Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Uitvoering van Richtlijn nr. 2002/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 6 juni 2002 betreffende financiële zekerheidsovereenkomsten (28874).

(Zie vergadering van 1 maart 2005.)

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.

Mevrouw Broekers-Knol (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Deze stemverklaring spreek ik niet alleen uit namens de VVD-fractie, maar ook namens de D66-fractie en de Onafhankelijke Senaatsfractie.

De richtlijn betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten moet worden geïmplementeerd. Tegelijkertijd moeten wij vaststellen dat deze implementatie spanningen oplevert met het goederenrechtelijke systeem van het Burgerlijk Wetboek. Doel van de richtlijn is het bevorderen van liquiditeit op de financiële markten. Dat doel kan worden bereikt door financiëlezekerheidsovereenkomsten tussen financiële instellingen. Dat doel kan tot op zekere hoogte ook nog worden bereikt door financiëlezekerheidsovereenkomsten tussen financiële instellingen en ondernemingen. De VVD-fractie staat daarover niet direct te juichen, maar daar kunnen wij mee leven. Wij dringen dan ook niet per se aan op de opt out-mogelijkheid. In de Uitvoeringswet wordt de financiëlezekerheidsovereenkomst ook mogelijk gemaakt tussen ondernemingen onderling. Door die uitbreiding doet de spanning met het goederenrechtelijke systeem van het Burgerlijk Wetboek zich des te sterker voelen. En laten wij niet vergeten, dat het toezicht dat wél aanwezig is bij financiële instellingen, bij gewone ondernemingen ontbreekt. De VVD-fractie vindt dan ook dat het wetsvoorstel op dit punt te ver gaat. Om die reden zal de fractie dan ook tegen het wetsvoorstel stemmen. Dat geldt ook voor de D66-fractie en de Onafhankelijke Senaatsfractie.

De heer Wagemakers (CDA):

Mevrouw de voorzitter. De CDA-fractie heeft bij de behandeling uitvoerig haar bezwaren aangegeven tegen de gekozen werkingssfeer van de voorgestelde regeling die wezenlijk verdergaat dan nodig is ter implementering van de richtlijn. De beantwoording door de minister heeft die bezwaren niet weggenomen.

In die beantwoording heeft centraal gestaan het argument van de rechtssystematiek dat zou nopen, de aan de orde zijnde regeling ook open te stellen voor verhoudingen tussen ondernemingen. Die redenering overtuigt ons niet, reeds daarom niet omdat in vrijwel alle lidstaten op het Europese continent die een vergelijkbaar rechtsstelsel hebben een andere keuze is gemaakt. België uitgezonderd, maar dat versterkt eerder het beeld. Het is om die reden dat mijn fractie steun aan het wetsvoorstel zal onthouden.

De heer Rabbinge (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. Ik heb het voorrecht hier te mogen spreken namens de fracties van de Partij van de Arbeid, de Socialistische Partij en GroenLinks.

Na het debat dat wij vorige week hebben gehad over wetsvoorstel 28874 hebben wij ons uitgebreid beraden over onze standpuntbepaling. Het is uiterst belangrijk dat de richtlijn zo snel mogelijk wordt geëffectueerd. De antwoorden van de minister op de vele technisch-juridische vragen die aan de orde waren, waren uitgebreid, to the point en zeer deskundig. Daarvoor niets dan lof.

Het prangende punt is de uitbreiding van de werkingssfeer. Naar de opvatting van mijn fractie en van de fracties van de SP en GroenLinks is evenwel niet voldoende beargumenteerd waarom deze uitbreiding van de werkingssfeer nodig is. Integendeel, het verschuiven in de machtsverhouding in de richting van de kredietverschaffer of de pandnemer zou te billijken zijn geweest op het moment dat het alleen financiële instellingen betreft, maar nu het ook ondernemingen onderling betreft, is het iets wat onacceptabel is en niet onder dit wettelijk kader moet worden gebracht. De minister bleek niet bereid, het wetsvoorstel op dit punt aan te passen en beter in overeenstemming te brengen met wat elders in Europa gebeurt en ook conform de Europese richtlijn moet gebeuren. Om die reden zullen de fracties van de Partij van de Arbeid, de Socialistische Partij en GroenLinks tegen dit wetsvoorstel stemmen.

De heer Holdijk (SGP):

Voorzitter. Mijn stemverklaring hoop ik af te leggen namens de fracties van de SGP en de ChristenUnie. Dat zal u minder verbazen dan de combinaties bij de voorafgaande stemverklaringen.

Onze fracties hebben vorige week niet actief deelgenomen aan het debat over dit wetsvoorstel. Wel hebben ze de gedachtewisseling tussen Kamer en regering gevolgd. De bezwaren, toen geuit door alle woordvoerders van de aan het debat deelnemende fracties op het punt van het toepassingsbereik van de voorgestelde regeling waren ook de onze. Met name – het heeft vanmiddag al eerder geklonken – het openstellen van de financiëlezeker-heidsovereenkomst voor partijen die met de financiële markten niets van doen hebben, gewone ondernemingen dus, stuit bij onze fracties op ernstige bedenkingen, onder andere vanwege de mogelijke goederenrechtelijke consequenties die dit kan hebben. Mede omdat de richtlijn niet verplicht tot dit toepassingsbereik zien onze fracties zich genoodzaakt hun steun aan dit wetsontwerp te onthouden.

Het wetsvoorstel wordt met algemene stemmen verworpen.

Naar boven