De voorzitter:

Wij hebben ervan kennis genomen. Wij hebben ook kennis genomen van het feit dat door de Tweede Kamer ook niet-delegatieleden in de gemengde commissie zijn benoemd. Voor deze ene keer hebben wij besloten, het slechte voorbeeld van de Tweede Kamer te volgen. Dat gebeurt waarschijnlijk maar één keer per eeuw.

De heer Dees (VVD):

Dat is geen argument.

De voorzitter:

Dat is op zichzelf inderdaad geen argument. Wij hebben het overigens wel kortgesloten met alle fracties in dit huis.

De heer Dees (VVD):

Is er een reglement en wil men het anders doen dan het daarin staat, dan moet men eerst dat reglement veranderen.

De voorzitter:

Daarin hebt u gelijk. Misschien kunnen wij dit meenemen in de categorie gebruiken die er soms in dit huis zijn en misschien kunnen wij dit leggen naast het Reglement van orde om te bekijken hoe wij hiermee in het vervolg omgaan.

Ik stel voor, nu mijn voorstel te volgen. Ik constateer dat niemand zich hiertegen verzet.

De heer Werner (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Is het niet verstandig om het besluit nog even aan te houden in verband met de opmerking die de heer Dees heeft gemaakt?

De voorzitter:

Als de Kamer dat wenst, kunnen wij het besluit aanhouden totdat wij er nader over hebben beraadslaagd.

De heer Werner (CDA):

Tot het in het seniorenoverleg is besproken.

De voorzitter:

Ik constateer dat de Kamer instemt met het aanhouden van dit besluit.Voorzitter

Op verzoek van de CDA-fractie stel ik voor, van de agenda af te voeren het wetsvoorstel Uitvoering van de verordening (EG) Nr. 1206/2001 van de Raad van de Europese Unie van 28 mei 2001 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (PbEG L 174/1) (Uitvoeringswet EG-bewijsverordening) (28993).

Daartoe wordt besloten.

Naar boven