4de vergadering

Dinsdag 30 oktober 2001

10.00 uur

Voorzitter: Braks

Tegenwoordig zijn 68 leden, te weten:

Baarda, De Beer, Van de Beeten, Van den Berg, Bierman, Bierman-Beukema toe Water, De Blécourt-Maas, De Boer, Boorsma, Braks, Broekers-Knol, Van den Broek-Laman Trip, Van Bruchem, Castricum, Dees, Doesburg, Dölle, Dupuis, Van Eekelen, Eversdijk, Van Gennip, Hessing, Van Heukelum, Hofstede, Holdijk, Van den Hul-Omta, Jaarsma, De Jager, Jurgens, Ketting, Kneppers-Heijnert, Kohnstamm, Van der Lans, Van Leeuwen, Lemstra, Van der Linden, Lodders-Elfferich, Lycklama à Nijeholt, Meindertsma, Pastoor, Platvoet, Le Poole, Pormes, Rabbinge, Rensema, Rosenthal, Ruers, Van Schijndel, Schoondergang-Horikx, Schuurman, Schuyer, Stevens, Swenker, Tan, Terlouw, Timmerman-Buck, Varekamp, Ter Veld, Veling, De Vries, Walsma, Werner, Witteveen, Woldring, De Wolff, Wolfson, Wöltgens en Zwerver,

en de heer Korthals, minister van Justitie, mevrouw Borst-Eilers, vice-minister-president, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mevrouw Adelmund, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, en mevrouw Vliegenthart, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mede dat zijn ingekomen berichten van verhindering van de leden:

Van Thijn, wegens verblijf buitenslands, tot en met 13 november 2001;

Stekelenburg, Luijten en Ginjaar, wegens bezigheden elders.

Deze berichten worden voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

Ik verzoek u te gaan staan.

Van 9 tot 11 oktober jl. leidde de 85-jarige Surinaamse parlementsvoorzitter Jagernath Lachmon een parlementaire delegatie naar Nederland. Op donderdagmiddag 11 oktober bezocht hij met deze delegatie de Eerste Kamer. Met hem en de delegatieleden mocht ik namens u een even ontspannen als indringend gesprek voeren, als heel goede vrienden. Voorzitter Lachmon sprak zijn hoop en verwachtingen uit voor de toekomst van Suriname en voor hernieuwde betrekkingen met Nederland. Bijzondere aandacht had hij ook voor het grote Surinaamse volksdeel in Nederland. Het zou zijn laatste bezoek aan een ander parlement blijken te zijn. Want op vrijdag 19 oktober overleed Lachmon in Nederland. Bijna een jaar hiervoor was eveneens in Nederland overleden Henk Arron, zijn tegen- en medespeler bij de verzelfstandiging van Suriname op 25 november 1975.

Lachmon kon deze onverhoedse onafhankelijkheid niet echt waarderen. Ook recente geschiedschrijving neigt ertoe hem in die opvatting gelijk te geven. Maar ter wille van de stabiliteit van Suriname, het evenwicht tussen de multi-etnische groeperingen en de door hem voorgestane solidariteit in de Surinaamse samenleving verzoende hij zich vlak voor die onafhankelijkheid met Arron en de idee ervan.

Deze grote stap tekende hem als overtuigd bruggenbouwer, als iemand die het grote doel van een Herdenkingharmonische en democratische samenleving nastreefde en verbroedering als politiek middel hanteerde. Vanwege deze eigenschappen en overtuigingen voelde hij zich ook tientallen jaren thuis in de voorzittersstoel in zijn parlementaire vergadering. Maar ook leidde hij meer dan 50 jaren zijn Hindoestaanse Vooruitstrevende Hervormingspartij. Afbrokkeling in splinterpartijen van deze partij in de laatste vijf jaren zag hij met bezorgdheid en onbegrip aan. Want hij probeerde juist, ook als kind vanuit het toenmalig Brits-Indië geëmigreerde ouders, de onderlinge eenheid te bewaren en in consensus met partijen uit andere grote etnische groeperingen een vreedzaam en democratisch Suriname op te bouwen. Meer dan het op botsingen en conflicten aan te laten komen volgde hij de stelregel dat het beter was te buigen als het riet, want dat breekt niet. De periode waarin de democratie geschonden werd en de maatschappelijke verhoudingen gepolariseerd, beschouwde hij dan ook als een horreur. Intussen bleef hij werken aan het herstel van de democratie, zoals deze vanaf 1987 met vallen en opstaan weer gestalte kreeg. Het is begrijpelijk dat Lachmon voor vele Surinamers een aimabele vaderfiguur is geworden, die zij vertederend wel "Papa Lach" noemden. Het is mijn overtuiging dat wij de nagedachtenis van collega Lachmon en van deze vriend van Nederland niet sterker kunnen eren dan door de banden die zich op allerlei niveaus weer tussen Suriname en Nederland ontwikkelen, op harmonieuze wijze te versterken. VoorzitterZijn familie, gemeenschap en land, met de bodem waarvan hij zich zo verbonden voelde, mogen zich getroost voelen wanneer zij deze grote zoon van Suriname in hun herinnering koesteren. Ik verzoek u enige ogenblikken stilte in acht te nemen en daarbij ook zijn vriendschap voor ons land en parlement te herdenken.

De aanwezigen nemen enige ogenblikken van stilte in acht.

De voorzitter:

Op maandag 22 oktober jl. overleed op 81-jarige leeftijd het oud-lid van deze Kamer, Jan Glastra van Loon. Dat was toch onverwacht. Op 27 september had hij op de oud-ledendag nog met animo, scherpte en elegantie het woord gevoerd. In zijn kenmerkende stijl kruiste hij vooral de degens met het oud-lid Jan Nagel, die in een inleiding de opvattingen van Leefbaar Nederland ten beste gaf over het onderwerp "De afbrokkeling van de politieke partij(en) en de gevolgen daarvan voor het democratisch draagvlak van het openbaar bestuur".

In zijn kritische kanttekeningen liet Glastra van Loon zich herkennen als degelijke rechtsfilosoof en als de man met jarenlange ervaring als bestuurder en politicus binnen D66. Het jaar ervoor had hij over de nieuwe politieke groepering en leiders al de staf gebroken in niet mis te verstane bewoordingen. Want Jan Glastra van Loon kon en wilde bij voorkomende gevallen zich vlijmscherp uitdrukken. Hij hield de vrijheid van meningsuiting hoog. Hoe kon dat ook anders voor iemand die zich tot het meedoen aan het studentenverzet had laten overtuigen en vervolgens onder pseudoniem de pen voerde in illegale bladen? En hoewel die vrijmoedigheid, toen hij als staatssecretaris van Justitie de top van dat ministerie onder vuur nam, hem zijn functie in het kabinet-Den Uyl kostte, was dat geen reden voor hem zich voortaan niet meer luid en duidelijk te laten horen in woord en geschrift.

Wie evenwel terugblikt op de loopbaan van Glastra van Loon moet vaststellen dat het niet vanzelfsprekend is geweest dat hij uitkwam bij rechtsfilosofie en politiek bestuur. Want in de beginjaren had hij medicijnen gestudeerd, hetgeen niet vreemd was, want zijn vader was in Batavia geneesheer geweest. Langs de weg van studie van filosofie en sociologie in Nederland en in het buitenland ging hij ten slotte door in de rechtswetenschappen. Daarin promoveerde hij cum laude op een proefschrift over "Norm en Handeling" in 1956. Dan zien de daarop volgende jaren hem als hoogleraar rechtsfilosofie, enkele malen afgewisseld met de functie van assistent-griffier voor de vaste commissie voor Justitie in de Tweede Kamer. Die kennelijke hang naar het praktische brengt hem ook het rectoraat van het Institute of Social Studies en het staatssecretariaat van Justitie, dat dus minder dan twee jaren mocht duren.

Vanaf 1980 combineert Glastra van Loon dan het lidmaatschap van de Eerste Kamer tot 1990 met een hoogleraarschap rechtsfilosofie aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam. Zijn kennis en attitude maakten dat hij zich bijna van nature thuis voelde in de "Chambre de réflection", want hij hield het er, met zichtbaar genoegen, bijna twintig jaar vol.

Bijna even natuurlijk had hij zijn politieke huis in D66 gevonden. Buiten zijn wetenschappelijke en politieke activiteiten was Glastra van Loon een mens die van het goede en schone in het menselijk bestaan kon genieten. De erkenning van de essentie en waarde van elk menselijk bestaan maakte hem tot de uitgelezen voorzitter van het Humanistisch Verbond, een taak die hij van 1987 tot 1993 op zich nam. Dezer dagen werd herinnerd aan een typerende uitspraak die hij deed bij het aanvaarden van dit voorzitterschap: "Mens zijn is voor mij een vorm van onzeker in de wereld staan, ik ben een zoeker en wil dat steeds blijven." Dat wezenskenmerk verklaart ook waarom Glastra van Loon nooit in zijn rijke loopbaan en persoonlijk leven een enkele definitieve weg is ingeslagen.

Allen die hem kenden, zullen goede herinneringen houden aan deze humane, humoristische, erudiete en uitgesproken man.

De aanwezigen nemen enige ogenblikken van stilte in acht.

De voorzitter:

Geachte medeleden. Binnenkort gaan wij in het openbaar bestuur weer spreken over de positie van de Eerste Kamer. Voor een evenwichtige beoordeling van regelgeving door deze Kamer wordt al jaar en dag de verankering van de leden van de Kamer in de samenleving als een voordeel aangevoerd. De erkenning daarvan heeft afgelopen vrijdag bijzondere glans gekregen doordat mijn voorganger, Frits Korthals Altes, tot minister van Staat is benoemd.

Onder zijn verdiensten werd natuurlijk ook het voorzitterschap van de Kamer genoemd, maar ook werden alle andere functies in het openbaar bestuur die hij in zijn loopbaan heeft bekleed genoemd. Vanaf deze plaats wil ik onze vroegere voorzitter namens u allen van harte gelukwensen met zijn benoeming, die hem bij de politiek en het openbaar bestuur betrokken houdt, voor zo lang hem dat gegeven mag zijn.

(Applaus)

De voorzitter:

Aan deze gelukwensen voeg ik nog twee observaties in de actualiteit toe over de betrokkenheid van leden van de Kamer bij de samenleving.

Allereerst memoreer ik het succes van de spectaculaire berging van de Koersk. Collega Van Eekelen heeft zich daar zeer voor ingespannen. Het succes zal de Nederlandse reputatie in de wereld van bergers en zeevaart op z'n minst mede bestendigen.

Tegelijkertijd viel mijn oog op de recente uitreiking van de Historische jeugdboekenprijs aan collega Terlouw, voor zijn boek Oorlogswinter, uit 1974. Met zijn succesvolle jeugdboeken heeft hij mede een stempel op het opgroeien van jongere generaties in Nederland gezet.

Ook dit zijn voorbeelden van worteling in de samenleving waar de Kamer trots op mag zijn. Dames en heren, begrijp mij goed. Ik zal niet steeds de vele verdiensten van leden van de Kamer opsommen. Dat zou ondoenlijk zijn en zeer riskant. Ik meende echter nu naar aanleiding van de benoeming van Frits Korthals Altes tot minister van Staat een goede gelegenheid te hebben om de stelling waarmee ik begon nog eens extra te illustreren.

Ingekomen is de beschikking van de voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, houdende aanwijzing van mevrouw M.J.A. van der Hoeven tot lid van de interparlementaire commissie inzake de Nederlandse Taalunie.

Deze beschikking ligt op de griffie ter inzage. Ik stel voor, deze beschikking voor kennisgeving aan te nemen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

De overige ingekomen stukken staan op een lijst, die in de zaal ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

(Deze lijst is, met de lijst van besluiten, opgenomen aan het einde van deze editie.)

Naar boven