Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het ministerie van Algemene Zaken (III) voor het jaar 2004 (29200 III).

De voorzitter:

Ik heet de minister van Algemene Zaken van harte welkom in dit huis. Het is de eerste keer dit jaar dat hij hier aanwezig is. Ik neem aan dat nog vele keren zullen volgen.

De beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Noten voor zijn maidenspeech.

De heer Noten (PvdA):

Voorzitter. Ik zal het u eerlijk bekennen: bij het voorbereiden van mijn maidenspeech had ik regelmatig last van een zenuwtoeval. Dat zou iets te maken kunnen hebben met de geschiedenis van dit huis en het illustere gezelschap waarvoor ik deze toespraak mag houden. Ik vermoed echter dat het vooral iets te maken heeft met het onderwerp. Het is immers een buitengewoon ingewikkeld en risicovol onderwerp dat uitnodigt tot zwijgen. Waarom voelen wij ons zo onzeker bij zoiets als het WRR-rapport "Normen en waarden en de last van het gedrag"? Het is natuurlijk erg gemakkelijk om cynisch te zijn en er woordgrappen over te maken. Het is ook niet zo moeilijk om mensen met bepaalde standpunten te beschuldigen van intolerante fatsoensrakkerij. Er is al snel sprake van politiek opportunisme en dat alles onder het oog van de genadeloze media.

Toen ik mij dit alles realiseerde, had ik bijna de neiging om te zeggen: laat een ander het maar doen. Het onderwerp "normen en waarden" hoort echter thuis in de traditie van de sociaal-democratie. Wij zijn de uitvinders van de blauwe knoop. Ien Dales riep op tot een integere overheid en nog maar twee jaar geleden maakte ik mij druk in de campagne tegen de hufterigheid. Volgens mij hoort dit onderwerp ook thuis in de politieke arena. Ik kan mij niet voorstellen dat een politicus in staat is om zijn politieke idealen op een onpersoonlijke en waardevrije wijze uit te dragen. Het is geen digitaal beroep, je doet het omdat je gedreven wordt door je eigen waarden. Dat is naar mijn gevoel de essentie van het vak. Het is in ieder geval een van de redenen waarom ik politicus ben.

Er is dus aan de ene kant het risico van het opportunisme en het gemak waarmee het onderwerp kan worden afgedaan en aan de andere kant is er het gegeven dat het onderwerp thuishoort in onze traditie. Met het oog op het laatste wil ik dit onderwerp toch maar bespreken vandaag.

Een tweede vraagstuk bij het voorbereiden van mijn speech was dat mijn hoofd vol zat met gedachten en one-liners, maar niet of nauwelijks met structuur. Het was heel lastig voor mij om helder voor ogen te krijgen waar het precies om gaat als wij spreken over normen en waarden. Dat is ook logisch, want wij leven in een pluriforme samenleving. Dat is niet alleen een feit, het is zelfs het vertrekpunt voor een democratische rechtsstaat dat die pluriformiteit wordt gerespecteerd. Hierbij is een legitimeringsvraag aan de orde: op grond waarvan ben ik in een pluriforme samenleving gerechtigd om bepaalde waarden boven andere te stellen? Wij zijn absoluut niet streng in ons begrippenkader als het gaat om normen en waarden. Het rapport van de WRR helpt ons daar overigens bij door onderscheid te maken tussen de publieke en private moraal. Afgelopen zaterdag hoorde ik een debat op de radio waaraan onder andere Jeltje van Nieuwenhoven en Gerda Verburg deelnamen. De woorden "normen" en "waarden" vlogen in een duizelingwekkend tempo door de ether. Binnen een paar tellen wist ik niet meer waarover het ging. Het klonk heel indrukwekkend, maar ik wist niet meer waarover het ging. Met andere woorden: het gebrek aan strengheid bij het hanteren van dit soort begrippen maakt het moeilijk om daarop beleid te ontwikkelen.

Een derde probleem dat ik signaleer, noem ik maar het probleem van het glazen huis. Ik leg nu een verbinding met het ongevraagde advies van de Raad voor het Openbaar Bestuur en het rapport van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling. Wij zouden ons moeten aantrekken wat daarin naar voren wordt gebracht en dan doel ik op de wurggreep waarin media en politiek elkaar vasthouden; de onderlinge afhankelijkheid die steeds groter wordt. Uiteindelijk wordt het fenomeen geïntroduceerd van de mediademocratie die ons om allerlei redenen verleidt tot emotiepolitiek. Een mediademocratie die ons verleidt om vaak te snel en onvoldoende onderbouwd stellingen te nemen. Een mediademocratie die ons schijnbaar in staat stelt om een opvatting te hebben over een rapport van 2500 bladzijden nog voordat het is uitgebracht. Het überhaupt hebben van een opvatting is schijnbaar zo belangrijk dat de kwaliteit van die opvatting er minder toe doet.

Dit brengt mij op de stelling dat die mediademocratie ons steeds meer verleidt tot emotiepolitiek. Emotiepolitiek maakt een overheid onvoorspelbaar. Een onvoorspelbare overheid wordt op termijn als onbetrouwbaar beleefd en een overheid die als onbetrouwbaar wordt beleefd, zal moeite hebben om haar gezag te handhaven in een discussie over normen en waarden.

De invloed van de media is echt groot. In vijf minuten tijd kunnen reputaties worden gebroken of partijen worden gelanceerd met 10 zetels. Ik weet dat het riskant is om dit hier te zeggen, maar ik ben van mening dat wij af moeten van de – misschien wel romantische – gedachte dat de media in deze tijd nog steeds in staat zouden zijn tot een onafhankelijke en objectieve nieuwsgaring. Is het niet zo dat die media langzaam maar zeker nieuws als product op de markt moeten brengen en dat de inhoud van dit nieuws uiteindelijk mede wordt bepaald door de vraag van de klant? Daarmee wordt de politieke agenda uiteindelijk afhankelijk van opkomende emoties in de samenleving.

Toen ik dit betoog voorbereidde, meende ik eerst dat ik het zou moeten larderen met voorbeelden en er zijn voorbeelden genoeg. Wij hebben op dit moment de affaire-Oudkerk. Ik herinner verder aan de uitspraken van de burgemeesters Ter Horst en Leers over de integriteit van het ambtenarencorps en de proefballon over een kooi voor winkeldieven. Tijdens de discussie in de fractie merkte ik dat het erg moeilijk is om binnen een fractie tot dezelfde opvatting te komen over dit soort casussen. Dit is ook logisch, want bij de behandeling van dit soort casussen loopt de privé opvatting over moraal voor een belangrijk deel dwars door de publieke opvattingen over moraal. Dit kan ook niet anders, want wij zijn mens en politicus. Dit heeft mij ertoe gebracht om die casussen hier maar niet naar voren te brengen, want de kans dat ik dit op correcte wijze zou doen, is heel klein.

Ik probeer hiermee te zeggen dat een deel van de complexiteit voortvloeit uit het feit dat een voor de hand liggende eenduidigheid in de opvattingen over moraal – een soort vanzelfsprekende logica – ontbreekt.

Een andere invalshoek voor de discussie zou kunnen zijn dat de waarden van de overheid tot uitdrukking komen in het beleid dat zij voert. Je zou kunnen zeggen dat de waarden van de overheid tot uitdrukking komen in de wijze waarop wij een bijstandswet vormgeven, in de vraag of wij erin slagen de wachtlijsten in de zorg weg te nemen of een behoorlijke armoede- en daklozenbeleid te voeren. Als wij dat doen, lopen wij het risico dat de politieke discussies die vervolgens ontstaan, niet veel verder komen dan de gebruikelijke. Hooguit wordt daar een snufje morele superioriteit aan toegevoegd dat het debat alleen maar onaangenaam maakt in plaats van ons verder te helpen.

Maar als ik niet oppas, dan zal mijn betoog tot helemaal niets leiden. Ik heb nu wel een aantal onzekerheden en complexiteiten opgesomd, maar ooit moet je toch tot een conclusie komen. Ik kan in ieder geval niet de conclusie trekken – en ik hoop dat dit voor meer aanwezigen geldt – dat er nu behoefte is aan harde actie op het gebied van normen en waarden. Ik zie nu de volgende oplossing opdoemen: stevige waarden definiëren, vervolgens effectieve normen ontwikkelen, het zooitje implementeren en klaar! Ik denk dat dit niet werkt. Sterker nog, een dergelijke benadering vind ik een bedreiging van onze democratische rechtsstaat, want ze ontkent de ontwikkeling van waarden en de pluriformiteit van de samenleving.

Natuurlijk, fatsoen moet je doen en individuen moeten in de publieke ruimte kunnen worden aangesproken. Dat kan goed met een fraai Postbus 51-beleid. Maar daar gaat het mij niet om, ik wil uiteindelijk toe naar de vraag welke interventies en acties wij plegen op het niveau van de publieke moraal zelf. Daarbij ga ik ervan uit dat waarden niet worden opgelegd – volgens mij is dat niet mogelijk met waarden – maar dat ze worden voorgedaan. Volgens mij zijn ze geen legitimering voor een normatieve en repressieve overheid, maar zijn ze – of zouden dat moeten zijn – een motor van de beschaving: waarden ontwikkelen zich en brengen ons verder. Met een dergelijk vertrekpunt zou ik op zoek moeten zijn naar waarden die ons als bestuurders en politici verbinden, niet naar waarden die ons scheiden – in dergelijk politiek handwerk zijn we immers aardig bedreven! En dat alles in de wetenschap dat de samenleving niet maakbaar is. Als politicus probeer ik dat feit zo veel mogelijk te ontkennen: de samenleving is niet maakbaar, maar ik vind haar wel maakbaar – als politicus leef ik met die paradox.

Ik realiseer me dat het kabinet nog geen standpunt heeft over het WRR-rapport. Desondanks breng ik het onderwerp nu naar voren, omdat ik verwacht dat ik, als ik op dat kabinetsstandpunt wacht, uiteindelijk slechts daarop zal reageren. Ik zal daar dan ongetwijfeld ook veel kritiek op hebben, daar ben ik nu eenmaal goed in. Ik denk echter wel dat de kans groot is dat ik dan ook door het vraagstuk heen schiet en het niet echt te pakken krijg. Daarom stel ik het in een eerdere fase aan de orde en sluit ik af met een aantal ideeën. Ik stel er prijs op als de minister-president erop reageert, als hij zich daartoe in staat acht.

Een van de ideeën die mij zeer aanspraken in het rapport van de commissie voor de toekomst van de overheidscommunicatie was de gedachte van de burger als coproducent van beleid. Dat idee was inspirerend, omdat het laat zien dat normen en waarden niet slechts iets zijn wat je oplegt, maar iets zouden kunnen zijn wat samen met burgers wordt ontwikkeld. Ik heb het weer niet over normen en waarden als eenvoudig gedrag, maar als onderdeel van beleidsontwikkeling. Dat is een voor mij inspirerende gedachte.

Een tweede opmerking maak ik naar aanleiding van het rapport van de Raad voor het Openbaar Bestuur. Deze pleit voor een grotere onafhankelijkheid van regering en departementen ten opzichte van de media en doet daarvoor naar mijn mening verregaande voorstellen: regels voor de omgang met de media, maar ook voor de creatie van een eigen politieke agenda. Ook die gedachte vind ik inspirerend en zou ik willen uitwerken, omdat ik denk dat onze afhankelijkheid van de media de kwaliteit van ons bestuur langzamerhand steeds meer onder druk zet.

Ik kom op het rapport van de Wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid waarin naar mijn gevoel een prachtige analyse en een prachtig begrippenkader worden aangereikt. Met het rapport wordt de politiek ruimte geboden om het debat verder aan te gaan. Dat lukt echter alleen als wij erkennen dat wij in een pluriforme samenleving leven en dat dat goed is. Sterker nog, het instandhouden van die pluriformiteit is een van onze opdrachten. Verder moeten wij dat debat buiten de actuele politiek durven te voeren. Ik weet dat dit haaks staat op gedachten over de transparantie van de overheid, maar ik ben ervan overtuigd dat het soms nodig is om in veilige intimiteit discussies met elkaar te voeren om echt verder te komen. Dit betekent ook dat wij de grenzen van de verschillende politieke partijen moeten doorbreken. Het grootste risico is dat het debat wordt gemonopoliseerd. Het op een na grootste risico is dat het debat wordt geridiculiseerd. Daarmee komen wij niet verder. Overigens zitten wij in een huis waarin dat debat gevoerd moet kunnen worden.

Ik formuleer hier geen eisen aan de burger; ik geef niet aan dat mensen niet harder mogen rijden dan 120 km per uur want ik hoop dat dat bekend is. Ik formuleer hier eisen aan onszelf. Ik ben echt van mening dat waarden moeten worden voorgedaan. Als je invloed wilt hebben op het gedrag van anderen, moet je allereerst je eigen gedrag aanpassen. Ik hoor graag van de minister-president een reactie op dit standpunt.

De voorzitter:

Ik feliciteer u van harte met uw maidenspeech! Het is maar weinigen gegeven, eenmansfracties daargelaten, om als fractievoorzitter een maidenspeech uit te spreken.

Het lidmaatschap van de Senaat is weliswaar uw eerste politieke functie, maar het is bepaald niet de eerste keer dat u een rol vervult in het openbare leven. In de eerste tien jaar van uw loopbaan heeft u gewerkt in de vakbeweging, aanvankelijk als beleidsmedewerker en uiteindelijk als bestuurder in de FNV. Dit bepaalde in belangrijke mate uw publieke profiel. Vervolgens hebt u gedurende negen jaar in het bedrijfsleven diverse directiefuncties vervuld. U werd daarin vaak gekarakteriseerd als "oud-vakbondsman". In de verschillende functies gaf u er de voorkeur aan om onconventionele stappen te zetten of om op onorthodoxe wijze uw standpunten weer te geven, vaak tot verrassing van uw gesprekspartners en vaak met een onverwacht resultaat. In de Volkskrant van 7 januari jongstleden hebt u hierover gezegd: "Ik dacht altijd precies de andere kant op dan mijn collega's." Voor een Kamerlid met 74 collega's en een fractievoorzitter met 18 collega's is dat een bijzonder uitdagende eigenschap...

Recentelijk was u veelvuldig in de publiciteit vanwege uw aangekondigde vertrek als directeur van NS Reizigers per 1 maart aanstaande. Wij prijzen ons gelukkig met het door uzelf in al die interviews geschetste perspectief voor de nabije toekomst: meer tijd voor de politiek, in het bijzonder voor de Eerste Kamer. Ik wens van ganser harte dat de komende periode voor u, en dus ook voor deze Kamer, een heel vruchtbare zal zijn.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De heer Platvoet (GroenLinks):

Voorzitter. In mijn bijdrage aan deze begrotingsbehandeling sta ik stil bij twee thema's. Het eerste is het debat over normen en waarden. Mijn voorganger, die ik graag feliciteer met het houden van zijn maidenspeech, heeft hierover al het een en ander gezegd. Het tweede onderwerp, waarbij ik wat korter zal stilstaan, is de monarchie oftewel het koninklijk huis. Scherpzinnigen maken daartussen weleens een onderscheid; ik overigens niet. Ik vind het jammer dat lang niet alle fracties zich voor dit debat hebben ingeschreven, hoewel dit de eerste mogelijkheid is in twee jaar voor het houden van een beleidsdebat over deze toch niet onbelangrijke portefeuille. Het valt natuurlijk op dat de fracties van de regeringspartijen zich geen van allen hebben ingeschreven. Ik weet niet zo goed welke conclusie ik daaraan moet verbinden, maar ik hoop niet dat zij de portefeuille van de minister van Algemene Zaken niet belangrijk genoeg vinden.

Mevrouw Van den Broek-Laman Trip (VVD):

Het is mij opgevallen dat de fractie van GroenLinks constant afwezig was bij de vergaderingen van de commissie voor Algemene Zaken en Huis der Koningin, waarin dit debat is voorbereid.

De heer Platvoet (GroenLinks):

Is dit nu een substantiële interruptie? Ik ben de woordvoerder op dit onderwerp; ik had toen ongetwijfeld iets te doen in deze plenaire vergaderzaal. De opmerking van mevrouw Van den Broek doet mij echter deugd, want zij suggereert daarmee: Platvoet, als je er wel bij was geweest, hadden de hazen misschien anders gelopen. Ik knoop dat in mijn oren voor volgend jaar!

Voorzitter. Het herstel van normen en waarden is een belangrijk aandachtspunt voor de minister-president en het kabinet, zoals te lezen valt in de beleidsagenda van de begroting van het ministerie van Algemene Zaken. Het debat hieromtrent is een van de grootste mystificaties van onze tijd. Vele pennen zijn in beweging gebracht en de opvattingen waaiden alle kanten uit. Het kabinet en met name de minister van Algemene Zaken doen daar ijverig aan mee. Tot nu toe is er echter weinig coherents of substantieels naar voren gebracht.

De verleiding is groot om het debat voluit te voeren. Het in hoofdlijnen uitstekende rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid biedt daartoe voldoende stof. De informele norm in het parlementaire verkeer is echter dat de regering eerst met een standpunt moet komen voordat de discussie in volle hevigheid kan losbarsten. Ik heb er niet veel moeite mee om mij enigszins aan deze informele norm te conformeren, te meer daar wij nu niet in een volledige bezetting van deze Kamer het debat kunnen voeren. Toch wil ik enkele opmerkingen maken over dit onderwerp. Ik nodig de minister-president uit om deze opmerkingen mee te nemen in het nog op te stellen regeringsstandpunt.

Het is een sociologisch abc'tje dat het tamelijk onzinnig is om normen en waarden in een adem te noemen als onderling uitwisselbare begrippen. Toch gebeurt dit volop, ook door het kabinet. Dat heeft in onze opvatting geleid tot een Babylonische spraakverwarring over dit onderwerp. De WRR fileert die begrippenhutspot vrij bekwaam en vrij genadeloos. Als de regering enige intellectuele eigenwaarde heeft, gaat zij daar in haar reactie op in. Ik nodig de minister-president bij dezen uit om dit te doen. Het meest relevante en meest politieke punt is natuurlijk de opvatting van de regering – die ook nog eens expliciet in de voorliggende begroting wordt vermeld – dat het om een herstel van normen en waarden gaat. Als het hierbij gaat om geformaliseerde normen die in wetgeving zijn uitgedrukt, doet dit onmiddellijk de vraag rijzen welke wetgeving deze regering wil terugdraaien of herstellen. Welke concrete voorstellen kunnen wij verwachten? Wordt de doodstraf weer ingevoerd? Wordt het homohuwelijk afgeschaft? Wordt prostitutie verboden? Zo kan ik natuurlijk nog wel tig zaken noemen. Ik vind dat de opdracht die regering zichzelf op dit punt heeft gesteld, om concrete voorstellen vraagt.

Ook het herstel van waarden wordt aangekondigd. Dat is een ultieme ambitie van de maakbaarheid van de samenleving, die de door links gepropageerde maakbaarheid enigszins doet verbleken. Links, en soms ook anderen, streeft naar een rechtvaardige inkomensverdeling, een solidaire buitenlandse politiek en een stringent, duurzaam milieubeleid. Als het om dit type maakbaarheid gaat, wil het kabinet blijkbaar ordonneren in de hoofden en harten van mensen. Dat lijkt mij een lastige opdracht, want waarden en waardestelsels zijn in een pluriforme en multiculturele samenleving per definitie divers en dynamisch. Natuurlijk zijn geformaliseerde waarden een groot goed, bijvoorbeeld in onze Grondwet, hoewel natuurlijk terecht een discussie kan plaatsvinden over een wijziging van de Grondwet. Daarbuiten zijn er evenwel nog vele waarden en waardestelsels waarover de meningen kunnen verschillen. Ik noem bijvoorbeeld de jongerenclub van Evangelische Omroep en de gay scene in Amsterdam, of republikeinen en monarchisten, of agnosten en gereformeerden. Zij hebben niet alleen verschillende opvattingen en streven ongetwijfeld ook verschillende normen na, maar zij hangen bovendien uiteenlopende waarden aan. Dat geldt zelfs op het gebied van een zo hoogaangeschreven en algemeen aanvaarde waarde als de democratie. Wat voor de republikein een uiterst ondemocratisch toefje is op de democratische rechtsstaat, namelijk het feodale voorrecht van één familie om het staatshoofd te leveren, is voor de ander geen enkel probleem. Wat dat betreft vind ik het komisch om op te merken dat de drie partijen die gezamenlijk een coalitie vormen, alledrie de D van democratie in hun partijnaam hebben staan. Kortom, mijn vraag is welke waarden de regering denkt te herstellen in deze samenleving en op welke manier zij dat denkt te doen zonder een dominee, een pastoor of een zedenmeester in elk woonblok aan te stellen.

Natuurlijk moeten de formele normen, die in wetten zijn vastgelegd, worden gehandhaafd. De belangrijkste bijdrage die de overheid zelf aan het debat kan leveren, is om hieraan te werken. De WRR schrijft dat ook in een van zijn twee hoofdconclusies: "De overheid heeft een primaire taak in het tegengaan van gedrag dat wettelijke normen schendt." Het grote probleem dat daarbij onmiddellijk om de hoek komt kijken, is dat de overheid soms ook zelf formele normen overschrijdt of laat overschrijden. Wij kennen allemaal het debat over de handhaafbaarheid of de onhandhaafbaarheid van wet- en regelgeving, die soms tegenstrijdig is en soms te ingewikkeld. Zij verandert soms te snel of sluit niet aan bij het rechtsgevoel van een groot deel van de bevolking, of zij is een uitdrukking van onwerkbare, politieke compromissen. Wij vinden dat de regering in haar reactie scherp moet aangeven op welke manier zij met dit dilemma denkt om te gaan, als zij ook anderen in de samenleving op dit punt de maat denkt te kunnen nemen. Wij nodigen haar daartoe uit.

De tweede hoofdconclusie van de WRR is dat openbaargezagsdragers zelf het voorbeeld moeten geven van een integer openbaar bestuur. De heer Noten sprak er ook over. Het was komisch: wij hadden in onze fractie een discussie over de vraag of wij Oudkerk moesten noemen of niet. Eigenlijk vonden wij dat het punt in feite alweer geschiedenis was en dat wij het maar niet moesten doen. Maar goed, de heer Noten kwam er zelf ook mee en het is een voorbeeld van de manier waarop het niet moet. Het is gemakkelijk om de kwestie bij lokale bestuurders te zoeken; laat ik dat niet doen. Het probleem doet zich ook voor bij het landelijk beleid. Wij hebben natuurlijk de bouwfraudes gehad en de gebroken beloftes. In dit huis en in de Tweede Kamer is gedebatteerd over de compensatie van koopkrachtverlies van mensen met een lager inkomen. Een voorbeeld van internationale politiek is het standpunt van het kabinet over de inval in Irak en het steunen van de leugens van Blair en Bush. Als er een debat wordt gevoerd over de integriteit van anderen en die van de overheid, is het niet verwonderlijk dat er ogenblikkelijk een spanningsveld ontstaat. Wij vinden dat de regering zich hiervan rekenschap moet geven en erop moet terugkomen.

Vooralsnog valt er voor GroenLinks één lijn te distilleren uit de onsamenhangende manier waarop het kabinet met dit debat omgaat. Op een omslachtige manier wordt geprobeerd een neoconservatieve agenda erdoor te drukken. Ik wil dat graag laten ontkennen door de minister-president.

De minister-president is niet voor niets door de Edmund Burke-stichting uitgeroepen tot de conservatieve politicus van het jaar. Edmund Burke is de wetenschapper die zijn sporen heeft verdiend door principieel en consequent voortdurend stelling te nemen tegen de verworvenheden van de Franse revolutie. Dat kan ik van een AR-man nog wel volgen, maar dat ook D66 en de VVD zich op sleeptouw laten nemen zou toch wel van een opmerkelijke politieke draai getuigen, als het tenminste gebeurt, want ik moet nog voorzichtig zijn met mijn oordeel.

Ik daag de regering uit duidelijk te maken welke wetten wij moeten afschaffen, hoe het nu precies zit met waarden die moeten veranderen en wat ervoor moet terugkomen. De heer Noten zei dat het debat niet te concreet gevoerd moet worden, maar als het niet concreet wordt gevoerd, blijft het een eeuwig zwabberend debat. Ik nodig de regering uit om het in VBTB-termen te gieten, zodat wij duidelijke doelstellingen en concreet af te rekenen resultaten in het dossier krijgen.

Het koningshuis heeft het in de afgelopen periode zwaar te verduren gehad. Het zou vreemd zijn als daar geen enkele opmerking over werd gemaakt. Ik neem die verantwoordelijkheid graag op mij. Zowel de Margarita- als de Mabel-affaire heeft, ieder op eigen wijze, duidelijk gemaakt wat voor een anachronisme de monarchie eigenlijk is. De ministeriële verantwoordelijkheid voor het koningschap, die ik zou willen bestempelen als een negentiende-eeuws staatsrechtelijk slimmigheidje, blijkt in de eenentwintigste eeuw in toenemende mate onhoudbaar. In onze open maatschappij, waarin zij die zich koning, prins of prinses laten noemen steeds mondiger en assertiever worden, is de ministeriële verantwoordelijkheid in toenemende mate een dwangbuis geworden. Het is een dwangbuis voor hen die in de glazen kooi zitten en, nog erger, een dwangbuis voor ministers die zich als lakeien laten sturen door het staatshoofd.

In de Mabel-affaire had het er alle schijn van dat de minister-president zich, na een aarzelend en veel bekritiseerd begin, de laatste rol, zich laten sturen door het staatshoofd, niet heeft aangemeten. Daar is uitgebreid over gediscussieerd in de Tweede Kamer. Ik zal dat hier niet herhalen. Ik overdrijf misschien, maar hij heeft zich toch behoorlijk fors opgesteld en een eigen lijn getrokken. Dat vind ik op zichzelf te waarderen.

Rond de kerst verscheen een artikel in de Volkskrant, met een reconstructie van de gang van zaken. Als dat klopt, inclusief de lichte ergernis die dat ten paleize in de Haag heeft opgeroepen, heb ik daar wel waardering voor. Ik hoop dat de minister-president die waardering in ontvangst wil nemen.

Ik heb nog wel een vraag over al die beslommeringen. Kan de minister-president bij benadering aangeven hoeveel tijd het koningshuis hem in 2003 eigenlijk heeft gekost? Hij hoeft dat niet in minuten uit te drukken; laten wij het afmaken op dagdelen.

De ministeriële verantwoordelijkheid wordt minder belangrijk en kan praktisch verdwijnen als de politieke rol van het monarchale staatshoofd wordt teruggedrongen: geen rol meer in de kabinetsformatie, geen deel meer uitmaken van de regering en ontheffing van de drukkende plicht tot het uitspreken van de Troonrede. Ik zeg dan niets nieuws, want het zijn al langer circulerende voorstellen die ook door andere partijen, zoals D66 en de vice-minister-president, zij het toen nog in een andere functie, zijn gedaan. Ik moet die vraag toch stellen, want ik ken de minister-president ook als een intellectueel. Ziet hij de kwetsbaarheid van de monarchie in de 21ste eeuw op dit punt? Als dat het geval is, zoals ik natuurlijk hoop, welke conclusie trekt hij daar dan uit?

Tot slot. Het eigengereide optreden van de Koningin dan wel van haar kabinet in de Margarita-affaire heeft ertoe geleid dat het Kabinet der Koningin politiek en beheersmatig onder de minister van Algemene Zaken komt te vallen. De Tweede Kamer heeft dat via een amendement geregeld en de regering is niet gaan dwarsliggen. In de schriftelijke voorbereiding van deze begrotingsbehandeling is daar nog eens op teruggekomen. Ook het antwoord laat hierover geen misverstand bestaan, maar de strijd wordt taai gevoerd. Wij lazen in de Volkskrant dat de directeur van het Kabinet der Koningin van mening is dat hij niet ondergeschikt is aan de secretaris-generaal van Algemene Zaken maar nevengeschikt. In de antwoorden op vragen van de Tweede-Kamerleden Kalsbeek en Van Aartsen bevestigde de minister-president deze lezing. Het argument was dat maatwerk noodzakelijk is en dat het Kabinet der Koningin het ambtelijk orgaan is dat de Koningin als lid van de regering in haar constitutionele taken ondersteunt. Dat moge allemaal zo zijn, maar dat verklaart niet wat erop tegen is om het Kabinet der Koningin in de normale ambtelijke hiërarchie in te passen. Misschien dat de minister-president bij deze laatste prangende vraag ook nog helderheid kan verschaffen.

De heer Kox (SP):

Voorzitter. Ik heb 5 minuten spreektijd opgegeven. Dat gebeurde niet uit gebrek aan respect voor de minister van Algemene Zaken, maar omdat wij deze spreektijd ook weer moeten afzetten bij de spreektijden bij andere begrotingen. Als ik een enkele minuut langer praat, dan is dat alleen maar uit respect voor de minister. Dan kan ik wellicht ook nog reageren op wat de heer Platvoet allemaal gezegd heeft.

De voorzitter:

Als dat bij één minuut blijft, sta ik dat toe. Daarna grijp ik echt in.

De heer Kox (SP):

Voorzitter. Formeel vraagt de minister van Algemene Zaken hier toestemming om 52 mln uit te geven ter bevordering van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid. Je zou dan kunnen zeggen: voor het geld hoef je het niet te laten. Als je die doelstelling kunt bewerkstelligen of althans iets dichterbij kunt brengen voor 52 mln, dan is dat een fraaie zaak, zeker als wij dan ook nog naar de beleidsagenda kijken. De minister van Algemene Zaken stelt zich in 2004 ten doel om werk te maken van het herstel van waarden en normen. Als je daarop een particuliere aannemer laat inschrijven, dan zal blijken dat die dat niet voor 52 mln doet. Het is dus een ambitieus voornemen. Daarnaast wil hij ook nog iets doen aan innovatie en het Nederlands voorzitterschap. Ik zal kort ingaan op het herstel van normen en waarden. Over de innovatie zwijg ik vandaag maar. Ik heb straks nog een enkele opmerking over het Nederlands voorzitterschap. Tot teleurstelling van Leo Platvoet zal ik het niet over het koningshuis hebben, maar nog wel een enkele opmerking maken over koningshuizen. Ook dat valt immers onder de portefeuille van deze minister.

Ik vind het terecht als in deze Kamer aan de minister van Algemene Zaken vragen worden gesteld over het herstel van waarden en normen: wat gaat dat worden, waar denkt hij aan, hoe denkt hij dat concreet te maken, wat verwacht hij van de burgers? In die zin zijn de vragen van de fractievoorzitter van de PvdA op hun plaats. Ik sluit mij daar graag bij aan. Ik vind echter ook dat deze Kamer naar zichzelf mag kijken. Ook wij mogen aangeven wat onze waarden en uitgangspunten zijn waarop wij ons baseren. Niet alleen de minister-president en de regering moeten steeds zeggen hoe het moet, maar ook het parlement mag aangeven waarop het zich baseert. Eerlijk gezegd hoop ik dat de fractievoorzitter van de PvdA in tweede termijn antwoord geeft op een deel van de vragen die hij in eerste termijn stelde. Wat zijn bijvoorbeeld de waarden waar de PvdA-fractie het werk van het parlement aan afmeet en daarmee de politiek die in dit land bedreven wordt? Wat zijn de uitgangspunten waar je volgens de PvdA-fractie, maar ook volgens andere fracties in dit huis niet mag aankomen? Mijn partij heeft die enige jaren terug gedefinieerd. De centrale waarden zijn volgens haar een uitkristallisatie van een eeuwenlange ontwikkeling van de beschaving, menselijke waardigheid, de waardigheid van mensen en de solidariteit tussen mensen. Ons daarop baserend, proberen wij de maat te nemen van wat er gebeurt, en van wat wij zelf doen. Ik hoor in tweede termijn dus graag hoe de partijen hier zelf tegen aankijken, anders wordt het ook wel al te gemakkelijk. Het is echter wel hun goede recht om aan de regering, die dit punt op de beleidsagenda heeft gezet, te vragen hoe zij dit ziet, hoe zij dit wil concretiseren en wat er in 2004 gaat gebeuren. Er staat dat er een programma gestart gaat worden, dat een en ander in de overige begrotingen zal doorwerken en dat de Rijksvoorlichtingsdienst de burgers erbij zal gaan betrekken. Kan de minister-president ons daar iets meer duidelijkheid over geven?

Misschien kan hij, net zoals dat in een ziekenhuis gebeurt – daar wordt vooral gezegd wat iemand niet heeft – ook zeggen wat er in 2004 vooral niet moet gebeuren op het terrein van waarden en normen. Welke dingen willen wij vooral niet hebben? Ik zeg dit natuurlijk niet zo maar. Uit alle peilingen die in dit land gehouden worden – dat zijn er nogal wat – blijkt dat de overgrote meerderheid van het volk vindt dat de boel een beetje bij elkaar moet blijven, dat de verhoudingen in evenwicht moeten blijven en dat de inkomensverschillen wat minder moeten worden dan zij nu zijn. Wat betekent dit concreet in het licht van de mededeling vandaag op teletekst dat alleenstaande AOW'ers er dit jaar 2,8% in koopkracht op achteruitgaan? Dat vloekt met de algemene waarden. Zijn dit zaken die wij volgens de minister-president dit jaar juist moeten voorkomen of is hij zo ruim van begrip dat hij dit er wel onder kan verstaan? Ik hoor dus graag een wat concretere schets van wat er op het gebied van de waarden en normen te gebeuren staat en wat er vooral niet moet gebeuren. Ik denk ook dat de regering zich moet realiseren dat, als zij de burgers mee wil krijgen, het beleid dat gevoerd wordt, hen daar ook toe moet inspireren. Ik heb het idee dat het beleid dat op dit moment gevoerd wordt, mensen eerder afschrikt en de andere kant op doet kijken dan dat het de mensen een gevoel van betrokkenheid geeft. Wellicht kan de minister-president mij ervan overtuigen dat ik dat te eenvoudig zie.

Ik heb al gezegd dat ik een opmerking zou maken over het voorzitterschap van de Europese Unie. Wij zijn natuurlijk erg trots als wij dat mogen doen, maar wij hebben er wel een klus bij gekregen, namelijk het alsnog op orde brengen van de Europese grondwet. Hoe denkt de minister-president die klus te gaan klaren? Maakt hij zich, met anderen, trouwens geen zorgen? Degene die de klus moet klaren, staat namelijk meestal achteraan bij het gerealiseerd krijgen van de eigen wensen. Ziet de minister-president dat probleem ook? Is het mogelijk om dit op een creatieve wijze te omzeilen, bijvoorbeeld door de Europese grondwet nog een half jaar door te schuiven? Ik ben benieuwd wat wij gaan doen en of dat invloed heeft op de begroting. Mogelijk moet dit leiden tot een wijziging van de begroting, omdat dit nog niet bekend was toen de begroting werd vastgesteld.

Mijn laatste punt betreft de koningshuizen. In de toelichting op de begroting wordt melding gemaakt van het verzoek van de Tweede Kamer om de paleizen die wij in dit land hebben, wat ruimer open te stellen, opdat wij daar weliswaar geen mede-eigenaar van kunnen worden, maar daar toch wel mede in kunnen kijken. De reactie die een door de regering ingestelde onderzoekscommissie hierop gegeven heeft, is een beetje matig. Daarin staat dat het wel mooi zou zijn, maar dat het niet kan vanwege de veiligheid. Laatst was ik in Brussel en daar mag je wel in het paleis van de koning rondlopen. Heeft hij het op een andere manier opgelost dan wij? Vindt de minister-president het zelf niet ook iets te gemakkelijk om al die paleizen maar niet open te stellen? Naast de drie woonwerkpaleizen worden nog een heleboel andere paleizen genoemd die ook niet opengesteld zouden kunnen worden. Dat lijkt mij echter niet de bedoeling van de Tweede Kamer. Ik zou het dan ook op prijs stellen als de minister-president daar op creatieve wijze nog een oplossing voor zoekt, opdat er meer mensen kunnen meegenieten van dit deel van zijn portefeuille.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

De beraadslaging zal worden voortgezet na de eerste termijn van de zijde van de Kamer over wetsvoorstel 28777.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven