Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het Voorstel van wet van de leden Karimi, Dubbelboer en Van der Ham betreffende het houden van een raadplegend referendum over het grondwettelijk verdrag voor de Europese Unie (Wet raadplegend referendum Europese Grondwet) (28885); het Voorstel van wet van de leden Karimi, Dubbelboer en Van der Ham tot wijziging van het voorstel van wet van de leden Karimi, Dubbelboer en Van der Ham betreffende het houden van een raadplegend referendum over het grondwettelijk verdrag voor de Europese Unie (Wet raadplegend referendum Europese Grondwet) in verband met het tijdstip van het referendum (29608).

(Zie vergadering van 18 januari 2005.)

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Dit referendum over de Europese Grondwet, die mede de spelregels van onze politiek gaat bepalen, dreigt overbodig te worden. Bovendien dreigt het oneerlijk te worden. Overbodig, omdat partijen zich tot op heden niet hebben uitgesproken over het belang dat zij hechten aan de uitslag. Accepteren volksvertegenwoordigers een "nee" van het volk dat zij om raad vragen? Wat doen we als straks een meerderheid van de bevolking "nee" zegt tegen het verdrag waar de Kamers uiteindelijk toch vóór willen stemmen? Dat lijkt me een interessant democratisch dilemma. We zullen er meer over horen.

Voor onze stem is een ander punt nog veel belangrijker: volgens ons gaat de campagne niet eerlijk worden. Die gaat oneerlijk worden, omdat de uitgangspunten van de "ja"- en "nee"-campagne niet gelijkwaardig zullen zijn. Bij het eerste het beste nationale referendum dat wij hebben, worden we meteen geconfronteerd met de grote nadelen van het referendummiddel: dat het toch vooral een strijd is tussen belangengroepen. Hoewel de indieners het kabinet opriepen zich terughoudend op te stellen in de campagne – mevrouw Karimi zei dit vorige week – verklaarde minister De Graaf – ook vorige week – in deze Kamer dat hij volop campagne zou gaan voeren. Minister De Graaf zei dat dit niet met geld gepaard zou gaan, dat het zogenaamde vrije publiciteit zou betreffen, maar de staatssecretaris verklaarde vandaag of gisteren alweer dat er wel degelijk sprake zal zijn van een échte campagne met écht geld.

De voorzitter:

Mijnheer Van Raak, wij weten allemaal wat de bewindspersoon in onze Kamer heeft gezegd. Wilt u zich beperken tot een korte toelichting? Die behelst namelijk de verklaring van het stemgedrag van een fractie.

De heer Van Raak (SP):

De "nee"-campagne krijgt niet de middelen, maar heeft gelukkig wel de ideeën. Wij zullen er dus alles aan doen om te voorkomen dat de campagne van eind mei of begin juni een democratische poppenkast zal worden. Wij hebben veel kritiek op dit voorstel. Er zijn geen regels omtrent sponsoring, de commerciële belangen van het bedrijfsleven zijn erg groot. Er zal geen eerlijke campagne worden gevoerd, met erg veel middelen voor de "ja"-campagne en nauwelijks middelen voor de "nee"-campagne. Wij hebben niet de middelen, wel de ideeën. Wij zullen de campagne ingaan en voorkomen dat ze een democratische poppenkast worden.

Ondanks onze grote, fundamentele bezwaren stemmen wij toch in met dit referendumvoorstel, omdat het beter is dan niets. Het liefst hadden we échte verkiezingen gehad, het liefst hadden we een écht referendum gehad, maar we willen dit toch proberen.

De heer Van Heukelum (VVD):

Voorzitter. De VVD-fractie heeft al geruime tijd geleden aangegeven dat zij positief staat ten opzichte van een raadplegend referendum over de Europese Grondwet. Wij vinden het goed als de kiezers zich over de Europese Grondwet kunnen uitspreken. Wij zijn dan ook niet bang voor het oordeel van de kiezers.

Gedurende de behandeling van dit wetsvoorstel zeiden meerdere partijen, voornamelijk in de Tweede Kamer, dat ze de uitslag van dit referendum zullen volgen, ongeacht hun eigen beoordeling van de Europese Grondwet. Mijn fractie vindt dat dit uitgangspunt op zijn minst op gespannen voet staat met artikel 67, lid 3, van de Nederlandse Grondwet en in strijd is met een juiste inhoud en de uitleg van het voorliggende wetsvoorstel. Uit de tekst van het wetsvoorstel blijkt immers op geen enkele wijze dat het referendum een bindende werking heeft. Ook de indieners hebben vorige week nadrukkelijk aangegeven dat zij met dit wetsvoorstel op geen enkele wijze een bindende werking van het referendum beogen, in formeel noch in materieel opzicht. Mijn fractie beoordeelt wetsvoorstellen zoals zij in dit huis door de Tweede Kamer worden ingebracht. De wet spreekt duidelijk over een raadplegend, niet-bindend referendum. Mijn fractie zal daarom met overtuiging voor het aannemen van het wetsvoorstel stemmen.

De heer Dölle (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Wij hebben in de debatten en in de schriftelijke voorbereiding wel laten blijken tegen het wetsvoorstel te zijn, omdat het in de kern een blanket-referendum introduceert; de uitslag is te multi-interpretabel om er wat mee te kunnen en met het wetsvoorstel wordt een constitutioneel precedent geschapen dat ongewenst is vanuit onze opvatting. Het gaat tenslotte feitelijk om een pseudo-bindend referendum in de huls van een raadplegend referendum. Om die redenen stemmen wij tegen het aannemen van het wetsvoorstel.

Mocht het wetsvoorstel worden aangenomen, stemmen wij wel voor het aannemen van de novelle. Deze vormt een verbetering van het wetsvoorstel.

De heer Platvoet (GroenLinks):

Voorzitter. Ik weet niet zeker of mijn stemverklaring tot dezelfde vreugdetaferelen zal leiden achter de regeringstafel maar ik zal de spanning er meteen vanaf halen: ook de GroenLinks-fractie stemt voor het aannemen van het wetsvoorstel. Volgens mijn fractie kan de Grondwet van de Europese Unie betiteld worden als de moeder aller EU-verdragen. Deze is dus belangrijk genoeg om de bevolking te raadplegen. Het zal de eerste keer zijn dat in Nederland een nationaal referendum wordt gehouden, hetgeen ook een belangrijk argument is om voor het aannemen van het wetsvoorstel te stemmen. Nederland verlaat daarmee toch het wat beschamende groepje in de achterhoede van democratieën waar nog nooit een referendum heeft plaatsgevonden.

Er is vorige week uitgebreid gediscussieerd over het al dan niet bindende karakter van het referendum. Mijn fractie volgt de duidelijke interpretatie van de indieners, namelijk dat niet sprake is van een bindend karakter en dat de Staten-Generaal, Eerste en Tweede Kamer, in alle vrijheid kan beslissen over de Grondwet, zij het dat de uitkomst van het referendum natuurlijk wel een zwaarwegende factor moet zijn in de besluitvorming.

Dit alles leidt tot de conclusie die ik aan het begin van mijn stemverklaring meedeelde.

In stemming komt het voorstel van wet 29608.

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie en de SGP tegen dit voorstel van wet hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat het is aangenomen.

De heer Van Middelkoop (Christen-Unie):

Voorzitter. Ik zit te klungelen en het is niet onmogelijk dat dit ook voor anderen geldt. Ik heb de novelle en het wetsvoorstel met elkaar verward. Hebben wij zo-even voor de novelle of voor het oorspronkelijke wetsvoorstel gestemd?

De voorzitter:

Wij hebben zojuist over de novelle gestemd.

De heer Van Middelkoop (Christen-Unie):

Dan wil ik de aantekening dat wij daarvoor hadden willen stemmen en dat wij per ongeluk hebben tegengestemd.

De heer Werner (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Tegen mijn gewoonte heb ik kennelijk ook zitten slapen!

De voorzitter:

Ik zie dat dit ook geldt voor de SGP. De aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie en de SGP worden geacht vóór de novelle te hebben gestemd, zodat dat wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt het voorstel van wet 28885.

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie en de SGP tegen dit voorstel van wet hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat het is aangenomen.

Ik deel aan de Kamer mede dat op 13 januari 2005 het verslag met bijlagen is ontvangen van de JBZ-raad van 2 december 2004. Bij vijf ontwerpbesluiten op de agenda wordt instemming gevraagd van deze Kamer. De bijzondere commissie voor de JBZ-raad heeft zich heden beraden over deze ontwerpbesluiten en adviseert de Kamer in te stemmen met het ontwerpbesluit geagendeerd onder nummer B5.

Instemming wordt onthouden aan de volgende agendapunten:

  • - B4, B6 en B11 op formele gronden, aangezien de aangeboden ontwerpbesluiten nog niet openbaar zijn dan wel korter dan zes weken openbaar zijn;

  • - B8 aangezien deze ontwerpbeschikking slechts in de Engelse taal beschikbaar is.

Afgezien van de formele bezwaren wenst de commissie zich te beraden op de antwoorden met betrekking tot de agendapunten B4, B6 en B8, ontvangen op 23 december 2004.

Ik stel voor, dit advies te volgen.

Daartoe wordt besloten.

Sluiting 13.05 uur

Naar boven