze Kamer, zeker ook bij de borrel na de debatten 's avonds laat, kortom een gevoel van "joie de vivre". Haar bijdragen op het terrein van de Mediawet en de Monumentenwet, waaronder die welke strekte tot implementatie van het Verdrag van Valetta, betreffende archeologische monumentenzorg, zullen ons bijblijven, maar zeker ook haar persoonlijkheid.

Willem Witteveen is een ware denker, zowel hier in de senaat als binnen zijn eigen Partij van de Arbeid. Omdat Willem veelvuldig publiceert in diverse dag- en weekbladen kunnen wij regelmatig kennis nemen van zijn gedachten en opvattingen. Veel onderwerpen waarover hij schrijft, betreffen de politiek, ook de Eerste Kamer. Die artikelen zijn kritisch over de politiek en de politici, maar ook verfrissend en constructief. Binnen de muren van deze Kamer was hij een voorbeeld van harmonie tussen enerzijds professorale intellectualiteit en wetenschappelijkheid en anderzijds sociale bewogenheid met aandacht voor effecten van wetgeving en beleid voor met name de zwakkeren. In deze Kamer heeft zijn grondige en vaak doorwrochte inbreng, ook in de tweede termijn, een breed terrein bestreken. Ik noem: de dualisering van gemeente- en provinciebesturen, diverse wetsvoorstellen op het terrein van het strafrecht, het referendum voor het Europees grondwettelijk verdrag, de themadebatten op het terrein van justitie. Overigens was ook hij van mening dat het terugzendrecht moet worden ingevoerd.

Willem, weet dat het niet alleen fractiegenoten zijn die je met lede ogen zien vertrekken. Ik hoop dat je het handelen van de Eerste Kamer ook na vandaag nog regelmatig van je wetenschappelijke en politieke commentaar zal blijven voorzien.

Last but not least: Diana de Wolff, fractievoorzitter van GroenLinks en advocaat, gespecialiseerd in arbeidsrecht en sociale zekerheid. Zij was woordvoerder op zeer uiteenlopende terreinen. In het oog springen haar bijdragen op het terrein van het strafrecht en het terrein van sociale zaken, waar de wetgeving vaak complex en omvangrijk is. Niet zelden bekritiseerde zij de snelheid waarmee maatregelen op dit terrein elkaar opvolgden. Haar visie op een wetsvoorstel was herkenbaar als geluid van GroenLinks en werd tevens vaak gevoed door de ervaring die zij zelf in de praktijk opdeed. In 1999, kort na haar aantreden in de Kamer, schreef zij in een column op de internetsite van de Eerste Kamer dat de wetgever, dus ook de leden van deze Kamer, beter zou moeten letten op de begrijpelijkheid en overzichtelijkheid van regelgeving. Allerlei pietluttige vragen, louter politieke statements en onbegrijpelijke amendementen maken volgens haar parlementaire stukken zo omvangrijk en onaantrekkelijk voor het publiek dat dit zich daar inhoudelijk steeds minder bij betrokken voelt. De paradoxale situatie doet zich voor dat Diana met haar strijd tegen onduidelijke wetsvoorstellen en verwarrende amendementen door haar steekhoudende argumentatie, haar glasheldere betoogtrant, haar gevoel voor uitvoerbaarheid en effecten van wetgeving op burgers het bestaansrecht van de Eerste Kamer eigenlijk bij voortduring heeft bewezen. En, Diana, het doet deze Kamervoorzitter deugd dat je bij je laatste plenaire optreden in deze Kamer ook hebt laten weten dat je de toegevoegde waarde van deze Kamer hebt ervaren en erkent. Wij zullen jou als scherp analyserende, integere politica missen.

Beste collega's, enige weemoed zal menigeen onder ons vandaag niet vreemd zijn. Wij hebben hard gewerkt en wij hebben samengewerkt. Ik kan oprecht zeggen dat het mij een voorrecht was om de afgelopen vier jaren van deze Kamer voorzitter te mogen zijn.

Ik deel aan de Kamer mee dat het Hare Majesteit de Koningin heeft behaagd op grond van de zojuist geciteerde curricula vitae een aantal leden, die voldoen aan de reglementen voor de decoraties, een koninklijke onderscheiding toe te kennen. Ik heb de eer die onderscheiding aan de desbetreffende personen te mogen overhandigen. Daarom vraag ik de volgende leden om zich in het midden van de zaal op te stellen: de dames Bierman-Beukema toe Water en Van Dalen-Schiphorst, en de heren Ketting, Luijten, Rabbinge en Van den Oosten.

(De Voorzitter speldt de genoemde leden de bij de aan hen toegekende koninklijke onderscheidingen behorende versierselen van ridder in de orde van Oranje-Nassau op.)

(applaus)

De voorzitter:

De leden en de overige aanwezigen wijs ik erop dat straks na afloop van de vergadering, vanaf een uur of vijf, in de Ridderzaal ruimschoots de gelegenheid zal zijn om de gedecoreerden met hun onderscheiding te feliciteren.

Verder deel ik mee dat alle vertrekkende leden vandaag een litho krijgen met daarop een afbeelding van het gebouw van de Eerste Kamer. Daarbij kan iedereen een keuze maken tussen een afbeelding van de zijde van het Binnenhof van de Eerste Kamer en van de zijde van de Hofvijver. Na afloop van de receptie in de Ridderzaal zal een exemplaar van de gekozen versie worden overhandigd.

Beste collega's, tot slot geef ik mee dat Thorbecke bij de verdediging van zijn ontwerp op een avondzitting van deze Kamer bij kaarslicht verklaarde: mijne heren, wij gaan het land een grote en blijvende weldaad bewijzen. De afgelopen vier jaar hebben wij in deze samenstelling hopelijk zodanig wel gedaan dat wij later van betekenis blijken te zijn geweest voor de toekomst van onze burgers en ons land. Ik dank u voor uw aandacht.

Ik geef nu het woord aan Jos van Gennip, die als eerste namens de vertrekkende leden het woord tot ons zal richten.

De heer Van Gennip (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Toen ik u gedurende de lange, lange rede, zo boeiend, zo welsprekend en zo gedetailleerd, aanhoorde, dacht ik: er ligt een nog grotere carrière voor u. U hebt vermeld dat ik vele buitenlandse politieke leiders ontmoet heb. Daartoe behoorden Soekarno en Fidel Castro. Beiden waren zij in staat om gedurende zeer lange tijd, net als u, de aandacht van het auditorium vast te houden en te prikkelen.

Verder wil ik mijn collega's die een Koninklijke onderscheiding hebben gekregen, van harte gelukwensen met de onderstreping van hun verdiensten, ook in deze Kamer.

Zestien jaren lijken niet overdreven lang in de geschiedenis van de mens. Nog korter heeft het Kamerlidmaatschap geduurd van de 35 andere collega's die met mij en met de heer Schuyer zich volgende week niet meer met de pretentieuze titel "senator" kunnen tooien. Maar zestien jaren kunnen in de menselijke geschiedenis veel, heel veel verschil maken. Vergelijk het tijdvak dat met 1991 begon eens met de onmiddellijke afstand tussen bijvoorbeeld de belle époque van 1898 en het voorjaar van 1914, die Sternstunde, toen het nog even mogelijk leek om een brug te slaan tussen het optimisme, het internationalisme en het vooruitgangsgeloof van een negentiende eeuw met het niet langer accepteren van vastgelopen onderdrukking van de arbeidersklasse of etnische minoriteiten.

Inderdaad, het was een feest om begin jaren negentig deze Kamer te mogen betreden. Dat feest heeft lang geduurd, ook voor vele latere collega's. De heelwording van Europa nam een aanvang, de dreiging van de Sovjet-Unie verdampte, de Apartheid werd afgeschaft, Maastricht onderstreepte de leidende positie van ons land in het Europese eenwordingsproces en de wereldwijde revolutie van de democratie leek onstuitbaar en onomkeerbaar. Economische indicatoren verbeterden wezenlijk en technologische doorbraken deden menselijke productiviteit op historisch ongekende wijze stijgen. In ons land werd met het vredesdividend en het perspectief van de euro het inflatiespook weggejaagd. De kaders derhalve waarbinnen wij ons wetgevend werk mochten verrichten en onze opkomende interparlementaire diplomatie vorm mochten geven, veranderden daarmee drastisch.

In deze Kamer bleef ook veel hetzelfde. Ik noem allereerst de onvervulde wensen. Wij weten dat het goed is om iets te wensen te houden, van wat meer werkruimtes en spreekkamers tot een biertap of een hotspotvoorziening dan wel het honoreren van het dikwijls zeer extensieve buitenlandwerk van mijn collega's. Vooral dat dit laatste in een tijdperk van opkomend belang daarvan niet gelukt is, heeft de curieuze, ondemocratische situatie bestendigd dat ons werk ter zake vooral vervuld moet worden door gepensioneerden of zeer welgestelden. Zij doen dat met verve. Maar toch!

Er zijn ook andere zaken die niet veranderd zijn en waarvoor wij buitengewoon dankbaar moeten zijn. Ik doel erop dat zij de cultuur van de zogeheten verzakelijking naar verhoging van efficiency en derhalve de onvermijdelijke anonimisering en schaalvergroting, weerstaan hebben. Uitbestedingen, tenderingen en onderbrenging bij een meestal onder de Tweede Kamer ressorterend gemeenschappelijk dienstverleningsbureau zijn lang niet altijd een oplossing. De personal touch, de stijl, de eigen maat en de betrokkenheid zijn moeilijk meetbare en tegelijkertijd uiterst kostbare kwaliteiten van deze, onze werkomgeving. Ik denk aan de inzet van staf en griffie op alle niveaus. Kennen en gekend worden, de stijl, de vriendelijkheid, de betrokkenheid, van de portier tot de griffier, van de mensen die vroeger tot het CIP behoorden tot de bodes, van de ICT-ondersteuning tot het hoofd van de bedrijfsleiding en de huishoudelijke diensten. Die moeten vooral niet vergeten worden. Het gaat ook om de telefoniste tot de administratieve ondersteuning en de communicatie- en protocolafdeling, van de huismeester, de heer Van Bokhoven, tot de Kamerbewaarder, de heer Van Gils. Het is uniek.

Waar komt het voor dat een bode op een dinsdag naar mij toekomt en mij attendeert op een buitengewoon interessant artikel dat zij in het weekeinde in Die Zeit gelezen heeft? Of dat de chauffeur aanbiedt, wel even de leeggelopen accu van mijn auto te komen opladen of dat een plaatsvervangend griffier een fles wijn voor mij koopt omdat zij ook vindt dat de minister mij in een debat buitengewoon onbehoorlijk behandeld heeft? De eindeloze rij van buitenlandse en binnenlandse gasten die juist door die vriendelijkheid, stijl en gastvrijheid de Eerste Kamer zijn gaan zien als de deftigste en tegelijkertijd de hartelijkste "vergaderzaal" van ons land. Ik weet dat ik namens alle vertrekkenden mag spreken, als ik de medewerkers van deze Kamer dank, hartelijk dank en als ik zeg dat die door hen geschapen sfeer en die ondersteuning het afscheid nemen van deze Kamer het moeilijkst maken. Daarom wilde ik vandaag het prerogatief van mijn anciënniteit vooral gebruiken om mijn respect voor hen tot uitdrukking te brengen gedurende al die zestien jaren.

(applaus)

De heer Van Gennip (CDA):

Er zijn nog andere zaken die gebleven zijn. Ik spreek nu misschien niet namens alle vertrekkenden, maar wel namens velen. De overregulering van onze maatschappij, de mythe dat het een wet is die in alle gevallen een maatschappelijk vraagstuk kan oplossen. Ik denk aan een vrijwilliger die vanwege de arbowetgeving geen jeu de boulesbaan meer mag aanleggen of een organist die niet meer voor het orgel mag zitten, omdat het daar te tochtig is of de klacht van een tuinder in Deurne, verleden week nog, die dertig jaar lang op zijn bedrijf, ontsporende pubers op het rechte pad had gebracht en dat nu niet meer mocht, omdat jongeren beneden de 16 jaar niet met machines mogen werken. De doorgeschoten controlecultuur en de schaalvergrotingen, de dram- en de smartnormen. Ondanks de fraaie voornemens, toch nog steeds de dikker wordende wetmolens hier achter de bankjes. Het is ons niet gelukt!

Niet alles is hetzelfde gebleven. Toen ik aankwam was het bijvoorbeeld niet ongewoon, zonder uitgeschreven tekst te spreken. Dat zou de retoriek bevorderen en het debat verlevendigen. Ik noem de belangrijkere plaats die de begrotingsbehandelingen innamen. Nu spreek ik zeker niet namens allen. Zelf heb ik in die zestien jaar als de meest kenmerkende verandering ervaren de zo zwaar gegroeide verwevenheid van nationale en Europese politiek. De interdependentie van wetgevingsarbeid hier en beslissingen of ontwikkelingen elders, met name op het Europese vlak. Onze Kamer – ik zeg het met trots – is daarbij niet in haar schulp gekropen in de illusie dat ons land kon terugkeren naar het tijdperk van toen geluk nog heel gewoon was. Griffier Baljé verdient de lof om tijdig de voorwaarden te hebben geschapen waardoor wij onze groeiende taak ter zake konden verrichten. Hij voldeed daarmee aan het hoge kwaliteitsniveau van zijn collega's Sprey en Klaassen en de nieuwe griffier Hamilton.

Daarnaast werd ons werk wel zeer gefaciliteerd door de zich juist deze zestien jaar doorzettende revolutie op ICT-gebied. Sowieso bood die al een nieuwe kans voor parlementariërs die het toch van research, referenties en vooral van communicatie moeten hebben, maar in het bijzonder was die van belang voor ons, Eerste Kamerleden, die meer dan wie ook met deze dares of distance kunnen profiteren ter zake van de voor ons werk kenmerkende afstand tussen vergaderzaal en voorbereidingsplek. Toen ik zestien jaar geleden aankwam, werden de eerste zeer ingewikkelde voorzieningen getroffen. Wij waren voor op anderen en dat zijn wij gebleven. Daarom mag onze ICT-dienstverlening nooit op een hoop worden gegooid met die voor andere parlementariërs.

Ik sprak al over die andere verandering: het in betekenis snel toegenomen werk binnen allerlei internationale en Europese verbanden. Onze Kamer heeft dat dus ingezien en opgepakt, met als consequentie dat vanuit dit huis vele voorzitterschappen en rapporteurschappen vervuld zijn. Toen ik aankwam werd wel eens smalend over Holland International gesproken als het over de waardering van ons werk ging. Met Bundesminister Schäuble zeg ik dat een zware buitenlandportefeuille voor een parlementariër dikwijls een effectief recept is voor een lage plaats op de lijst. Maar nu het buitenland en Europese werk zo onmisbaar zijn geworden, zullen ingrijpende aanpassingen en toegespitste voorzieningen nodig zijn om deze nieuwe dimensie van ons werk volledig tot haar recht te laten komen. Ook hier past een woord van dank voor ondersteuning van vooral de medewerkers van wat vroeger EBEK heette tot de Griffie Internationale Betrekkingen.

Het is meestal een genoegen, mevrouw de voorzitter, en een voorrecht geweest om zestien jaar lang aan wetgeving te mogen meewerken, om soms ook de hakken in het zand te kunnen zetten tegen de trend van de tijd in, nog meer dan tegen de waan van de dag, om te toetsen aan kwaliteit en uitvoerbaarheid, maar ook als het hier over Europa en het buitenland ging, te mogen reflecteren over ontwikkelingen die over de horizon van de komende verkiezingen reikten, over het incident ook. Wat is er in deze interdependente en globaliserende maatschappij echt aan de hand? En wat betekent dat, dat Europa als project van de 21ste eeuw?

2007 ligt op zestien jaren afstand van 1991. Soms lijken het lichtjaren, de euforie voorbij. Het nucleaire gevaar is terug en de miljardeninvesteringen in raketafweer bleken niet meer opgewassen tegen tafelmessen van een paar dubbeltjes in vliegtuigen in handen van zelfmoordcommando's. De democratische wereldrevolutie blijkt in een aantal landen wel terugdraaibaar. Het woord "genocide", waarvan wij dachten dat het na 1945 en na de implosie van de Sovjet-Unie uit onze dictionaire geschrapt kon worden, wordt dagelijks in verwijtende hoofdletters geschreven. De hoop bij de Vredesakkoorden van Oslo is verkeerd in de wanhoop van geweld en onoplosbaarheid. Die wanhoop, tezamen met de afwezigheid van een exitperspectief in het land waar de bloedigste dictatuur vervangen is door het bloedigste conflict, kan een onblusbare veenbrand van wereldwijd geweld doen aanwakkeren. Iemand die wortels heeft in het Peelland, weet hoe moeilijk die te blussen valt. In Europa dreigt ons land in de bezemwagen terecht te komen. Daarom zal een nieuw buitenlands beleid nog intensiever de opdracht van de nieuwe Kamer zijn, uitgaande van deze nieuwe realiteiten, zoals onze opvolgers ook voor de opdracht staan om nog harder te werken aan de vraag of en op welke wijze juist een krachtig Europa alsnog het verschil kan maken en ervoor kan zorgen dat die globale veenbrand ingecirkeld kan worden. Nu nog, net als in het voorjaar van 1914, toen het uiteindelijk niet lukte. Het gaat om een opdracht en het gaat om een steeds belangrijker wordende determinant van ons werk: het verlies van nationale autonomie en ons afhankelijk worden van een internationale context die het speelveld van onze politieke keuzes belijnt.

Het is een tweede determinant die de afgelopen jaren onze Kameragenda en onze keuzes op nog opvallender wijze heeft bepaald: de indringende en onomkeerbare verschuivingen in onze sociale en economische infrastructuur, van de demografische veranderingen tot de onderschatte mutatie van onze primaire productie in industrie en in de landbouw niet te vergeten, naar verwerking, dienstverlening, design, het virtuele, de belevingseconomie, de kansen en bedreigingen van arbeidsmobiliteit ook, de nieuwe constante aanpassingsnoodzakelijkheden, het wegvallen van zekerheden, nieuwe rijken en soms ook nieuwe armen. Niets heeft onze agenda hier zo bepaald als deze problematiek. Soms dacht ik dat er toch nog een stiekeme grondwetswijziging door onze Kamer was geaccepteerd, namelijk dat het hier verboden was om over iets anders te debatteren dan hervorming van de sociale zekerheid, inkomensplaatjes, oudedagsvoorziening en ziektekosten. Maar daarmee doe ik onrecht aan de vele collega's die hier de realiteit, de bittere realiteit soms, van onze sociaal-economische onderbouw wisten te toetsen op de nooit ophoudende stroom hervormings- en wetsvoorstellen. Zij hebben een zware taak gehad in het sturen en bijsturen, taken die soms ook door medewetgevers waren nagelaten. En het proces is nog lang niet klaar in die grote uitdaging van het overeind houden van de verzorgingsstaat, met tezelfdertijd het accepteren en stimuleren van de kansen en de noodzaak van een innovatieve, participatoire en productieve samenleving.

Maar er is meer. Ik sprak over de grondwetsherziening. De terughoudendheid van deze Kamer bij de voorstellen in het afgelopen anderhalf decennium voor hervorming van het staatsbestel is het geweest, die ons veel publiciteit en bekendheid heeft verschaft. Inderdaad, de derde determinant van onze politieke discours is de ingrijpende attitudeverandering van de burger tegenover de politiek, veroorzaakt door die combinatie van mentaliteitsverandering en vooral ook door de nieuwe belichtingsmogelijkheden van het toneel van de macht en de nieuwe beïnvloedingsmogelijkheden van die macht. Is de parlementariër een echte voorman, zoals hij of zij dat soms nog leek te zijn 1991, of maar een zetbaas die geleid wordt door focusgroepen en media-adviseurs? Of nog erger, is ook het Eerste Kamerlid een wegwerpartikel, gezien het feit dat wij vandaag in één keer ten tweede male weer bijna de helft van onze leden afscheid zien nemen.

Bij de grondwetsherziening aan het begin van de jaren tachtig zorgde ten minste nog een beschermingsconstructie voor de continuïteit. Als echter ook hier de horizon van ons politieke bestaan niet verder reikt dan de volgende verkiezing, waar blijft dan de rust van die reflectie, het ontwikkelen van langetermijnvisies, het onpopulaire afwijzen van voorstellen van de andere Kamer, de over de jaren heen gevoede deskundigheid ook? Als wij grondwetswijzigingen afwijzen, zullen wij een ander antwoord moeten vinden op de vraag om de relatie burger-overheid aan te passen aan nieuwe realiteiten. Niemand van ons kan om het fenomeen heen van eroderende lidmaatschapsgetallen van partijen, geringere beschikbaarheid voor het publieke ambt en snelle en soms dramatisch wisselende electorale referenties. De flash, de kick, de oneliner en het incident horen kennelijk bij onze nieuwe cultuur, maar verdragen zich slecht met het in deze Kamer zo nadrukkelijk beleden credo van deskundigheid, stijl en lange termijn.

Daarnaast is er echter toch ook die brede en diepe vraag van burgers aan ons, politici, naar authenticiteit, naar onbaatzuchtigheid ook en naar echte kennis van de realiteiten van de samenleving. Daarin, in die vraag, zullen wij wellicht de oplossing voor de ultieme uitdaging van het behoud van onze democratie moeten vinden.

Mevrouw de voorzitter, namens allen kan ik zeggen dat het bijzonder was om ons hier te hebben mogen inspannen om bij te dragen aan de kwaliteit van de democratie. Vererend en boeiend om tot politieke besluitvorming te komen tegen de achtergrond van de drie verschuivende panelen van groter wordende afhankelijkheid van internationale en Europese kaders, van een ingrijpend veranderende sociaal-economische onderbouw en van de zich volatiel wijzigende verhouding burgers-overheid. Wij zijn daarvan getuige en deelgenoot geweest, ieder op eigen wijze, ieder van ons zoekend naar nieuwe wegen vanuit de eigen waarden. 37 leden van deze Kamer zeggen kiezers, de medewerkers hier, de collega's en u, voorzitter, dank voor dit tochtgenootschap. Het zij zo.

(applaus)

De voorzitter:

Dank, mijnheer Van Gennip, voor deze werkelijk mooie woorden.

Mijnheer Schuyer, mag ik u vragen voor de laatste keer achter het spreekgestoelte plaats te nemen?

De heer Schuyer (D66):

Voorzitter. Een kwartier voordat deze vergadering begon, kwam ik de heer Lemstra in de koffiekamer tegen. Ik zei: fijn dat je er weer bent. Toen zei hij: ik ga met aandacht naar je luisteren, maar vergeet mijn motie niet. Voorzitter, u hebt in uw laudatio op zijn naam die motie al zo uitvoerig aangehaald dat ik mij van die plicht ontslagen acht.

Er is mij gevraagd om een enkel woord te spreken. Gebruikelijk is, zoals de heer Van Gennip zei, dat je dat doet namens alle vertrekkende leden. Namens alle vertrekkende leden spreken is een lastige opgave. Ik heb zoiets drie keer meegemaakt en de commentaren in de koffiekamer na afloop waren divers. Soms waren die in de geest van "dat had wel wat inhoudrijker gemogen," een verwijt dat de heer Van Gennip niet zal krijgen. Wanneer de toespraak inhoudrijk was, werd gereageerd in de geest van "dat is niet namens mij gezegd". Tussen die Scilla en Charybdis door te varen is een opgave, zeker wanneer dat moet gebeuren nadat de heer Van Gennip dat zo voortreffelijk heeft gedaan.

Het begin is niet lastig, want ook ik heb de behoefte om de medewerkers van de Kamer dank te zeggen voor het vele werk dat met zo'n kleine bezetting is verricht. Vooral de laatste jaren waren tropenjaren. Een voorzitter met een tomeloze energie, een programma van wijziging voor de dienstverlening en een periode met interim-management: dat waren de omstandigheden waarin het werk moest worden gedaan. De medewerkers zijn daarin voortreffelijk geslaagd en daarvoor past dank.

Als je een tijd in deze Kamer zit, wordt er met regelmaat gevraagd of er in de loop der tijd iets is veranderd. Dat is ongetwijfeld het geval. Enkele weken geleden hebben enkele vrouwelijke senatoren, onder wie onze voorzitter, onder meer daarover een interview aan de Volkskrant gegeven. Wat is er bijvoorbeeld veranderd door de aanwezigheid van een behoorlijk aantal vrouwelijke senatoren? Wij bezoeken altijd vergaderingen, want wij hebben nooit hoofdpijn, zo stond er te lezen. Dat is een opmerkelijke mededeling, mevrouw de voorzitter, want het is toch algemeen bekend dat Adam op een ochtend in het paradijs wakker wordend naast Eva aan de Heer vroeg: Heer, wat is hoofdpijn?

Bij zoiets kijk ik altijd naar ons geweten in de Kamer, de heer Holdijk, maar volgens mij kon deze nog net.

De gemiddelde leeftijd in de Eerste Kamer valt mij mee, ik ben elders wel erger gewend: dat stond er ook te lezen. Het is vooral de overtreffende trap van erg die ons gerust zou moeten stellen. Ook dat is blijkbaar veranderd.

Een positieve verandering is ook dat je de emancipatie in de Kamer niet meer hier hoeft te bevechten. Dat kun je beter elders doen, maar u, voorzitter, stelde daar tegenover dat u zich in het buitenland toch een beetje schaamde als u moest zeggen pas de eerste vrouwelijke voorzitter van de senaat te zijn. Ik kan natuurlijk niet in de toekomst kijken, maar het zou mij niet verbazen als u over enkele weken kunt zeggen: nee, ik ben de tweede. Dat hebt u dan in ieder geval voor op Nancy Pelosi.

In het interview gaf u ook aan – hiermee kom ik over iets serieuzers te spreken – zich moeite te geven om het werk van de Eerste Kamer meer bekend te maken bij de burgers. Is dat nieuw? Die vraag is niet zo gemakkelijk te beantwoorden, maar zeker is dat dit onverminderd nodig blijft. De wijze waarop u zich hiervoor onvermoeibaar inzet, verdient waardering en bewondering.

Toen ik net in deze Kamer was benoemd, was senator Kaland prominent aanwezig. In een van de eerste vergaderingen kwam minister-president Lubbers het onaanvaardbaar uitspreken. Zouden wij een bepaalde wet verwerpen, dan kwam het volk om. Dat wilde niemand op zijn geweten hebben, ook Kaland niet. Het bleef niet bij die ene keer. Iedere nieuwe senator leerde al snel dat er een groot verschil was tussen de wijze waarop in de krant voorlichting werd gegeven over wat er in de senaat gebeurde en de manier waarop de werkelijkheid gestalte kreeg. In die vier jaar werd er namelijk anders dan nu geen wet verworpen, maar het is de vraag of dat het criterium moet zijn waarop ons werk beoordeeld moet worden. Zonder enige twijfel genoot de Eerste Kamer toen grote bekendheid, maar het is niet die vorm van pathetiek waarmee u, voorzitter, de Eerste Kamer haar bekendheid in de buitenwereld wilt geven. U hield voordrachten over het werk in de Kamer, bracht jaarverslagen uit en nodigde veel mensen uit om in dit mooie gebouw, waar eeuwen geschiedenis kan worden opgezogen, het werk van de Kamer zelf mee te beleven. Lesbrieven voor het onderwijs kwamen tot stand en conferenties over belangrijke thema's – Europa is herhaaldelijk genoemd – werden georganiseerd. Het gebruik van moderne communicatiemiddelen werd bevorderd. Na de vergadering worden persberichten gemaakt en niet in de laatste plaats wordt duidelijk gemaakt dat ons werk niet moet worden afgemeten aan het aantal wetten dat hier wordt afgestemd, maar dat bijvoorbeeld de interpretatie van op stapel staande wetten een belangrijke bijdrage aan de jurisprudentie betekent. Er zijn op gezette tijden bijeenkomsten georganiseerd met de Raad van State en met de Algemene Rekenkamer om op een bepaalde manier het werk van de een op dat van de ander af te stemmen. Dat alles is niet zonder gevolgen gebleven. Wij zijn er zeker nog niet en u zult de eerste zijn om dat te onderkennen, maar de belangstelling voor hetgeen de Kamer doet, is versterkt. Dat betekent ook dat de aandacht voor het tweekamerstelsel als zodanig weer meer in de belangstelling is komen te staan. Wat is daar de zin van? En: hoe kun je de beste inrichting realiseren? De opvattingen daarover lopen uiteen, maar de discussie kan pas in den brede gevoerd worden als er weer voor de gehele Staten-Generaal aandacht is. Daaraan hebt u gewerkt en daarvoor kunnen wij u erkentelijk zijn.

Het werk aan die wijzigingen vond plaats onder een lastig gesternte. De toenemende aandacht voor de beveiliging bijvoorbeeld had tot gevolg dat er ingrijpende voorzieningen aan de toegang tot het gebouw moesten plaatsvinden. Meer dan ooit vroeg de afstemming met de overzijde aandacht. Bij een andere gelegenheid heb ik al gememoreerd dat ook het ambtsjubileum van de majesteit veel aandacht vroeg. Het is dan ook niet voor niets dat in het profiel dat is opgesteld voor de verkiezing van de nieuwe voorzitter over enkele weken één aspect is gewijzigd ten opzichte van het vorige, te weten het tijdsbeslag. De wijziging in een profielschets is één ding, de wijziging in het Bezoldigingsbesluit een ander. Er zou alle reden zijn om daar eens naar te kijken, al was het maar om iedereen een kans te geven zich te kandideren.

Voorzitter. Ik had mij stellig voorgenomen om de laudatio op u zo lang uit te strekken dat u onrustig bewegend op uw stoel en met een hand voor uw gezicht zou denken: wanneer is dat afgelopen? Maar zelfs nu hebt u laten vragen hoe lang ik dacht te spreken. Hoewel het de eerste keer is dat de klok niet is ingedrukt, zal ik daar nu geen misbruik van maken.

Ik keer terug naar het thema van het interview dat ik in het begin aanhaalde. Als u een man was geweest, zou nu het ogenblik zijn aangebroken om de vrouw achter de man in het zonnetje te zetten, de vrouw die haar man zo vaak aan het werk heeft moeten afstaan. Bloemen dus! Bij een vrouw is het niet gebruikelijk om de man achter de vrouw in het zonnetje te zetten, omdat hij zijn vrouw zo vaak heeft moeten afstaan. Hij zal er wellicht vanmiddag niet eens zijn. Maar dat hoeft niet te verhinderen om hem toch in het zonnetje te zetten. Hoewel u zich dat vermoedelijk niet bewust bent, heeft één opmerking van u ervoor gezorgd dat hij een onuitwisbare indruk op mij heeft gemaakt en dat ondanks het feit dat ik hem maar een of twee keer de hand heb geschud. Vlak nadat u was gekozen, liet u zich tegenover mij met enige afschuw ontvallen: Toen ik mijn man leerde kennen, stemde hij D66. Bij de eerste verkiezing na ons trouwen vroeg ik hem wat hij had gestemd. Ik ben natuurlijk het gedachtegoed van D66 trouw gebleven, was zijn antwoord. Vlak voordat u met uw bekende temperament zou ontploffen, liet hij erop volgen: Ik heb een voorkeurstem uitgebracht. Een beter bewijs van de alomtegenwoordigheid van onze invloed had u mij natuurlijk niet kunnen geven.

Wat geef je nu aan zo'n man? Natuurlijk geen bloemen, want dat is vrouwelijk. Maar ook hier wijst u de weg. Eenieder die het aan het eind van een vergadering waagt in uw nabijheid te verblijven, wordt steevast geconfronteerd met de uitspraak: kom mee, ik ben aan een borrel toe. Meestal wordt dat een glas wijn en dat wordt het nu dus ook, maar deze zijn om bij te eten.

Collega's, het ga u allen goed.

(applaus)

De voorzitter:

Eddy, ik ben niet snel sprakeloos, maar dat ben ik nu even en dat is mij ook gegund, mag ik hopen. Heel hartelijk dank voor al jouw geweldig warme woorden. Ik mag nu het woord geven aan Erik Jurgens.

De heer Jurgens (PvdA):

Voorzitter. Na elke vergadering van de PvdA-fractie – en niet daarvoor, zeiden zij twaalf jaar geleden toen ik het voorstelde, want dan lijkt het op het CDA – leest een lid van de fractie een gedicht voor. Dat is om de zwaarte van de beraadslagingen te relativeren die wij telkens hebben. Ik heb ditmaal de moeite genomen, zoals Willem Witteveen vier jaar geleden gedaan heeft voor de fractie en voor de hele senaat, een bloemlezing samen te stellen van hetgeen is voorgelezen in de afgelopen vier jaar. Het aardige van zo'n bloemlezing is dat men uit de keuze van het gedicht ook iets kan afleiden over de persoon die de keuze heeft mogen doen. Ik hoop dat het ook u zal lukken. Ik zal het u zo direct overhandigen, maar u heeft mij toegestaan om nog even een gedicht voor te lezen. Ik had gedacht aan een ode van Horatius in het Latijn. Maar nu u mij daarin in uw rede zojuist bent voorgegaan, zal ik omdat ik een allochtoon ben – geboren in Duitsland – mij beperken bij een gedicht van Rainer Maria Rilke om het daarna in het Nederlands voor te lezen in een vertaling van Menno Wigman.

Herbsttag

Herr: es ist Zeit. Der Sommer war sehr groß.

Leg deinen Schatten auf die Sonnenuhren,

und auf den Fluren laß die Winde los.

Befiehl den letzten Früchten voll zu sein;

gieb ihnen noch zwei südlichere Tage,

dränge sie zur Vollendung hin und jage

die letzte Süße in den schweren Wein.

Wer jetzt kein Haus hat, baut sich keines mehr.

Wer jetzt allein ist, wird es lange bleiben,

wird wachen, lesen, lange Briefe schreiben

und wird in den Alleen hin und her

unruhig wandern, wenn die Blätter treiben.

Herfstdag

Heer: het is tijd. De zomer was zo rijk.

Leg nu uw schaduw op de zonnewijzers

en laat de winden op de velden vrij.

Beveel de laatste vruchten rijp te zijn;

verleen ze nog twee zuidelijker dagen,

bereid ze tot volkomenheid en jaag

een laatste zoetheid in de zware wijn.

Wie nu geen huis heeft, bouwt er geen meer.

Wie nu alleen is, zal het lang nog blijven,

zal waken, lezen, lange brieven schrijven

en rusteloos door lege lanen dwalen

als de bladeren op de herfstwind drijven.

En overigens ben ik van mening...

(applaus)

De voorzitter:

Heel hartelijk dank. Ik mag nu het woord geven aan Willem Witteveen.

De heer Witteveen (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. Na dit schitterende gedicht van Rilke past óf stilte of meer poëzie. Het wordt het laatste. Ik heb de eer u een dichtbundeltje van eigen hand aan te bieden met zogenaamde "wetgeversgedichten", een heel oud genre dat ik met enige bescheidenheid weer oppak. "Tijdens de werkzaamheden, buiten de orde" is de titel. Het eerste deel is een cyclus die zijn aanleiding telkens vindt in gebeurtenissen in dit huis, waar ik de afgelopen acht jaar met zo veel plezier heb mogen verblijven. Het tweede deel gaat over de mythe van de wetgever. Ik mocht een volzin spreken, maar ik ga nu toch een regel overtreden door een gedicht voor te lezen dat ik aan u wil opdragen, voorzitter, omdat het vanuit het standpunt van de voorzitter is geschreven.

Woordenstroom

Een stroom van woorden

op het Binnenhof,

woorden die de psychisch aangedane mens

juridisch-technisch in ziekenhuizen laten opnemen

mengen zich met woorden die de levering van gas betreffen

en met woorden die notitie nemen

van de liberalisering

van de privatisering

in de netwerksectoren

en met woorden

die de bepalingen inzake de Verdediging

met tweederde meerderheid

grondwettelijk verankeren.

Een stroom van woorden dus

op een hete, droge dag

in de Eerste Kamer,

voor de passant onhoorbaar

achter de dikke muren

die de senatoren aan het zicht onttrekken.

En terwijl die woorden aan oren gericht zijn

doen sprekers en luisteraars

– of zij die mogelijk luisteren –

en zij die straks spreken gaan

hun vele overige zaken

schriftelijk af.

Iemand leest een krant,

iemand schrijft een briefje

dat hij door de bode laat bezorgen

aan de bewindspersoon

achter de regeringstafel.

Deze vouwt het briefje open

leest het

en lacht geluidloos, schuddend met het hoofd

en wenkt de bode.

Een andere senator kijkt onderwijl naar buiten

naar de fontein die wit omhoog spuit,

hoe het troebele water terugvalt

de zwaartekracht

is altijd aan het werk.

Uiteraard heb ik voor u allen een exemplaar, ook voor de mensen die hier werken en die ons op zo voortreffelijke wijze ondersteunen.

(applaus)

De voorzitter:

Wij zijn nog talentvoller dan wij allen zelf al dachten.

Beste collega's, wij zijn aan het einde gekomen van deze vergadering. Ik wil nogmaals iedereen, en met name de vertrekkende leden, heel hartelijk danken voor wat zij hier hebben betekend, niet alleen als collega's, maar ook in hun werk als Eerste Kamerlid.

Naar boven