Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Waterschapswet en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren in verband met de modernisering en vereenvoudiging van de bestuurlijke structuur en de financieringsstructuur van waterschappen (Wet modernisering waterschapsbestel) (30601).

De beraadslaging wordt hervat.

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng in reactie op mijn brief naar aanleiding van het debat van een aantal weken geleden over dit wetsontwerp. Ik denk dat ik de bijdragen van deze Kamer waren geconcentreerd rond twee punten, namelijk de rechtsbevoegdheid voor groepen die een lijst willen indienen en de benoemde zetels en de wijze waarop daar nu en in de toekomst mee moet worden omgegaan.

Ik heb wat betreft de rechtsbevoegdheid twee dingen toegezegd. Het eerste is dat ik in een AMvB de eis van rechtsbevoegdheid aan die groepen ga stellen. Ik beschouw dat als een tijdelijke oplossing. Het is het mooiste om dat in de wet te regelen. Daarom ga ik – dat is het tweede dat ik heb toegezegd – tegelijkertijd een wetswijziging indienen om dit ook in de wet op te nemen. Ik maak ook een AMvB omdat ik dan zeker weet dat het van het begin af aan geregeld is. Ik kies uiteindelijk voor de mooiste oplossing, namelijk om het te regelen via een wetswijziging. Deze twee zaken ga ik naast elkaar opstarten.

Dit was het minst moeilijke punt. Wij hebben behoorlijk gesproken over de benoemde zetels. Een meerderheid van deze Kamer heeft mij gevraagd waarom er, als er toch een wetswijziging komt, geen horizonbepaling in de wet wordt opgenomen om er zeker van te zijn dat er over de toekomstige bestuurssamenstelling en verkiezing van het waterschap nog eens uitgebreid zal worden gesproken na de verkiezingen van 2008.

Ik ben het ermee eens om als doel te stellen om hier nader over te spreken. Ik heb aangeboden om een brede evaluatie te houden die met de Kamer zal worden besproken. Daarnaast heb ik voorgesteld om een commissie in te stellen die zich zal buigen over de positie van het waterschap in het huidige bestel en over de vraag of het omslagpunt dichterbij is gekomen of niet. Ik denk dat ik deze Kamer met mijn aanbod om dit bij een evaluatie te betrekken en die evaluatie toe te sturen aan beide Kamers eigenlijk geef wat zij heeft gevraagd.

Uit de reacties van de leden begrijp ik dat zij dit niet voldoende vinden. Ik heb daar eerlijk gezegd met enige verbazing naar geluisterd. Ik voel er namelijk ook een zeker wantrouwen in jegens een toekomstige Eerste Kamer. Het lijkt alsof wordt geïmpliceerd dat die, wanneer er een evaluatie wordt gezonden met een advies van een commissie, dat naast zich neer zou leggen en alsof de Tweede Kamer dit geen interessant onderwerp zou vinden en het zou laten zitten omdat er al een wet is.

Ondanks mijn verbazing, heb ik ook begrepen dat een meerderheid van deze Kamer hierop aandringt. Wie ben ik dan om aan die wens niet tegemoet te komen. Hij kan ingewilligd worden. Ik ben zo democratisch dat ik niet alleen zeg dat ik eraan tegemoet móét komen. Ik wil er ook aan tegemoetkomen. Daarom zeg ik toe dat ik in de wetswijziging inzake de rechtsbevoegdheid die ik ga voorbereiden ook een horizonbepaling op zal nemen. Die horizonbepaling heeft betrekking op de volledige rechtspositie. Daardoor borg ik dat de adviezen van de commissie die ik zal instellen in beide Kamers kunnen worden besproken. In 2009 kan dan een andere vorm worden gekozen voor de bestuurssamenstelling en de verkiezingen als de adviezen van de commissie daartoe aanleiding geven en als de Kamers dat willen.

Ik stel mij voor om in de commissie de Commissie van Advies inzake de Waterstaatwetgeving op te nemen, aangevuld met enkele geleerden op het gebied van de Grondwet. Mij lijkt eigenlijk dat ik daarmee heb geantwoord op waar het in deze vergadering om ging.

Mevrouw Slagter vroeg nog wat mijn toekomstbeeld van de verkiezingen op termijn was. Ik moet zeggen dat ik de evaluatie graag afwacht. Ik wil nagaan hoe de verkiezingen in 2008 verlopen en hoe het met de lijsten en de geborgde zetels gaat. Ook wil ik weten of de specifieke groepen al dan niet tot de lijsten doordringen. De evaluatie is bepalend voor mijn toekomstvisie op de Waterschapswet.

De heer Wagemakers (CDA):

Mevrouw de Voorzitter. Ik geloof dat de staatssecretaris duidelijk heeft gezegd dat zij een wetswijziging in procedure zal brengen, maar van oordeel is dat deze wet niet hangende de wijziging moet worden aangehouden, maar eerder moet worden afgedaan, zodat nadien de wetswijziging in procedure komt. De staatssecretaris zal beseffen dat zij het recht heeft om iets in te dienen, uiteraard via de regering, namens welke zij spreekt. Het doorvoeren van zo'n wetswijziging vergt uiteraard ook nog de medewerking van de Tweede Kamer. Ik neem aan dat de staatssecretaris nog geen beeld heeft van de mate waarin ter zake op medewerking kan worden gerekend. Eén ding is zeker: als de wet hier reeds afgedaan is, kan de Tweede Kamer in ieder geval niet vanwege het feit dat de wet aangehouden is een aanknopingspunt vinden om medewerking te verlenen aan de wetswijziging die de staatssecretaris voorstelt. Beschouwt zij dat als een probleem? Zo niet, waarom niet?

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Het is aan de Tweede Kamer om te oordelen over wetswijzigingen. Ik zal de procedure tot het wijzigen van de wet overeenkomstig mijn toezegging starten. Indien er in deze Kamer zo'n grote eensgezindheid is over het belang van de horizonbepaling, neem ik aan dat die er ook in de Tweede Kamer is.

De heer Wagemakers (CDA):

Die hoop mogen wij met de staatssecretaris koesteren, maar hebben wij pech als die ijdel blijkt? Strandt het daar en is het dan niet anders? Wordt de wens op dat punt dan niet in vervulling gebracht en moet deze Kamer dan leven met het resultaat dat deze wet, die bekritiseerd is, het Staatsblad heeft bereikt?

Laat mij mijn interruptie in die zin voortzetten dat het alternatief natuurlijk is dat er een novelle komt, zodat de wijziging snel in procedure wordt gebracht. Deze Kamer stelt geen ingewikkelde wijziging voor, maar het type wijziging dat je als het ware in een middag met toelichting schrijft. Zo de wil er is om het snel tot stand te brengen, is een zodanige novelle binnen vier, vijf weken mogelijk. Intussen kan het veld doorgaan met het voorbereiden van de verkiezingen van volgend jaar. Iedereen weet dat met het invullen van de novelle de wet gewoon in haar huidige vorm wordt aangenomen. Waarom is het spoor dat de staatssecretaris beschrijft nu precies noodzakelijk? Waarom zouden wij niet voor het spoor van de novelle kiezen?

Mevrouw Bierman-Beukema toe Water (VVD):

Heb ik verkeerd begrepen dat de heer Wagemakers in zijn derde termijn heeft toegegeven dat er haast geboden is om de verkiezingen op een ordentelijke wijze in 2008 te laten plaatsvinden en dat hij vervolgens een aantal indringende wensen heeft geuit waaraan de staatssecretaris tegemoetkomt? Als ik dat goed begrepen heb, mag dan niet worden aangenomen dat ook de Tweede Kamer begrip zal hebben voor de praktische haast die nu aan de orde is?

De voorzitter:

Dit begint op een volgende termijn te lijken. Ik sta het nog even toe dat naar aanleiding van interrupties Kamerleden vragen stellen aan elkaar. De heer Wagemakers heeft eerst een vraag aan de staatssecretaris gesteld. Nadat zij die beantwoord heeft, geeft de heer Wagemakers een reactie op de vraag van mevrouw Bierman aan hem.

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

De heer Wagemakers heeft mij in zijn derde termijn zelfs meer dan een vraag gesteld. Zo heeft hij en hebben vele anderen met hem gevraagd om in de wetswijziging een horizonbepaling op te nemen. Ik zeg toe, dat te doen. Nu is de vraag waarom ik niet met een novelle begin. Dat begrijp ik niet helemaal. Ik geef toe aan de wens van de heer Wagemakers, maar in de pauze van daarnet is de wens van de heer Wagemakers veranderd. Dat is lastig discussiëren.

In antwoord op de andere vragen merk ik op dat wij goed in het oog moeten houden dat ieder zijn eigen verantwoordelijkheid heeft. De Tweede Kamer heeft haar verantwoordelijkheid voor deze wet genomen. Zij is ermee akkoord gegaan. In de Eerste Kamer zijn hier vragen over gerezen. Daaraan kom ik tegemoet. Het resultaat is dat ik een wetswijziging toezeg. Ik kan de Eerste Kamer geen garanties geven voor de reactie van de Tweede Kamer op deze wetswijziging. Ik vind dat de Eerste Kamer zich op haar verantwoordelijkheid moet richten en zich moet afvragen wat zij van de wetswijziging vindt. Ik kan niet borg staan voor de reactie van de Tweede Kamer, net zo min als de Eerste Kamer dat kan. Wij moeten in het democratische bestel elk orgaan zijn eigen verantwoordelijkheid laten nemen. Ik zeg toe dat ik een wetswijziging zal voorstellen. Die zal ik goed onderbouwen. Ik zal ook aangeven dat zij door de Eerste Kamer wenselijk werd geacht en waarom zij nodig was. Ik kan alleen niet garanderen dat de Tweede Kamer die wetswijziging zal aannemen. Eigenlijk denk ik dat de heer Wagemakers mij daarmee enigszins overvraagt.

De heer Wagemakers (CDA):

Waarom zou een wetswijziging wel haalbaar zijn en een novelle niet? De procedure van een novelle is uiteraard dat de Eerste Kamer greep op het proces houdt. Dan is het hier nog niet afgedaan en is dus het kunnen blijven dreigen met verwerping iets wat een schaduw werpt op diegenen die bij de wetswijziging betrokken zijn. Zij zullen laten meewegen dat zij de Eerste Kamer alleen maar meekrijgen bij een bepaald resultaat, terwijl de wet er nog steeds ligt. Dat is het verschil. De Eerste Kamer heeft om die reden een heel andere positie in het vervolg van het spel. Dat hoef ik de leden van dit huis niet uit te leggen.

Ik onderschrijf dat er in deze zaak haast geboden is, zij het in de juiste dimensies gemeten. De verkiezingen worden volgend jaar in het najaar gehouden. Een novelle van het type dat ik beschrijf, kost drie, vier, vijf weken. Dat is nogal inpasbaar in de termijn waarover wij praten, lijkt mij.

De voorzitter:

Voor het geval hierover een discussie onder de woordvoerders losbrandt, stel ik de Kamer voor om hetzij een korte schorsing tot onderling beraad, hetzij een volgende termijn te overwegen. Er wordt nee geschud. Dan sta ik de heer Van der Lans nog een korte interruptie toe.

De heer Van der Lans (GroenLinks):

Ik kan heel goed met de heer Wagemakers meeleven, maar ook met de staatssecretaris. Mij lijkt dat wij een mooie uitweg gevonden hebben in het evolutionaire proces en dat iedereen het zijne moet doen. De Kamer is kritisch geweest, de staatssecretaris heeft het begrepen. Mijn fractie zou erg kritisch zijn ten opzichte van het wetsvoorstel dat nu voorligt, maar met deze verpakking erbij kan mijn fractie ermee leven. In dit evolutionaire proces zou zij er goed mee kunnen leven als dit zo besloten wordt. Ik hoop dus dat dit als zodanig gebeurt.

Mevrouw Slagter-Roukema (SP):

Ik heb niet veel aan deze kwestie toe te voegen. Ik begrijp namelijk dat er zo spoedig mogelijk een AMvB komt, waarin wordt geregeld wat mijn fractie heeft gevraagd. Vervolgens spant de staatssecretaris zich in om het in de wet te regelen, omdat zij dat het mooist vindt. Dat vind ik voldoende. Mij is alleen nog niet helemaal duidelijk welke volgorde er verder in de te zetten stappen wordt gevolgd. Wordt de commissie pas ingesteld na de evaluatie, die na de verkiezingen wordt gehouden? Of gaat de staatssecretaris direct over tot het instellen van de commissie, die dan als opdracht krijgt, zowel de evaluatie voor te bereiden, als de resultaten daarvan te verwerken?

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Ik stel nu voor dat ik een wetswijziging met een horizonbepaling voorleg, waardoor het nodig wordt om opnieuw bepaalde zaken, waaronder de samenstelling van het bestuur en de wijze van verkiezingen, te bestuderen. Daarnaast wordt de wet geëvalueerd. Bovendien stel ik een commissie in die adviseert waar de waterschappen staan in ons bestel en wat daarbij een passende wijze van verkiezing zou zijn. Ik stel mij voor om die commissie aan het werk te laten gaan na de verkiezingen van 2008. Wij weten niet hoe die verkiezingen verlopen en in hoeverre zij nog voor die commissie van belang zijn. Dan hebben wij alle gegevens. Daarom pleit ik ervoor om dan te beginnen. De horizonbepaling voorkomt tevens dat er te veel tijd wordt genomen. De wet zal opnieuw moeten worden aangevuld voor 2012, wanneer er weer nieuwe verkiezingen zullen zijn. De volgordelijkheid is dus: eerst de verkiezingen, vervolgens de commissie, daarna de evaluatie en ten slotte de mogelijk nieuwe wetgeving

Mevrouw Slagter-Roukema (SP):

Met de horizonbepaling bedoelt de staatssecretaris dat er in 2008 voor het laatst verkiezingen zijn op de huidige manier, terwijl de verkiezingen in 2012 op een andere manier zullen verlopen. Komt daar het advies bij?

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

De wijze waarop de verkiezingen nu zijn geregeld, geldt tot de verkiezingen die worden gehouden in 2008. Daarna wordt de situatie opnieuw bekeken.

De beraadslaging wordt gesloten.

Het wetsvoorstel wordt zonder stemming aangenomen.

De vergadering wordt van 17.15 uur tot 17.30 uur geschorst.

Naar boven