Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen en enige andere wetten in verband met de aanpassing van de in deze wet opgenomen klachtregeling (28999).

(Zie vergadering van 8 november 2005.)

De beraadslaging wordt heropend.

De heer Hamel (PvdA):

Voorzitter. In tweede termijn is in de ogen van onze fractie niet de gewenste helderheid gekomen in de discussie die is gevoerd over aan de ene kant de wens dat er geen impasse ontstaat in de behandeling van de patiënt en aan de andere kant de wens dat een psychiater niet kan worden gedwongen om een behandeling in te zetten of voort te zetten dan wel te wijzigen in opdracht van een klachtencommissie. Wij hebben in dat debat geprobeerd aan te geven dat volgens ons de psychiater de mogelijkheid heeft zich terug te trekken uit de behandeling. Het wetsvoorstel laat zich evenwel niet zo precies lezen. Door het kabinet is gezegd dat die mogelijkheid er wel is en dat die ook als zodanig is bedoeld. Gelet op het ontwerp van de reparatiewet die voor ons ligt en het belang dat daarin aan de klachtencommissie wordt toegekend, wensen wij te beklemtonen dat een klachtencommissie een klachtencommissie is, dat de behandeling van de patiënt om wie het gaat continuïteit moet kennen en dat er in dit soort situaties duidelijkheid dient te zijn over hoe dat is geregeld. Wij constateren dat kabinet en Kamer een verschillende lezing hebben van wat er precies op dit punt in het wetsvoorstel staat. Om dat punt te verduidelijken, wil ik een uitspraak van deze Kamer vragen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de klachtregeling in de wet BOPZ met zich meebrengt dat de klachtencommissie, c.q. de rechter, na gegrondverklaring van een klacht, de behandelaar kan opdragen een nieuwe beslissing te nemen of een handeling achterwege te laten, met inachtneming van de uitspraak;

overwegende dat de behandelaar daardoor in de situatie kan raken dat hij in strijd met zijn eigen professionele opvattingen moet handelen;

overwegende dat de patiënt erbij gebaat is dat na de gegrondverklaring van zijn klacht, het behandelingstraject niet in een impasse raakt;

voorts overwegende dat het de instelling is die verantwoordelijk is voor het aanwijzen van een voor de behandeling verantwoordelijke persoon;

verzoekt de regering, in het aangekondigde voorstel tot wijziging van de wet BOPZ ter verduidelijking op te nemen dat wanneer een klacht gegrond wordt verklaard, de instelling moet beoordelen of de betrokken psychiater met de behandeling van de patiënt belast kan blijven of dat een andere psychiater met de behandeling moet worden belast,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hamel, Dupuis, Slagter-Roukema, Van der Lans, Putters en Van de Beeten.

Zij krijgt E (28999).

De heer Hamel (PvdA):

Ik wacht met belangstelling het antwoord van de regering af.

Minister Hoogervorst:

Voorzitter. Wij zijn bereid deze motie welwillend te bezien en haar te betrekken bij het wetsvoorstel dat nog bij de Staten-Generaal zal worden ingediend.

De beraadslaging wordt gesloten.

Het wetsvoorstel wordt met algemene stemmen aangenomen.

De motie-Hamel c.s. (28999, E) wordt met algemene stemmen aangenomen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Bierman-Beukema toe Water

Naar boven