Noot 1 (zie blz. 858)

Rapport van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven van de heren A.K. Koekkoek en H. ten Hoeve

De commissie, benoemd tot onderzoek van de geloofsbrieven van A.K. Koekkoek en H. ten Hoeve heeft de eer het volgende te rapporteren.

In de handen van de commissie zijn gesteld de volgende missiven van de voorzitter van het Centraal Stembureau voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal:

a. twee, ter voldoening aan het bepaalde in artikel V 1, derde lid, van de Kieswet, ten geleide van zijn besluiten van 4 en 5 juni 2003, nr. KR 2003/68 398 en 2003/68 401 waarbij de heren A.K. Koekkoek te Tilburg en H. ten Hoeve te Stiens, worden benoemd verklaard tot lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, de heer Koekkoek in verband met het feit dat mevrouw K.M.H. Peijs te Vleuten haar benoeming niet heeft aanvaard en de heer Ten Hoeve in verband met een nadere vaststelling van de verkiezingsuitslag;

b. een, ter voldoening aan het bepaalde in artikel V 2, eerste lid, der Kieswet, houdende mededeling dat de heren Koekkoek en Ten Hoeve hun benoeming aannemen.

De benoemde leden hebben overgelegd:

a. de kennisgeving van de voorzitter van het Centraal Stembureau dat zij zijn benoemd;

b. een uittreksel uit het persoonsregister;

c. een verklaring betreffende de openbare betrekkingen welke zij bekleden.

Uit deze stukken blijkt dat de benoemde leden de bij de wet gevorderde leeftijd hebben bereikt en dat zij geen betrekking bekleden welke onverenigbaar is met het lidmaatschap van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

De commissie heeft derhalve de eer voor te stellen de heren A.K. Koekkoek en H. ten Hoeve als lid van de Kamer toe te laten.

De commissie:

Pastoor (voorzitter)

Rabbinge

Luijten

Naar boven