Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Huursubsidiewet en enkele andere wetten (introductie van een nieuwe procedure voor huurders die een aanvraag om toekenning van huursubsidie indienen) (28777).

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Huursubsidie is helaas hard nodig in dit land, om ervoor te zorgen dat ook mensen met een laag inkomen een fatsoenlijke woning kunnen hebben. Noem het een kwestie van waarden en normen; wij hebben het er net uitgebreid over gehad. De minister is het komende jaar onder meer van plan om de basishuur voor huursubsidie met € 12 per maand te verhogen. Is de minister van mening dat het aanbod van sociale huurwoningen in het afgelopen jaar zo is verbeterd dat dit een beperking van de huursubsidie rechtvaardigt?

Dat brengt mij bij de wijziging van de Huursubsidiewet waar wij het vandaag over zullen hebben. De minister heeft duidelijk haar ideologische vingerafdrukken op deze wet achtergelaten. Zij ziet graag dat de rijksoverheid terugtreedt en doet een beroep op de eigen verantwoordelijkheid van mensen en instellingen, in dit geval huurders, verhuurders en gemeenten. Naar de opvatting van mijn fractie tonen de voorgestelde wijzigingen van de Huursubsidiewet echter ook hoe gemakkelijk het beroep op eigen verantwoordelijkheid kan verworden tot vrijblijvendheid. Daar wil ik vandaag graag met de minister over spreken.

Voor het krijgen van huursubsidie is een huurder afhankelijk van allerlei instanties, zoals de belastingdienst, de gemeentelijke basisadministratie en de verhuurder, die het ministerie de zogenaamde brongegevens moeten aanleveren. Deze instanties, zo stelt de minister, zijn zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van de brongegevens. Dat is natuurlijk erg mooi. Het probleem is echter dat niet deze instanties, maar de aanvragers van huursubsidie de dupe zijn als deze gegevens niet blijken te kloppen. Vooral het ontbreken van de inkomensgegevens heeft de afgelopen jaren veel aanvragers gedupeerd. Ook wijzigingen in de Huursubsidiewet in het verleden hebben veel mensen gedupeerd. Het heeft geleid tot chaos en die toestand komt het ministerie nu voorzichtig te boven. In de brief van 2 september meldde de minister dat het aantal beperkte huursubsidieberichten, waarop dus nog gegevens ontbreken, terugliep van 229.000 in het subsidiejaar 2002-2003 tot 93.000 in 2003-2004. Het probleem is dus substantieel kleiner geworden. Desondanks verkeren nog steeds bijna 100.000 huishoudens in onzekerheid. Vindt de minister dit een aanvaardbaar aantal?

Verder is er volgens de memorie van antwoord aan deze Kamer nog steeds een grote achterstand in de verwerking van bezwaarschriften: ruim 4000 met betrekking tot het voorgaande subsidiejaar en ruim 3000 voor het huidige subsidiejaar. De minister heeft beloofd dat de achterstand op 1 juli van dit jaar zal zijn ingelopen tot "een aanvaardbaar niveau". Nu weet ik niet precies welk niveau voor de minister aanvaardbaar is. Kan zij cijfers noemen?

In het tijdvak 2002-2003 liep het percentage foute gegevens dat door de belastingdienst werd aangeleverd op tot 20. Op basis van historische cijfers, zo schrijft de minister in de memorie van toelichting op dit wetsvoorstel, is bekend dat in de toekomst het aantal nog ontbrekende inkomens circa 1% zal bedragen. Hoe komt de minister, zo is mijn vierde vraag, aan de historische wijsheid dat het ongeveer 1% zal zijn? Mijn fractie denkt dat die 1% wat aan de hoge kant is, maar dan nog. Bij een jaarlijks aantal aanvragen van ongeveer 200.000 spreken wij bij een percentage van 1 nog altijd over 2000 gedupeerde huishoudens; een fiks aantal. De minister schrijft in de memorie van antwoord aan deze Kamer niet te kunnen nagaan of individuele huishoudens door problemen met de aanvraag van huursubsidie in ernstige financiële problemen zijn geraakt.

Ik wilde in deze zaak de minister graag de helpende hand bieden. Speciaal voor dit debat heb ik op internet een discussie geopend. Mensen konden mij daar melden welke problemen zij hebben met het aanvragen van huursubsidie. De reacties waren erg veelvuldig, wat natuurlijk al opmerkelijk is, maar ook zeer divers. Ik zal geen lange lijst geven, maar wil de minister wel enkele voorbeelden aan de hand doen. De gemeente waar Ruud woont, deed bijna een jaar over het behandelen van zijn aanvraag voor bijstand waardoor hij geen huursubsidie kreeg. Ads huursubsidie werd stopgezet, omdat hij niet had gereageerd op een brief van het ministerie van VROM, die naderhand nooit bleek te zijn verstuurd. Nel werd ten onrechte gesommeerd huursubsidie terug te betalen, omdat de communicatie tussen de belastingdienst en de IBG niet goed verliep. Celia beklaagt zich dat zij problemen kreeg met het ministerie van VROM, omdat het ministerie herinneringen naar een nieuw, maar brieven naar een oud adres stuurde. Inge meldde dat haar huursubsidie werd stopgezet, omdat zij het inkomen van haar dochtertje over 2001 niet had opgegeven, terwijl het kind in 2002 werd geboren. Jacqueline kreeg geen huursubsidie omdat zij niet zou bestaan. Haar geboortejaar was foutief ingevoerd als 1975. Zij slaagde er niet om dat te veranderen in haar echte geboortejaar 1979. Harry ten slotte werkt in de psychiatrische thuiszorg en meldt dat mensen in die sector vaak huursubsidie mislopen. Volgens hem is huursubsidie alleen weggelegd voor mondigen en slimmeriken. Deze en andere mensen meldden allemaal dat zij door het uitblijven van subsidie in financiële problemen zijn gekomen en vaak geld moeten lenen van familie of vrienden, als dit al mogelijk is.

Veelvuldig zijn ook de klachten over onfatsoenlijk gedrag van telefonisten en anderen bij het ministerie. Mensen die om hulp vroegen werden uitgescholden en te kakken gezet. "Als u het niet eens bent met onze werkwijze, dan moet u maar geen huursubsidie aanvragen", kreeg iemand te horen.

De minister weet dat in de oude situatie de huursubsidiegerechtigde in de gelegenheid werd gesteld, aan te tonen dat de belastingdienst over onvolledige of onjuiste informatie beschikte. Dit is veranderd met de introductie van het beperkte huursubsidiebericht, waarbij het door de belastingdienst opgegeven inkomen als brongegeven leidend is. Eerder heeft het ministerie verklaard dat 11.000 aanvragers niet reageerden op herhaaldelijke aanmaningen om informatie of controle. Dit hele verhaal brengt mij bij mijn vijfde vraag. Hoe gaat de minister de klantvriendelijkheid van haar ministerie nog verder verbeteren en hoe gaat zij bevorderen dat veel subsidiegerechtigden die nu uit de boot vallen alsnog gebruik kunnen maken van deze regeling?

Zoals gezegd, leiden fouten van de belastingdienst, gemeenten en verhuurders niet tot problemen bij die instellingen, maar bij de subsidiegerechtigden. Om de eigen verantwoordelijkheid van de belastingdienst te stimuleren, heeft de minister een convenant met deze dienst gesloten waarin is afgesproken dat in het kader van de kwaliteitszorg wordt getracht het beperkte huursubsidieoverzicht waarop brongegevens ontbreken "zo beperkt mogelijk te houden". Dat lijkt mijn fractie een heel goed idee, maar u voorvoelt misschien al wat mijn zesde vraag is. Wat verstaat de minister onder "zo beperkt mogelijk" en hoe kunnen subsidiegerechtigden alsnog hun gelijk halen als zij tot deze groep behoren? Hoewel de minister serieus heeft geprobeerd de formulieren te vereenvoudigen en de informatievoorziening via brochures en internet te verbeteren, is de drempel van de informatievoorziening voor sommige aanvragers nog steeds te hoog. Mijn fractie wijst de minister op de zorgplicht van de overheid en vraagt of in deze wet de aanvraag kan worden aangepast voor kwetsbare groepen die nu ten onrechte huursubsidie missen, maar daarvan wel afhankelijk zijn.

Naar de opvatting van mijn fractie kan soms met weinig extra middelen veel onnodige bureaucratie worden weggenomen. Waarom acht de minister het onnodig om in te stemmen met het voorstel om een eenvoudig multiple choice klachtenformulier in het leven te roepen als de huursubsidieaanvrager twijfelt aan de juistheid van de brongegevens? Per categorie zou hierop kunnen worden aangegeven waar de brongegevens niet kloppen. Op die manier kunnen weeffouten en bijbehorende chaos in de verdere aanvraagprocedure worden voorkomen. De voorbeelden die ik gaf zijn van recente datum.

Behalve het aanleveren van brongegevens krijgen gemeenten volgens de voorliggende wijziging van de wet nog een extra eigen verantwoordelijkheid. Ze moeten namelijk bevorderen dat binnen hun gemeenten voorzieningen – fysieke loketten – tot stand komen die de dienstverlening aan huurders verbeteren. In de nadere memorie van antwoord is de minister uitgebreid ingegaan op de invoering van zogenaamde huursubsidie-informatiepunten, waarvan er tot op heden bijna 600 zijn ingericht. Dat is een groot aantal. De commissie heeft echter ook een lange lijst gekregen van gemeenten waar dergelijke informatiepunten nog niet aanwezig zijn. Ongeveer 127.000 huursubsidiegerechtigden – 12,7% – wonen in een gemeente waar nog geen officieel informatiepunt gevestigd is. De minister zegt niet een overzichtskaart van gemeenten zonder informatiepunten te kunnen geven. Mijn fractie snapt dat het moeilijk is voor de minister om de juiste informatie te verschaffen. Gemeenten mogen immers vrijblijvend aan de slag met deze informatievoorziening. De informatievoorziening aan huursubsidiegerechtigden wordt een eigen verantwoordelijkheid van de gemeenten, waardoor tussen gemeenten dus verschillen zullen gaan ontstaan. Dit wordt nog bevorderd door het ontbreken van financiële steun voor de exploitatie van deze informatiepunten. Dit past overigens in het bredere beleid van het kabinet om verantwoordelijkheden af te schuiven naar andere overheidslagen zonder daarbij de benodigde middelen te leveren. Mijn achtste vraag luidt of de minister het wenselijk vindt dat er per gemeente verschillen ontstaan in de informatievoorziening aan huursubsidiegerechtigden.

Mijn fractie heeft ook nog enkele vragen van meer formele aard. De Raad van State wees er al op dat verschillende artikelen in de gewijzigde Huursubsidiewet terugwerkende kracht hebben. De wijzigingen zijn feitelijk al ingegaan op 1 juli 2002. De minister vraagt nu van deze Kamer een wel erg flexibele opstelling. Kan zij uitleggen waarom wij hier spreken over de wenselijkheid van wijzigingen die al anderhalf jaar werkelijkheid zijn? Mijn collega-Kamerleden vraag ik of zij kunnen instemmen met deze gang van zaken, die het werk van deze Kamer bijna geheel overbodig maakt.

Verder lijkt de voorgestelde wetswijziging mijn fractie een goed moment voor de minister om uitvoering te geven aan een motie van GroenLinks die al in december 2002 unaniem werd aangenomen. In die motie wordt gevraagd over te gaan tot huursubsidie voor onzelfstandige kamerbewoning van studenten. Waarom maakt de minister van deze wetswijziging niet gebruik om die motie uit te voeren?

Ten slotte kom ik bij het goede nieuws dat ik wil brengen. Ik was aangenaam verrast door het antwoord van de minister op vragen van mijn fractie over de mogelijkheid het woningbouwbeleid te herzien. Na bestudering van de nieuwe woningbehoefteonderzoekcijfers weet de minister nu wat mijn fractie eigenlijk al veel langer wist, namelijk dat veel mensen in Nederland minder behoefte hebben aan een dure koopwoning dan aan een goede sociale huurwoning.

De minister wil bezien of voor de vaststelling van de rijksbijdragen voor nieuw te bouwen woningen een andere woningdifferentiatie nodig is, inclusief – zo stelt zij nadrukkelijk – een verhoging van het aandeel sociale woningbouw. Ik was hierover blij verrast. Wil de minister hier nog verder op ingaan? Ik verwijs naar recente cijfers waaruit blijkt dat de doelstelling van maximaal 30% sociale woningbouw op Vinex-lokaties bijna nergens wordt gehaald. Ik wijs verder op het rapport van de Tijdelijke commissie onderzoek integratie waarin wordt gepleit voor meer sociale woningbouw in de randgemeenten van de grote steden. De minister voorvoelt dat er meer sociale woningbouw nodig is. Wil zij dit nader toelichten?

Mijn fractie is verder zeer tevreden over het onderzoek onder gemeenten die willen bevorderen dat leegstaande woningen boven winkelpanden worden bewoond, zoals in Maastricht. De minister is bereid om op dit punt haar verantwoordelijkheid te nemen. Ik hoop dat wij de uitkomsten van dit onderzoek snel tegemoet kunnen zien. Kan zij al een datum noemen?

De minister ziet helaas geen taak weggelegd voor de rijksoverheid in het bevorderen van jongerenhuisvesting door de herinrichting van leegstaande kantoorpanden. Waarom wil de minister zich wel inspannen om lege woningen boven winkelpanden bewoond te krijgen, maar niet om de herinrichting van onverhuurbare kantoorpanden te bevorderen?

De heer Pastoor (CDA):

Mevrouw de voorzitter. De CDA-fractie stemt in met dit wetsvoorstel dat een modernisering introduceert van de procedure voor het aanvragen van huursubsidie. Dit neemt niet weg dat de schriftelijke gedachtewisseling met de minister nog tot een enkele kanttekening en een enkele vraag noopt.

Daar waar verstrekkingen van persoonsgegevens plaatsvinden zoals hier het geval is, komt uiteraard de vraag aan de orde over bescherming van die gegevens. Na een waarschuwend geluid van de Raad van State heeft de minister het advies van de Raad opgevolgd om in de wet een extra bepaling op te nemen om te waarborgen dat de bij de fysieke loketten verkregen gegevens van huursubsidiegerechtigden alleen mogen worden aangewend voor het doel waarvoor zij zijn verzameld, de zogenaamde doelbinding. Met die verbetering stemmen wij graag in.

Het tweede moment van overdracht van gegevens vindt plaats als een gemeente aan het ministerie om persoonsgegevens vraagt ten behoeve van een in een gemeente gerealiseerd woonlastenfonds. De heldere beantwoording van onze ongerustheidvraag op dit punt heeft onze scepsis ter zake weggenomen.

Als ik kijk naar de uitvoerbaarheid van de wet, lijkt mij de uitwisseling van brongegevens tussen belastingdienst, gemeentelijke basisadministratie en de verhuurders nog steeds een bron van zorg. Op vragen van de fracties van de SP en het CDA antwoordt de minister dat het aantal beperkte huursubsidieberichten in subsidiejaar 2003/2004 is teruggelopen van 229.000 naar 93.000 mede dankzij het met de belastingdienst afgesloten convenant. Vonden wij met de minister de uitval van 20% veel te hoog, een aantal van bijna 100.000 – per slot van rekening nog 10% – achten wij ook nog buitengewoon hoog. Welke structurele maatregelen denkt de minister te treffen om de aanvraagprocedure op dit punt vlekkelozer te laten verlopen anders dan – ik citeer de minister uit de memorie van antwoord – "mijn continue aandacht" die de minister in het vooruitzicht stelt?

Het derde en laatste punt dat wij plenair aan de orde willen stellen, is de instelling van huursubsidie-informatiepunten. Wij zijn niet tevreden over de antwoorden die de minister ons in twee instanties heeft gegeven over dit onderwerp. In het voorlopig verslag vroegen wij de minister alsnog uit te spreken en te bevorderen dat in elke gemeente tenminste één loket voor huursubsidieaanvragers wordt ingericht. Waarom stelden wij die vraag en waarom stellen wij die vandaag opnieuw? In de eerste plaats, omdat naar ons oordeel na de centralisatie van de huursubsidieprocedure de mogelijkheid voor de individuele aanvrager om dicht bij huis informatie en hulp te halen moet blijven bestaan en dus weer moet worden ingevoerd in die gemeenten waar dat nu niet meer kan. In de tweede plaats – en dat is de wetstechnische reden – omdat de nu aan de orde zijnde ontwerpwet de noodzaak daartoe formuleert. Ik citeer artikel 30b, dat bepaalt: "Burgemeester en wethouders bevorderen dat binnen hun gemeente een of meer voorzieningen tot stand komen die de dienstverlening voortvloeiende uit de uitvoering van deze wet, welke ten goede komt aan de huurders, verbeteren." Het woord "bevorderen" wordt daarin gebruikt. "Bevorderen" is een meer dan vrijblijvende mogelijkheid om iets te doen. Van Dale zegt daarover: "de werking of ontwikkeling van iets begunstigen, in de hand werken en maatregelen nemen tot". Het is opmerkelijk dat de minister in haar memorie van toelichting het woord "bevorderen" een heel andere draagwijdte meegeeft. Immers, daar wordt onomwonden gesteld, ik citeer: "de gemeenten worden niet verplicht gesteld een of meer voorzieningen ook daadwerkelijk zelf in te richten". Uit het vervolg van de memorie wordt duidelijk dat de minister, door het wetsartikel zo'n uitleg mee te geven, niet hoeft te staan voor de kosten.

Op blz. 8 van de nota naar aanleiding van het verslag wordt daarentegen weer uitgesproken dat in 2004, na een onderzoek over kosten en baten van de huursubsidie-informatiepunten (HIP's) bezien zal worden of het gewenst is om gemeenten of corporaties alsnog te verplichten om deze loketten in te richten. Wij hebben de minister schriftelijk bevraagd over de wettekst en de diverse uitleggen daarover, maar hebben daarop geen echt antwoord gekregen. Wellicht kan dat vandaag. Hoe dat ook zij, onze fractie is in ieder geval van oordeel dat de wettekst niet voor misverstand vatbaar is en dat er meer verplichtends in verscholen zit dan dat de memorie van toelichting wil doen geloven.

Nadat de PvdA-fractie en de CDA-fractie onafhankelijk van elkaar hadden geïnformeerd naar het waar en hoe van de HIP's, kwam daarop geen inzichtgevend antwoord. Dat noopte tot nadere vragen, die als commissievragen aan de minister zijn voorgelegd: welke gemeenten kennen geen HIP en welke witte vlekken zijn er in Nederland, samen met de vraag een overzichtskaart te verstrekken. Het is op zijn minst merkwaardig dat op die tweede toch zo simpele en heldere vraagstelling geen adequaat antwoord is gegeven. Er is slechts een lijst verschaft met gemeenten waar zich (nog) geen HIP bevindt. Die lijst is rommelig doordat er geen rangschikking naar alfabet of per provincie in voorkomt, terwijl over twee provincies in de lijst geen informatie wordt verstrekt. Voor wat de gevraagde kaart betreft volstaat de minister met te zeggen dat die niet beschikbaar is. Om toch de spreiding van de HIP's over het land te kunnen beoordelen, hebben wij aan de hand van de lijst zelf een kaart vervaardigd. De voorzitter wil mij stellig toestaan een exemplaar daarvan aan de minister te overhandigen. Bij dezen.

Wij wisten al dat zich in 216 van de 489 gemeenten geen HIP bevindt. Dat zouden er overigens nog wat meer kunnen zijn omdat Overijssel en Flevoland niet verwerkt zijn. Een score van bijna 50% achten wij te hoog. Het kaartbeeld geeft daarnaast duidelijk aan dat te grote stukken van ons land verstoken zijn van HIP's, waarbij opvalt dat met name West- en Midden-Nederland de meeste witte vlekken kent, hetgeen enigszins afwijkt van wat de minister zei. Bij die niet van een loket voorziene gemeenten zit een aanzienlijke groep met een aantal van tussen de 1000 en 4000 subsidieaanvragers.

Gelet op het grote aantal huursubsidieaanvragers en -ontvangers – landelijk ongeveer 1 miljoen en jaarlijks ongeveer 200.000 nieuwe aanvragen – en het feit dat veel gemeenten geen HIP hebben, ligt er een taak voor de minister om met behulp van artikel 30c het daarheen te geleiden dat, gelijk de dwingende bepaling in het wetsvoorstel, in elke gemeente een of meer voorzieningen tot stand komen. Wij wachten ook op dit punt graag het antwoord van de minister af.

Mevrouw Meindertsma (PvdA):

Voorzitter. Ongeveer 1 miljoen huishoudens maken gebruik van huursubsidie, en jaarlijks worden 150.000 tot 200.000 nieuwe aanvragen ingediend. Het gaat om een omvangrijke groep in onze samenleving, om mensen en huishoudens die het bij de voorliggende kabinetsplannen niet gemakkelijker krijgen. Kostenstijgingen en verhoging van de eigen bijdragen op velerlei gebied, waaronder een forse verhoging van de eigen bijdrage voor de huursubsidie, leiden tot een nog lager bestedingsniveau dan er reeds was en leiden onherroepelijk tot hogere schuldenlasten met alle gevolgen van dien. De fractie van de Partij van de Arbeid maakt zich daarover ernstig zorgen en zal daarop bij de begrotingsbehandeling later dit jaar terugkomen. Met de mensen waarvan financieel meer gevraagd wordt, moet zorgvuldig en correct worden omgegaan, maar bij de financieel kwetsbare mensen is voorzichtigheid nog meer op zijn plaats, omdat zij financiële reserves ontberen.

Met het voorliggende wetsvoorstel wordt de modernisering van de uitvoering van de huursubsidie afgerond en met terugwerkende kracht wettelijk verankerd. Evenals de heer Van Raak ben ik van mening dat die terugwerkende kracht wel erg ver terugwerkt, hoewel ik ook meen dat wettelijke verankering kan plaatsvinden nadat geëxperimenteerd is. Dat debat kunnen wij nog weleens op een later moment voeren. Als doelen van de modernisering worden genoemd: verbetering van de efficiëntie, verhoging van de klantvriendelijkheid en verbetering van de informatievoorziening. Dit zijn prachtige doelen, voorzien van ogenschijnlijk goede instrumenten, maar het is jammer dat in de uitvoering zoveel mis is gegaan. Bijna elk doel verkeerde uiteindelijk in het tegendeel: een en ander was aanvankelijk niet efficiënter, er was sprake van minder in plaats van meer klantvriendelijkheid en de informatievoorziening was nauwelijks toegankelijk. Daarmee wordt het vertrouwen tussen overheid en burgers geschaad. Hoe kan het toch steeds zo mis gaan in de verhouding tussen beleid en uitvoering? Het is van belang dat die vraag steeds opnieuw gesteld wordt en dat er steeds opnieuw gezocht wordt naar werkwijzen, strategieën en instrumenten om de kloof tussen beleid en uitvoering te dichten. Deze vraag ligt overigens al langer op tafel en kan niet alleen aan deze regering gesteld worden. Mede naar aanleiding van het rapport van de Rekenkamer zijn wij weer eens met de neus op de feiten gedrukt en zal er dit jaar vaker en diepgaander over dit thema gesproken worden in deze Kamer.

De problemen in de uitvoering worden niet verdoezeld of ontkend door de minister, hetgeen buitengewoon positief is. Alleen als de problemen echt onderkend worden, is er een basis om aan oplossingen te werken. Voorzichtig kan geconstateerd worden dat een verbetering is waar te nemen, hoewel een voorraad van 40.000 niet afgehandelde aanvragen en ongeveer 7500 niet afgehandelde bezwaarschriften, waarvan maar liefst 4210 betrekking hebben op het subsidiejaar 2002/2003, nog steeds zorgwekkend te noemen is. De minister heeft zich ten doel gesteld, op 1 juli 2004 de bezwaarschriften te hebben afgehandeld en de aanvragen tot een aanvaardbaar niveau te hebben teruggebracht. Wat verstaat de minister onder "een aanvaardbaar niveau"?

Ook in deze Kamer valt er niet helemaal aan te ontkomen om af en toe een wetsvoorstel in verband te brengen met actuele politieke discussies, zeker niet als daarvoor in de wetstekst dan wel in de memorie van toelichting aanleiding voor gevonden kan worden. In de Tweede Kamer is dit wetsvoorstel als kapstok aangegrepen om te discussiëren over een eerder door het CDA en GroenLinks ingediende en door een meerderheid van de Tweede Kamer aangenomen motie over uitbreiding van de Huursubsidiewet tot onzelfstandige eenheden, hetgeen tot 1997 mogelijk was. Dit debat was en is actueel door het grote tekort aan studentenhuisvesting. Overigens is huursubsidie voor onzelfstandige eenheden bepaald niet alleen van belang voor studenten, maar ook voor mensen die zijn aangewezen op bijzondere woonvormen, zoals gehandicapten en sommige groepen daklozen.

De fractie van de SP heeft in de schriftelijke voorbereiding een verband gelegd tussen de toenemende vraag naar huursubsidie en de afname van het aantal beschikbare socialehuurwoningen, waardoor veel mensen tegen hun wil in een voor hun inkomen te dure woning zitten. Dit is een ongetwijfeld juiste constatering, waar onzes inziens positief op kan worden ingespeeld. Dat hebben wij ook beoogd met onze vraag of het instrument van een lokaal woonlastenfonds niet breder kan worden ingezet. Het lokale woonlastenfonds wordt in de memorie van toelichting genoemd als instrument voor gemeentelijk maatwerk.

In het licht van de recente discussies over een verslechterend woon- en leefklimaat in delen van de steden, mogelijkerwijs in Rotterdam in het bijzonder, zijn voorstellen gedaan over verandering van de huisvestingswetgeving waardoor mogelijkheden kunnen worden gecreëerd voor een selectieve toelating van mensen met lage inkomens. Nog los van de wenselijkheid hiervan, is de tijdspanne die ermee is gemoeid een reden om niet zonder meer naar wetswijzigingen te streven als het gaat om acute problemen. Mijn fractie vindt het dan ook een goede gedachte om te onderzoeken of een lokaal woonlastenfonds een bijdrage kan leveren aan lokaal maatwerk, zonder dat wetten zoals de Huisvestingswet of de Huursubsidiewet moeten worden veranderd.

Het valt immers niet te ontkennen dat de samenballing van mensen met problemen rondom lage inkomens, hoge werkloosheid, onveiligheid door geweld en criminaliteit, mede wordt veroorzaakt door de beschikbaarheid van veel goedkope huurwoningen in bepaalde delen van de steden. Een mogelijkheid om daarin verandering te brengen is het herstructureren van deze wijken door sloop en vervangende nieuwbouw in een duurder segment. Die mogelijkheid stagneert onder meer door een gebrek aan beschikbare woningen in hetzelfde marktsegment. Stel dat een regiogemeente huurwoningen heeft die niet zijn gebouwd in de jaren zestig of zeventig, maar in de jaren tachtig van de vorige eeuw en die daardoor een hogere huurprijs hebben. Het moet dan mogelijk zijn om deze woningen toegankelijk te maken voor de laagste inkomensgroepen, zodat er ruimte vrij komt voor andere groepen in de desbetreffende stedelijke wijken. Waarom kan dat niet door het instellen van een lokaal dan wel regionaal woonlastenfonds? Zo'n fonds moet, naast de huursubsidie, een extra financiële bijdrage verstrekken aan huurders die bereid zijn om te vertrekken uit de herstructureringswijken mits zij een nieuwe woning kunnen krijgen die netto geen hogere huurprijs heeft.

Via aanbod en via verleiding wordt dan aangestuurd op spreiding. In de ogen van mijn fractie is dit beter verdedigbaar dan het weigeren van mensen door een verbod op binnenkomst of vrije vestiging. Het zou zowel op meso- als op macroniveau nog weleens goedkoper kunnen zijn om de spreiding te bevorderen door middel van een woonlastenfonds dan door middel van al te grootschalige sloop en nieuwbouw. Het ontgaat mijn fractie waarom op een vraag van haar kant zo onomwonden wordt gesteld dat "door onder voorwaarden uitzonderingen te maken op het generieke karakter van de huursubsidie de rechtsongelijkheid toeneemt" en dat "de minister niet bereid is om ten behoeve van lokaal maatwerk de huursubsidieregelgeving aan te passen om onder voorwaarden afwijking van de kwaliteitskorting of de huursubsidiegrens mogelijk te maken". Waarom wordt er geen begeleid experiment in Rotterdam gestart voor het in kaart brengen van de gevolgen van het inzetten van een dergelijk instrument? De instrumenten en strategieën die de gemeente Rotterdam heeft voorgesteld om de vitaliteit van de stad te vergroten, zouden weleens meer in strijd kunnen zijn met de beginselen van onze rechtstaat en de internationale verdragen dan het voorstel dat mijn fractie hier bij wijze van experiment doet.

Dat het met experimenten in de praktijk goed kan gaan, blijkt onder meer uit de experimenten inzake stad en milieu. Daarom roept mijn fractie de minister nogmaals op, de mogelijkheden te onderzoeken voor het inzetten van een regionaal woonlastenfonds om woningen bereikbaar te maken voor de laagste inkomensgroepen in gebieden waar nu in huurprijs te weinig bereikbare woningen zijn.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van den Oosten voor zijn maidenspeech.

De heer Van den Oosten (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Rondom de verstrekking van huursubsidie zijn in het nabije verleden forse problemen geweest: mensen kregen hun geld niet of zij kregen het veel te laat. De Tweede Kamer kwam hiervoor zelfs terug van reces. Overigens vinden wij het eerste ernstiger dan het tweede. Met het wetsvoorstel wordt de modernisering van de uitvoering van de huursubsidie afgerond en wordt een nieuwe procedure voor de aanvraag van de subsidie geïntroduceerd. De VVD-fractie steunt het voorstel van harte. Wij hebben daarvoor alle reden. De resultaten mogen er immers zijn. Ik noem een spectaculaire daling van het aantal incomplete aanvragen met foutieve gegevens. Dit is vooral bereikt door een verbetering van de gegevensuitwisseling. Verder is aanzienlijk bespaard op de uitvoeringskosten en is de hoeveelheid werk voor huursubsidieaanvragers, corporaties en gemeenten verminderd. Mevrouw de voorzitter. Van zulke resultaten kloppen de liberale harten sneller en wellicht ook dat van u! Mevrouw Meindertsma heeft al gezegd dat het hierbij gaat om kwetsbare groepen die vaak niet beschikken over financiële reserves. Wij zijn het graag met haar eens. De aanvragen horen daarom op een snelle wijze te worden afgehandeld. Gezien de resultaten blijkt dat daadwerkelijk het geval te zijn. Er waren verwarringen en problemen bij het bepalen waar wij ons nu bevinden en waar wij naartoe gaan. Met het huidige tempo van verbeteringen hebben wij er alle vertrouwen in dat de moeilijkheden die er nog zijn, snel kunnen worden opgelost.

Dat wij dit alles weten is mogelijk, omdat de nieuwe procedure al op 1 juli 2002 is ingevoerd. Daarmee zijn wij minder gelukkig, zoals onze fractie al bij verscheidene gelegenheden in de Kamer heeft laten weten. Wij stonden daarin niet alleen. Ook vanmiddag zijn hierover opmerkingen gemaakt. Hoe sympathiek en nodig de maatregelen zijn, de staatkundige rol van het parlement mag niet op achterstand worden gezet. Nood behoort op de genoemde wijze geen wet te breken. Wij willen dat hier nog eens gezegd hebben. Evenals de heer Van Raak zijn wij benieuwd naar de opvatting van de minister erover en naar de rechtvaardiging van de ingezette weg.

Op verschillende momenten is de informatievoorziening aan burgers en andere betrokken partijen aan de orde geweest. Zo stimuleert de minister de totstandkoming van de HIP's. Blijkens de brief die de minister op 7 november 2003 aan de Tweede Kamer heeft gestuurd, groeit het aantal HIP's nog steeds. Thans is het aantal 582, bijna 100 meer dan bij de vorige voortgangsrapportage. In circa 60% van alle gemeenten zijn momenteel een of meer HIP's beschikbaar, in ieder geval in gebieden waar het huursubsidiegebruik hoog is. De VVD-fractie neemt met waardering kennis van deze resultaten. Het bevorderen van het aantal huursubsidie-informatiepunten lukt. Wij steunen dan ook de opvatting van de minister dat het verplicht stellen voor gemeenten van zo'n huursubsidie-informatiepunt niet nodig is en niet aan de orde kan zijn. De minister heeft in het wetgevingsoverleg van 23 juni 2003 met de vaste commissie uit de Tweede Kamer toegezegd dat over twee jaar sprake is van een totale dekking. Geldt die toezegging nog steeds?

Als Kamerlid is het goed om te weten hoe de informatievoorziening in de praktijk functioneert. De burger, oftewel de aanvrager, heeft daar vooral mee te maken. Daarom is dat voor de VVD-fractie van groot belang. Ik heb daarom een aanvraagster vergezeld aan wie een huurflat was toegewezen en die voor het eerst huursubsidie had aangevraagd. Ik haast mij, te zeggen dat ik zelf niet voor huursubsidie in aanmerking kom. Ik doe dat omdat ik daarmee wellicht een vraag van de heer Terpstra voorkom.

Ik heb dus een verhaal uit de praktijk. Als er een huurder is, moet er ook een verhuurder zijn, meestal een corporatie. Dus komt de huurster ten kantore van die corporatie voor het tekenen van het huurcontract. Het was voor mij niet nieuw, maar daar blijkt geweldig veel informatie beschikbaar te zijn over huursubsidie, over de wijze van aanvragen, het formulier en ook is daar volop bijstand aanwezig voor het invullen van het formulier. Wij hebben daar niet altijd te maken met mensen die gewend zijn wat gecompliceerde formulieren in te vullen. Niet alleen werd het formulier op verzoek ingevuld, ook kon daar al de keuze worden gedaan die bij de behandeling in de Tweede Kamer ook breed aan de orde is geweest, tussen rechtstreekse uitbetaling aan de huurder en uitbetaling via de corporatie.

Dat was nog niet alles. Als de huurster weer thuis is, is er altijd nog wel een vraag over. De telefonische bereikbaarheid van het ministerie, waarop ik zo terugkom, is dan buitengewoon belangrijk. Niet alleen de ervaring van die ene keer, maar ook de ervaring van anderen is dat dit goed gaat. Als je informatie nodig hebt, krijg je via dat nummer echt een mens aan de lijn. Ik geef toe dat een minpuntje is dat je niet rechtstreeks de minister aan de lijn krijgt. Er wordt echter op een vriendelijke en doeltreffende wijze informatie verstrekt. Een compliment voor de telefonische bereikbaarheid is verdiend. Er is 100% bereikbaarheid via het geautomatiseerde 0800-nummer. Van het 0900-nummer zei ik al dat je echt iemand aan de lijn krijgt. De bereikbaarheid daarvan is 95%. Uit de rapportage blijkt dat je gemiddeld na 1,1 belpoging al gehoor krijgt. Kom daar bij een gemiddeld bedrijf maar eens om!

Het trof ons dat uit de voortgangsrapportage blijkt dat gemeenten en verhuurders via een afzonderlijk telefoonnummer gemiddeld 2266 keer per week bellen voor nadere inlichtingen. Uit die doelgroep zou je dat niet verwachten. Kan de minister aangeven of via inventarisatie van de vragen, ook van het 0900-nummer de voorlichting niet zodanig kan worden verbeterd dat veel standaardvragen kunnen worden vermeden en het geheel nog beter gaat verlopen?

De voorzitter:

Mijnheer Van den Oosten, van harte proficiat met uw maidenspeech! Uw lidmaatschap van de Eerste Kamer is een nieuwe stap in een lange loopbaan in het openbaar bestuur, met name het bestuur van de provincie Utrecht. U hebt daar een groot aantal jaren gefunctioneerd als lid van provinciale staten. U was maar liefst vier keer lijsttrekker van de VVD. U was ruim vijftien jaar gedeputeerde.

Ik kan daarnaast melden dat u zitting had in de gemeenteraad van Maarssen, waar u ook enige tijd wethouder bent geweest. Bovendien hebt u binnen de VVD diverse partijpolitieke functies bekleed.

In uw loopbaan hebt u een brede ervaring opgedaan. U hebt u met diverse beleidsterreinen beziggehouden. Zo verschenen van uw hand publicaties over gemeentefinanciën en het gemeentelijk herindelingsbeleid. Ook het gebied van de ruimtelijke ordening en de infrastructuur is u bepaald niet onbekend.

Veel aandacht trok u in 1999 met een pleidooi voor het invoeren van boetes voor vertraging, die door de minister van Verkeer en Waterstaat zouden moeten worden betaald aan weggebruikers in de file. Het ging u daarbij om de signaalwerking ten behoeve van het sneller en beter investeren in het wegennet. Of dat voorstel, zo het in deze Kamer aan de orde was gekomen, hier voldoende steun had gekregen, zullen wij nooit weten. Vast staat wel dat u in het lidmaatschap van de Kamer een uitstekende gelegenheid hebt om uw signalen rechtstreeks aan de regering te doen toekomen. U hebt dat vandaag voor de eerste keer plenair gedaan. Ik verwacht dat nog veel gelegenheden voor u zullen volgen.

Mijnheer Van den Oosten, de Kamer weet zich verrijkt met uw kennis en uw ervaring. Veel succes met uw werkzaamheden hier!

De beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven