Aan de orde is de verkiezing van de voorzitter der Kamer.

De voorzitter:

Zoals vorige week afgesproken, zullen de kandidaten die zich schriftelijk gemeld hebben, in alfabetische volgorde het woord krijgen.

De heer Jurgens (PvdA):

Ik dank de tijdelijke voorzitter voor het mij gegeven woord. Normalerwijze staat een lid van de Kamer hier om namens zijn fractie of soms namens een deel van zijn fractie zijn visie op het algemeen belang te geven. In dit geval worden de kandidaten geacht een openbare sollicitatieprocedure te doorstaan. Ik vind dat een hele goede zaak. Dat is nog nooit eerder gebeurd in de geschiedenis van de Eerste Kamer.

Om het toch een beetje aan te passen aan wat ik gewend ben te doen, verdedig ik maar van de stelling dat het in het algemeen belang is om Erik Jurgens te verkiezen tot voorzitter van de Eerste Kamer. Ik moet natuurlijk uitleggen waarom dat het algemeen belang rechtstreeks raakt. Dat is omdat ik mij in hart en nieren parlementariër voel. Dat wil zeggen dat ik het wezenlijkste in een democratie wil uitoefenen, namelijk toezicht op machtsuitoefening namens de burgers. Ik heb dat altijd al gewild. Mijn doctoraal ging over staatsrecht en parlementaire geschiedenis. Ik heb mij de rest van mijn leven eigenlijk voortdurend beziggehouden met werk dat daarop gericht was, namelijk het slepen van de instrumenten van de Kamer van het toezicht op de machtsuitoefening. Dat kun je als politicus doen door bijvoorbeeld te pleiten voor het terugzendrecht. Daartegen kun je gelukkig ook in deze Kamer krachtige en welbespraakte weerstand ondervinden. Dat kan en mag. Je kunt als politicus ook door middel van andere vormen proberen het parlement meer handen en voeten te geven.

Dat kun je ook doen als wetenschapper. Ik heb veel gepubliceerd over het parlement. Ik ben enige jaren hoogleraar parlementair stelsel in Maastricht geweest. Het parlement is de ruggengraat, het bolwerk van de democratie. Zoals ik in mijn brief heb gezegd, wij zijn de hoogste instantie. Sommige Kamerleden hier en aan de overzijde van het Binnenhof denken dat het een opstap is om minister te worden. Nee, het is een stap terug. Het is jammer dat de minister van Justitie niet meer aanwezig is om dat nog even te horen, dan kon hij dat in de ministerraad verbreiden. Híer wordt de democratie werkelijk vertegenwoordigd.

Ik heb ook nog tien jaar bij de publieke omroep de vrijheid van meningsuiting verdedigd en de gedachte uitgedragen dat de publieke omroep daarvoor de ruimte biedt. Zoals rechters het bolwerk vormen voor de rechtsbescherming van de burgers, zo zijn de parlementen bolwerken voor de politieke bescherming van de burgers. Ik geef hiervan voorbeelden. Aan de overzijde heb ik niet alleen meegewerkt aan, maar zelfs het initiatief genomen voor de totstandkoming van het instemmingsrecht voor de JBZ-raad, de raad voor Justitie en Binnenlandse Zakenaangelegenheden. Zolang het Europees Parlement daarover geen zeggenschap heeft, moet een parlement daarover kunnen beslissen. Deze opvatting heeft geleid tot het instemmingsrecht waarvan wij bijna wekelijks in deze Kamer gebruik maken en in dat verband beslissingen nemen. Op een gegeven moment zei de regering: maar wij zijn de regering en wij kunnen niet veertien dagen van tevoren voor u de stukken klaar hebben, want wij moeten werken in het belang van de samenleving. Toen zei deze Kamer met algemene stemmen dat als de stukken niet veertien dagen van tevoren hier zouden zijn, wij niet bereid waren onze instemming te geven. Dát is de houding die ik van de Kamer verwacht.

Voorts denk ik aan de behandeling van artikel 13 Grondwet. Dat was al door de Tweede Kamer aanvaard. Het gaat over het recht van de burger op communicatie. Het desbetreffende wetsvoorstel was echter zo slecht gemaakt, dat het deze Kamer niet passeerde. De vrijheid van de burger ging voor. Tot op de huidige dag heeft de regering geen kans gezien een beter wetsvoorstel te maken.

Waarom wil ik graag voorzitter van deze Kamer zijn? Niet vanwege het belang van een partij of van een fractie. Ik wil hier staan geheel en alleen op grond van mijn persoonlijke verdiensten, niet op basis van een politieke afspraak. Ik acht het een voorrecht om voorzitter te kunnen zijn: om de rechten van de Kamer te verdedigen, om het functioneren van de Kamer te verbeteren en om te helpen bij het creëren van instrumenten voor de controle van de macht. Dat noem ik dienen van het algemeen belang. Daarom wil ik graag voorzitter worden. Daarom.

De heer Schuyer (D66):

Voorzitter. Een van de minder aangename momenten in de politiek is het moment waarop je het over jezelf moet hebben. Politici zijn opgevoed om het over het algemeen belang te hebben en ieder woord dat zij zeggen wordt begeleid met de mededeling: het gaat over de zaak en niet over mij. Dat kun je echter niet zeggen als je tussen personen moet kiezen. Het moment wordt extra lastig als je twee uitstekende opponenten hebt, want beiden zijn volstrekt geschikt om het ambt van voorzitter van deze Kamer te bekleden. Waarom zou u dan toch op mij moeten stemmen?

Ik ga niet zover als Erik Jurgens om te stellen dat een stem op mij het algemeen belang dient. Ik ben bescheidener en zeg gewoon dat ik de functie leuk vind en eervol om te doen. Je mag die echter alleen maar vervullen als je ook de overtuiging hebt dat je het kunt. Van de 75 leden van deze Kamer is er in ieder geval één die dat vindt, en dat ben ik zelf. Echter, ook anderen hebben mij een signaal gegeven. Dat gebeurde toen ik een maand of twee geleden een hele middag door ziekte van de voorzitter en door afwezigheid van de andere voorzitters in de stoel zat en het kennelijk niet onaardig deed. Een aantal uwer deed de suggestie: waarom stel je jezelf niet kandidaat. Toen bleek dat het echt een open kandidaatstelling zou kunnen worden, heb ik gedacht: vooruit, laten we die gok maar wagen.

Tegelijkertijd bekruipt je het gevoel dat bij het opstellen van een profiel en al die andere zaken de Kamer te veel van een voorzitter vraagt. De voorzitter kan toch nooit iets anders dan een draagvlak creëren voor ideeën en nagaan of een draagvlak te vinden is. Dat wil ik proberen in het kader van de uitbreiding van de bevoegdheden van de Verenigde Vergadering. Heel toevallig vindt vandaag een vergadering plaats over de Europese grondwet. Die Europese grondwet is uniek. Het blijkt dat de publiciteit op het onderwerp inspringt. Vorige week hebben de commissies van de Eerste en de Tweede Kamer over de Europese grondwet gesproken. Dan is het toch zonde om niet in de Verenigde Vergadering het totale debat te kunnen afronden. Dat zou Europa hebben verdiend. Ik wil mij ervoor inzetten om de Verenigde vergadering de mogelijkheid te geven om Europese verdragen goed te keuren. Toevallig ligt er een motie van de heer Van Dijk voor waarin ervoor wordt gepleit om dat te doen. Ik pleit hier al jaren voor. Tweede Kamer en Eerste Kamer hebben in dat geval geen van beide amendementsrecht en zijn dan dus ook op dat punt gelijktijdig en gelijkwaardig aan elkaar.

Voor het overige heb ik alles in mijn brief gezet. Opvallend is dat de andere brieven in hoge mate dezelfde punten bevatten. Als ik een accent zou moeten leggen, kan ik zeggen dat ik mij ervoor wil inzetten dat bekeken wordt of wetgeving uitvoerbaar is en dat ik wil proberen om een permanente commissie in het leven te roepen die dat tot haar taak rekent.

Mevrouw Timmerman-Buck (CDA):

Voorzitter. Ook ik zou niet durven zeggen dat het in het algemeen belang is om mij te verkiezen als uw voorzitter, al was het alleen maar omdat ik dan veel vragen zou krijgen over het relativerend vermogen en, naar ik aanneem, het zelfrelativerend vermogen. Een discussie over dit criterium uit de profielschets zou een moeilijke worden...

Voordat ik fractievoorzitter werd, heb ik twee jaar in de Kamer mogen opereren op met name het terrein van Justitie. Als jong en enthousiast Kamerlid heb ik in die twee jaar een twintigtal wetsvoorstellen behandeld. Daar was geen enkel wetsvoorstel bij – ik ben dat nog eens nagegaan – waarbij ik niet, al dan niet samen met andere woordvoerders, heb kunnen bewerkstelligen dat verheldering werd gegeven over de bedoeling van de wet en dat interpretatieverschillen die er zouden kunnen zijn, uit de wereld werden geholpen. Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel inzake internationale misdrijven dat zojuist is behandeld, is een en ander niet alleen voor de betreffende woordvoerders verhelderd. De minister kwam tijdens de behandeling hier tot de ontdekking dat het ook voor hemzelf helderder werd. Evaluaties worden toegezegd en novelles worden afgedwongen. In die twee jaar heb ik deze Kamer leren kennen als een orgaan om trots, hartstikke trots op te zijn. Die onderstreepte meerwaarde van deze Kamer heeft ook voeding gegeven aan de gedachte die staat in de brief die alle leden gekregen hebben, namelijk dat die meerwaarde telkens weer vertolkt moet worden voor de burgers. Bij elke behandeling van een wetsvoorstel en bij elk plenair beleidsdebat zou aangegeven moeten worden, bijvoorbeeld op de website, wat deze Kamer heeft weten te bewerkstelligen en wat dus de toegevoegde waarde is ten aanzien van de Tweede Kamer.

Ik zal niet herhalen wat allemaal in mijn brief staat. Ik neem aan dat die helder is en, zo, neen, dan krijg ik daar vanzelf vragen over. Wel wil ik nog ingaan op het volgende. In de brief staat dat ik een actiever gebruik van de bevoegdheden die de Kamer heeft, zou voorstaan. Natuurlijk moet je hierbij in de eerste plaats denken aan het recht om moties in te dienen, het recht van enquête, het houden van interpellatiedebatten enzovoort. Daar hoort echter een relativering bij. Mijn opvatting is namelijk dat de voorzitter van de Kamer daar weliswaar een stimulerende houding in kan aannemen, maar dat het aan de fracties van deze Kamer is om te bepalen of men dat wil en, zo ja, in hoeverre men daar verder mee wil gaan. De voorzitter hoort boven de partijen te staan en hoort er voor de hele Kamer te zijn. Wat de voorzitter wel meer vermag, is een stimulans zijn– dat wil ik graag – om de eigen taken van de Kamer nog serieuzer aan te pakken dan zij nu al doet. Er is al melding gemaakt van een werkgroep die evaluaties van wetten op hun merites beoordeelt. Dit kan nu nog maar in beperkte mate, omdat het hier een experiment betreft. Dit zou moeiteloos kunnen worden uitgebreid. Er worden hier immers zoveel toezeggingen gedaan, ook op financieel gebied. Daarvoor zou ook een werkgroep in het leven geroepen kunnen worden. Dat klinkt enthousiast. Desalniettemin maak ik er een relativerende opmerking bij. Wij kennen namelijk twee handicaps. De eerste is de beperkte omvang van het ambtelijk apparaat. Dat is geen diskwalificatie, maar een constatering. De tweede is dat wij hier niet als fulltime, maar als parttime politici werken.

Dat betekent dat ik enthousiasme gepaard wil doen gaan aan nuchterheid en zakelijkheid, niet alleen over wat je wilt, maar ook over wat mogelijk is. In dat kader zou ik, mocht u mij kiezen tot Kamervoorzitter, te rade willen gaan bij relevante gesprekspartners zoals de Algemene Rekenkamer, de Raad van State en uiteraard het Presidium aan de overkant om te bezien, niet alleen wat de mogelijkheden voor deze Kamer zijn, maar ook wat de beperkingen zijn. Daarbij kan ik gesteund worden door en bogen op de managementervaring die ik zes jaar lang als ondervoorzitter van de commissie Gelijke behandeling heb opgedaan, naast de rechtsprekende taak en de beleidstaak die ik daar had. Dat stond nog niet in mijn brief.

Ik heb gerept van een zelfbewuste en zichtbare Kamer in mijn brief. Voor u staat één brok energie. Voor u staat iemand die haar kennis, ervaring en vaardigheden met enthousiasmerende gedrevenheid wil inzetten voor deze Kamer. Voor u staat iemand die er wil zijn voor de hele Kamer en die boven de partijen staat. Voor u staat een team player die slagvaardigheid wil koppelen aan gemoedelijkheid. Voor u staat iemand die het ambt wil vervullen conform de waardigheid ervan, zodat u, mocht u mij kiezen, aan het einde van de periode kunt constateren: dit is goed geweest!

De heer Stekelenburg (PvdA):

Voorzitter. Ik heb met veel belangstelling de brieven gelezen en geluisterd naar de drie verklaringen waarom de kandidaten vonden dat wij hem of haar moesten kiezen als voorzitter van deze Kamer. De informatie was bijna voldoende om die keuze te kunnen maken. Aan mevrouw Timmerman wil ik nog twee vragen stellen.

Ik heb het enthousiasme van mevrouw Timmerman gehoord over de Eerste Kamer. Dat lijkt mij prima. Dat blijkt ook uit haar brief. Toch zou ik iets preciezer willen horen hoe zij de positie van de Eerste Kamer niet alleen wil uitdragen, maar ook versterken. Aan welke bevoegdheden, middelen en mogelijkheden denkt zij? Hoe zouden die gebruikt moeten worden?

Mijn tweede vraag slaat op de laatste zin van de laatste alinea in de brief van mevrouw Timmerman. Daar staat: vanuit de staatsrechtelijk gelijkwaardige positie van beide Kamers. Kan zij uitleggen wat de staatsrechtelijk gelijkwaardige positie van beide Kamers is? Mij is dat niet duidelijk. De leden van mijn fractie die ik daarnaar gevraagd heb, konden mij dat ook niet duidelijk maken.

Mevrouw De Wolff (GroenLinks):

Voorzitter. Wij kunnen nu al constateren dat het een gelukkige keuze was om deze procedure te voeren. Dat er nu drie kandidaten zijn, is zelfs meer dan de fractie van GroenLinks kon bevroeden, toen zij dit voorstel in het college van senioren formuleerde. Het zijn drie kandidaten van verschillende pluimage, van grote en kleine fracties, oud en jong, man en vrouw. Er valt wat te kiezen en dat is winst. Het is goed dat de kandidaten zich zowel schriftelijk als mondeling hebben gepresenteerd en daarbij hun eigen accent hebben kunnen aanbrengen, zodat de Kamer een afgewogen keuze kan maken. Om die keuze te vergemakkelijken, wil ik alle drie de kandidaten nog enkele vragen stellen. Ik houd de alfabetische volgorde aan.

De heer Jurgens heeft een gepassioneerd betoog gehouden, zoals wij dat van hem kennen, waarin hij uitgesproken opvattingen heeft geventileerd, zoals wij dat ook van hem kennen. Vaak ben ik het met die uitgesproken opvattingen van de heer Jurgens ook van harte eens. De vraag laat zich echter toch stellen, in hoeverre hij als voorzitter straks terughoudendheid zal kunnen betrachten in het ventileren van zijn eigen politieke opvattingen. Is hij niet bang dat hij te hard voor de troepen uit zal lopen als het gaat om de positie van dit huis? Wat wil hij daar allemaal in veranderen? Met andere woorden, heeft hij ook de overtuigingskracht en de volharding om zijn opvattingen te verwezenlijken. Hoe zal hij dat doen?

Mijn laatste vraag aan de heer Jurgens is de volgende. Hij heeft vier jaar deel uitgemaakt van de Huishoudelijke commissie als tweede ondervoorzitter van deze Kamer. Kan hij in het kort aangeven wat er naar zijn mening in de komende periode aan het functioneren van de Huishoudelijke commissie zou moeten verbeteren ten opzichte van de afgelopen vier jaar? Ik ben erg benieuwd naar het antwoord op die vraag.

De heer Schuyer heeft in zijn brief een wat karige invulling gegeven aan wat hij zou willen vernieuwen aan de werkwijze van deze Kamer. In zijn mondelinge toelichting heeft hij een aantal aanvullende voorbeelden gegeven die mij erg aanspreken. Hoe stelt hij zich een verlevendiging van de debatcultuur en de door ons gevolgde procedures in deze Kamer voor? Heeft de heer Schuyer, die deel uitmaakt van het college van senioren, een visie op de afgelopen periode en wat er zou kunnen verbeteren? Hij geeft aan dat de Huishoudelijke commissie moet worden verbreed en dat er meer van de agenda van het college van senioren naar de Huishoudelijke commissie moet overgaan. Wordt het probleem dan niet verplaatst in plaats van opgelost? Kan hij concreter maken hoe de aansturing van het management in deze Kamer kan verbeteren?

Ik heb ten slotte nog een aantal vragen voor mevrouw Timmerman. Bovenaan in de profielschets staat: een brede en gedegen parlementaire ervaring. Ik kan mij herinneren dat ik hier tegelijkertijd met mevrouw Timmerman ben geïnstalleerd. Mevrouw Timmerman zal beamen dat wij het afgelopen jaar vrijwel niets gedaan hebben. Wij moeten het dus hebben van de eerste paar jaar dat wij hier in de vorige periode in de Eerste Kamer hebben gefunctioneerd. Is dat nu een gedegen parlementaire ervaring? Heb je dan dusdanig veel meegemaakt in de Staten-Generaal dat je kunt zeggen: ja, ik beschik daarover? Als ik over mijzelf praat, zou ik dat niet voor mijn rekening willen nemen. Uit het curriculum vitae van mevrouw Timmerman blijkt dat zij echt een partijpolitica is. Zij is iemand die de lange mars door de CDA-instituties heeft gemaakt. Voorts maak ik uit de kranten op dat mevrouw Timmerman tot de inner circle van de minister-president behoort en ook in die zin een echte typische CDA-politica is. In hoeverre zal zij, met de geschiedenis die zij heeft, ons kunnen waarborgen dat zij hier een onafhankelijke rol zal kunnen spelen als voorzitter van dit huis?

Mijn laatste vragen aan mevrouw Timmerman hebben betrekking op de werkwijze, op de broodnodige vernieuwing van deze Kamer. Daar stonden in haar brief aardige dingen over, maar mevrouw Timmerman heeft die zojuist in haar mondelinge toelichting toch wel heel sterk gerelativeerd. Zij wil een stimulans zijn, maar zij wijst tegelijkertijd op alle beperkingen die deze Kamer heeft in het verder uitbouwen van haar rechten, zoals het recht van enquête of het recht van interpellatie, het uitbouwen van een werkgroep wetevaluaties et cetera. Ik zou toch menen dat deze Kamer, die een zelfstandige begrotingsautoriteit heeft, veel assertiever zou kunnen zijn in het gebruik maken van haar rechten. Ik nodig mevrouw Timmerman derhalve uit om daar nog eens iets meer op in te gaan en dan en passant ook de vraag te beantwoorden, hoe zij meent de discussie weer vlot te kunnen trekken die nog steeds niet helemaal gevoerd is met de Tweede Kamer over de positie van de Eerste Kamer. Wij zijn daar een tijd geleden aan begonnen. Vervolgens is daar in de Tweede Kamer een half debat over gevoerd en is de zaak blijven hangen. Hoe trekken wij die discussie weer vlot?

Ik stel mevrouw Timmerman ten slotte dezelfde vraag als die ik aan de heer Schuyer heb gesteld. Hoe denkt zij hier als voorzitter te komen tot een wat levendiger, overtuigender debat dat ook voor de buitenwereld wat beter is aan te zien dan tot nu toe het geval is?

De heer Kox (SP):

Voorzitter. Aansluitend op de laatste spreker: het zal wel aan mijn maagdelijkheid liggen, maar ik heb nog niet te klagen over het debat in deze Kamer. Ik heb vorige week aan de overzijde bij het debat gezeten, maar daar werd ik ook niet vrolijk van. Wie weet komen er dus vier mooie jaren voor ons.

Slechte scheidsrechters kunnen een wedstrijd kapot fluiten, slechte voorzitters een politiek debat. In zoverre wil ik dan ook wel met Erik Jurgens meegaan dat het een zaak van algemeen belang is om een goede voorzitter te kiezen. Of hij "algemeen belang" is moeten wij straks nog beslissen, maar het is wel fijn dat wij een voorzitter hebben. Stel je voor dat wij het nu zonder u zouden moeten doen: ik weet niet of wij onszelf dan in de hand zouden hebben. Sommigen denken dan ook dat het wel goed is als er een voorzitter is die de zaak in de hand kan houden. Ook is het fijn dat er iets te kiezen valt. Daarvoor dank aan de kandidaten. Dat maakt het voor deze Kamer in ieder geval mogelijk om, alles afwegende, voor de een of de ander te kiezen. Zo hoort het ook te zijn.

De kandidaten zijn noodzakelijkerwijs allemaal lid van deze Kamer en als zodanig zijn ze ons allemaal even lief. De partijpolitieke signatuur is voor ons niet interessant als het gaat om het kiezen van een voorzitter, want een voorzitter hoort boven de partijen te staan en hoort iedereen een handje te helpen als dat nodig is, of in de hand te houden als dat nodig zou zijn. Er mogen volgens ons dan ook geen beperkende regels zijn voor de kandidaatstelling. In die zin vind ik het werkelijk jammer dat mevrouw Timmerman voor de motie van de VVD-fractie heeft gestemd, want in die motie zie ik zo'n beperking. Als zij zich wat Wiegeliaans had opgesteld bij deze motie, waren onze hartjes wat harder gaan kloppen. Maar goed, het is nu eenmaal zo en wij wegen dat mee.

Wij hebben haar brief en ook die van de beide andere gelezen. Die waren allemaal heel overtuigend. Ik ben blij dat Erik Jurgens ons dé mop over de Eerste Kamer belooft, namelijk humor in het debat te brengen. Wij zouden hem daar dankbaar voor zijn, maar voor ons is dat nog geen reden om op hem te stemmen. Ook begrijpen wij dat je met Eddy Schuyer alle kanten op kan. Hij hoort ook tot de meest flexibele partij van Nederland. Verder vinden wij het fantastisch dat mevrouw Timmerman op Prinsjesdag hier het ontbijt klaar maakt, maar om daar nu een voorzitter op te kiezen..., nee, dat lijkt mij niet. Daarom aan alle kandidaten een paar inhoudelijke vragen, want wij vinden dat de voorzitter zijn of haar best moet doen om ons zo goed mogelijk te laten functioneren.

Onze eerste vraag betreft de transparantie. Hoe kunnen wij tot meer transparantie van deze Kamer komen? Moeten wij niet, net als de eerste de beste dorpsraad, de Tweede Kamer of een gemeenteraad, onze commissies openbaar verklaren? U hoeft mij niet te zeggen: "ach, er wordt niets besproken in die commissies, er is toch geen mens in geïnteresseerd", want dat is dan aan die commissies. Het gaat erom dat ik artikel 42 van het reglement van orde las en toen dacht: "Daar begrijp ik helemaal niets van." Graag de mening van de kandidaten hierover.

Verder wordt gesproken over de vele mogelijkheden van internet. Moeten wij er niet voor zorgen dat onze bijeenkomsten voortaan op internet staan, zodat mensen in Zuidhorn, Zeelst of Rotterdam-Zuid er gewoon naar kunnen kijken? Voor alle duidelijkheid: ze hoeven niet te kijken, want het is geen straf, maar ze mógen dan kijken wat hier gebeurt. Dan kunnen ze misschien gaandeweg ook een beter oordeel hebben over de toekomst van deze Kamer. Ook hierover hoor ik graag de mening van de kandidaten.

Wat vinden zij van een verdere bevordering van de formele gelijkheid van alle Kamerleden? In artikel 93 van het reglement van orde lees ik, dat een motie moet worden ondersteund door vier of vijf andere leden. Op zichzelf kan je dat regelen, door afspraken met andere partijen te maken, maar ik kan mij voorstellen dat wij dat voortaan langs de koninklijke weg doen en dat iemand die in deze Kamer is gekozen, gewoon zelf een motie of een voorstel aan de Kamer mag voorleggen, waarna erover gestemd wordt. De bepaling van artikel 93 die partijen met één of twee zetels, of zelfs met vier, zoals mijn partij, beperkt, vind ik niet zo volwassen. Graag ook hierover de mening van de kandidaten. Dit kan ons stemgedrag bepalen.

Er is al gevraagd hoe de kandidaten staan tegenover het bevorderen van een nieuw debat over de positie van deze Kamer. U kent mijn opvattingen daarover, maar er zijn nog veel meer opvattingen op dat punt en ik vind dat wij daar in ieder geval over moeten praten, willen wij onszelf serieus nemen. Mevrouw Timmerman was op dat punt wat terughoudend. Haar brief beloofde méér dan zij nu vanmiddag zei. Een herkansing kan daar wellicht nog iets aan veranderen.

In de vierde plaats hebben wij de vraag hoe de drie kandidaten de rol van deze Kamer in de toekomst zien in relatie tot de Europese Unie. Wij worden straks toch min of meer een provincie van Europa. Wat heeft dit voor gevolgen voor deze Kamer? Wat moeten wij doen als wij dit niet willen? De heer Schuyer heeft hierover gesproken, maar ik zou graag ook van de andere kandidaten horen hoe zij hierover denken.

Tot slot kan ik zeggen dat mijn fractie bij volstrekt gelijke geschiktheid zich niet zal laten leiden door politieke herkomst of sekse, maar door het juiste antwoord op de vraag wat een kroket in dit huis kost en hoe dit kan worden verklaard. Dit is een onzinnige vraag, maar ik hoop dat de eerste vier inhoudelijke vragen zo worden beantwoord dat wij die vijfde vraag niet hoeven te stellen.

De voorzitter:

Zijn er nog andere leden die het woord wensen te voeren in deze ronde? Dit is niet het geval. Ik geef daarom opnieuw het woord aan de kandidaten.

De heer Jurgens (PvdA):

Voorzitter. Ik vind het aardig dat mijn beide collega's mijn grap over het algemeen belang zo goed hebben begrepen. Zij wilden geen van beiden zeggen dat verkiezing van hen in het algemeen belang zou zijn. Ik moet daarom concluderen dat hun verkiezing niet in het algemeen belang is, dit om daarmee mijn eigen opmerking te relativeren. Wij praten niet over de vraag of wij iets leuks kunnen doen voor onszelf, maar of wij iets kunnen betekenen voor deze Kamer.

Mevrouw De Wolff vroeg mij of ik in staat zou zijn mijn gepassioneerde opvattingen als voorzitter van de Kamer onder stoelen en banken te steken. Het antwoord op die vraag is natuurlijk ja, want de voorzitter als voorzitter vertegenwoordigt de mening van de Kamer. Hij of zij zal gepassioneerd zijn in de verdediging van de Kamer. Daarover heb ik gesproken. Ik vind het van grote betekenis dat de Kamer als zodanig krachtig naar buiten toe wordt verdedigd. Natuurlijk zullen je eigen opvattingen daarover dan een minder grote rol gaan spelen. Ook hier is het weer zo dat het nooit goed is. Als je professor bent in de politiek, wordt er gezegd: al die intellectuelen in de politiek, die zijn veel te afstandelijk. Als je eens een gepassioneerd verhaal houdt, wordt er gezegd: dit gaat veel te ver. Ik zal proberen allebei te blijven doen, want ik denk dat dit ook bij mij past.

De collega's hebben iets gezegd over de evaluatie van wetgeving. Dit behoort tot mijn gepassioneerde opvattingen. Ik heb in Senioren voorgesteld dat wij dit zouden gaan doen. Ik ben blij dat ik daarvoor nu steun krijg van mijn beide medekandidaten. Dit komt in ieder geval voor elkaar.

Mevrouw De Wolff heeft verder gevraagd hoe de Huishoudelijke commissie kan worden verbeterd. In ieder geval moet de naam worden veranderd in Presidium. Dat geldt ook voor de naam "Senioren", want dit is een verschrikkelijke naam voor een college dat bestaat uit de fractievoorzitters van deze Kamer. Ik kan mij overigens voorstellen dat wij dit presidium uitbreiden met een lid van de kleine fracties, maar dan komt de vraag op wat dan nog de rol van Senioren is. Wij staan daarvoor open. Wij hebben "stranddagen" gehad. Dit klinkt heel opwindend, maar dit waren gewoon vergaderingen van Senioren waarin wij de tijd hebben genomen om dit soort vraagstukken door te nemen. Er zijn vele uitstekende ideeën geopperd, maar het is mij opgevallen dat de meeste daarvan niet worden uitgevoerd. Misschien is dit debat een aanleiding voor ons allen om te proberen op dit punt wat minder terughoudend te zijn en inderdaad bereid te zijn tot veranderingen.

Ik denk dat ik mij verder kan beperken tot een antwoord op de vraag van de heer Kox over de Europese Unie. Ik heb mij al jaren ingezet om de greep op de Europese Unie en op hetgeen daar gebeurt, te versterken. De nationale parlementen zijn op dit punt tekortgeschoten. Er wordt pas naar een wet gekeken als die hier ter uitvoering van een richtlijn wordt voorgelegd, maar wij zouden er natuurlijk eerst voor moeten zorgen dat die richtlijn goed is, want zodra die richtlijn is aangenomen, kunnen wij niets anders doen dat de wet aannemen. Zowel aan de overzijde als hier wordt hieraan veel te weinig gedaan. Dit is een grote tekortkoming in ons democratisch bestel.

In antwoord op de laatste vraag van de heer Kox moet ik antwoorden dat ik het nadeel heb dat ik niet van kroketten houd, omdat ik vroeger wel eens in een restaurant heb meegeholpen om ze te bereiden en dus weet wat erin zit.

De heer Schuyer (D66):

Voorzitter. Ik ben nooit lid geweest van de Huishoudelijke commissie, dus ik moet het antwoord op de krokettenvraag schuldig blijven. Ik weet wel dat de kroket niet separaat te koop is, maar alleen met een boterham erbij. De prijs is volgens mij 50 eurocent, maar dat weet ik niet zeker.

Mevrouw De Wolff heeft gevraagd hoe ik denk het debat te verlevendigen. Nu heb ik al gezegd dat de verwachtingen ten aanzien van een voorzitter naar mijn mening vaak erg zwaar zijn. Het is vermoedelijk niet goed mogelijk om vanuit de voorzitterstoel te stimuleren dat een debat levendiger wordt. Wel kan worden geprobeerd om daaraan voorafgaand een aantal maatregelen te nemen. Mijn fractie heeft in het College van senioren bijvoorbeeld regelmatig gepleit voor het omkeren van de spreektijd in eerste en tweede termijn. Als voor de tweede termijn een lange spreektijd zou gelden en voor de eerste termijn een korte, men tijdens de korte spreektijd uit het hoofd zou spreken en de minister-president direct zou moeten antwoorden, zou het debat zeker levendiger zijn. Juist omdat de eerste termijn vaak heel lang is en helemaal is uitgeschreven, leest men eigenlijk verhalen voor. Ook het vervroegen van de algemene beschouwingen kan een bijdrage leveren, al was het alleen maar omdat de pers dan nagaat of er verschillen zijn tussen de opmerkingen die hier en aan de overzijde worden gemaakt. Die verschillen zijn er ongetwijfeld, dus dat werkt absoluut stimulerend. De debatcultuur zou inderdaad steviger en prettiger kunnen, maar dat is geen doel op zichzelf.

Mevrouw De Wolff heeft ook gevraagd naar mijn visie op de Huishoudelijke commissie. Ik begin met de opmerking dat ik van mening ben dat de naam van deze commissie dient te worden gewijzigd. Ik sluit mij op dit punt aan bij de heer Jurgens. De opmerking in mijn brief om de Huishoudelijke commissie of het Presidium te verbreden, heeft zeker te maken met de verwachting dat het Presidium dan voorstellen zal doen, bijvoorbeeld over een debatcultuur in de Kamer, die op een breder draagvlak kunnen rekenen dan de voorstellen van een voorzitter alleen. Bovendien, en daarmee vertel ik geen geheim, is de afgelopen vier jaar heel veel tijd besteed aan de interne organisatie van deze Kamer. Daarin zijn problemen gesignaleerd; men vraagt om een verbetering van het management. Wij zijn vanmiddag getuige geweest van een opmerking van de tijdelijke voorzitter. Hij vroeg zich af of de Huishoudelijke commissie niet moest worden verbreed, met name met mensen die deskundig zijn op het gebied van management en personeelsbeleid. Ik denk dat dit noodzakelijk is; vandaar mijn pleidooi om de commissie van naam te veranderen en haar samenstelling te verbreden.

Ik zou het helemaal niet slecht vinden als deze Kamer op gezette tijden, maar wel met grote regelmaat, onderzoek zou doen naar de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van wetgeving. Zij zou bijvoorbeeld horizonbepalingen in wetgeving kunnen afdwingen en op basis daarvan kunnen verzoeken om een evaluatie, die hier vervolgens wordt besproken. Zo zou de Kamer de vinger goed aan de pols van de uitvoerbaarheid van de wetgeving kunnen houden.

De heer Kox heeft gevraagd naar mijn mening over transparantie. Ik heb geen enkel bezwaar tegen het openbaar maken van commissievergaderingen. Integendeel, ik ben daar in mijn politieke carrière altijd voor geweest. Toen ik hier begon, vond ik dat ook een initiatief waard. Ik heb ook gevraagd waarom dat niet kon. De eerlijkheid gebiedt mij wel te zeggen dat de commissievergaderingen zo langzamerhand iets anders zijn geworden dan twaalf jaar geleden, toen ik in de Kamer kwam. Toen ik erin kwam, was het eigenlijk niet meer dan het overleggen van een serie vragen, waarbij men even toetste of er door andere politieke partijen adhesie werd betuigd met die vragen. Vervolgens werd het plenaire debat over die wet hier gevoerd. Langzamerhand verschuift het debat ook naar de commissies. Wat mij betreft maken wij die commissievergaderingen openbaar. Ik denk dat wij dit best aankunnen, want het publiek zal zich nog niet opstellen in rijen van drie.

In de brief zijn opmerkingen gemaakt over internet. Ik vind het een zeer waardevolle suggestie, maar ik weet niet wat de kosten daarvan zijn, dus in dit opzicht ben ik wat voorzichtig.

Het punt van de formele gelijkheid van alle leden is al gerelativeerd door de opmerking dat het meestal wel goed komt, want er is altijd wel een vijfde lid te vinden, zeker omdat het gaat om ondersteunen, zoals in het Reglement van Orde staat; men hoeft niet eens mee te tekenen. Onder normale omstandigheden worden moties van fracties die minder dan vijf leden hebben, in de praktijk op basis van collegialiteit altijd ondersteund. Ik betwijfel of het Reglement van Orde moet worden aangepast, want ik vind wel dat een centrumdemocraat die hier in deze Kamer verzeild zou raken, niet de mogelijkheid moet hebben om in zijn eentje een motie in te dienen. In dit soort typische gevallen zou je de steun van vijf leden kunnen onthouden.

Over de positie van de Kamer ten opzichte van Europa heb ik al een opmerking gemaakt. Op dit punt ben ik geïnspireerd door de afscheidsspeech die de heer Tjeenk Willink hield toen hij hier afscheid nam als voorzitter en deze Kamer heel nadrukkelijk stimuleerde om in te zoomen op Europa en daar de aandacht op te vestigen. Dat heeft zeker geleid tot ontwikkelingen zoals de oprichting van het Europees bureau van de Eerste Kamer. Ik zou dat nog willen versterken.

Mevrouw Timmerman-Buck (CDA):

Voorzitter. Mijn plaats op de sprekerslijst wordt bepaald door de alfabetische volgorde. Dit gaat op achternaam en ik moet zeggen dat ik op dit moment de beslissing betreur die ik 24 jaar geleden heb genomen, om te trouwen met een man en diens achternaam over te nemen, zijnde Timmerman, terwijl mijn meisjesnaam Buck is. Het zij zo.

De beide heren die vóór mij hebben gesproken, hebben al wat gras voor mijn voeten weggemaaid, maar ik zal mijn best doen om op alle vragen zo goed mogelijk in te gaan. Allereerst de vraag van de heer Stekelenburg over de versterking van de positie van de Eerste Kamer en over de positionering van de Eerste Kamer als instituut waarop wij trots mogen zijn. Ik denk dat het van belang is – dit hangt samen met de zelfbewustheid die ik in mijn sollicitatiebrief heb weergegeven – dat de positie van de Eerste Kamer al versterkt kan worden door maximaal gebruik te maken van de formele bevoegdheden die wij nu reeds hebben. Ik vind dat van die bevoegdheden nog lang niet actief genoeg gebruik wordt gemaakt om de Kamer op de maatschappelijke en staatsrechtelijke agenda te zetten en de Kamer zichtbaar te maken. Het vergroten van de zichtbaarheid kan ook de positie van de senaat versterken. Ik heb daarvan al een aantal concrete voorbeelden gegeven. Wat de formele bevoegdheden van de Eerste Kamer betreft, merk ik op dat ik hier sta als kandidaat-Kamervoorzitter en niet als lid van mijn fractie. Als lid van een fractie heb ik bepaaldelijk opvattingen over vetorecht, terugzendrecht en wat dies meer zij. Ik vind echter dat de voorzitter van de Eerste Kamer boven de partijen moet staan en zeer terughoudend moet zijn, niet met het aangaan van het debat over de meerwaarde of over het bestaansrecht van de Eerste Kamer, maar wel wat betreft de formele bevoegdheden, en dan met name de vraag of die al dan niet gewijzigd zouden moeten worden. Ik vind dit een principieel punt. Met de staatsrechtelijk gelijkwaardige positie, waarover ik in mijn brief heb geschreven, heb ik eenvoudigweg bedoeld dat beide Kamers, dus zowel de Tweede als de Eerste Kamer, grondwettelijk gelijkwaardig zijn. Het feit dat er telkens wordt gesproken over het politieke primaat van de Tweede Kamer heeft er volgens mij en volgens vele staatsrechtgeleerden uitsluitend mee te maken dat de Tweede Kamer het recht van initiatief en het recht van amendement heeft, iets wat de Eerste Kamer mist. Dat op zichzelf betekent echter nog niet dat wij niet moeten blijven staan voor de fundamentele grondwettelijke gelijkwaardigheid. Ook daaraan ontleen ik die zelfbewustheid. Ik hoop dat het hiermee duidelijker is geworden.

Mevrouw De Wolff heeft gesproken over de "gedegen parlementaire ervaring" uit de profielschets. Ik heb daarover nagedacht. Welnu, daarin wordt niet gesproken van een "ruime" parlementaire ervaring. Ik wil er geen semantische discussie van maken, maar inderdaad ben ik slechts vier jaar lid van deze Kamer. In mijn presentatie heb ik al aangegeven dat ik in de eerste twee jaar als Kamerlid bijzonder betrokken en actief bezig ben geweest. Ik heb namelijk twintig wetsvoorstellen plenair behandeld. Het spijt mij dat ik nu ietwat onbescheiden moet worden, maar de vragen leidden hiertoe. Dat was behoorlijk wat. In de daaropvolgende twee jaar als fractievoorzitter heb ik leiding moeten geven aan een fractie van enige omvang. Bovendien heb ik in die tijd deel uitgemaakt van het college van senioren.

Voorts wijs ik erop dat ik zo'n dertien jaar heb gewerkt bij het wetenschappelijk instituut voor het CDA. Daarbinnen werd vrij nauw samengewerkt met Tweede-Kamerleden en Eerste-Kamerleden, alsook bewindslieden. Ook van die zijde ben ik dus gedurende een periode van ongeveer dertien jaar bekend geraakt met de mores binnen het parlement.

Men zal het mij niet kwalijk nemen dat ik de opmerking over uitsluitend CDA-instituties toch corrigeer. De commissie Gelijke behandeling is een semi-rechterlijke instantie die niets met partijpolitiek te maken heeft. De NOVIB, waar ik vice-voorzitter ben geweest, heeft niets te maken met partijpolitiek, tenzij men het als een links instituut beschouwt, gezien de partijpolitieke profilering van de voorzitter en de directeur in die tijd. De Marga Klompéstichting staat boven partijen, is onafhankelijk en staat voor mensen die tussen wal en schip zijn geraakt. Ook de KRO zal ik geen partijpolitiek instituut willen noemen.

Ik heb al wat gezegd over het assertiever gebruik maken van de formele rechten van de Kamer.

De vraag is gesteld: hoe te komen tot een levendiger debat? Ik heb al gezegd dat mij het gras enigszins voor de voeten is weggemaaid. Ik kan het alleen maar eens zijn met wat de heer Schuyer hierover heeft opgemerkt. Het is bekend dat ik volledig sta achter het benutten van de beschikbare mogelijkheden om het debat levendiger te maken. Hierbij denk ik aan het schuiven met de tijd bij de algemene beschouwingen, eventueel met het omdraaien van de tweede en de eerste termijn. Het spijt mij alleen dat ik niet origineler kan zijn, maar ik kan mij aansluiten bij wat de heer Schuyer ter zake heeft opgemerkt.

De heer Kox wil dat de commissievergaderingen openbaar verklaard worden. Ik wil daar heel serieus over nadenken, omdat het karakter van de commissievergaderingen in de loop der tijd veranderd is van uitsluitend procedureel tot meer politiek inhoudelijk. Op voorhand wil ik hier dus absoluut geen "nee" tegen zeggen.

Wie zou er wat kunnen hebben tegen het op internet plaatsen van onze bijeenkomsten? Zoals de heer Schuyer al aangaf, is dat overigens niet alleen een kwestie van geld, maar ook van menskracht, zo is mijn ervaring. Immers, zoiets levert altijd meer werk op.

Er is nog gesproken over het indienen van moties zonder de vereiste vijf ondertekenaars. Inderdaad zal het probleem zich in de praktijk wel oplossen, aldus de heer Schuyer. Toch wil ik meer in de richting van de heer Kox redeneren. Immers, het betreft de principiële vraag of fracties van kleinere omvang uitsluitend vanwege dat feit zich tot andere fracties moeten wenden voor het indienen van een motie. Ik sta hier dus veel positiever tegenover.

Ik ben al ingegaan op de opmerking over het bevorderen van het debat over de positie van de Senaat.

Ik vind het tot slot heel vervelend om als vrouw over huishoudelijke commissies en kroketten te moeten praten. Dat doe ik dus niet.

De heer Kox (SP):

Voorzitter. Ik wil de heer Jurgens nog vragen hoe hij denkt over openbare commissievergaderingen, over de mogelijkheden van het internet en over de moties. Ik heb hem daarover niet gehoord, maar beide andere kandidaten wel.

De heer Jurgens (PvdA):

Voorzitter. Ik denk dat uit de Handelingen zal blijken dat die vragen uitdrukkelijk aan mevrouw Timmerman en de heer Schuyer waren gesteld. Ik heb althans verstaan dat ze niet tot mij waren gericht. Anders had ik graag geantwoord.

Het probleem met commissievergaderingen hier is dat wij geen ruimte hebben voor het publiek. Het is idioot dat commissievergaderingen besloten zijn. Ik ken geen andere parlementen waar commissies niet gewoon gebruikt worden voor onderling debat tussen de leden en natuurlijk ook voor procedures. Als je de vergaderingen openbaar maakt, moet je ruimte hebben voor een tribune, voor de stenografische dienst etc. Dat is een groot ruimteprobleem, een praktisch probleem, dat niet gemakkelijk is te overwinnen. Zo nu en dan houden wij een openbare commissievergadering. Die openbaarheid bestaat er dan uit dat wij daarvan een stenografisch verslag laten maken, vanwege het gebrek aan fysieke ruimte. Ik zou de stap durven nemen om te proberen met de Tweede Kamer af te spreken dat commissievergaderingen die openbaar zijn aan de overkant van het Binnenhof kunnen plaatsvinden.

Een van de speciale karaktertrekken van dit huis is dat wij buitengewoon zuinig zijn met moties. De vorige week heb ik in de Tweede Kamer in de discussie over de Europese Conventie meegemaakt dat men daar absoluut niet zo terughoudend is. Wij krijgen hier straks ook een discussie over achttien ingediende moties. De bedoeling destijds was om een teveel aan amendementen te voorkomen. Wordt er een ingediend, dan kijkt de voorzitter nu om zich heen en vraagt of het voldoende wordt ondersteund. Een aantal mensen steekt dan de hand op. Een formele belemmering voor het indienen van moties is er aldus nauwelijks.

In mijn brief, waaraan ik nog niet heb gerefereerd, heb ik te kennen gegeven dat een belangrijke taak van de Eerste Kamer is om zich naar buiten toe beter zichtbaar te maken. Ik heb zelf in Senioren een halfjaar geleden gesuggereerd, alle fracties een plek te geven op de website van de Eerste Kamer, om daar te vertellen wat zij hier eigenlijk doen.

Mevrouw De Wolff (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb niet gezegd dat mevrouw Timmerman alleen maar werkzaam is geweest voor partijgeledingen. Ik heb wel gezegd dat mij toen ik haar curriculum vitae las opviel dat zij in zoveel partijgelederen van het CDA werkzaam was geweest. Ik heb daar nog het een en ander aan toegevoegd en de vraag in hoeverre zij ons kan garanderen dat zij als voorzitter een onafhankelijke positie inneemt.

Zij reageert door te zeggen dat zij ook voor NOVIB heeft gewerkt en niet alleen voor CDA-geledingen. Dat was niet echt een antwoord op mijn vraag.

Mevrouw Timmerman-Buck (CDA):

Voorzitter. Ik meen meermalen te hebben gezegd dat ik een Kamervoorzitter wil zijn die boven de partijen staat. Juist daarom heb ik in mijn antwoord aan de heer Stekelenburg over de formele bevoegdheden van de Eerste Kamer gezegd dat ik als lid van de fractie mijn opvattingen heb over vetorecht, terugzendrecht, enz., maar dat ik het principieel niet aan de Kamervoorzitter vind om zich daarover uit te laten. Hij of zij moet daar althans zeer terughoudend in zijn. Wat wilt u nog meer dan dat ik nu tot drie keer toe heb gepoogd dat te zeggen? Het bewijs kan ik alleen maar leveren als u op mij stemt en vier jaar wacht!

De vergadering wordt van 15.31 uur tot 15.38 uur geschorst.

De voorzitter:

Conform het gestelde in artikel 113 van het Reglement van orde zal deze verkiezing schriftelijk plaatsvinden.

Ik benoem tot stemopnemers de heer Rosenthal (voorzitter), mevrouw De Wolff, mevrouw Slagter-Roukema en de heer Van Middelkoop.

Hierna wordt tot schriftelijke stemming overgegaan.

De heer Rosenthal:

voorzitter van het stembureau

Uitgebracht zijn 74 stemmen, waarvan 31 op mevrouw Timmerman-Buck, 28 op de heer Jurgens, 14 op de heer Schuyer en 1 blanco.

De voorzitter:

Aangezien geen der kandidaten de volstrekte meerderheid van stemmen op zich heeft verenigd, is er overeenkomstig het eerste lid van artikel 116 van het Reglement van orde een tweede stemming nodig.

De heer Schuyer (D66):

Voorzitter. Snelheidshalve trek ik mij terug als kandidaat.

De voorzitter:

Dan volgt nu een tweede stemming, waarbij alleen nog mevrouw Timmerman en de heer Jurgens kandidaat zijn.

Hierna wordt opnieuw tot schriftelijke stemming overgegaan.

De heer Rosenthal:

voorzitter van het stembureau

Uitgebracht zijn 74 stemmen, waarvan 34 op de heer Jurgens en 37 op mevrouw Timmerman-Buck, terwijl 3 blanco stemmen zijn uitgebracht.

De voorzitter:

Op grond van de uitslag van deze verkiezingen constateer ik dat mevrouw Timmerman-Buck overeenkomstig artikel 115 (Rvo) een volstrekte meerderheid heeft verworven en daarmee gekozen is tot voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Ik wil haar daarmee van harte gelukwensen.

Er is vanmiddag gesproken over een eervol ambt. Mevrouw Timmerman, wij hopen dat u de komende zittingsperiode dit ambt eervol zult bekleden ten dienste van de Kamer en vooral ten dienste van het Nederlandse volk.

Onze gelukwensen wil ik graag laten vergezellen door deze bloemen. Ik wens u van harte geluk met uw benoeming.

(Applaus)

De voorzitter:

Alvorens de vergadering te schorsen, dank ik de twee kandidaten die zijn afgevallen, voor de inzet die zij de afgelopen tijd aan de dag hebben gelegd om mee te doen aan deze nieuwe procedure. Wij hebben daarvan veel geleerd en zijn hen daarvoor dankbaar.

Ik deel de Kamer mede dat over vijf minuten de commissie voor Onderwijs zal vergaderen en over 20 minuten de commissie voor Financiën.

Ten slotte dank ik de leden van stemcommissie heel hartelijk voor het volbrengen van hun zware taak.

De vergadering wordt van 16.12 uur tot 16.50 uur geschorst.

Voorzitter: Timmerman-Buck

De voorzitter:

Geachte medeleden, beste collega's. Voor het geval dat u mij zou kiezen als uw voorzitter heb ik toch maar een concept voor een aanvaardingsspeech gemaakt. De traditie wil namelijk dat bij de verkiezing tot voorzitter van uw Kamer een speech hoort. Ik wil mij niet aan die gewoonte onttrekken, maar de speech wel uitspreken in het licht van een van de criteria die in de profielschets staan: vermogen tot relativering. Ik versta daaronder ook: zelfrelativering. Mijn woorden zullen u dus niet te lang vermoeien, te meer niet vanwege de hierna geagendeerde buitengewoon belangwekkende moties aangaande de Europese Conventie.

Op de allereerste plaats wil ik graag de Kamer van ganser harte danken voor het vertrouwen dat zij in mij heeft gesteld door mij te kiezen als haar voorzitter. U kunt rekenen op mijn enthousiasme en volledige inzet. Het feit dat ik gekozen ben als voorzitter van uw Kamer is voor mij te meer bijzonder, omdat het voor het eerst ging om een zogeheten vrije verkiezing, waarbij zich meer personen kunnen kandideren. Het verschil met de wijze waarop vorige voorzitters van de senaat werden gekozen, is groot. Mijn voorganger de heer Braks kon in zijn aanvaardingsspeech nog zeggen: "Zeker aan het begin van een nieuw voorzitterschap past bescheidenheid bij de formulering van eigen visies. Vandaag is het zeker niet het moment om uitspraken te doen over functie, zin en werkwijze van de Kamer."

Me dunkt dat de Kamer nu voor een geheel andere context heeft zorggedragen gelet op de sollicitatiebrieven, de presentaties en de bevraging door u. Een ander verschil blijkt uit de aanvaardingsspeech van de voorganger van de heer Braks, de heer Korthals Altes. Hij zei: "Ik ben mij er maar al te zeer van bewust dat het te danken is aan het succes van de politieke groepering waarvan ik nu ruim veertig jaar deel uitmaak dat ik vandaag als kandidaat voor het voorzitterschap ben voorgedragen."

Ook dat automatisme, het voordragen van slechts één kandidaat, is voorbij. Ik hecht er overigens aan om te benadrukken dat de oude verkiezingswijze niet impliceerde dat de toenmalige kandidaten geen goede Kamervoorzitters konden zijn of zijn geweest.

Geachte medeleden. Bij mijn kandidaatsstelling heb ik zowel schriftelijk als mondeling getracht de meerwaarde van de Eerste Kamer te duiden. Mag ik kort nog even nadere invulling geven aan onze taak om de kwaliteit van de wetgeving te bewaken en aan onze waarborgfunctie? De Eerste Kamer maakt deel uit van de Staten-Generaal. De leden ervan vertegenwoordigen de burgers ten overstaan van de regering. Ook al vloeit die vertegenwoordigende functie in ons geval voort uit indirecte verkiezingen, toch hebben wij de taak om de burgers direct te representeren. Dat impliceert dat deze Kamer voeling houdt met de samenleving, weet wat er speelt en dat ook inbrengt in de debatten met de regering, zeker in de komende moeilijke periode, waarin het risico groot is van verscherpte verhoudingen binnen de samenleving en tussen burgers en politici. De Eerste Kamer is het orgaan bij uitstek waar maatschappelijke verworteling en reflectie samenkomen. Dit raakt aan een belangrijke functie van de Eerste Kamer. Als zogenaamde chambre de réflexion brengt deze Kamer verdieping aan in de debatten over beleid en wetgeving, niet slechts incidenteel en niet slechts bij toeval. Daarenboven: die verdieping behelst ook het kunnen plaatsen van beleid en regelgeving in een breder perspectief van samenhang en toekomstgerichtheid. Regeren is vooruitzien. Het volk vertegenwoordigen impliceert eveneens vooruitzien. Kiezers, burgers verlangen dat van het parlement: leiding geven door samenhang aan te brengen en oriëntatie te verschaffen, niet blijven steken in de waan van de dag. Dit is van belang, juist in een periode waarin maatschappijbeelden en overheidsvisies kantelen of lijken te kantelen. Daarbij worden vaak de meest indringende vragen gesteld over de wijze waarop de overheid zich van haar taken kwijt, maar vaker nog over de kerntaak van de overheid als zodanig. Ook is het de vraag wat de overheid zou moeten loslaten en dus zou moeten rekenen tot de verantwoordelijkheid van individuele burgers of maatschappelijke organisaties. Juist in een dergelijk tijdsgewricht kan de Eerste Kamer zich met meer fundamentele, oriëntatie verschaffende debatten doen gelden en een visie ontwikkelen of van visie doen blijken, teneinde de koers van de regering mede te bepalen als medewetgever en controleur.

Beste collega's, wij worden uitgedaagd; de Eerste Kamer wordt uitgedaagd. Die uitdaging ga ook ik als uw voorzitter, boven de partijen staande, aan, in het besef dat het vervullen van de daarbij behorende plichten mij een groot voorrecht zal zijn.

(applaus)

De voorzitter:

Ik dank de heer Schuurman hartelijk voor het waarnemen van het voorzitterschap.

Naar boven