Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | nr. 19, pagina 641-645 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | nr. 19, pagina 641-645 |
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
het wetsvoorstel Regeling voor de toelating, het op de markt brengen en het gebruik van gewasbeschermingmiddelen en biociden (Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden) (30474).
De beraadslaging wordt hervat.
Minister Veerman:
Voorzitter. De heer Rabbinge heeft namens de gehele Kamer gesproken. Hij heeft een doorwrocht betoog gehouden, waarin hij ook is ingegaan op de geschiedenis van de gewasbescherming. Dat is een opmerkelijke geschiedenis, gekenmerkt door een wisselende appreciatie van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Die appreciatie stuitte aanvankelijk op de idee dat de mens door middel van chemie kon ingrijpen in wat door de natuur, het lot, of welke andere overheid van boven dan ook, werd beïnvloed. Uiteindelijk leidde dit tot de acceptatie van basismiddelen die brede toepassing vonden, maar die voor het milieu, zo bleek later, buitengewoon ernstige gevolgen hadden.
Dit werd gevolgd door een ontwikkeling waarbij meer doordachte middelen het licht zagen. De nadelige effecten van die middelen op het milieu en de menselijke gezondheid werden pas na een lange reeks van jaren duidelijk. Het boek van mevrouw Carson Silent Spring betekende een doorbraak in het denken over de functie van gewasbeschermingsmiddelen op lange termijn. De heer Rabbinge maakte een terechte opmerking over DDT, in die zin dat het een geweldig middel is, maar dat het voor met name de ecologische kringloop grote consequenties heeft. Het feit dat er in onze dagen zoveel muizen en kikkers zijn, is in belangrijke mate te danken aan het feit dat wij minder DDT gebruiken. Met oog op de ecologische kringloop wijs ik ook op de roofvogels en reigers. Volgens houders van kleine vijvers is wat dat betreft zelfs sprake van een te grote hoeveelheid. Zo zie je maar.
De derde en interessante fase is de fase van de drie M's, de methode, het moment en het middel. In dat opzicht constateert de heer Rabbinge terecht dat er grote vorderingen zijn gemaakt. Deze zijn voornamelijk gebaseerd op kennis over de toepassing en de aard van het middel, het moment en de wijze van toepassing. Dat is doorslaggevend voor de werkzaamheid van het middel. Die kennis is overigens niet primair en alleen geïnvesteerd in het product. Mijn vader vond dat DDT altijd zo lekker rook. De werkzaamheid was onbestreden, maar het moment en de methode van toepassing waren volstrekt buiten beeld. Nu is gelukkig sprake van een drie-eenheid die het denken over gewasbescherming, de toepassing en de werkzaamheid ervan beheerst en die is gefundeerd op kennis. Als gevolg daarvan is bijvoorbeeld de spuittechniek sterk verbeterd. Ook dat heeft te maken met de wijze van toepassen, het moment van de dag, dan wel het moment van de eerste verschijnselen van een eventuele ziekte of aantasting en het juiste middel. Dat is die drieslag in het gewasbeschermingsmiddelenbeleid in Nederland. Wij willen zoveel mogelijk komen tot een breed pakket, maar wij proberen ook tegemoet te komen aan de drie M's, met behulp van de beschikbare middelen. Daarbij is kennis de basis van het gewasbeschermingsmiddelenbeleid en de toepassing ervan.
Soms valt er wel eens iets uit de boot. De heer Rabbinge noemde een middel. De soortnaam is cyhexatin. Ik zeg er verder niets over, want dan verleid ik de heer Rabbinge tot een interventie, maar dan schiet mijn kennis te kort. Dat middel is eind mei 1999 al uit de roulatie genomen, vanwege de uitspoeling, de toxiteit voor waterorganismen en de bio-accommodatie. De essentie van de opmerking van de heer Rabbinge was dat het jammer is dat dit middel uit de roulatie genomen en dat het gebruik ervan wel wat langer had mogen duren. Toch was de afweging dat het middel veel te schadelijk was. In de tussentijd is dit wel een stimulans geweest om bijvoorbeeld de biologische bestrijding in kassen, waar het middel ook werd toegepast, sterk te stimuleren. De ontwikkeling is dus gegaan in de richting van steeds minder, maar wel effectievere middelen, in combinatie met de methode en het moment.
De inspanningen van de regering waren erop gericht in Europees opzicht aan te sluiten bij de verordening en de richtlijn, om de moeilijke positie waarin de sector zich bevond met het oog op het gewasbeschermingsmiddelenbeleid – het was een hoofdpijndossier – te verbeteren en om daarmee tegelijkertijd het belang van de natuur en de omgeving te dienen. Dat heeft geresulteerd in deze wet.
Feitelijk liep onze regelgeving onvoldoende in de pas met de ontwikkelingen van de buurlanden. Er moesten vrijstellingen worden gegeven op grond van bijzondere omstandigheden, maar die werden voortdurend aangevallen. Uiteindelijk hebben wij door middel van het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof volledig gelijk gekregen. Het College van beroep moet dit in Nederland verder effectueren. Wij kunnen dat vrijstellingenbeleid dus blijven effectueren. Daarnaast was er de behoefte te komen tot het opschonen van de hoeveelheid regels die inmiddels rondom het gewasbeschermingsmiddelenbeleid, mede op grond van de Brusselse invloed en de Brusselse bepalingen, tot stand was gekomen.
De regering is van oordeel dat er een goed wetsvoorstel ligt. Ik memoreer nog even kort onze beweegredenen. Het gaat om transparantie, consistentie en eenvoud, herkenbaarheid en handhaafbaarheid. Die uitgangspunten dragen het wetsvoorstel. De staatssecretaris van VROM is mede verantwoordelijk voor het wetsvoorstel, in het bijzonder voor de biociden. Verder zijn de departementen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, VWS en Verkeer en Waterstaat betrokken bij de voorbereiding van het wetsvoorstel, evenals het CTB als uitvoeringsorgaan. Ook externe partijen met een bepaald belang of zij een wetenschappelijke inbreng konden leveren, hebben de gelegenheid gekregen te reageren. Wij zijn er echter nog niet helemaal.
Een onderdeel van het nieuwe wetsvoorstel heeft betrekking op de herziening van onderliggende regelingen. Wij zijn daar volop mee bezig. Ook hierbij staan transparantie en eenvoud voorop. Wij streven naar één samenhangende AMvB, één ministeriële regeling. De uitvoering moet uiteraard goed op orde zijn. Het is dus van belang dat door dit wetsvoorstel de verantwoordelijkheid van enerzijds de ministeries en anderzijds het CTB als uitvoeringsorgaan verder wordt verhelderd. De handhaving nemen wij ook nog onder loep. Daarbij introduceren wij de bestuurlijke boete als handhavingsinstrument. Daarnaast willen wij de naleving bevorderen met behulp van het zogenaamd programmatisch handhaven, dat wil zeggen dat wij het spek snijden waar het zit.
Dan kom ik bij de meer specifieke opmerkingen van de heer Rabbinge. Eerst iets over de tussentijdse evaluatie van de nota Duurzame gewasbescherming. In het licht daarvan vraagt de heer Rabbinge of meer op preventie gericht beleid niet aantrekkelijker is. Dit ben ik met hemeens, het wetsvoorstel biedt hiervoor ook de mogelijkheden. In de eerste plaats maken wij een onderscheid tussen gewasbeschermingsmiddelen en biociden voor de particuliere markt en de middelen die voor de professionele markt bestemd zijn. Op de professionele markt moeten alleen houders een bewijs van vakbekwaamheid hebben; daarnaast zijn er regels voor de bewaring en de toepassing van deze middelen. Verder zal iedere gebruiker van een gewasbeschermingsmiddel de beginselen van goede gewasbeschermingspraktijken en geïntegreerde bestrijding moeten toepassen. En in de derde plaats wil ik goede controle op de handel. In het wetsvoorstel en in het ontwerpbesluit is voor producenten, importeurs en handelaren een voorraadadministratiesysteem opgenomen, terwijl gebruikers verplicht zijn om hun gebruik te registreren. Met deze maatregelen bewerkstelligen wij goed gebruik van deze middelen.
Verder wil ik met behulp van het convenant een meer op preventie gericht beleid voeren. Wij zijn aan het begin van deze kabinetsperiode begonnen met het bij elkaar brengen van een aantal partijen om gezamenlijk een oplossing voor de gerezen problemen te vinden. Dit is goed gelukt, zij het dat een van partijen, de Stichting Natuur en Milieu, het convenant niet wilde ondertekenen. Dit vind ik nog steeds spijtig. Andere partijen zijn met verve doorgegaan en wij kunnen vaststellen dat het convenant werkt. Dit wetsvoorstel is een uitvloeisel van onder andere deze gezamenlijke benadering, maar het komt ook voort uit de wens om de gang van zaken in overeenstemming met de Brusselse regelgeving te brengen.
De heer Rabbinge is ook nog ingegaan op de toelating van gewasbeschermingsmiddelen bij de behandeling van zaaizaad. Hierbij is er een praktisch probleem, want een deel van het zaaizaad is bestemd voor de export, een deel voor de Nederlandse markt en voor een deel gaat het om de import van zaaizaad dat elders al is behandeld. Het gaat dus om drie categorieën. Het lastigste is het zaaizaad dat voor de export bestemd is; de heer Rabbinge wees er al op. Verleden jaar heb ik in een brief aan de Tweede Kamer aangegeven hoe ik hiermee wil omgaan. Voor de arbeidsbescherming kunnen wij naar alle waarschijnlijkheid volstaan met een door het bedrijf te leveren risico-inventarisatie. Bij de evaluatie kan hierbij worden aangesloten en dan kunnen ook de milieuaspecten worden bekeken. De toelatingsvoorwaarden, die in dit geval slechts betrekking hebben op het grondgebied van een ander land, kunnen daar met de daar geldende regelgeving worden bezien. Dit zal in de loop van dit jaar worden uitgewerkt, maar het is voor de sector onmogelijk om op basis van deze uitwerking bij de inwerkingtreding van de wet medio dit jaar al over de vereiste toelatingen te beschikken. Ik heb gezegd dat ik in verband hiermee een overgangsperiode tot 1 september 2008 wil, waarbij het met name gaat om de import van behandeld zaaizaad. Ik heb de problematiek die de heer Rabbinge heeft uiteengezet, nog eens goed gewogen en in overleg met de staatssecretaris ben ik bereid om er 1 september 2009 van te maken, maar dat is dan ook de definitieve datum. De heer Rabbinge pleit voor een hardheidsclausule, maar dat zou pertinent in strijd zijn met de Europese verordening. Strikt genomen is dit jaar uitstel een genadetermijn, maar hij is gerechtvaardigd door de noodzaak voor de sector om de nieuwe regelgeving te implementeren. De staatssecretaris en ik zijn in onze nadagen, ons past genade als hoogste politieke wijsheid, woorden van Thomas Mann die mij nogal eens te stade zijn gekomen_ Ik hoop dat de Kamer met deze tegemoetkoming het idee van een hardheidsclausule wil laten varen, want daarmee zouden wij echt juridische problemen met de Europese Commissie krijgen. Dit is het ook niet helemaal, maar het is in ieder geval goed te verdedigen.
Het derde punt, de thematische strategie voor het duurzaam gebruik van pesticiden en de conceptverordening gewasbescherming. Wij hebben in Nederland in de afgelopen tien jaar op dit gebied in Europa een voortrekkersrol vervuld. Dit is in hoge mate terug te vinden in de strategie en in het ontwerp voor de richtlijn. Ere wie ere toekomt; als een ander ons niet prijst, doen wij het zelf wel_ Een groot deel van wat er wordt voorgeschreven – zo'n 90% – is bij ons al gemeengoed, het is al een onderdeel van de dagelijkse praktijk. Ik denk aan het bewijs van vakbekwaamheid en aan de administratievoorschriften voor handel en gebruik die ik zojuist noemde. Nederland kan dan ook in hoge mate instemmen met wat er nu aan ons is voorgelegd, maar wij willen nog twee dingen onder de aandacht van de Commissie brengen, geheel in overeenstemming met het gevoelen van de Kamer. Hierbij gaat het om de vraag of de voorschriften voor het gebruik in de ontwerpverordening en die in de kaderrichtlijn voor het duurzaam gebruik van pesticiden wel voldoende coherent zijn. Wij moeten immers voorkomen dat de voorschriften voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen niet eenduidig of helder zouden zijn. En wij moeten er ook voor zorgen dat wij niet oplopen tegen onnodige administratieve lasten.
De conceptverordening gaat over de toelating van gewasbeschermingsmiddelen. Nederland kan zich in grote lijnen vinden in het voorstel van de Commissie, dat grotendeels overeenkomt met de huidige richtlijn 91/414. Maar de heer Rabbinge heeft nog wel op een heikel punt gewezen: de Europese Commissie wil de Europese Unie in drie zones verdelen en in elk van deze zones zou een lidstaat verplicht zijn, de toelating van een middel door een andere lidstaat binnen dezelfde zone te erkennen. Dit is de "wederzijdse erkenning". Dit is naar ons inzicht te grofmazig, er wordt hierbij te weinig rekening gehouden met de nationale en specifieke omstandigheden in de lidstaten. Er zijn genoeg ervaringen – ik denk bijvoorbeeld aan de Nitraatrichtlijn – waaruit wij kunnen afleiden dat een al te grofmazige structuur tot onoverkomelijke problemen leidt in verband met de veelsoortigheid van het landschap, het bodemgebruik, de waterhuishouding enz. Wij willen dat de verordening de mogelijkheid biedt om hiermee rekening te houden, maar ook 23 andere lidstaten willen dit. De Kamer kent de regels, wij kunnen de Commissie alleen trotseren met unanimiteit, dus er is nog wel wat werk aan de winkel. Maar in de tussentijd zoeken wij natuurlijk in overleg met de Commissie naar een compromis.
Ons staat een model voor ogen waarbij de beoordelingsmethodieken in de zones en in Europa zo veel mogelijk worden geharmoniseerd, maar waarbij er ruimte blijft voor maatwerk in verband met specifieke omstandigheden. De heer Rabbinge heeft aangegeven dat de situatie in Nederland zeer atypisch is, zowel qua teelt als qua grondsoorten. Daarom heeft de regering deze opstelling ook gekozen. Wij brengen ons standpunt met kracht en met goede argumenten naar voren in de werkgroepen van de Raad en ik denk dat wij op nog wel meer steun kunnen rekenen en dat de Commissie uiteindelijk zo wijs zal zijn om aan goede argumenten gehoor te geven.
Het wetsvoorstel vormt de implementatie van de Gewasbeschermingsrichtlijn en de Biocidenrichtlijn. Na invoering van de verordening blijft de Gewasbeschermingsrichtlijn van toepassing voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen die in bijlage 1 van de richtlijn zijn opgenomen. Na inwerkingtreding van de verordening blijft de richtlijn daarom ook bestaan. In de verordening wordt voorzien in een overgangsrecht voor de overgang van de richtlijn naar de verordening.
Tot zover mijn reactie op de feitelijke vragen van de heer Rabbinge en op zijn inleidende tekst, waarin hij er nog eens aan refereerde dat het gewasbeschermingsmiddelenbeleid een hele geschiedenis heeft. Hij heeft met name gewezen op het belang van kennis als basis van de "ecologische geletterdheid". Ik vind dit een prachtig woord, want hiermee zeg je het eigenlijk in een notendop: gewoon goed weten wat je doet, goed opgeleid zijn en goede middelen op het juiste moment gebruiken. Dat is de basis van verantwoord gebruik van gewasbeschermingsmiddelen als een instrument, maar niet hét instrument ter voorkoming van ziekten en plagen of het bestrijden van onheil dat de productie van goede dingen voor de mensen en daarmee de inkomensvorming van deze sector in de weg zou staan.
Voorzitter. Daarmee kom ik aan het eind van mijn bijdrage. Ik heb met veel waardering en ook met een zweem van nostalgie de afscheidswoorden en de lof die mij is toegezwaaid, gehoord. Wat dit wetsvoorstel betreft, is er een voortreffelijke samenwerking geweest met de staatssecretaris. Ik begrijp dat het moment van zijn glorie nog niet is aangebroken; dat gebeurt op het moment van verdwijnen. Maar heb goede moed: ook dat komt voor u, mijnheer de staatssecretaris. Ik wil hier toch expliciet vaststellen dat de voorbereiding in voortreffelijke samenwerking met de staatssecretaris heeft plaatsgevonden.
Ik stel de goede woorden die de Kamer bij monde van de heer Rabbinge en de heer Walsma in ander verband heeft gesproken op prijs. Ik heb het overleg met uw Kamer buitengewoon plezierig gevonden. Dat wil niet zeggen dat andere overleggen niet plezierig waren, maar dit was heel plezierig. Daar mag iedereen zijn conclusies aan verbinden.
Ik heb het werk bijna vijf jaar lang met heel veel plezier gedaan. Het is een prachtig vak, maar er is een tijd van komen en er is een tijd van gaan. En je moet gaan als anderen vinden dat je moet blijven. Ik dank u zeer.
De heer Rabbinge (PvdA):
Voorzitter. De minister is zeer gedetailleerd ingegaan op alle vragen en heeft weer blijk gegeven van bijzonder grote deskundigheid, ook op dit gebied. Dat komt niet voort uit zijn studie in de landbouweconomie, maar meer uit de praktijk, waarin hijzelf heeft ervaren hoe belangrijk het is om weet te hebben van gewasbescherming en er op een goede wijze mee om te gaan. Niets dan waardering daarvoor. Hij haalde Rachel Carson aan met het boek "Silent Spring", waarmee ons in één keer de ogen werden geopend en waarin wat kanttekeningen werden geplaatst bij het volledige vertrouwen dat in chemische bestrijding werd gesteld. In dit verband wil ik vooral de heer Briejèr noemen, voormalig directeur van de Plantenziektenkundige Dienst, die in zijn boek "Zilveren sluiers" de problemen voor Nederland duidelijk heeft gemaakt als je er té blindelings op vertrouwt. Daardoor heeft de geïntegreerde bestrijding toen behoorlijke steun en een behoorlijke oppepper gekregen.
Geïntegreerde bestrijding van ziekten en plagen is een integratie van zowel doelen als middelen. Het is van belang dat wij ons dat realiseren. Die integratie van doelen betreft niet alleen productie, maar ook milieu en andere doelen. Met integratie van middelen wordt gedoeld op de drie M's, waarbij de methodiek van belang is. Dat betekent dat je alleen nog als laatste stok gebruikmaakt van bestrijdingsmiddelen. Eerst probeer je alle andere dingen en als het echt niet anders kan, gebruik je bestrijdingsmiddelen. Maar dan moet je ze wel hebben. Dat is het probleem waarop ik iedere keer heb gewezen. Je moet ze hebben en je moet niet beperkt zijn in je mogelijkheden. Dat dreigde te gebeuren, toen het gewasbeschermingbeleid dreigde te worden versmald tot een toelatingsbeleid. Dat is verkeerd, want het heeft tot gevolg dat je geen keuzemogelijkheden hebt en niet het maatwerk kunt leveren dat noodzakelijk is.
De minister is daarop ingegaan en heeft de casuïstiek van Plictran aangehaald. Dat is helemaal juist. Dat middel had kwalijke gevolgen, maar het was zo goed bruikbaar doordat het de roofmijten ongemoeid liet. Het was daarom een mooi voorbeeld van een precisie-instrument, op de juiste wijze toegepast. Ik zal het nu niet betreuren dat het is verdwenen, omdat er alternatieven voor zijn gekomen. Maar laten wij er vooral voor waken dat wij niet te veel van die middelen ongedaan maken. Daarom ben ik zeer verguld met de toezegging dat het vrijstellingenbeleid gehandhaafd kan blijven. Ik had in de Europese verordening gelezen – ik had dat ook bevestigd gekregen door een aantal Europarlementariërs – dat het niet meer mogelijk zou zijn. De minister bevestigt nu dat het wel kan. In dat geval is een deel van mijn zorg op dit punt ongedaan gemaakt, wat mij zeer veel deugd doet.
De samenhangende maatregel van bestuur is zeer welkom. Nu is er een enorme lappendeken van allerlei maatregelen die worden vervangen door een samenhangende maatregel van bestuur. Dat is zeer verstandig.
Het staat buiten kijf dat het beleid op preventie is gericht; daar zijn wij het zeer over eens. Maar de wijze waarop is ook van grote betekenis. Het convenant gewasbescherming is toentertijd niet onderschreven door de Stichting Natuur en Milieu. Ik ga ervan uit dat de Stichting Natuur en Milieu het nu con amore zal onderschrijven, gegeven de prestatie die blijkt uit de evaluatie van het gewasbeschermingsbeleid door het Natuur- en Milieuplanbureau.
Ik heb goed genoteerd dat een hardheidsclausule voor de zaaizaadsector onmogelijk is. Ik heb daar ook begrip voor, maar uitstel tot 2009 is heel verstandig. Dan geven wij de bedrijfstak gelegenheid om er op behoorlijke wijze op in te spelen. Aangezien er dan ook nog gebruik kan worden gemaakt van een vrijstellingsregeling binnen de verordening, moet dat de sector in staat stellen om ook hier de ecologische modernisering ter hand te nemen en te effectueren.
Dan kom ik bij de coherentie van de voorstellen, ook in verband met het duurzaam gebruik. De minister komt tegemoet aan mijn bezwaar tegen de zonering. Op zichzelf had ik er niets tegen, maar de zonering was te grofmazig. Dat werkt zo niet; het werkt zelfs in tegengestelde richting. Het heeft tot gevolg dat een aantal dingen die wij hier absoluut niet willen wel mogelijk moeten zijn, omdat het in een ander land mag. Ik denk dan ook dat die regeling moet worden aangepast. Het is buiten kijf dat wij in Nederland al enorme prestaties hebben geleverd. In een aantal teelten slagen wij er niet alleen in de productie per hectare, uitgedrukt in kilogrammen, hoger te laten zijn dan in de ons omringende landen, maar ook het pesticidegebruik niet alleen per eenheid van product, maar ook per eenheid van oppervlak aanmerkelijk lager te laten zijn. Als dat voorbeeld zou worden toegepast in andere delen van Europa, zou dat al een reductie van 50% van het pesticidegebruik in Europa tot gevolg kunnen hebben. Ik meen dan ook dat die voortrekkersrol niet alleen elders moet worden geaccepteerd, maar ook moet worden gewaardeerd in andere delen van Europa. Wij zullen er alles aan moeten doen om dat te effectueren.
De verhouding tussen wetsvoorstel en verordening is mij volstrekt duidelijk. De minister heeft er adequaat op geantwoord. Het is wel van belang om alert te zijn. Dat kan deze minister misschien niet meer, maar zijn opvolger wel. Wij zullen de minister moeten volgen opdat hij zeer alert blijft om dingen te voorkomen die ogenschijnlijk de milieudoelen dienen, maar in feite contraproductief zijn. In dat geval moeten wij de waarschuwende vinger opsteken; dat is de controlerende rol van het parlement.
Ik bedank de minister nogmaals hartelijk voor de voortreffelijke beantwoording en de ongelooflijk plezierige samenwerking en wens hem alle goeds toe.
De voorzitter:
Geeft dit de minister nog aanleiding tot enige reactie?
Minister Veerman:
Voorzitter. Mijn natuurlijke neiging en mijn calvinistische opvoeding nopen mij tot zwijgzaamheid, omdat wij thans geheel overeenstemmen en ik de complimenten die nogmaals zijn gegeven in stilte, maar met grote waardering in ontvangst neem.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het wetsvoorstel wordt zonder stemming aangenomen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-ek-20062007-641-645.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.