Aan de orde zijn:

de Algemene financiële beschouwingen (28000)

,

de behandeling van de wetsvoorstellen:

Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van de Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2002 (28000 IXA);

Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2002 (28000 IXB).

De beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik heet de minister van Financiën, en straks ook zijn staatssecretaris, van harte welkom.

De heer Boorsma (CDA):

Mijnheer de voorzitter. De Miljoenennota 2002 is om verschillende redenen bijzonder. In de eerste plaats: het is de laatste van minister Zalm in dit kabinet en naar ik vermoed van Paars. In de tweede plaats: de vreselijke gebeurtenissen van "9 11", zoals ze in de Verenigde Staten zeggen, hebben de onderliggende economische voorspellingen, en daarmee de relevantie van het hele macro budgettaire kader, onderuit gehaald, in elk geval de negatieve macro-economische ontwikkelingen versterkt. In de derde plaats: het is de eerste miljoenennota in euro's. In de vierde plaats: het is de eerste miljoenennota die in het licht staat van de VBTB-operatie, hoewel dat niet uniek is na al het PPBS-geweld van de jaren zeventig. In de vijfde plaats: voor de eerste keer spreken we over een bruto binnenlands product hoger dan 1000 mld gulden, dus hoger dan een biljoen gulden. In het Amerikaans zouden we zeggen hoger dan "one trillion guilders".

Wat het eerste punt betreft: daarmee zal ik eindigen. Overgaande naar het tweede punt, de macro-setting: de laatste twee algemene financiële beschouwingen hebben we nadrukkelijk gewaarschuwd voor het gevaar van overbesteding en voor een oplopende inflatie. Terzijde: Financiën spreekt over een oploop van de inflatie en een terugloop van de investeringen. Het CPB doet dat ook. Dat is verfoeilijk taalgebruik: een oploop heeft de betekenis van een samenscholing. Wil de minister voor zijn vertrek maatregelen nemen om de zuiverheid van de Nederlandse taal voorzover gebezigd door Financiën te herstellen? Ik zeg dat omdat er redelijk veel taalfouten in de nota staan.

Welnu, het is natuurlijk jammer dat we terzake van de overbesteding en de inflatie een roepende in de woestijn waren: de minister heeft ons gehoord maar niet naar ons geluisterd, de collega's van de regeringsfracties hebben het gehoord en hun schouders opgehaald. De inflatie is opgelopen. Waren we enkele jaren geleden het land met ongeveer de laagste inflatie in de EMU, nu zijn we het land met de hoogste inflatie. De EMU-referentiewaarde voor de consumentenprijsstijging in 2001 is 3,25, maar Nederland scoort het hoogste met 4,75. Landen met zwakke economieën als Portugal en Griekenland staan op de tweede en vierde plaats. Voor 2002 raamt het CPB een referentiewaarde van 2,75 met een eerste plaats voor Ierland waarbij Nederland met Griekenland en Portugal volgen met een raming van 2,5. Is dat erg? Hoe verantwoordt de minister dat? Hij oogst terecht veel lof op een aantal indicatoren, maar onder zijn bewind is Nederland op enkele andere indicatoren internationaal afgezakt. De stijgende inflatie lokt stijgende looneisen uit. Dat zien we om ons heen en we zien hoe een minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid waarschuwt voor te forse looneisen om de reden die in de jaren zeventig bekend is geworden: te hoge loonstijgingen tasten de werkgelegenheid aan. Recent pleitte staatssecretaris Ybema nog voor een nullijn!

Die hogere inflatie is slecht voor onze concurrentiepositie en de stijging van de lonen, welke uitgaat boven de productiviteitsstijging, verhoogt de arbeidskosten, wat ook weer de inflatie voedt en de winstquote verlaagt. We zien de aiq, het complement, stijgen. Daarop wezen we vorig jaar ook al. Die is gestegen naar 84,5 in 2001, de hoogste waarde na 1993. De winstquote is nog verder verslechterd, gedaald van bijna 11% in 1999 naar 7% in 2001. De rentabiliteit op het eigen vermogen is gedaald van 9% in 1999 naar 6,5% in 2001.

Mijnheer de voorzitter. Ongetwijfeld zijn de omstandigheden anders dan in de jaren zeventig, maar ook toen hadden we te maken met stijging van de arbeidskosten, stijging van de inflatie, stijging van de aiq, verslechtering van de concurrentiepositie en dus: stijging van de werkloosheid. Dat zien we dus: volgens de ramingen opgesteld voor "9 11", de vreselijke gebeurtenissen in de Verenigde Staten, zou de werkloosheid weer oplopen. Het werkloosheidspercentage is na 1994 gestaag gedaald, maar zou in 2002 weer wat stijgen. We willen niet overdrijven: dat de werkloosheid het komende jaar na jaren van daling stijgt, is nog geen teken dat de economie structureel achteruitgaat. Ook in 1992 en 1993 steeg de werkloosheid, maar we moeten de ontwikkeling scherp in de gaten houden en lessen trekken uit het verleden. Houden we rekening met de consequenties van de ramp in de VS, dan wordt het beeld alleen maar slechter. In de MEV werd al rekening gehouden met de verslechtering van de economie, maar het CPB leek mij al te optimistisch, gegeven de geluiden uit de VS en Japan. In de ESB gewijd aan de miljoenennota hebben wij een verhaal kunnen lezen van een medewerker van MKB Nederland die de minister en mij nog welbekend is uit onze gezamenlijke periode aldaar.

Thans weten wij al meer. Was de Japanse economie, qua omvang nummer 2 van de wereld, al kwakkelend, thans wordt een flinke negatieve ontwikkeling verwacht. Voor de Amerikaanse economie wordt thans over een duidelijke recessie gesproken. Medio november nam de minister afstand van de latere raming van het CPB en kort daarna deed het CPB dat zelf. De werkloosheid zal dus weer wat meer gaan toenemen.

Waar het ons om gaat, is dat de regering al enkele jaren een macrobeleid voert dat niet goed genoeg is. Er zijn te forse lastenverlichtingen gegeven, die tezamen met de uitgavenimpulsen de dreigende overbesteding en de oplopende inflatie hebben gevoed. De schuldquote is niet voldoende gereduceerd. Dat onze kritiek niet gehoord is, komt doordat het geluid is overstemd door de hoera-muziek over de gunstige ontwikkelingen. Nogmaals, de overbesteding is gevoed. Om een andere indicator te gebruiken om aan te geven dat het beleid beter had gekund, noem ik de investeringen van bedrijven. Dat die bij een stijging van de arbeidsinkomensquote onder druk komen te staan, is duidelijk. En wat zien wij? Na hoge waarden van bijna 10% investeringsgroei in 1997 en 1999, is de groei teruggezakt naar nog geen 1% in 2001. Voor 2002 werd een zeer matige stijging verwacht, maar dat voorzichtige optimisme wordt nu natuurlijk niet meer gedeeld.

De tekst van de miljoenennota is duidelijk genoeg. Er wordt ingegaan op de inflatie, de winsterosie en de invloed op de werkgelegenheid. Ik vind echter dat de tekst wat ongemeend overkomt, als je bedenkt dat de regering zelf olie op het vuur heeft gegooid en als je bedenkt hoe laconiek minister Zalm vorig jaar reageerde. Aan de ene kant is dat natuurlijk verstandig: geen paniek. Aan de andere kant blijkt er te weinig uit dat hij de zorg op papier uitgesproken ook echt deelt. In de miljoenennota worden passages gewijd aan de arbeidsinkomensquote en de prijsstijgingen. Er wordt verwezen naar de slechte ervaringen van de jaren zeventig en het begin van de jaren tachtig. Wat de inflatie betreft volgt dan echter weer een geruststelling dat het volgend jaar wel zal meevallen, omdat de doorwerking van de tariefsstijging van de indirecte belasting is uitgewerkt. Alsof een opvolger van minister Zalm daarna de indirecte belastingen met rust zal laten! Wat doet het kabinet? Meer uitgeven en de lasten verlichten.

Het derde nieuwe punt zit in de presentatie in euro's. Dat is prima, maar het leidt tot andere opmerkingen over het beleid van de minister. Er zijn enkele problemen. De departementen, gemeenten en bedrijven zijn of lijken er redelijk klaar voor. Redelijk, want veel kleine gemeenten zijn echt nog niet zover. Sommige benzinepompen geven de prijs in euro's weer, maar er wordt uiteraard in guldens afgerekend. Hoever is de omschakeling in veel kleine ZBO's, bejaardenoorden, verpleeghuizen en in kleine winkelbedrijven gevorderd? Volgens internationale bronnen is een groot deel van het midden- en kleinbedrijf nog niet klaar voor de omschakeling. Laten wij hopen dat dat geldt voor de andere landen in het EMU-gebied. Is dat wel zo? De topman van Ahold was ook niet geheel optimistisch toen hij stelde dat het MKB er niet klaar voor is.

En hoe is het bij het Rijk? Het is toch schrijnend dat de CDA-fractie vandaag een wet op de euro wilde behandelen en dat wij twee weken geleden van Financiën het verzoek kregen of wij alstublieft de wet maar meteen wilden behandelen, vanwege de haast bij de invoering? Heeft Financiën dan zelf zitten suffen? Is het uit te leggen? Hoe het is mogelijk dat wij vorige week in de commissie nog de procedure moesten bespreken voor de haastig ingediende veegwet euro, die zojuist door de voorzitter als hamerstuk is afgedaan? Heeft Financiën de euro ook zien aankomen? Heeft Financiën wel eens de spotjes op televisie gezien?

Een ander probleem is de drukte die verwacht mag worden als Nederland in januari chartaal op de euro overgaat. Wij hebben een spellingcorrector op de computer die voor het woord "chartaal" als alternatief de woorden "charta", "garnaal" en "kwartaal" gaf. In de Tweede Kamer is eerder een discussie gevoerd over de frontloading. Kunnen winkels de euro's niet eerder ontvangen? Ik wil daar niet op aandringen; het is nu natuurlijk te laat. De minister is verantwoordelijk en hij heeft er vertrouwen in dat het goed zal gaan. Opmerkelijk is wel dat een aantal andere landen meer tijd voor het hele proces van de omschakeling uittrekken. Wil de minister, die straks de verantwoordelijkheid draagt, nog eens een poging doen om ons gerust te stellen?

In dit verband maak ik een enkele opmerking over de EU en de EMU. De minister had destijds volkomen gelijk met zijn kritiek op de positie van Italië. Italië is toch toegetreden, omdat het voldeed aan de criteria. Recent is een rapport verschenen waaruit zou blijken dat Italië door gebruik te maken van derivaten zijn tekort gunstig heeft kunnen voorstellen, hetgeen dan ten laste ging van de schuld. Wat is nu de mening van onze minister?

Er is een discussie gaande over de toetreding van tien nieuwe lidstaten tot de Europese Unie. Die toetreding zelf wil ik nu niet aan de orde stellen. De minister kent ongetwijfeld het rapport van de Dresdener Bank, waarin men uitkomt op 3,8 mld euro nettolasten voor de thans bestaande leden. Hij kent ongetwijfeld ook het rapport van het Center for European Policy Studies in Brussel, dat stelt dat de raming van de Dresdener Bank te hoog is omdat is uitgegaan van de purchasing power parities en niet van gewone lopende wisselkoersen. Mijn vraag is hoe hij nu de nettolasten voor Nederland inschat. Ik ken de twee recente rapporten van het CPB en de interdepartementale beleidsgroep, maar ik meen dat de twee door mij genoemde rapporten daarin niet verwerkt zijn.

Als je nu over de toetreding van nieuwe leden, zoals Bulgarije, Malta, Cyprus en Turkije, tot de EMU praat met politici die niet in de typische financiënhoek zitten, dan blijkt dat zij allemaal de criteria van het Verdrag van Maastricht kennen maar toch erop aandringen om zo snel mogelijk te streven naar één munt vanwege het belang van een verenigd Europa. Kortom, wij moeten het volgens hen maar niet zo nauw nemen met de conventies van Maastricht. Hoe stelt onze minister zich in die discussie op?

Mijn vierde punt betreft de wijziging van het comptabele bestel. De minister heeft de VBTB-operatie, door ons gesteund, afgerond en in deze begroting toegepast. Het denken lijkt ons echter nog niet echt verankerd. In paragraaf 1.1. van de miljoenennota schrijft de minister van Financiën dat onder het trendmatige begrotingsbeleid de verbetering van de overheidsfinanciën is samengegaan met een verbeterde kwaliteit en beschikbaarheid van de collectieve voorzieningen. Dat vraagt binnen de VBTB dan om indicatoren. Wat is er gebeurd met de kwaliteit van het onderwijs, met de aantallen leraren of huisartsen, of met het opsporingspercentage? De minister schrijft dat de sociale cohesie is toegenomen, maar hoe heeft hij dat gemeten? Naar het aantal geweldsmisdrijven op straat? De Kam neemt in hetzelfde ESB-nummer over de miljoenennota grote woorden in de mond door te stellen dat sprake is van de Z van zwendel. Mij gaat dat te ver. De minister van Financiën is ook niet primair verantwoordelijk voor de onderwerpen die ik net noemde, zoals de sociale cohesie. Hij moet echter wel zijn eigen VBTB-operatie serieus nemen en niet lichtvaardig prestaties in de miljoenennota opsommen.

Iets verder schrijft de minister dat extra middelen zijn ingezet voor investeringen in wegen en spoorlijnen. Dat is natuurlijk na te zoeken in de begroting van Verkeer en Waterstaat. Ik ben altijd nog geneigd om in de miljoenennota te grijpen naar de functionele en economische classificatie. Ik herinnerde mij dat die bijdragen helaas zijn geschrapt. De redengeving van Financiën is wel leuk, namelijk dat wij die informatie ook kunnen vinden in de MEV. Ik vraag de minister om mij dat morgen even te laten zien, want ik werd daarin teleurgesteld. De MEV geven de totale investeringen van de totale overheid, dus niet uitgesplitst. De collectieve uitgaven worden vervolgens uitgesplitst naar beleidsmatige clusters, maar dat levert alleen maar mutaties op. Ik kan de investeringsbedragen van het Rijk in bijvoorbeeld het openbaar vervoer niet terugvinden in de miljoenennota. En voor wie schrijft de minister die nota? Dat is toch primair voor de Staten-Generaal en pas secundo voor andere gebruikers? De CDA-fractie heeft in ieder geval behoefte aan die informatie in de miljoenennota. Het is een kleine moeite om die wel daarin op te nemen. Wil de minister dat toezeggen, voorzover hij voor de toekomst toezeggingen kan doen? Ik kan desnoods een heel andere bijlage opsommen die wat mij betreft geschrapt mag worden. Het betreft die horizontale wijziging. Iets verder schrijft de minister dat er extra geld wordt uitgetrokken voor het terugdringen van de wachtlijsten. Ook daarbij is de vraag welke output moet worden nagestreefd. VBTB vergt toch dat je indicatoren noemt.

Kijken wij naar de tekst over de comptabele operaties in hoofdstuk 4, dan bekruipt mij ook de behoefte om hier en daar de puntjes op de i te zetten, juist omdat van het verleden wel wat te leren valt. De minister schrijft dat in de jaren zeventig is geprobeerd een prestatiebegroting van de grond te krijgen, doch dat nooit concrete veranderingen van de begrotingsstructuur zijn aangebracht. Ik zou stellen dat in de Comptabiliteitswet 1976 bepalingen zijn opgenomen die voorschreven dat in de bijlagen van de memorie van toelichting "waar mogelijk en van belang" gegevens moesten worden verstrekt over de te leveren prestaties en de daarmee gemoeide kosten. Dat was in wezen een van de belangrijkste wijzigingen welke onder invloed van PPBS waren aangebracht in het eerdere wetsontwerp dat in de Eerste Kamer begin jaren zeventig was gesneuveld. Wij kunnen van diezelfde Comptabiliteitswet 1976 leren dat er ondanks dat wettelijke voorschrift weinig van terecht is gekomen. Er was meer dan een norm; er was een wettelijke bepaling die de departementen, ministers en topambtenaren massaal aan de laars lapten. In eerdere jaren heb ik er ook hier wel eens opmerkingen over gemaakt. Tijdens de afgelopen algemene politieke beschouwingen heeft onze fractievoorzitter, maar niet alleen zij, het nodige gezegd over gedogen. Is op grond van dat bevlogen verleden, geconfronteerd met de ruwe werkelijkheid, niet te leren dat wij met VBTB wellicht te hoog inzetten? Als de minister vindt van niet, waarom is dan na zoveel jaren van voorbereiding de operatie in de begrotingswetten niet wat steviger doorgevoerd? Wat moeten wij met begrotingswetten die formeel wel kloppen, maar die ingaan tegen de Comptabiliteitswet zelf? Ik kom daarop terug. Welke sancties zet de minister op het halfslachtig toepassen van de Comptabiliteitswet door de ministers, hijzelf inbegrepen, in IXA en IXB?

Ik kom bij enkele andere comptabele punten. Het budgetrecht is voor de Eerste Kamer van bijzondere aard. Een begroting amenderen kan niet, terwijl het verwerpen van de begroting een uiterst zwaar middel is, dat dan ook zelden in dit huis wordt gehanteerd. Er is zeker geen reden om een begroting te verwerpen, omdat een format wordt veranderd. Maar het is merkwaardig dat bij alle begrotingen het format wordt gewijzigd bij de begrotingswet zelf. De reden is dat de nieuwe Comptabiliteitswet 2001 nog bij de Tweede Kamer ligt. Als een of eigenlijk elke minister dat schrijft, wordt gesuggereerd dat de Tweede Kamer te traag is. Welnu, het wetsvoorstel is ingediend op 5 juli 2001, toen de Tweede Kamer al op reces was. Dat is geen goede zaak. Als wij nu de begrotingswetten goedkeuren, hebben wij materieel via een achterdeur de Comptabiliteitswet 2001 op dat punt al goedgekeurd. Dat is toch weinig fraai.

Kijken wij op het punt van VBTB hoofdstuk IXB van de begroting 2002 door, dan is een compliment op zijn plaats en tegelijk ook een aansporing. Het is duidelijk een eerste proeve van VBTB. De formulering van operationele doelstellingen en de presentatie van spinnenwebdiagrammen voor de vergelijking van de prestatie met die van vorig jaar is fraai. Wat de operationele doelstellingen in relatie tot de euro betreft, hebben wij al een kritische kanttekening geplaatst. Voorts zou de minister of zijn opvolger echte operationele doelstellingen moeten formuleren met concrete targets. Nemen wij beleidsartikel 4, internationale financiële betrekkingen. De minister schrijft dat hij streeft naar een beheerste ontwikkeling van de EMU-uitgaven. Ik zou daarvan een kwantitatieve invulling willen zien. De hele toelichting vermeldt niet een keer een eurobedrag. Ook operationele doelstelling 4 gericht op structuurversterking en armoedebestrijding geeft een hoop mooie teksten, maar niet een keer een concreet eurobedrag. Ik heb er vaak op gewezen dat, zeker vroeger, de begrotingsstukken ellenlange beleidsverhalen gaven zonder vertaling naar de guldensbedragen. Ik dacht dat wij met VBTB met die budgettaire zonde, vertaald naar euro's, zouden afrekenen. Maar er is nog een traject af te leggen.

Wat de niet-beleidsartikelen betreft, merk ik op dat tabel 4.1 onder de uitgaven tweemaal apparaatsuitgaven vermeldt. Ik begrijp dat de eerste rij met de naam apparaatsuitgaven gelijk is aan de echte apparaatsuitgaven genoemd onder de tweede rij, plus de uitvoeringskosten genoemd op de derde rij. Voor degenen die de begroting niet hebben bestudeerd, is dit natuurlijk hondenkost. Het gaat vandaag evenwel om de begroting. De minister-president verzuchtte bij de laatste algemene politieke beschouwingen dat de begroting zo weinig was besproken. Waarom wordt die echter zo moeizaam gepresenteerd? Nog belangrijker is dat de apparaatsuitgaven personele en materiële uitgaven omvatten. Voor een kostenbeoordeling moeten die evenwel juist worden gesplitst en worden toegerekend aan de te leveren prestaties, de kostendragers.

De minister heeft in de miljoenennota een lange passage gewijd aan de baten-lastenbenadering. Als je een baten-lastenbenadering wilt, dan moet je de apparaatsuitgaven splitsen en dan moet je de personele en materiële uitgaven toerekenen aan de zogenaamde beleidsartikelen. Anders komt er niets van terecht. Ik had uitgebreid willen ingaan op het baten-lastenstelsel, maar ik kort de betreffende passage in. De minister heeft destijds aangekondigd dat stelsel te willen invoeren, zodra de financiële positie van de Staat dat zou toelaten, dus zodra het tekort was omgezet in een overschot. We moeten nu constateren dat er alleen maar een besluit voor de toekomst is genomen, hoewel er een overschot gerealiseerd is. Dat besluit voor de toekomst bindt de opvolger van de minister niet. Op dat punt heeft de minister dus niet gescoord. Er zijn evenwel nog voldoende mogelijkheden om op dit onderwerp terug te komen. Ik laat het hier nu dus bij.

Het vijfde punt betrof het feit dat we voor het eerst met z'n allen meer gaan verdienen dan "one trillion guilders". Helaas wordt die mijlpaal door de euro omvergehaald. Ik kan hier de komende jaren dus nog niet op ingaan.

Ik maak nog enkele verspreide opmerkingen. Een hoofdpunt wordt gevormd door de vraag wat te denken van het budgettaire beleid en de kerngrootheden op dat gebied. Ik kom dan allereerst op het begrotingssaldo en de schuld, een en ander zoals aanvankelijk en dus met instemming van de regering geraamd. Wij zijn daar niet echt tevreden over. Bedroeg het EMU-saldo in 2000 nog 1,5% bbp, volgens de miljoenennota komt het saldo uit op 1,0% in 2001 en evenzo in 2002. Inmiddels zou de raming zelfs uitkomen op 0,75% bbp. Op zichzelf is dat natuurlijk mooi, maar het is niet voldoende. Wat het overheidssaldo betreft, wijs ik erop dat in Beleggen met Van Lanschot staat dat Nederland qua verbetering van het overheidssaldo vanaf 1994 maar liefst tien andere EU-landen voor moest laten gaan. De minister heeft in de inleiding een paragraaf over beleidsopgaven voor de toekomst geschreven. Daarin staat dat het in verband met de vergrijzing vereist is dat gedurende een langere periode substantiële begrotingsoverschotten worden gerealiseerd. De CDA-fractie aan de overzijde heeft als eerste gesteld dat de overheidsschuld moet worden weggewerkt in één generatie, in 25 jaar. De Studiegroep begrotingsruimte heeft eigenlijk hetzelfde geadviseerd en stelt daarbij dat daarvoor een jaarlijks overschot nodig is van 1,5% bbp. Dat is echter wel een gemiddelde. Als het slecht gaat met de economie, zal vanwege de bufferfunctie een kleiner overschot resteren, maar dat vereist dan een groter overschot in de goede jaren. Waarom heeft de minister dat niet als doel gesteld voor zichzelf? Hij heeft immers al die jaren in de miljoenennota gewezen op de wenselijkheid, de schuld en daarmee de rentelast weg te werken om zo ruimte vrij te maken voor het opvangen van de kosten van vergrijzing. Op dat punt krijgt hij van ons trouwens de eer die hem toekomt. Onlangs heb ik daar nog op gewezen in het zorgdebat met minister Borst. Ik vrees dat de minister het met ons eens is en dat we hier de vrucht plukken van een paars compromis.

Sprekend over budgettaire grootheden, wil ik ook even kijken naar de brutoschuldquote. Dit is ook een woord dat mijn spellingcorrector niet kent, maar waarvoor wel vele nonsenswoorden, zoals budoschuldquote, prutschuldquote, prutoogschuldquote en gruttoschuldquote (waarschijnlijk omdat ik in de Kievitstraat woon en vroeger op het Gruttoplein woonde) als alternatief worden gegeven. Maar goed, kijken wij naar de brutoschuldquote, dan zien wij voor Nederland een positief rapportcijfer. Stonden we in 1999 op de zevende plaats, nu wordt een vierde plaats geraamd. De daling die wij kunnen constateren van de schuldquote, is echter wel voor meer dan de helft een gevolg van het noemereffect. Dat belooft dus weinig goeds, gegeven de verwachtingen voor de inzakkende conjunctuur. In dat licht doen het CPB, het IMF en minister Zalm de laatste weken trouwens haasje-over wie het somberder bericht kan afgeven.

Ik wilde de schuld in absolute bedragen nog eens zien. Het is verheugend dat de schuld in absolute omvang eindelijk daalt, want dat is lang geleden. Die daalt van 225 mld euro in 2000 naar 217 mld euro in 2002. Waar kan ik trouwens een 10-jarenoverzicht vinden van deze grootheid? Ik ging zoeken in hoofdstuk IXA en wat vond ik: de minister raamt de omvang van de staatsschuld conform de EMU-definitie voor 2002 op 175,6 mln – ik herhaal: mln – euro. Het is niet te geloven. Ik zou haast zeggen: de fout van deze nieuwe eeuw. Zie maar: tabel 6 op pagina 33. Collega Stevens zou zeggen: het is niet te filmen. Maar goed, het is een duidelijke typefout in de kop van de tabel. Het staat niet in de wettekst, maar in de verdiepende bijlage, dus het heeft wat dat betreft totaal geen consequenties.

Een opmerking over de overschotten in de sociale fondsen. Bedroeg het overschot in 2000 nog 1,7% bbp, dat daalt naar 0,5% in 2001 en 0,3% in 2002. De verwachtingen ten aanzien van de conjunctuur, berichten over ontslagen zoals bij Wärtsilä in Zwolle of bij KPN, kunnen doen vermoeden dat de overschotten sneller zullen dalen. De miljoenennota heeft een zogenaamde box gewijd aan deze overschotten. Aan het einde van de box wordt verwezen naar het advies van de studiegroep begrotingsruimte "om ten principale te kijken hoe op de langere termijn om te gaan met de premiestelling in de sociale fondsen". De miljoenennota blikt vaak terug, maar laat dat hier na. Dat verhaal over de premiestelling hebben we al zo vaak gehoord en zo vaak hebben wij kritiek geuit op het geschuif, op verhoging of reducties, op schuiven en terugsluizen en fiscaliseren etc. Het is een beetje een praatje voor de vaak.

Sprekend over budgettaire grootheden en over fiscaliseren een enkele opmerking over het belastingplan; collega Stevens zal daar morgen natuurlijk stelselmatig op ingaan. Vorig jaar heb ik een kanttekening geplaatst bij de overzichtstabel die de lastenontwikkeling weergeeft. Neem nu tabel 3.6.3. "De lastenontwikkeling 2002". De tellingen kloppen weer van geen kant. Tel je in de eerste kolom de verlichtingen voor 2002 op, dan kom je niet uit op een verlichting van 0,6 maar 0,8. De totale verlichting is opgeteld niet 1,3, maar inderdaad 1,4, wat spoort met mijn benadering. De tabel kan dus onderaan ook niet kloppen. Toch geen beste beurt als zo'n simpele tabel niet klopt en dat voor een overheid die VBTB predikt.

Ook een opmerking over de belastinguitgaven. We hebben begrepen dat de staatssecretaris een norm daarvoor zou willen opstellen, de Bosnorm. Op zich begrijpelijk, maar het valt op dat de belastinguitgaven na 2000 gedaald zijn naar 15,5 mld gulden en weer oplopen met 1 mld gulden in 2002. Heeft staatssecretaris Bos het recht om te pleiten voor een normering? In elk geval worden voor 2002 weer acht maatregelen voorgesteld, stuk voor stuk wellicht sympathiek, maar strijdig met een pleidooi voor een norm.

Eerder heb ik enkele bedenkelijke passages genoemd. Nog een: bij de terugblik wordt gesproken over het onderwijs en wordt gesteld dat het opleidingsniveau van de Nederlandse bevolking internationaal goed is. Wat zijn de criteria? Er wordt gesteld dat het percentage van de bevolking van 25-64 jaar dat ten minste een diploma van het hoger secundair onderwijs heeft behaald (64%) ongeveer gelijk is aan het OESO-gemiddelde. Dat vind ik bedenkelijk. Waarom zitten we niet bij de top? Nederland wil toch kennisland worden? De weg naar de ondergang is geplaveid met gemiddelden. Verder wordt gesproken over de kwaliteit van het onderwijs, en dan wordt het toch wel heel merkwaardig. Typerend is dat in de betrokken paragraaf zeven regels worden gewijd aan de lage kosten en vijf regels aan de kwaliteit. Wat wordt dan gezegd over die kwaliteit? Nederland heeft een relatief goede score op de natuur- en wiskundetest, wat mooi is, en hoge scores voor volwassenen in leestesten. Durft de regering op basis van die lage kosten en die twee indicatoren te beweren dat de kwaliteit internationaal gezien goed is? In dit verband wijs ik op de recente publicatie van Nyfer en de reactie van prof. Van Wijnbergen daarop. In de Nyfer-publicatie wordt gesteld dat we voor een dubbeltje op de voorste rij willen zitten

Hoofdstuk 3.2 over het begrotingsbeleid is natuurlijk vreselijk aardig. Ik zou daar graag met de minister over spreken, maar vanwege de tijd laat ik dit stuk weg. Het is heel interessant om te lezen, maar er moet wel een aantal punten op de i worden gezet. Ik doe dat echter niet.

Ik heb wel enkele opmerkingen over de ruimte voor de uitgavenimpuls voor 2002. Wat wil de minister hiermee, gegeven de tegenvallende ontwikkelingen van de economie? Wil hij Keynesiaans vasthouden aan de noodzaak van een impuls, of wil hij conform modernere theorieën vasthouden aan de uitgezette lijnen en accepteren dat het tekort en daarmee de schuld verder oplopen? Ik vermoed dat de minister kiest voor het laatste, want dat past in de trendmatige benadering. Ik denk dat wij de minister daarin steunen. Het is wel een boeiend dilemma. Wat gaat hij doen?

Dan een niet onbelangrijk detail. We lezen bij dit onderdeel in de nota dat er meevallers zijn opgetreden als gevolg van lagere ABP-premies. Ja, maar is dat nog steeds het geval? Door het kelderen van de aandelenmarkten en gegeven het feit dat het ABP sinds de privatisering een deel van zijn pensioenvermogen mag beleggen in aandelen zal de vreugde het afgelopen jaar wel minder zijn geworden. Wat is daar het vermogensverlies geweest? Hoe wordt dat opgevangen?

Waar wordt de ruimte gevonden voor de extra uitgaven? Dit gebeurt allereerst via de daling van de rente-uitgaven. Dat is een structurele dekking. Ook is er sprake van een daling van de socialezekerheidsuitgaven. Voorts zijn de departementale begrotingen gekort door de ruimte eruit te halen die aan het eind van het jaar als onderuitputting bleek. Er wordt voorts ruimte gevonden door het inzetten van de effecten van nieuw beleid, bijvoorbeeld lagere uitgaven als gevolg van minder ziekteverzuim, en door het temporiseren van uitgaven. Als de Tweede Kamer nog zou opereren op de manier, zoals in de jaren zestig gebeurde, zou worden gesproken over een niet sluitende toetsing, hetgeen destijds een kabinet ten val bracht. De dekking op dit punt is namelijk niet solide. Meerdere critici, waaronder prof. Van Wijnbergen en prof. De Kam, hebben erop gewezen dat structurele uitgaven nu worden gedekt met meevallers. Dat geldt niet voor de verlichting van de rentelasten, maar wel voor de dekking met de verlaging van de sociale zekerheidsuitgaven. Die meevallers zijn natuurlijk tijdelijk, zeker nu de economie in snel tempo verslechtert. De andere maatregelen zijn onder andere door prof. Steunenberg uit Leiden bekritiseerd. Met het inboeken van de onderbesteding hebben we niet zoveel moeite, maar wel met het inboeken van nog niet gerealiseerde beleidsprestaties. Het is een dubieus inverdieneffect. Bij het temporiseren van de uitgaven worden nieuwe uitgaven gedaan, in plaats van bestaande aangegane verplichtingen. Dat betekent dat de minister zijn opvolger opzadelt met een probleem. Hij heeft de meevallers van de toekomst in wezen opgemaakt. Op deze wijze heeft hij de zaak voor zijn opvolger moeilijker gemaakt. De kans op meevallers is gewoon verkleind met deze maatregelen.

Ook in de zorg zit nog een verborgen tegenvaller. De in het voorjaar afgesloten cao is niet gedekt en zal een flinke tegenvaller opleveren of de wachtlijsten verlengen. Wie gaat dat gevecht winnen? VWS of Financiën? Overigens is dit een zich jaarlijks herhalend probleem.

Dan een opmerking over de recente extra uitgave ter grootte van bijna 4 mld gulden in de vorm van deelneming in de nieuwe emissie van KPN. De CDA-fractie is, zoals de Engelsen zo mooi zeggen, "not amused". Er is een streven naar privatisering. Het resterende belang had de minister al enkele jaren geleden tegen prachtige koersen kunnen verkopen. Het impliciete verlies, doordat we niet tijdig zijn uitgestapt, is de minister aan te rekenen. Heeft de minister niet ook een zware verantwoordelijkheid in de teloorgang van KPN? De Staat is de grootste aandeelhouder. De Staat heeft een commissaris. De regering heeft de UMTS-veilingen aangemoedigd. De minister die het tekort van de Staat heeft omgebogen in een overschot, is ook de minister die honderden miljoenen – hoeveel precies? – aan koerswinst liet lopen. Wat is de bedrijfseconomische onderbouwing van de extra deelneming ter grootte van bijna 4 mld gulden? Hoe kijkt het buitenland tegen Nederland aan als de privatisering van staatsbedrijven zo voortschrijdt als een processie van Echternach? De extra uitgaven in verband met de afkoop van DSM zijn bedrijfseconomisch beter te verantwoorden, maar de verantwoording is zo kort. Waar wordt aan de Eerste Kamer toestemming gevraagd voor de uitgave? Had de budgettaire grap niet kunnen wachten tot de volgende begroting? Was dat staatsrechtelijk niet beter geweest?

Wij spreken vandaag niet alleen over de algemene financiële beschouwingen, maar ook over begrotingshoofdstuk IXB, waarvan ik al enkele punten heb behandeld. Het is daarnaast ook goed, enige aandacht te schenken aan begrotingshoofdstuk IXA en met name aan de financiering en de schuld. Wat er gebeurt, is staatsrechtelijk verwerpelijk. Veel wijzigingen worden aangebracht vooruitlopend op wijzingen in andere wetten. In de eerste plaats wordt, net als in de andere hoofdstukken, de Comptabiliteitswet terzijde geschoven. Ik ben daar al op ingegaan. In de tweede plaats worden de rente-uitgaven en -ontvangsten in artikel 1 niet meer op kasbasis maar op transactiebasis geraamd. Wellicht is dit goed te verdedigen, maar dat moet dan eerst geregeld worden in de Comptabiliteitswet en niet en passant. Niet geheel zeker daarvan, vraag ik in derde plaats of de passage over de leningtransacties "met derden", zie artikel 7 onder 1c, ook nieuw is.

Voorts, waar het gaat om de leningtransactie willen wij van de minister weten of in de meerjarenramingen al verwerkt is dat andere organisaties, de zogenaamde "Rechtspersonen met een Wettelijke Taak" – in nieuw jargon de RWT's – gaan participeren in het geïntegreerde middelenbeheer. Er is sprake van een voorbereiding daarvan, maar de CDA-fractie voorziet daarbij toch wel wat problemen. Eerst worden tal van organisaties op afstand gezet, hebben zij integrale verantwoordelijkheid voor taken gekregen, waaronder de financiële verantwoordelijkheid, en nu wil Financiën ze in het keurslijf van de treasury van Financiën drukken. Moeten de instellingen voor het hoger onderwijs daarin meegaan? En de politieregio's? Wij moeten onder ogen zien dat dit de weg terug is naar de verstatelijking. In ieder geval loopt de minister, zo denken wij – en als het in de meerjarenramingen is opgenomen, is dat het geval – waarschijnlijk te hard van stapel en zou hij eerst de nieuwe Comptabiliteitswet als voorstel ook op dit punt aan ons moeten voorleggen.

In het veld hoor ik nog wel eens discussies over de wenselijkheid van het benutten van derivaten. Wij vinden dat de minister bijvoorbeeld een verstandige circulaire voor de lagere overheden heeft uitgebracht. Het is goed om het hier maar eens heel duidelijk te zeggen: de Staat gebruikt zelf ook derivaten, namelijk renteswaps. Ik meen dat het BW voorschrijft dat een positie met derivaten – en de daaruit voortvloeiende verplichtingen – onder de balans moet worden vermeld. Ik kon dat in de bijlage van de miljoenennota niet vinden. Waarom zou de regering het voorschrift uit het BW ook niet zelf volgen? Wat is de totale positie van de Staat op dit gebied?

Ik ga vervolgens in op een operationele doelstelling bij het beleid gericht op "in- en uitlenen van korte gelden". Mijnheer de voorzitter. Ik heb begrepen dat wij het debat in deze Kamer moeten verlevendigen, staat u mij dan ook toe, de minister direct een vraag te stellen waar hij dan ook direct op antwoordt. Minister De Vries onderbreekt ons ook wel eens met de vraag: wat bedoelt u nu precies? Ik leid mijn vraag in. Er wordt een verhandeling gegeven over de ontwikkeling van de modified duration. In deze begroting wordt nota bene een operationele taakstelling geformuleerd voor de modified duration. Als ik, met mijn andere pet op, mijn studenten college geef over treasury, moet ik altijd even de precieze formule van de "Macauley duration" raadplegen. Kan de minister mij daarvan de formule geven?

Minister Zalm:

Nee, anders was ik ook geen minister geworden, denk ik.

De heer Boorsma (CDA):

Natuurlijk vermoedde ik dat. Daarom zei ik al dat ik dit, al word ik dit als hoogleraar geacht te weten, ook altijd moet opzoeken. Ik vermoed dat de secretaris-generaal noch de thesaurier-generaal dat kan. Waarom zeg ik dit nu? Uiteraard heeft de minister voldoende deskundigen in huis die dat wel weten. Zo hoort dat ook. Maar wie garandeert ons nu eigenlijk dat er in het agentschap voor Financiën geen persoon à la Nick Leeson rondloopt? Hoe is de organisatie ten aanzien van de derivaten binnen het agentschap voor Financiën? Ik kan dat nergens terugvinden. Hoe kan een willekeurig lid van de Tweede of Eerste Kamer zo'n verhaal over "Macauley duration" of de "modified duration" controleren? Het wordt immers een operationele taakstelling die door de Staten-Generaal moet worden gecontroleerd. Dat is natuurlijk niet te doen, maar dat ter zijde. Men kan zich daarin verdiepen en toch een poging doen om het wel te volgen. Belangrijker vind ik in hoeverre voorkomen wordt dat er Nick Leesons binnen het agentschap gaan opereren.

Minister Zalm:

Volgens mij telt ook niemand de staatsschuld na.

De heer Boorsma (CDA):

Dat klopt, maar dat is een zeer oude grootheid waar wij vroeger grootboeken voor hadden. Op dat punt is er een lange traditie en op dat punt kan ook niet gestunt worden. In de praktijk is gebleken dat men wel kan stunten met derivaten. Het antwoord van de minister doet mij een beetje denken aan de reactie van de raad van bestuur van Barings, dat op de fles is gegaan.

Na een motie of expliciet verzoek van de fractie van GroenLinks heeft het ministerie van Financiën de verzending van het Nieuwsoverzicht Financiën destijds hervat. Het ministerie heeft besloten om met ingang van 24 september de papieren versie te beëindigen: wij moeten het maar elektronisch zoeken en lezen. Wij betreuren dat. Wij gaan natuurlijk met onze tijd mee – ik heb vandaag al verscheidene keren mijn spellingcorrector genoemd – maar wij verzoeken de minister toch om de papieren versie te handhaven.

Bij de algemene politieke beschouwingen heeft onze fractievoorzitter het kabinet een compliment gegeven voor het gevoerde financiële beleid. Dit zijn de laatste algemene financiële beschouwingen met de minister, althans binnen het huidige kabinet. Namens de CDA-fractie herhaal ik het compliment, over de aansporingen en detailkritieken heenstappend. Terugblikkend meen ik dat de CDA-fractie vanuit de oppositiebank constructief heeft gesproken over de ingediende begrotingen. Ook naar ons oordeel was minister Zalm een goede minister van Financiën. Hij heeft een sterke wind in de rug gehad. Nu het slechter gaat met de economie en de vooruitzichten niet zo best zijn, is politieke stuurmanskunst nog meer geboden. Ik heb bij een andere gelegenheid een oordeel gegeven over de vroegere CDA-minister Ruding. Het is overigens geestig dat de spellingcorrector het woord "CDA-minister" wil veranderen in "kamenierster"; daar moet Paars achter zitten!

De heer Schuyer (D66):

De heer Boorsma weet dat ik altijd vol bewondering naar zijn beschouwingen luister, maar ik ben dit keer heel erg getriggerd door zijn computer. Hij noemde de spellingcorrector nu voor de derde keer, maar in mijn computer kun je bij de spellingcorrector ook iets toevoegen. Dat is met "CDA-minister" kennelijk acht jaar lang niet gebeurd.

De heer Boorsma (CDA):

Dat is een leuke opmerking. Die term is overigens uiteraard toegevoegd toen ik dat rode streepje zag.

Ik vond CDA-minister Ruding een zeer goede minister omdat hij niet alleen een goede macrokoers heeft gevaren die was gericht op verbetering van de overheidsfinanciën, maar ook veel aandacht heeft gegeven aan enkele belangrijke aspecten van microbudgettaire aard en aan de inrichting van het hele begrotingsproces, waarbij ik doel op de wijzigingen van het comptabele bestel. Als ik minister Zalm aan de hand van dezelfde criteria beoordeel, dan heeft ook hij "overall" een goede macrokoers gevaren met zijn uitgangspunten en zijn introductie van een trendmatig begrotingsbeleid met een scherpe scheiding van inkomsten en uitgaven. Hij heeft ook oog gehad voor enkele belangrijke zaken van microbudgettaire aard, zoals de Nederlandse bijdrage aan de EU of de toetreding door Italië tot de EMU, maar ook voor de inrichting van het comptabele bestel, zoals de VBTB-operatie. Ik herhaal dat het tot voor kort mooi budgettair zeilweer was, maar om collega Wöltgens aan te halen: je moet een beetje met de genade meewerken; dat heeft de minister inderdaad gedaan.

Over het geheel genomen was het beleid goed, maar de lastenverlichting was te veel van het goede. Wij zouden liever hebben gezien dat die soberder was geweest, alleen aan de arme zijde van de samenleving, en dat onder de kabinetten-Kok minister Zalm op het punt van de algemene lastenverlichting wat meer verloren had aan zijn collegae op de terreinen onderwijs, zorg en veiligheid. Wij zeggen niet dat de zorg en het onderwijs failliet zijn; dat zou sterk overdreven zijn, maar de staat waarin zij verkeren is in grote onderdelen matig. De mensen op de wachtlijsten zijn echt niet blij met de reductie van het tekort of van de lastendruk. Van Wijnbergen schreef over de miljoenennota: "Er zijn te veel problemen uitgesteld in plaats van opgelost." Dat geldt natuurlijk voor de andere portefeuilles. Minister Zalm heeft gewonnen van zijn collegae. Afgezien van die politieke noot, was het goed en plezierig discussiëren met hem en de staatssecretarissen. Zij hebben zeker onze lof verdiend. Dank daarvoor, ook van de CDA-fractie.

De heer Varekamp (VVD):

Voorzitter. Vorig jaar is bij de algemene financiële beschouwingen door de VVD-fractie aandacht besteed aan een toen nog aanwezig breed gevoel van nieuwe maakbaarheid en controleerbaarheid van economische groei en ontwikkeling. Het begrip "nieuwe economie", dat toen nog door velen werd gekoesterd, zou immers borg staan voor een duurzaam, relatief hoog economisch groeitempo. Echter behoedzaamheid en voorzichtigheid die bij het financieel overheidsbeleid tijdens Paars I en II met name door de minister van Financiën werden voorgestaan, werden van harte ondersteund door de VVD-fractie.

Die ondersteuning is overigens nog steeds aanwezig bij de VVD-fractie. De ontwikkelingen in het nu aflopende jaar 2001 geven de noodzaak daartoe immers nog eens nadrukkelijk en ondubbelzinnig aan. Ten eerste diende zich in de loop van dit jaar een afvlakking en daling van de hoogconjunctuur aan. Ten tweede gaf het catastrofaal terrorisme van 11 september een extra impuls aan de conjunctuurdaling. Volgens sommige economen werd de internationale hoogconjunctuur ten aanzien van Nederland extra aangedreven omdat Nederland de euro te hoog zou zijn ingegaan, hetgeen tot een extra vraagstimulans aan de exportkant zou hebben geleid. De hoogconjunctuur kon voorts lang aanwezig blijven omdat de economische conjunctuur van Amerika en West-Europa niet synchroon zouden hebben gelopen. Nederland kon daardoor als exportland op alle toppen meevaren. De hoogconjunctuur werd bovendien intern bevorderd door een groei van het consumptief vermogen als gevolg van de enorme opwaardering van het onroerend goed in Nederland.

Hoe het ook zij, mijn fractie is van mening dat deze periode door de paarse kabinetten goed is gebruikt om de overheidsfinanciën op orde te krijgen. Het consequent hanteren van beleidsvoornemens op basis van een behoedzaam economisch groeiscenario en een strenge uitgavendiscipline heeft succesvol gewerkt. Om het nog maar eens te noemen: het overheidssaldo is omgeslagen van een structureel tekort van ongeveer 4% bbp in 1994, 27 mld gulden, naar een overschot van ongeveer 1% in 2002, 9,5 mld gulden. De overheidsschuld is in diezelfde periode gedaald van 80% van het bbp naar 48% bbp. Het is belangrijk, ook in absolute zin, dat de overheidsschuld is gedaald. In dit verband is eveneens van belang dat de collectieve lastendruk is teruggelopen van 55% bbp in 1994 naar 45% bbp in dit jaar.

Soms wordt de indruk gewekt dat onder het bewind van minister Zalm de collectieve sector, met name zorg en onderwijs, op onverantwoorde wijze is uitgekleed, hetgeen geen recht doet aan het paarse beleid. De uitgaven voor zorg stegen tijdens Paars van 27 mld euro in 1994 naar 37 mld in 2001. Voor onderwijs geldt een relatief vergelijkbare stijging. Van sommige politieke zijden wordt gesteld dat zeer omvangrijke extra bedragen moeten worden geïnvesteerd in zorg en onderwijs. Ook de VVD-fractie kan niet ontkennen dat er op deze terreinen knelpunten zijn die om beleidsmatige prioriteit vragen. De reflex die hierbij veelal optreedt, namelijk dat het oplossen van deze knelpunten per definitie meer geld vergt, wordt door mijn fractie niet onverkort gedeeld. Wat de overheidsuitgaven betreft, is het nu zo geregeld dat er een koppeling is van het Gemeentefonds en het Provinciefonds aan de relevante rijksuitgaven, de netto uitgaven dus. Mede door de intensiveringen en de koppeling aan de netto rijksuitgaven zijn de uitkeringen aan deze beide overheidsfondsen van 1994 tot en met 2002 met 10 mld gulden gestegen. Hoe beoordeelt de minister deze koppeling? Is dit automatisme wel onverkort gewenst c.q. nodig, mede als bezien wordt dat het EMU-saldo bij lagere overheden fors is toegenomen?

De overheidsschuld, de EMU-schuld, is zoals eerder gesteld gedaald tot 48% bbp. De EMU-norm op basis van de afspraken in Maastricht bedraagt maximaal 60% bbp. De discussie die soms gevoerd wordt over de interpretatie van EMU-schuld is in het kader van de meting van de ontwikkeling niet relevant. Het is nu eenmaal een gegeven dat in de definitie van het verdrag van Maastricht de EMU-schuld bestaat uit de rijks- en lagere overhedenschulden, het AOW-spaarfonds en de sociale fondsen. Belangrijker is de discussie over de hoogte van het EMU-saldo, niet alleen om te voldoen aan de EMU-norm, maar in het kader van stabiel en duurzaam begroten en het opvangen van de kosten van de vergrijzing. Gelukkig wordt door de minister en het kabinet de vergrijzingsontwikkeling serieus genomen, niet alleen in Nederland maar evenzo in de EU met zijn huidige vijftien lidstaten als geheel. Een en ander is naar de mening van de VVD-fractie terecht en noodzakelijk. Immers, in de EU van nu werken er nog vier mensen voor elke gepensioneerde boven 65 jaar en in 2040 is dat voorzien op twee werkenden voor elke gepensioneerde. De vraagstelling welke budgettaire consequenties deze vergrijzing op lange termijn met zich meebrengt, is dan ook zeer relevant. Wij juichen het dan ook toe dat de minister van Financiën daarvoor aandacht heeft gevraagd in onder andere de Ecofinraad. Bij de top van Stockholm is er het een en ander over besloten. Immers, de budgettaire consequenties per lidstaat zullen hun doorwerking hebben op de euro. Het feit dat in Nederland de ambtenarenpensioenen via kapitaaldekking zijn voorzien en niet via een omslagstelsel is een gunstige bijkomstigheid. In vergelijking met EU-landen die geen kapitaaldekking hebben, zou zelfs gesproken kunnen worden van een relatief lagere EMU-schuld. In het kader van door de vergrijzing oplopende financieringskosten aan onder andere de AOW en de door vergrijzing oplopende collectieve uitgaven aan zorg is het ook voor Nederland een punt dat zeer de aandacht moet hebben. Een punt van aandacht dat nog eens te meer onderstreept het inmiddels ook politiek breed geaccepteerde feit, dat de overheidsschuld nog verder moet worden afgebouwd. Nu al is gebleken dat ruimte voor intensiveringen mede is te danken aan lagere uitgaven aan rentekosten als uitvloeisel van een lagere rentevoet maar ook lagere overheidsschuld. Een overheidsschuldvermindering die niet alleen wenselijk en noodzakelijk is uit overwegingen van overheidsfinanciën, maar ook uit de overweging van solidariteit tussen de generaties. Overigens is er ten aanzien van de EMU-schuld voor Nederland een bijzondere ontwikkeling waar te nemen. In de laatste jaren is deze mede gedaald door het afstoten van diverse overheidsbelangen die in de miljarden guldens lopen. Zeer onlangs is echter besloten om voor ruim 3 mld gulden extra in aandelen van een bedrijf te investeren. Het is een investering die een negatieve invloed heeft op de EMU-schuld. Dat roept voor de VVD-fractie de vraag op wat het beleid van de regering in dezen als aandeelhouder is. Bovendien: is het wel gewenst c.q. nodig dat de overheid een aandeelhoudersrol vervult? Past dit nog wel bij de huidige regeringsbeleid van een zo groot mogelijke en zuiver mogelijke marktwerking? Kan de minister aangeven wat de criteria zijn voor overheidsaandeelhouderschap en welke criteria worden gehanteerd bij zowel aanschaffen als bij afstoten van aandelen?

Het kabinetsbeleid van Paars I en Paars II en onder andere het niet realistisch begroten zoals in het verleden, maar het trendmatig begroten hebben mede geleid tot de nu nog laagste werkloosheid van de EU, te weten in Nederland 2,2% in de EU 8,3%. Toch zijn er ook wat dat betreft zorgen voor de toekomst, zeker nu het economisch tij stagneert. De inflatie in Nederland is hoog en de loonkostenontwikkeling is hoog. Het concurrerend vermogen van Nederland neemt snel af. Een gematigde ontwikkeling van de arbeidskosten is meer dan ooit actueel. Dat is in eerste instantie een verantwoordelijkheid van de sociale partners, maar ook de overheid als werkgever zal haar verantwoordelijkheid moeten nemen. Het is de vraag of het zijn van trendvolger dan altijd even gelukkig is en leidt tot de beste voorbeeldgevende werking! Immers, in een tijd dat gematigd moet worden, worden ook door de overheid nog relatief hoge contractloonstijgingen afgesproken.

Om de arbeidskostenstijging te verminderen doen sociale partners nu een beroep op verlaging van de premieheffing voor sociale fondsen. Dat is een begrijpelijke vraag, zeker gegeven het surplus in de fondsen. In de Tweede Kamer heeft de minister zich in dezen uitgesproken voor het principe van een lastendekkende heffing, maar heeft terecht zich terughoudend opgesteld tegenover tegemoetkoming uit dezelfde fondsen. De verantwoordelijkheid van de sociale partners voor de arbeidskostenontwikkeling ligt immers in eerste instantie bij hen zelf. Daarnaast wordt enige stabiliteit in heffingen over conjunctuurcycli heen door de VVD-fractie ondersteund.

Tot nu toe heeft het besluit om per 1 januari aanstaande de euro in te voeren disciplinerend gewerkt op het budgettaire beleid in de vijftien lidstaten van de Europese Unie. Maar belangrijker is nu dat de lidstaten zich blijven inzetten en inspannen om te blijven voldoen aan de EMU-criteria. De VVD-fractie heeft daarover haar zorg. Steeds meer geluiden en signalen zijn waarneembaar om in een veranderde conjunctuur enigszins wankelmoedig met de EMU-criteria om te gaan. Zeker nu vier landen binnen de Europese Unie in de gevarenzone dreigen te geraken bij het voldoen aan de Maastricht-criteria, is dit waarneembaar en is dit zorgelijk en zeker als daarbinnen de drie belangrijkste economieën van de eurozone, namelijk Duitsland, Frankrijk en Italië ,zich bevinden. Dan is het via het stabiliteits- en groeipact afdwingen van een convergerende begrotingsdiscipline essentieel voor het vertrouwen in de gemeenschappelijke munt, de euro. De minister van Financiën kan zich naar mening van de VVD-fractie daar niet genoeg voor inzetten. Zeker bij de start van de euro mogen er geen wankelmoedigheden zijn en is strikte interpretatie van het Europese stabiliteits- en groeipact nodig. Het schijnt echter historisch zo te zijn dat "geld op papier" de neiging heeft inflatie- en overheidstekortbevorderend te werken en dat met "geld op papier" producties worden gehandhaafd die boven "natuurlijk" of boven "potentieel" niveau zijn.

Terecht heeft EU-commissaris Solbes gesteld dat naast het stabiliteits- en groeipact het instrumentarium moet worden aangevuld met structurele hervormingen van de Europese markt. Met andere woorden: een verdergaande allocatie van mensen en middelen in de Europese Unie, die verder optimaliseren om de productiviteit te verhogen en de economische groei te bevorderen om zo de hoge Europese werkloosheid van meer dan 8% aan te pakken. Het is dan onvermijdelijk dat het economisch beleid tussen de vijftien lidstaten beter op elkaar wordt afgestemd. Helaas reageren lidstaten nog steeds verschillend in situaties van gelijke aard. De omgang met olieprijzen, met de opbrengst van telecomlicenties, met de belastingherzieningen en met oververhitting of met groeivertraging in de economie zijn daar voorbeelden van. Soms lijkt het wel of de lidstaten bij tegenwind al snel van de afgesproken begrotingsdiscipline willen afwijken en roepen om bijvoorbeeld renteverlagingen. Al met al is in het streven van de Europese Unie naar een meer als economisch eenheid opererende eurozone nog voldoende werk te verrichten!

Op de Top van Kopenhagen in 1993 werd besloten tot uitbreiding van de Europese Unie met de landen uit Midden- en Oost-Europa. Daartoe werden de zogeheten Kopenhagen-criteria vastgesteld voor de toekomstige lidstaten. In het kort zijn deze criteria: de aanwezigheid van een goed functionerende markteconomie, de aanwezigheid van stabiele politieke instellingen die de democratie garanderen, bereidheid tot het overnemen van Europese wet- en regelgeving en aanvaarding van doelstellingen van politieke eenwording alsmede de EMU. Het lijkt de MOE-landen die nu willen toetreden tot de EU veel moeite te kosten om daaraan te voldoen, ondanks de steun die reeds gegeven is aan de kandidaat-lidstaten op het terrein van landbouw en regionale ontwikkeling. De criteria van Kopenhagen voor toetreding zijn vooral gericht op wat wordt genoemd institutionele convergentie en vrijwel niet of te weinig op economische convergentie. De vraag is, wat een en ander kan betekenen voor de huidige muntunie. Immers daartoe werden de convergentiecriteria van Maastricht opgesteld. Als wij dan zien dat het bbp per hoofd van de bevolking in de huidige EU ongeveer € 22.000 bedraagt met een niet al te groot verschil per lidstaat, kan men zich afvragen hoe dat moet gaan bij de kandidaat-toetreders waar het bbp per capita € 5000 bedraagt met een bandbreedte tussen € 1300 en€ 13.000.

Op dit moment wordt gesproken over de toetreding van 10 MOE-landen in 2004. De Europese Commissie lijkt deze toetreding te willen loskoppelen van zowel landbouwpolitiek als structuurpolitiek als overheidsfinanciën en dat baart de VVD-fractie grote zorgen. We zijn het eens met degenen die stellen dat het in verband met de eventuele consequenties wenselijk is dat vooraf meer duidelijkheid wordt geschapen over de budgettaire consequenties, zeker als bij de Europese Commissie de gedachte leeft om de besluitvorming over onder andere de structuurfondsen en landbouwpolitiek door te schuiven naar 2005 en de toetredende landen dan daarover mee te laten praten. Voor Nederland als nettobetaler is dat financieel gezien zorgelijk. Het moge waar zijn dat er voor de huidige lidstaten tot 2006 geen budgettaire problemen te voorzien zijn, maar de financiële consequenties na 2006 zullen of kunnen aanzienlijk zijn als het huidige landbouwbeleid en structuurbeleid ook voor de toetreders zouden gaan gelden. Deelt de minister van Financiën de mening van EU-commissaris Bolkestein dat er eventueel een financiële grens gesteld zou moeten worden aan de uitbreidingskosten? Natuurlijk beseft de VVD-fractie dat ten aanzien van de EU-uitbreiding niet alleen financiële overwegingen leidend kunnen en moeten zijn, maar voorkomen moet worden dat de situatie in de toekomst financieel pijnlijk, te pijnlijk uitwerkt. Guido Gezelle zei: "Bezint eer ge begint maar aldoende bezint dan nog."

Ook de VVD-fractie wil bij laatste begrotingsbehandeling van dit kabinet haar erkentelijkheid en dank uitspreken voor de begrotingen die deze minister gedurende acht jaar heeft gepresenteerd en met name voor het beleid dat hij heeft gevoerd. Ik heb in mijn beschouwing geprobeerd daarover een oordeel te geven. Verbeteringen zijn natuurlijk altijd mogelijk en wenselijk, maar ik kan namens mijn fractie zeggen dat wij binnen de politieke context uiterst tevreden zijn met wat deze minister van Financiën heeft gepresteerd!

De heer De Vries (ChristenUnie):

Mijnheer de voorzitter. Mijn collega Van Bruchem is helaas door ziekte verhinderd om aan dit debat deel te nemen. Hij heeft wel een financiële beschouwing opgesteld en wat ik mede namens de SGP-fractie nu ga voordragen, is dan ook grotendeels van zijn hand.

Over een paar weken wordt de euro van ons allemaal. De tegenhanger daarvan is echter dat de gulden binnenkort van niemand meer is; die verdwijnt in vergetelheid. Onze fracties vinden dat jammer, want de geschiedenis van de gulden is nauw verbonden met de geschiedenis van ons land; alweer een stukje historische verworteling verdwenen. Dat wilde ik toch even memoreren.

Het is ook jammer dat dit debat niet een week later wordt gehouden, want dan had ik de minister kunnen bedanken voor het setje euromunten dat ik binnenkort kan gaan halen. Het gebeurt immers niet zo vaak dat de minister van Financiën geld uitdeelt aan burgers, althans niet zonder tussenkomst van andere ministers. Deze minister heeft het zelfs al twee keer gedaan, maar hij zit er dan ook al vrij lang. De eerste keer betrof de Zalmsnip, hoewel daarbij de formele betrokkenheid van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties nodig was.

Mijnheer de voorzitter. De chartale euro komt op een ongelukkig moment, net terwijl de economie voor het eerst in acht jaar op de rand van een recessie verkeert of daar zelfs al overheen is. Een jaar geleden hebben verschillende sprekers hier – de minister heeft zich tot op zekere hoogte daarbij aangesloten – gewezen op de mogelijkheid dat de economische conjunctuur die jaren achtereen meevallers te zien had gegeven, wel eens kon gaan tegenvallen. In de eerste helft van dit jaar tekende zich de vertraging steeds duidelijker af. Na 11 september heeft dat proces zich versneld, waarbij in een paar sectoren, zoals de luchtvaart, de hardste klappen vallen. Nu zijn onze fracties niet alleen maar met droefheid vervuld vanwege een trager groeipad of zelfs een krimptraject voor de luchtvaartsector, gelet op alle milieuproblemen die deze veroorzaakt, maar die ombuiging, als het dat op termijn al zal blijken te zijn, had uiteraard niet ingeleid moeten worden door een terreuraanval, maar het gevolg moeten zijn van gericht beleid. Daarbij valt te denken aan een heffing op kerosine en btw op vliegtickets voor ook buitenlandse vluchten. De verhoging van de btw op binnenlandse vluchten is wat ons betreft dan ook een stap in de goede richting. Ik kom daar bij het volgende agendapunt nog op terug.

Mijnheer de voorzitter. In de loop van 2002 zou het met de conjunctuur weer de goede kant op gaan. Dat willen althans de prognoses, maar die hebben in de afgelopen jaren regelmatig een onderschatting van de groei te zien gegeven. Dus het is de vraag of er met het gehanteerde model niet iets structureel mis is, wat in een neergaande conjunctuur juist tot te optimistische prognoses kan leiden en dus tot tegenvallers. Ik stel althans vast dat in het afgelopen jaar de prognoses al verschillende keren neerwaarts moesten worden bijgesteld, voor het eerst in het Zalm-tijdperk, geloof ik. Die bijstellingen kunnen mijns inziens slechts voor een deel worden toegeschreven aan de gebeurtenissen op 11 september. Ook voor die datum was er het een en ander aan het misgaan. De AEX bevond zich al een jaar in een neerwaartse trend en dat vormt vaak een signaal dat het met de echte economie de verkeerde kant op zal gaan. De beurs fungeert als het loodsmannetje van de conjunctuur. Een andere index, de arbeidsinkomensquote, ging trouwens al vanaf 1999 de verkeerde kant op; dat is in dit geval omhoog.

Er lijkt tot op zekere hoogte een parallel te zijn met de periode omstreeks 1990: een paar jaar sterke groei, meer dan 4%, gevolgd door twee jaar van matige groei van 2% met vervolgens niet een herstel, maar een verdere terugval tot beneden de 1% in 1993. Pas daarna kwam de groei weer op gang. De laatste prognoses voor de economische groei van dit jaar en volgend jaar komen volgens de Najaarsnota uit op 1,5%. Het Centraal planbureau zit alweer lager. Als ook de groei in 2003 zou tegenvallen, dat wil zeggen een groei van minder dan 2% te zien zou geven, komen de financiële uitgangspunten van de meeste verkiezingsprogramma's in gevaar. Die gaan immers uit van een groei van 2,25% per jaar over de periode 2003-2006. Een dergelijk groeipercentage levert volgens de miljoenennota een ruimte op van 3,25 mld euro. Denkt de minister dat dit nog steeds een verantwoord uitgangspunt is? Is 2,25% groei per jaar voor de komende vier jaar – ik laat in het midden of dat ook een kabinetsperiode zal zijn – nog steeds voorzichtig en verantwoord of begint dat al riskant te worden? Misschien moeten er wel keuzes worden gemaakt! Wat onze fracties betreft: wij blijven kiezen voor meer middelen voor zorg, milieu, veiligheid en onderwijs. Desnoods moet de particuliere koopkracht maar wat minder toenemen.

Ook voor 2002 zouden onze fracties op onderdelen een andere keus hebben gemaakt. Er gaat volgens de miljoenennota ongeveer 3,8 mld euro naar goede doelen, zoals ik zo-even aangaf, maar ook nog 1,3 mld naar lastenverlichting. Daar zitten trouwens wel onderdelen in die ons aanspreken, zoals maatregelen gericht op de arbeidsmarkt en het tegengaan van de armoedeval, maar voor het geld dat gaat naar verlaging van de vennootschapsbelasting of de lastenverlichting voor de auto, hadden wij wel een betere bestemming geweten.

In de Najaarsnota staat dat de uitgavenkaders in 2002 enigszins, en wel met 0,25 mld euro, zullen worden overschreden. Welke consequenties heeft dat? Moeten de departementen bezuinigen, als deze uitkomst zich inderdaad blijkt voor te doen of als het beeld nog slechter wordt? Als dat zo is, zouden wij de genoemde lastenverlagingen helemaal misplaatst vinden.

Vorig jaar hoorde je al weinig meer over de eerder door deze en gene, maar nauwelijks door mensen die er verstand van hebben, bejubelde nieuwe economie en dit jaar vrijwel helemaal niet meer. Anders dan de aanhangers van de nieuwe economie destijds verwachtten, lijken de conjunctuurgolven niet minder sterk te worden, al wordt het beeld uiteraard vertroebeld door de gebeurtenissen van 11 september en de naweeën daarvan. Van belang hierbij kan zijn dat het conjuncturele faseverschil dat er lange tijd is geweest tussen de VS en de Europese Unie, grotendeels verdwenen lijkt te zijn. Als dat zo is, zullen de conjunctuurgolven aan beide zijden van de Atlantische Oceaan elkaar eerder versterken dan afzwakken. In die context is het van toenemend belang dat op een adequate manier kan worden ingespeeld op conjuncturele ontwikkelingen en dan vooral op conjuncturele tegenvallers. Mijn indruk is dat het rentebeleid slechts moeizaam en in elk geval traag werkt. Ik hoor daarover graag de mening van de minister. De recente ervaringen in de VS, waar de rentetarieven stapsgewijs aanzienlijk zijn verlaagd, wijzen in die richting.

In de Europese Unie – eigenlijk moet ik zeggen "euroland", maar het stuit mij zeer tegen de borst dat een land of een gebied wordt genoemd naar zijn munteenheid; net alsof economie inderdaad alles is! – hebben wij het stabiliteits- en groeipact. Een stabiliteitspact moet natuurlijk niet zo inflexibel zijn dat onvoldoende kan worden ingespeeld op veranderende omstandigheden, want dan zou het de instabiliteit kunnen versterken in plaats van de stabiliteit te bevorderen. De vraag is of het EU-stabiliteitspact voldoende mogelijkheden biedt om in te spelen op tegenvallende conjuncturele ontwikkelingen. Ik heb de indruk dat de minister die vraag met ja beantwoordt en ik ben geneigd hem daarin bij te vallen. Belangrijk in dit verband is de afspraak dat het financieringstekort van de overheid, nauwkeuriger gezegd het EMU-tekort, maximaal 3% van het bbp mag bedragen. Als je voor normale omstandigheden mikt op een EMU-saldo van ongeveer nul of een enigszins positief saldo, moet je aan een marge van 3% bbp naar mijn inzicht voldoende hebben om conjuncturele tegenvallers op te vangen. Als die marge niet voldoende is, is er waarschijnlijk meer aan de hand. Ik heb daarom enig begrip voor de waarschuwende vinger die de minister volgens berichten in de pers onlangs zou hebben geheven in de richting van enkele grote EU-landen die hun zaakjes niet op orde hebben, al zit daar wat Duitsland betreft wellicht een element van overmacht in. Graag krijg ik een reactie.

In ieder geval zit Nederland op dit punt bepaald niet in de gevarenzone. Het ziet er volgens de laatste prognoses die ik gezien heb, in de Najaarsnota, zelfs naar uit dat ook het EMU-saldo voor 2002 positief blijft, al wordt de marge wel klein, ongeveer 0,5% van het bbp. Het aardige – althans, de minister van Financiën zou het aardig moeten vinden – van de positieve saldi van 2001 en 2002 is dat als het ware voor het eerst sinds mensenheugenis ook de centrale overheid eraan bijdraagt. In 1999 en 2000 was het saldo van de centrale overheid negatief – ik meen dat collega Boorsma daar vorig jaar ook op heeft gewezen – en zorgden vooral de overschotten bij de sociale fondsen voor een positief EMU-saldo. Dat laatste kan uiteraard niet los worden gezien van het niveau van de sociale premies. Doordat die op een hoger niveau zijn gehandhaafd dan strikt genomen nodig was, was het beeld van het EMU-saldo in de afgelopen jaren toch wel wat geflatteerd. Inmiddels lijken de ontvangsten en uitgaven van de sociale fondsen meer in evenwicht te komen. Althans, wanneer ik de informatie uit de miljoenennota combineer met die uit de Najaarsnota, krijg ik de indruk dat er in 2002 nauwelijks meer sprake zal zijn van een overschot bij de sociale fondsen. Is die indruk juist? Dat neemt natuurlijk niet weg dat die fondsen nog wel ruim gevuld zijn.

De overheidsfinanciën zijn dus inmiddels aardig gesaneerd. In de twee perioden met een paars kabinet is het EMU-saldo omgeslagen van zo'n 10 mld euro negatief naar circa 4 mld euro positief. Ongetwijfeld mag een flink deel van deze omslag op rekening van deze minister van Financiën worden geschreven, die met de Zalmnorm en de scheiding van inkomsten en uitgaven in ieder geval voor stabiliteit in de begrotingsontwikkeling heeft gezorgd. Hij heeft natuurlijk wel de wind mee gehad, onder andere door de langdurig gunstige internationale conjunctuur en doordat de gulden met een lage koers in de euro is opgenomen. Ik ben benieuwd of de Zalmkaders zo robuust zijn dat ze ook bij een tegenvallende groei de overheidsfinanciën op het goede spoor kunnen houden. Het verdelen van meevallers blijkt al hele discussies op te leveren, maar het verdelen van pijn zou nog wel eens wat lastiger kunnen zijn. Ik wijs in dit verband ook op een kritische opmerking van de Raad van State, die stelt dat jaarlijks terugkerende uitgaven zijn gefinancierd uit incidentele meevallers, wat bij een tegenvallende ontwikkeling extra problemen kan opleveren. Ik hoor op dit punt graag een reactie van de minister.

Ik ga even door met mijn terugblik op acht jaar Paars. Grotendeels in samenhang met het sterk verbeterde begrotingsbeeld, is de staatsschuld in deze periode relatief gedaald, van ruim 80% van het bbp tot minder dan 50% volgend jaar. Ook absoluut tekent zich de laatste paar jaar een dalende tendens af. De staatsschuld is inmiddels kleiner geworden dan de gezamenlijke hypotheekschuld van de inwoners van dit land. De particuliere schulden zijn de laatste jaren sterk opgelopen. De hypotheekschulden liggen in de orde van 130% van het besteedbaar inkomen en het totaal van de schulden tussen 160% en 170%. Dat is heel wat anders dan de 60% van het bbp die wij voor de collectieve schuld acceptabel vinden. Is hier niet een riskante ontwikkeling gaande, met een grote kans op een zichzelf versterkende neerwaartse beweging als er echt een economische kink in de kabel komt? Of denkt de minister dat het wel meevalt?

Tegelijk met de stijging van de schulden is de spaarquote gedaald, van zo'n 10% in het begin van de jaren negentig tot ongeveer nul in de afgelopen jaren. Nederlanders sparen niet meer. De ook door onze fracties gewaardeerde financiële degelijkheid en soberheid van de paarse kabinetten is kennelijk gepaard gegaan met een particulier potverteren. De eenzijdige nadruk van deze kabinetten op economische ontwikkeling heeft naar de mening van onze fracties deze onverantwoorde houding gestimuleerd. Er is een "het kan niet op"-mentaliteit gegroeid, waarin productie en consumptie alles zijn, waarin mobiliteit "fun" is, waarin een gezonde soberheid ver te zoeken is en de zorg voor elders en later buiten beeld raakt.

De inflatie is redelijk binnen de perken gebleven, al was zij vooral de laatste jaren wel wat hoger dan gemiddeld in het eurogebied. Dit jaar is de inflatie, met een percentage van bijna 5 anderhalf maal het EU-gemiddelde, echter duidelijk uit de hand gelopen. Voor een deel was dat een kwestie van oververhitting, voor een deel van externe invloeden, zoals de benzineprijs, en voor een deel van incidentele oorzaken. Toch heeft de wijziging van het belastingstelsel, in combinatie met de forse lastenverlichting en een aanzienlijke nominale loonsverhoging, waardoor het vrij beschikbaar inkomen op modaal niveau met meer dan 11% is toegenomen, aan dit hoge inflatiepercentage een belangrijke bijdrage geleverd. Het was naar de mening van onze fracties wijzer geweest om de lastenverlichting te beperken. Terzijde, de lastenverlichting heeft kennelijk niet echt bijgedragen aan matiging van de loonontwikkeling. In een krappe arbeidsmarkt is dat ook niet te verwachten.

Wij hebben met vreugde geconstateerd dat vooral de laatste jaren de armoede in dit land is verminderd. Dat heeft vooral te maken met de gunstige arbeidsmarkt.

De collectieve lastendruk is onder de twee paarse kabinetten duidelijk gedaald: van zo'n 47% van het bbp tot ongeveer 40%. Wij hebben daarbij wat gemengde gevoelens. De tegenhanger daarvan zijn namelijk naar onze mening de tekorten in de collectieve sector, zoals de zorg en het onderwijs, en het achterblijven van investeringen in de infrastructuur, waarbij ik vooral denk aan het openbaar vervoer. De onacceptabele vertragingen in het treinverkeer vormen daarvan een symptoom. De laatste paar jaar is er op dit gebied best wat bijgespijkerd – ik geef het toe – maar een jarenlange onderwaardering of zelfs verwaarlozing, die overigens al vóór Paars is begonnen, kan niet in een paar jaar geredresseerd worden.

Ik kom op een actueel punt. De Staat heeft meegedaan aan de emissie van KPN. Afgezien van de vraag of dat uit beleggingsoogpunt verstandig is – KPN lijkt mij niet zonder risico, maar aan de andere kant moet je natuurlijk kopen als de aandelen goedkoop zijn – kost dit de Staat nogal wat rente. Ik meen dat ik ergens een bedrag van 200 mln gulden heb gezien. Veel dividend zal er de eerste jaren wel niet beschikbaar komen. Kan de minister mij uitleggen waarom het uit het een oogpunt van verstandig beheer van de overheidsfinanciën toch beter was om met deze emissie mee te doen in plaats van bijvoorbeeld de staatsschuld extra af te lossen?

Ik maakte zo-even de minister van Financiën een compliment vanwege het stringente uitgavenkader dat sinds 1995 het begrotingsbeleid bepaalt. Toch moet daar op één punt een restrictie op worden gemaakt en dan doel ik op de zogenaamde belastinguitgaven. Die vallen daar immers buiten, omdat zij niet uit de uitgavenmeevallers maar uit de inkomstenmeevallers worden bekostigd. Voor elke minister die stuit op de strenge regels van het uitgavenkader, is er dus de uitweg om een beoogde subsidie te vermommen als fiscale aftrekpost en haar als zodanig bij de staatssecretaris van Financiën aan te melden. Dat betekent niet alleen dat het uitgavenkader zo lek is als een mandje, maar het bederft ook de belastingheffing, die al gecompliceerder wordt, en het leidt tot oneigenlijke toepassingen die niet zijn ingegeven door overwegingen van doelmatigheid en doeltreffendheid maar enkel door de knellende banden van het begrotingsbeleid. In een interview in de Staatscourant pleitte de staatssecretaris voor afspraken hierover bij de komende kabinetsformatie, bijvoorbeeld in de vorm van een ijklijn voor belastinguitgaven, zoals die ook bestaat voor de echte uitgaven. Maar waarom is hij dan nog zo royaal in het Belastingplan 2002? Het deed mij denken aan de roker die, voordat hij definitief stopt, zijn laatste pakje oprookt. Of was hij een gedwongen meeroker? Ik kom daar later vanavond op terug.

Ik heb mijn bezwaren vorig jaar toegespitst op de premies in het kader van de reguliere energiebelasting. Ik dank de bewindslieden voor de aandacht die zij in de laatste miljoenennota aan mijn opmerkingen terzake hebben besteed. Ik begrijp dat nadere studie nodig is om de definitie van belastinguitgaven uit te breiden tot de indirecte belastingen. Kan die studie op een dusdanig tijdstip voltooid zijn, dat wij daarvan in de volgende miljoenennota de vruchten kunnen zien?

Ik besluit met de minister nog een compliment te maken, nu voor zijn vooruitziende blik. Toen bij de vaststelling van de nieuwe Wet op de inkomstenbelasting kritiek werd uitgeoefend op het tarief in box III als een pretbox voor de rijken, wees hij erop dat deze vermogensrendementsheffing een veel stabielere inkomstenbron voor de schatkist zou zijn dan een vermogenswinstbelasting. Reeds in het eerste jaar van de toepassing krijgt hij volledig gelijk. De aandelenbezitters kreunen, maar voorzover ik erover las, nemen zij hun verlies sportief op. Het blijft immers waar: als je belegt in staatsobligaties, houd je over, althans als je de inflatie niet meetelt. Die moet dan ook dringend omlaag.

De heer Platvoet (GroenLinks):

Voorzitter. De miljoenennota is een lofzang op het beleid van Paars, en dat is niet zo verwonderlijk. De verdiensten worden breed uitgemeten. Er is economische groei geweest, het financieringstekort is omgebogen in een overschot, er heeft een forse lastenverlichting plaatsgevonden voor huishoudens en bedrijven, de staatsschuld is verminderd, de werkloosheid is verminderd, de werkgelegenheid is vergroot en de uitgaven voor zorg, onderwijs, veiligheid, milieu en infrastructuur zijn omhoog gegaan. Op wel vijf plekken in de miljoenennota worden deze resultaten breed uitgemeten en met een keur aan cijfers onderbouwd, blijkbaar om zo de vele ongelovigen alsnog te bekeren. Ik geef toe dat je bij oppervlakkige lezing hiervan overdonderd raakt, wat blijkbaar ook de bedoeling is. Maar hoe verhouden de enthousiaste verhalen over kortere wachtlijsten, meer blauw op straat, de sterke toename van de koopkracht voor alle inkomensgroepen en het succesvolle milieubeleid zich nu met tegenovergestelde berichten uit de samenleving en gegevens uit andere (overheids)rapporten?

Allereerst kom ik op de gepresenteerde cijfers. Er worden reëlegroeicijfers gepresenteerd over de periode 1994-2002 voor zorg (cumulatieve toename van 30%), onderwijs (25%), veiligheid (60%) en natuur en milieu (40%). Maar in dezelfde periode is de welvaart, gedefinieerd als het bruto binnenlands product, met 48,2% gestegen. Cijfers zeggen nog niet alles over kwaliteit. Minister-president Kok verwierp bij de algemene beschouwingen in de Eerste Kamer de kritiek, dat Paars weliswaar de cijfers op orde had en budgettair gezien een succesnummer is maar dat de kwaliteit van de samenleving is verslechterd. In de miljoenennota probeert men dat ook steevast met cijfers aan te tonen. Achter die cijfers gaat echter een wereld van interpretatie schuil. Bovendien zeggen cijfers lang niet alles over de feitelijke beleidsinzet om geconstateerde gebreken te verhelpen. Het is veelzeggend als wij de optimistische geluiden uit de miljoenennota afzetten tegenover de gegevens uit het rapport van het Sociaal en cultureel planbureau "De sociale staat van Nederland 2001". Waar het gaat om de zorg, wordt in dat rapport gesproken over de wachtlijsten voor de ziekenhuizen en de grote personeelstekorten. Verder wordt erop gewezen dat de stijging van de levensverwachting in Nederland achterblijft bij die in andere Europese landen. Nederland bevindt zich dus in een middenpositie. Ook blijkt dat Nederland een van de laagste artsendichtheden van Europa heeft. Waar het gaat om het onderwijs, blijkt dat er geen sprake meer is van groei van de onderwijsdeelname en dat Nederland van koploper in Europa naar de middenmoot zakt. Leerlingen met lager opgeleide ouders houden een hardnekkige onderwijsachterstand, hetgeen onder andere leidt tot een toename van het aantal leerlingen in het speciaal onderwijs. Verder is meer dan 80% van de kinderen van lager opgeleide ouders in het vbo of op de mavo te vinden. Een ander onderwerp dat in de miljoenennota steeds naar voren wordt geschoven, is de veiligheid. De criminaliteitsstatistieken houden een stijgende tendens, terwijl het percentage opgehelderde misdrijven een dalende tendens heeft.

Over het gebruik van de cijfers in de miljoenennota zijn al de nodige kritische beschouwingen gegeven. Zo heeft De Kam in ESB gezegd dat het kabinet herhaaldelijk kiest voor een onvolledige voorstelling van zaken, die riekt naar de Z van zwendel. Verder heeft Bomhof in hetzelfde blad gesteld dat het verdrietig is dat het kabinet keer op keer zorgvuldigheid opoffert aan propaganda. Ik hoor graag een reactie van de minister op dit soort kritiek.

Niet ontkend kan worden dat de begrotingssystematiek van Paars I en II, ook wel de Zalmnorm genoemd, ertoe heeft bijgedragen dat de overheidsfinanciën op orde kwamen. Tijdens de hoogconjunctuur werden echter ook de nadelen van dit paarse begrotingskeurslijf manifest. Het behoedzame groeiscenario organiseerde zijn eigen meevallers die niet gebruikt mochten worden voor broodnodige uitgaven voor zorg, onderwijs, milieu en veiligheid, maar conform de afspraken benut werden voor reductie van het begrotingstekort en lastenverlichting. Publieke armoe en private rijkdom zijn hiervan de krachtige en kernachtige typering. De consumptie raakte op drift; er was een run op de aandelenmarkt; huizenprijzen schoten omhoog; de hypotheeklast steeg dientengevolge tot astronomische hoogte. Er is sprake van zelfverrijking, opties en belachelijke salarissen voor de toppen van het bedrijfsleven. De calvinistische cultuur van doe maar gewoon, maakte plaats voor: het kan niet gek genoeg.

De kritiek op de Zalmnorm die aanvankelijk alleen door GroenLinks kernachtig werd geuit, kreeg de laatste tijd steeds meer bijval. Het moet echter gezegd worden dat de minister manhaftig stand hield, althans tot deze miljoenennota. De aanloop in de miljoenennota is lang. Via een historische beschouwing over de verschillende begrotingsnormen, beginnend in de achttiende eeuw – toen was het motto: de beste begroting is de kleinste begroting – en eindigend bij de Zalmnorm. Terecht wordt gesteld dat er een norm nodig is, maar dat de exacte vormgeving kan verschillen, bijvoorbeeld omdat de economische en maatschappelijke omstandigheden kunnen verschillen. De Zalmnorm is dus geen zaligmakend dogma, ook al zou de VVD dat graag willen. In de miljoenennota wordt dan ook in zeer voorzichtige bewoordingen gesproken over aanpassingen van de normen en het invoeren van een norm voor het begrotingsoverschot waarboven nadere afweging mogelijk is. Verder wordt er een voorzichtig pleidooi gehouden om nauwer aan te sluiten bij de werkelijk verwachte trendmatige groei. Daarmee komt de regering toch wel akelig dicht in de buurt van het uitgangspunt dat GroenLinks steevast heeft gehanteerd in zijn tegenbegrotingen en zijn nieuwe verkiezingsprogramma.

Ook de PvdA ontwaakt langzaam uit de zalmslaap. In het verkiezingsprogramma wordt gemorreld aan de Zalmnorm. Rik van der Ploeg die, zoals ik zaterdag in het Parool las, ook nog een baantje in Den Haag schijnt te hebben, heeft in Socialisme en democratie van september jongstleden een uitdagende beschouwing geschreven over de Zalmnorm. Ik doel niet zozeer op zijn constatering dat de Zalmnorm een stiekeme uitvoering van een neoliberale agenda is met lagere overheidsuitgaven, lagere belastingvoeten en een lagere staatsschuld, want dat beweren wij al jarenlang. Echter, uitdagend is zijn redenering dat de Zalmnorm leidt tot welvaartsverliezen, omdat de strikte scheiding tussen inkomsten en uitgaven leidt tot excessieve verlagingen van belastingvoeten, terwijl verhoging van de primaire overheidsuitgaven in de economische rede ligt om zo optimale condities te bereiken. Ik hoor graag van de minister een reactie op deze analyse van zijn ambtgenoot. Ziet de minister dit nu ook, gezien het geringe enthousiasme dat in deze begroting wordt opgebracht voor lastenverlichting? Verder noem ik het voorzichtig voorspellen van de eindigheid van de Zalmnorm, wellicht om zo te voorkomen dat de nieuwe minister van Financiën met een grote naamlast zit opgescheept. Deze minister begon acht jaar geleden met een stijgende groei en een lage inflatie, en eindigt met een dalende groei en een hoge inflatie. Maar ik moet toegeven, op budgettair gebied is veel bereikt. De maatschappelijke problemen zijn echter nauwelijks verminderd. Met een teruglopende conjunctuur, stijgende inflatie en een nieuwe munt is de erfenis toch wel problematisch te noemen.

De economische groei krimpt. Het CPB laat waarschuwende geluiden horen. Controleert het CPB de politiek? Aardig om te constateren dat, waar vroeger linkse partijen, ook de mijne en de SP, die trouwens vanavond helaas weer niet aanwezig is, nogal huiverig stonden tegenover doorberekening van hun verkiezingsprogramma's door het CPB, nu de VVD en het CDA de kont tegen de krib gooien en weigeren, onderdelen uit hun verkiezingsprogramma aan het CPB voor te leggen. Ik heb het over het hoofdstuk zorg, wat geldt voor CDA en VVD, maar ook over onderwijs, waar deze twee partijen worden vergezeld door de PvdA, onder het motto "het CPB dicteert niet de politiek". Is de minister het eens met de sombere waarschuwingen van het CPB over de krimpende groei, die ook zakt onder de aannames in de begroting van 2002? Zo ja, wat zijn dan de gevolgen voor de begroting? Terug naar een tekort zou toch een logische consequentie van toepassing van de Zalmnorm zijn? Of wordt de verantwoordelijkheid vooral neergelegd op de schouders van de werknemers, die hun looneisen moeten inslikken na jaren van matiging?

Toen werd het 11 september. Aanvankelijk deed de minister vrij luchthartig over de gevolgen daarvan. Immers, de teruggang in het economische tij had al ingezet vóór 11 september. De ontwikkelingen op langere termijn beschouwd, lijken hem in die luchthartigheid toch wel enigszins gelijk te geven. Hij zingt natuurlijk ook in het Europese koor onder leiding van dirigent Duisenberg, die in Vrij Nederland van 24 november 2001 stellig beweerde dat Europa niet in een recessie zal geraken, omdat Europa erin slaagt, de stabiliteit te handhaven en de inflatie in de hand te houden. Geldt dat ook voor Nederland, waar juist de inflatie bovengemiddeld is? Is inflatie trouwens niet het logische gevolg van de Zalmnorm, te weten hoge consumptie, verrijking, winsten en terechte looneisen?

In de economierapportage van het CPB van 6 december wordt de dip van 11 september nog even aangedikt: 1% groei in 2001, 1,25% groei in 2002. Maar tegelijkertijd wordt beklemtoond dat de internationale hoogconjunctuur, weliswaar wat later dan voorzien, in de loop van 2002 weer zal aantrekken. Ziet de minister deze jongste notitie als een bevestiging van zijn aanvankelijke luchthartigheid?

Andere gevolgen van 11 september zijn bestrijding en ontmanteling van terroristische financiële netwerken. Daar werkt Nederland ook aan mee. Ik las vorige week in de krant dat het eerste resultaat zou zijn geboekt: een banktegoed van ƒ 400.000. Maar ook hier luidt natuurlijk de vraag: wat zijn terroristen en wat zijn terroristische banktegoeden? In het nabije verleden zijn veel geldinzamelingsacties voor bevrijdingsbewegingen gehouden, zoals ANC en FLMN. Ik heb wel eens gelezen dat zelfs de minister in zijn rode jeugdperiode zich daaraan heeft bezondigd. Zou je dat met terugwerkende kracht terroristische financiële transacties kunnen noemen? Dat zou toch te gek voor woorden zijn? Hoe ziet die lijst er eigenlijk uit? Is bijvoorbeeld de PKK nu een terroristische organisatie? Hoe verhoudt de inzet zich tot die om andere vormen van financiële criminaliteit te bestrijden? Ik noem fraude, omkoping en drugsgelden. Misschien wil de minister daarop reageren. Het kabinet heeft als een soort paarse nalatenschap verkenningen laten uitvoeren op verschillende deelterreinen, waaronder dat van de belastingpolitiek. In die verkenningen worden verschillende trends beschreven die beleidsuitdagingen met zich brengen.

De relatie tussen arbeidsparticipatie en de armoedeval is zo'n thema. De regering hamert erg op die armoedeval. Deze zou ertoe leiden dat laaggeschoolden geen werk willen accepteren, omdat het netto besteedbaar inkomen nauwelijks toeneemt, vanwege het wegvallen van allerlei inkomensgebonden subsidies. Het merkwaardige is dat deze analyse leidt tot het morrelen aan de inkomensgebonden subsidies, zoals de huursubsidie en het lokale kwijtscheldingsbeleid, die van grote waarde blijven voor mensen met een uitkering die om welke reden dan ook geen kans op werk hebben. De armoedeval zou niet of minder optreden als het minimuminkomen wordt opgetrokken en of een inkomensafhankelijke heffingskorting wordt toegepast. Waarom wordt die lijn in de verkenningen niet beter geanalyseerd?

Armoede blijft een hardnekkig verschijnsel. Dat blijkt ook weer uit de onlangs verschenen Armoede monitor 2001. De cijfers zijn gelukkig verbeterd. In 1996 had 15,6% van de huishoudens een laag inkomen. In 1999 was dat 13,2%, maar wij spreken nog steeds over 850.000 huishoudens met 507.000 kinderen, jonger dan 18 jaar. Voor eenderde van die kinderen geldt dat zij al minstens vier jaar in zo'n situatie leven. Het activeringsbeleid blijkt slechts in beperkte mate te werken. Dat is vooral verklaarbaar voor eenoudergezinnen. De armoedeval werkt niet belemmerend voor deze omvangrijke groep. Deze groep, eenoudergezinnen die langdurig op een minimum zitten, is vooral gebaat bij een hogere uitkering via een aparte regeling in de ABW. Zit de regeling ook op die lijn? Als men een reële keus voor werk moet kunnen maken, dan valt er met name in de sfeer van de kinderopvang veel te verbeteren. Dat neemt niet weg dat wij vinden dat het bestrijden van de armoedeval ook zinvol blijft. Het kabinet heeft in de verkenningen vier varianten gepresenteerd. Een daarvan, de tweede, is specifiek op die kwestie gericht. Wat ons betreft wordt die verder uitgewerkt.

Een andere trend die wordt gesignaleerd, is de vergrijzing – dat is niet nieuw – en de sterk verbeterende inkomenspositie van AOW-gerechtigden. De komende 20 jaar zal het aantal AOW-gerechtigde huishoudens met een aanvullend pensioen stijgen van 83% tot 92%. Dit pensioen zal per huishouden bovendien sterk in omvang toenemen door de langere pensioenopbouw en de stijging van het aantal tweeverdieners. Naast tweeverdieners krijg je ook tweepensioeners. Ook de vermogenspositie van ouderen zal blijven toenemen. Zijn er cijfers beschikbaar over het laatste aspect? De discussie lijkt onontkoombaar: afschaffing van de AOW-vrijstelling van ouderen en een fiscalisering van premies en volksverzekeringen

Ik mis in de verkenningen een taxatie van de eindigheid in de rek van directe belastingen. In de verschillende varianten worden de btw en de regulerende energiebelasting verhoogd. Het zijn indirecte belastingen die in principe inkomensonafhankelijk zijn en, zeker als het gaat om directe levensbehoeften, zwaarder op een laag dan op een hoog inkomen drukken. Zeker als dit tegelijkertijd gepaard gaat met een voortdurende lastenverlichting betekent dit de facto dat de belastingopbrengst steeds minder inkomensafhankelijk is. Is de grens van een progressieve belastingpolitiek hiermee inmiddels niet gepasseerd? Hoe verhoudt zich deze ontwikkeling en dit beleid met de kritiek die in de verkenningen ook op het CDA-idee van de vlaktaks wordt geuit, namelijk dat die strijdig is met het draagkrachtbeginsel?

Velen hebben over Europa gesproken, maar ik daal af naar de gemeentelijke heffingen. Die lijken ook weer in het middelpunt van de politieke belangstelling te komen. Zo pleit de VVD in haar verkiezingsprogramma voor afschaffing van de onroerendezaakbelasting. De armoedeval wordt onder andere bewerkstelligd door het wegvallen van de kwijtschelding van lokale heffingen. Ook de 100-guldenmaatregel, tot voor kort bekend als de Zalmsnip – in de jongste brief van de staatssecretaris over lokale heffingen komt deze term niet meer voor – staat op de tocht. In de verkenning wordt de afschaffing van de Zalmsnip – 680 mln gulden levert die op – gebruikt in drie van de vier varianten. Met de afschaffing van de Zalmsnip hebben wij geen moeite als het geld gerichter wordt ingezet om mensen met een uitkering – ik denk daarbij aan eenoudergezinnen – extra mogelijkheden te bieden. Met de VNG is GroenLinks echter van mening dat het lokale belastinggebied intact moet blijven. Gemeenten moeten de vrijheid hebben om een deel van de inkomsten naar eigen inzicht te verwerven. Dat maakt heldere afwegingen mogelijk – meer voorzieningen, hogere belasting – en vergroot ook de democratische legitimatie, dus kiezen omdat er iets te kiezen valt bij gemeenteraadsverkiezingen. Die afschaffing van de OZB zien wij dus niet zo zitten. Wel zien wij iets in decentralisatie, gepaard gaande met een liberalisering van de wetgeving. Zo'n pleidooi zou je eerder van de VVD verwachten, namelijk het schrappen van de limieten waarbinnen de tarieven zich moeten bewegen, evenals de voorgeschreven wettelijke verhouding tussen gebruikers en eigenaren. Laat gemeenten zelf beslissen of, hoeveel en bij wie zij OZB willen heffen. Een andere mogelijkheid kan zijn om niet de waarde van het onroerend goed, maar de bestemmingswaarde van de grond als heffingsgrondslag te nemen. Gemeenten zouden zo een extra sturingsinstrument krijgen om schaarse grond beter te laten benutten. Hoe snel komt de toekomst van de OZB op de agenda?

De heer Boorsma is al ingegaan op de omslag naar de VBTB-begroting. Wij vinden het goed dat die omslag nu is gemaakt en dat er een koppeling wordt gelegd tussen beleidsdoelstellingen, instrumenten, prestaties en middelen. Het is echter opvallend dat voor de hoofddoelstellingen zorg, onderwijs, veiligheid en milieu in de miljoenennota deze systematiek nog niet herkenbaar is en dat het bij bezweringsformules blijft. Ik begrijp dat er een vergelijking gemaakt moet worden met de desbetreffende departementsbegroting. Ik heb dat gedaan en bijvoorbeeld op het onderdeel veiligheid de begroting van Binnenlandse Zaken erbij genomen. Maar een vergelijking leert dat de doelstellingen uit de miljoenennota die worden losgelaten op het onderdeel veiligheid, zoals grotere nadruk op preventief beleid en het vergroten van de pakkans, niet in de begroting van Binnenlandse Zaken met prestatie-indicatoren, basis- en streefwaarden operationeel en controleerbaar worden gemaakt. Dat vind ik kwalijk. Zou het geen goede zaak zijn om in de eerste plaats consistent te zijn tussen miljoenennota en de afzonderlijke beleidsbegrotingen en om ook in de miljoenennota op de hoofdpunten van beleid de VBTB-aanpak door te voeren en te visualiseren?

Ten slotte. Is dit de laatste miljoenennota van minister Zalm? Dat weten wij natuurlijk niet zeker. Het hoeft geen betoog dat GroenLinks geen fan is van Paars II en dat er tussen de VVD en GroenLinks in het politieke spectrum een groot gat gaapt. En dat gat is groter dan de ruimtes in de financiële vertalingen van de beide verkiezingsprogramma's. Het begrotingsbeleid was bij deze VVD-minister in goede handen, al verschillen wij van mening over de invulling, het groeiscenario en de latenverlichting. Ik heb bij deze minister nooit het gevoel gehad dat een citaat van Voltaire van toepassing is, namelijk dat de begroting een methode is "om zich zorgen te maken nog vóór het geld wordt uitgegeven, in plaats van daarna". Ik wens de minister na de verkiezingen dan ook veel zorgeloosheid toe, als het even kan niet in een volgend kabinet.

De heer Schuyer (D66):

Voorzitter. In de zomervakantie las ik een boeiende politieke biografie over onze stadhouder Koning Willem III, geschreven door Wout Troost. En in die biografie werd een uitdrukking toegelicht die ik vanaf mijn jeugd heb meegekregen: zo safe als de bank van Engeland. Tot aan het lezen van die biografie had ik een eigen, in mijn ogen alleszins acceptabele uitleg bedacht. Engeland was eeuwenlang een wereldmacht en bij het ontstaan van de banken was er natuurlijk geen land dat in financiële zin daaraan kon tippen en derhalve straalde die macht en zekerheid ook op de staatsbank af. Niets bleek echter minder waar. Allereerst werd mij duidelijk gemaakt dat het Oranjehuis ook toen al een behoorlijke vinger in de pap heeft gehad. Willem III had veel geld nodig voor de oorlogen die hij voerde tegen Lodewijk XIV. Die oorlogen waren niet alleen in het belang van de Republiek, maar ook in het belang van Engeland, dat natuurlijk wel voer bij een machtsevenwicht. Vandaar dat hij telkens weer een beroep deed op de Engelse medefinanciering. Het was voor hem van groot belang dat het parlement in 1694 een voorstel aannam tot oprichting van de Bank of England, die tegen een rente van 8% 1,2 mln pond aan de Staat kon lenen. Wezenlijk daarbij was dat het parlement de rente en aflossing garandeerde. Daarmee werden deze leningen een nationale schuld. Door die garantie nam de kredietwaardigheid van de Engelse Staat enorm toe, terwijl die van de Franse juist afnam. De keerzijde hiervan was natuurlijk dat het parlement als een bok op de haverkist ging zitten als de koning weer eens iets wilde lenen. Het moet voor de minister van Financiën een geweldige promotie betekenen als hij na de verkiezingen van volgend jaar als parlementslid een dergelijke macht mede kan uitoefenen.

Voorzitter. Een jaar geleden verzuchtte uw voorganger eens tegen mij dat het parlement het budgetrecht had gekregen om erop toe te zien dat de overheid niet al te gulzig zou zijn. Hoe anders is dit allemaal in 2001? Nu vragen de parlementen en heeft het kabinet, in het bijzonder de minister van Financiën, de rol om de uitgaven te beheersen, hoewel de minister iedere Nederlander van zes jaar en ouder vanaf 17 december een setje euro's ter waarde van ƒ 8,24 geeft. Het parlement heeft daarmee weliswaar ingestemd, maar erg van harte ging dat niet. Enerzijds is het in het licht van de verslechterde economische omstandigheden de vraag of die uitgave nu nog als een verantwoorde zou worden gezien. Hoeveel kost dat cadeautje de Nederlandse Staat? Anderzijds markeert dit het belang dat de regering hecht aan dit historische moment. Daarmee is niets te veel gesteld. De president van de Nederlandse Bank heeft in een televisie-interview gesteld dat het goed is dat wij de euro hebben, juist nu de economie in een recessie dreigt te belanden. Dat is een verstandige en wijze uitspraak. Het zou immers zeer nadelig zijn als de steun van de samenleving voor de euro, die blijkens recente metingen juist weer lijkt toe te nemen, op grond van andere, niet aan de euro gerelateerde ontwikkelingen zou afnemen. Dan zou het consumentenvertrouwen verminderen en komen wij in een neerwaartse spiraal terecht die, naar het lijkt, best te voorkomen is. Is de minister van plan om ook na 1 januari volop aandacht te blijven geven aan de voorlichting over de euro? Natuurlijk kan en moet die voorlichting anders van karakter worden, maar het zou verkeerd zijn om te denken dat voorlichting niet meer nodig is. Hoe ziet de minister dat? Ligt er een plan dat juist de kracht van de euro voor Europa en in het bijzonder voor Nederland als sterk exporterende natie binnen de EU naar voren haalt? Dat is ook voor de uitbreiding van belang.

Intussen is de vraag van gewicht hoe onze economie zich zal ontwikkelen. De voorspellingen zijn neerwaarts bijgesteld, maar de verwachting is gerechtvaardigd dat ook deze neerwaartse bijstelling de werkelijkheid niet zal dekken en dat verdere neerwaartse bijstellingen nodig zullen zijn. Voor dit moment is natuurlijk van belang wat dit kan betekenen voor de begroting van 2002. Bij de opstelling van een nieuw regeerakkoord kan immers met de economische vooruitzichten voor de volgende jaren rekening worden gehouden. Kan de minister via een paar scenario's de effecten voor 2002 aangeven? Naar ik heb begrepen is zijn stelling dat dit voor het uitgavenkader vooralsnog geen gevolgen hoeft te hebben, maar dat de verlaging van de staatsschuld wel minder zal kunnen zijn. Als dat de werkelijkheid wordt, komen doelstellingen voor de lange termijn gemakkelijk op de tocht te staan. De staatsschuld loopt ook op doordat de Staat een aanzienlijke partij KPN-aandelen uit de ophanden zijnde emissie koopt. Anderen hebben daar al op gewezen, maar in tegenstelling tot hen ben ik het van harte met die aankoop eens. Waar ligt voor de minister de grens van die staatsschuld? Wordt de grens naar zijn mening bereikt als de staatsschuld weer oploopt of wordt de grens eerder bereikt? Vooralsnog is er wat de staatsschuld betreft geen gevaar dat de criteria van de Europese Gemeenschap door Nederland worden overschreden. Naar het zich laat aanzien ligt een overschrijding bij de inflatieontwikkeling eerder voor de hand. De minister heeft bij herhaling gezegd dat de waarde van de Zalmnorm nu pas zal blijken. Houdt de norm ook bij tegenslag? Eenzelfde vraag kan worden gesteld met betrekking tot het stabiliteitspact. Op dat punt ben ik eigenlijk minder zeker.

De heer Boorsma (CDA):

De heer Schuyer is het eens met de aankoop van extra aandelen KPN. Hij heeft zijn instemming echter niet met redenen omkleed.

De heer Schuyer (D66):

In de eerste plaats ben ik van mening dat hiermee op elegante wijze een eminent belang voor Nederland, namelijk het handhaven van een telecommunicatiebedrijf binnen de eigen grenzen, binnen de criteria van de Europese regelgeving kan worden gepakt. Op de tweede plaats ben ik niet benauwd voor het risico dat de aandelenwaarde met zich brengt. Ik heb er alle vertrouwen in dat die waarde doorzet. Juist door het aankopen van de aandelen keert in zekere mate de waarde terug van de aandelen die nog niet verkocht waren.

De heer Boorsma (CDA):

Het tweede argument kan ik vrij goed begrijpen. De extra aankoop vormt in wezen een bescherming van de aandelen die reeds in bezit zijn. Ik ben het daarmee eigenlijk eens. Het eerste argument van de heer Schuyer is echter gevaarlijk want dat doet denken aan de verhalen die in het begin van de jaren tachtig met name aan de overzijde zijn opgehangen in het kader van steun van de overheid aan bedrijven die in armoede verkeren. Met name dit soort argumenten werd in die tijd gehanteerd. De geschiedenis heeft ons op dit punt voldoende geleerd.

De heer Schuyer (D66):

Het betreft een taxatiekwestie. Ik ben het met de heer Boorsma eens dat buitengewoon voorzichtig met dat traject moet worden omgegaan. Met betrekking tot de telecommunicatie moet een waardetaxatie worden gemaakt. Als KPN de enige was in het wereldspel, dan had ik er anders over gedacht. De fouten die toentertijd bij investeringsbeslissingen zijn gemaakt, zijn ook door anderen gemaakt.

De heer Varekamp (VVD):

De heer Schuyer zegt "in tegenstelling tot andere sprekers", maar ik heb op dit punt nog geen oordeel gegeven. Ik heb slechts kritische vragen gesteld. Ik heb gevraagd wat de criteria zijn voor overheidsaandeelhouderschap. Verder heb ik erop gewezen dat een en ander betekenis heeft voor de EMU-schuld, juist nu deze gedaald is als gevolg van de verkoop van overheidsbezittingen. Ik hoor graag van de minister van Financiën welke zwaarwegende redenen ertoe hebben geleid, tot een dergelijke actie over te gaan. De overheid dient zich op dit punt ontzettend terughoudend en voorzichtig op te stellen. Zelfs als een bedrijf failliet gaat, gesaneerd wordt en in afgeslankte en gekapitaliseerde vorm verder gaat, is dat op langere termijn voor de concurrentiepositie wellicht beter dan kunstmatig investeren. Ik wacht hierover graag het antwoord van de minister af.

De heer Schuyer (D66):

Ik deel de voorzichtigheid van de sprekers aan de interruptiemicrofoon. Mijn taxatie van KPN verschilt echter. Ten aanzien van de staatsschuld geldt de merkwaardige situatie dat wij die niet mogen salderen, waardoor er sprake is van een stijging. In beginsel staat daartegenover een waarde die bij verkoop de staatsschuld doet dalen; met enig geluk zelfs in sterke mate. Er doen zich op dit punt dus wel kansen voor. Het betreft evenwel een taxatiekwestie.

Ik was bij het stabiliteitspact. Dat geeft onze fractie iets meer zorgen. Verwacht de minister dat Europa de rug recht zal houden en ook het stabiliteitspact overeind blijft? Na 11 september is er reden om voor de middellange termijn maatregelen te nemen. Een versoepeling van de criteria zal niet zeer strak worden begrensd. Het zou een echt gevaar voor de ontwikkeling van de euro kunnen betekenen. Het standpunt van de minister van Financiën op dat terrein is ons wel bekend, maar hoe zit het nu precies met de collega's in Europa? Kan hij iets vertellen over de besprekingen in de Ecofin? Als er nu getornd wordt aan de criteria, is dat een uiterst slecht signaal voor de landen die in 2004 tot de Unie toetreden. Weliswaar zal dat nog geen deelname aan de euro impliceren, maar dat komt er voor een aantal landen vermoedelijk toch spoedig achteraan. In een artikel in Het Financieele Dagblad van 22 november wordt onder de titel "Guerrilla om het stabiliteitspact" gesteld dat de EU-landen de afspraken over de begrotingsdiscipline sluipend oprekken, onder andere door een uitgavendoelstelling te introduceren in plaats van een tekortdoelstelling. Dat maakt voor de eurozone nogal een verschil, omdat er landen zijn waar allerminst sprake is van een stabiele fiscale positie. Alleen de discussie maakt het pact al kwetsbaar, nog afgezien van de uitkomst. De opvatting van de Nederlandse regering valt te voorspellen maar kan de minister ingaan op de naar zijn inzicht ontstane situatie als de Nederlandse uitgangspunten onverhoopt niet worden gedeeld? Nederland heeft op dit moment de hoogste inflatie van Europa. De minister heeft aan de overzijde gezegd, dat hij daaraan betrekkelijk weinig kan doen omdat een groot deel ontstaat door exogene factoren. Toch zou ik van de minister wel eens een overzicht willen zien: welk deel van de inflatie is veroorzaakt door het handelen van de overheid zelf? Kan een beleid van de overheid tegen inflatie toch niet worden versterkt? Gegeven is dat volgend jaar de btw-verhoging niet meer doorwerkt in de inflatieberekening, maar het is de vraag of dat genoeg daling veroorzaakt om binnen de criteria van het stabiliteitspact te blijven. Moeten wij rekening houden met waarschuwingen vanuit Brussel? Wat zou daarvan de precieze implicatie zijn? Ik denk aan hetgeen Ierland te horen heeft gekregen. Gezien de hele economische situatie is het logisch dat het kabinet op loonmatiging aandringt. Is er een kans dat de inhaalslag die gemaakt wordt ten aanzien van de salarisontwikkeling bij de overheid en de semi-overheid in gevaar komt? Er zou voor 2003 nog een gedeelte van de Van Rijn-gelden voor de loonontwikkeling in die categorieën worden gebruikt. Blijft dat overeind op zo'n wijze dat niet de reguliere loonontwikkeling voor dat jaar te laag gaat uitkomen? Een ander punt is dat redelijkheid van de vakbonden alleen dan gevraagd en gegeven kan worden als de exorbitante stijging van de lonen en de optieregelingen van de hoogstbetaalden worden gestopt. Natuurlijk is het onzin om te denken dat een apart belastingtarief daarbij een oplossing kan zijn. Men zal het vooral moeten hebben van een appèl van de overheid zelf. Het opvoeren van de morele druk kan veel effectiever gebeuren dan nu plaatsvindt. Aan de overzijde heeft de minister gesteld dat hij beleid wil voeren ten aanzien van de wortels van het probleem te weten de overspannen arbeidsmarkt. Op die moment vertoont die arbeidsmarkt door de aarzelende economie al weer een ander beeld dan twee maanden geleden. Het is mogelijk dat het probleem vanzelf minder wordt. Ik ben er niet zo van overtuigd dat al die heffingskortingen nu werkelijk een zodanig effect op het geheel hebben, dat ze ook van invloed zijn op de inflatieontwikkeling en zelfs niet zonder meer op de arbeidsparticipatie. Ik kom hierover nog te spreken bij de behandeling van de belastingplannen. Het geldt in ieder geval voor de algemene heffingskorting, maar toch ook voor de specifieke. Het CPB rekent dit allemaal keurig door, maar ik zou toch wel eens geënquêteerd willen zien wie zich in de beslissing om de arbeidsmarkt te betreden of beter nog te verlaten (de maatregel voor de 58-plus-faciliteit) nu laat leiden door dit type maatregel. Het problematische van de regelingen is niet in de laatste plaats dat er veel geld terechtkomt bij mensen die het niet nodig hebben. Dat trouwens vind ik een klemmende problematiek omdat hetzelfde geldt bij de maatregelen op het lokale vlak. De andere kant van de medaille is dat veel geld niet terechtkomt bij mensen die het wel nodig hebben, eenvoudigweg omdat zij onvoldoende in staat zijn om hun rechten precies te onderkennen, waardoor geld overblijft. Heeft de minister enig inzicht in de omvang van dit vraagstuk?

Het departement van Financiën heeft ook een verkenning uitgebracht als bouwsteen voor toekomstig beleid. Bij de algemene beschouwingen heeft mijn fractie al waardering uitgesproken voor die exercitie. Het is de eerste keer dat een kabinet zo uitvoerig een toekomstverkenning uitbrengt. Natuurlijk geldt voor Financiën dat zo'n verkenning vooral het gebied van de belastingen behelst. Zo kort na de grootscheepse belastingherziening is dat een lastige opdracht. Het departement heeft zich echter voortreffelijk van die taak gekweten. De ambtenaren komt veel lof toe.

In de verkenning is weinig aandacht voor de beantwoording van de vraag of met behoud van de uitgangspunten het rondpompen van geld effectief kan worden tegengegaan. Het is een onderwerp dat hier meermalen aan de orde is geweest en een enkele maal ook aan de overzijde. Dat rondpompen van geld veroorzaakt een behoorlijke administratievelastendruk. Mijn fractie zou het de moeite waard vinden als daar nu toch eens speciaal naar zou worden gekeken. Duidelijk is dat een studie op deze materie niet uitsluitend het departement van Financiën betreft, maar Financiën kan wel het voortouw nemen.

Ik vind het nogal onthutsend om te lezen dat wij op het ogenblik een twaalftal heffingskortingen kennen. Groeit dit aantal nog als wij straks het belastingplan 2002 aannemen? Het zou toch de moeite waard zijn om al die kortingen eens flink te evalueren op het effect dat ermee beoogd was. De verkenningen maken helder dat alleen bij fiscalisering van de premies er nog mogelijkheden zijn om via het belastingstelsel belasting te heffen op de laagste inkomensgroepen. Mijn fractie vermoedt dat de betaling voor die premies al lang als een vorm van belastingheffing door de burgers wordt ervaren. Er is dus alles voor te zeggen om in die richting te denken.

Dat geldt niet in de laatste plaats voor de AOW. Bij het ontstaan van de AOW is immers geen rekening gehouden met de gemiddelde levensverwachting die op dit moment bestaat. Die verwachting is veel hoger, terwijl de belasting niet over meer jaren loopt dan toen de AOW ontstond. Bovendien is de vermogens- en inkomenspositie van ouderen drastisch gewijzigd. De staatssecretaris heeft bij een bespreking over de verkenningen met de financiële commissie in dit huis gesteld, dat vanuit zijn zienswijze het gewenst is dat iedereen belasting blijft betalen om op die manier de betrokkenheid bij de publieke zaak ook voor iedereen zichtbaar te doen zijn. Hoewel wij respect voor dat standpunt hebben, betwijfelen wij of dat op die manier ook tot stand komt. Er zijn landen waar het verboden is om belasting te heffen beneden een bepaald minimuminkomen. Wanneer dat als recht geldt, kan vermoedelijk hetzelfde worden bereikt.

De opvatting van de staatssecretaris leidt er ook toe dat hij weinig animo kan opbrengen voor de gedachte van de vlaktaks. In de verkenning wordt wel duidelijk dat aan de vlaktaks heel veel vastzit en dat invoering op korte termijn niet gemakkelijk is. Wij zijn er echter nog niet aan toe om de gedachte nu maar bij het oud vuil te zetten. Wel maken de verkenningen duidelijk dat de ruimte van het gehele belastingstelsel en met name de verschuiving van directe naar indirecte belastingen geen eenvoudige opdracht is; ten eerste vanwege de inkomenseffecten op de lagere en modale inkomens en ten tweede vanwege de internationale component. Meer dan in de verkenningen zichtbaar wordt, vermoeden wij dat het op de lange termijn – de verkenningen beperken zich meer tot de ontwikkelingen op middellange termijn – onontkoombaar is dat belangrijke delen van het belastingstelsel toch beïnvloed wordt door internationale ontwikkelingen. Het is heel goed denkbaar dat de komst van de euro dat proces van internationalisering zal versnellen. Juist het hebben van een vlaktaks kan ons stelsel dan resistent maken tegen buitenlandse invloeden.

Wat in de verkenningen opvallend ontbreekt, is de vraag wat eigenlijk de toekomstige inkomensbehoefte van de Staat zal zijn. Nu is die vraag natuurlijk ook niet te beantwoorden zonder daarbij expliciet aan te geven wat men tot de taken van de overheid vindt behoren. En daarmee is ook tegelijkertijd de beperking van de verkenningen aangegeven. Men heeft ervoor gekozen om de verkenningen een technische exercitie te laten zijn, gebaseerd op trends die onontkoombaar zijn, maar waarbinnen veel keuzes mogelijk zijn. Er blijft met andere woorden voor de politiek nog veel aan keuzes te maken. Dat betekent ook dat er voor de kiezer nog het een en ander te kiezen blijft. Dat nu is op zichzelf eigenlijk best een prettige conclusie. Het is niet zo heel lang geleden dat bij het denken over belastingen eigenlijk primair gekeken werd naar de inkomensbehoefte van de Staat. De belastingen gebruiken als beleidsinstrument voor inkomenspolitiek, voor milieuaspecten, voor arbeidsstimulering – om enkele huidige facetten te noemen – is redelijk nieuw. Wellicht is dit aspect nu wel wat overgeaccentueerd en zou het geen kwaad kunnen om de inkomensbehoefte van de overheid en de daarbij behorende maatschappelijke keuzes weer wat centraler in de discussie te stellen. Vanuit die gezichtshoek is een discussie over de vlaktaks nog heel goed te voeren.

Ik kom aan het eind van mijn algemene financiële beschouwingen en wil eindigen met een kort woord van waardering naar de bewindslieden. De staatssecretaris is nog betrekkelijk kort in deze functie werkzaam. Aan de overzijde is al opgemerkt dat hij zich snel heeft ingewerkt en nu langzaamaan ook eigen accenten legt. Wellicht heeft dat zoveel energie gevraagd dat een tijdige beantwoording aan deze Kamer van de vraag hoe hij omgaat met hier aanvaarde moties, er wat bij is ingeschoten. Er blijft nog iets te wensen, maar waardering overheerst.

De minister hebben wij in deze functie acht jaar meegemaakt. Behalve dat hij kan terugzien op een uiterst succesvolle periode, is hij ook de langst zittende minister van Financiën, naar ik meen. Rijk begiftigd met humor, regelmatig discussiërend op het scherp van de snede, was het debat met hem een genoegen. Tamelijk onzichtbaar bleef voor ons zijn positie in de internationale arena. Hij koos ervoor om scherp stelling te nemen tegen Nederland als te hoge nettobetaler in de Europese Unie. Wij zagen en zien dat soms een slag anders; echter ook op dit vlak bleven successen niet uit. Maar zijn grootste prestatie is misschien wel dat hij de rol van minister van Financiën heeft gecombineerd met die van Sinterklaas. Het Gemeentemuseum in Den Haag kan ervan meepraten en binnen enkele dagen alle legale inwoners van zes jaar en ouder ook. D66 zou wensen dat hij nog een keer de beide rollen wil verenigen. Ook het Stedelijk museum in Amsterdam heeft als belangrijke toeristische trekpleister in ons land recht op het bezoek van de goedheilig man. Wij vragen zowel aan de minister als aan Sinterklaas of hij kans ziet die dubbelrol nog een keer te spelen. En zoals hij van onze fractie gewend is, doen we dat niet zonder een handreiking. Als de minister het cadeau financiert met de na 1 januari 2002 niet opgehaalde Zalmkits, is ook de dekking van het cadeau geen robleem. Wij wachten het antwoord op die vraag en op de andere vragen met belangstelling af.

De heer Wöltgens (PvdA):

Voorzitter. Het antwoord op die laatste vraag van de heer Schuyer wacht ook ik met spanning af. Misschien is het mogelijk hierover een preadvies te vragen aan de Algemene Rekenkamer die zich indertijd bij Boogie Woogie niet onbetuigd heeft gelaten als ik mij goed herinner. Bovendien staat de Algemene Rekenkamer ten dienste van de Tweede Kamer en niet ten dienste van de regering. Aangezien minister Zalm hoog op de lijst staat om in de Tweede Kamer te komen, zal hij ongetwijfeld zo'n belangrijk instituut willen laten beoordelen of het hier gelanceerde idee wel door de beugel kan. Het grote voordeel is dat de discussie hier plaatsvindt vóór de aankoop en dat verschilt nogal met de voorafgaande keer.

De heer Schuyer (D66):

Er is nog een ander groot voordeel, namelijk dat de Zalmnorm geheel in tact blijft. De uitgave is immers al voorzien.

De heer Wöltgens (PvdA):

Ja, als er inderdaad een onderuitputting plaatsvindt bij de op te halen eurokits, maar dat kan de heer Schuyer nog niet weten.

Minister Zalm:

Het probleem is dat dit ook is voorzien.

De heer Wöltgens (PvdA):

Dat is dus al belegd?

Minister Zalm:

Precies.

De heer Wöltgens (PvdA):

Dat is heel vervelend want anders had ik met de heer Schuyer afspraken kunnen maken om misschien iets meer te verdelen over nog meer mooie doelstellingen.

Mijnheer de voorzitter. Het is duidelijk: wij spreken hier met de minister van Financiën die als dit zijn laatste begroting is, ongetwijfeld als een van de grote ministers van Financiën de geschiedenis van Nederland zal ingaan. Dan komt, althans mij, de vergelijking met minister Zijlstra voor ogen, niet alleen vanwege de beginrijm en ook niet vanwege de behoefte om om zes uur thuis te zijn, dus tijdig voor het avondeten, maar vooral omdat zij beiden een idee hebben ontwikkeld dat in de periodes waarin zij minister van Financiën waren de broodnodige rust bracht, rust in het budgettaire leven van het kabinet. Dat is dé grote verdienste.

Wat zijn de verdiensten niet? Daarover is zojuist gesproken. Als inflatiebestrijder nummer één zal de heer Zalm niet de geschiedenis ingaan. Ik weet overigens niet hoe je de inflatie moet beoordelen. Daarover zou ik wel een professorale discussie met de heer Boorsma willen voeren. Nederland kent als euroland een regionale inflatie en dat is toch een wat andere inflatie dan die welke wij kenden toen we nog de gulden hadden. Onder ons gezegd: dit is een beetje meeliftersgedrag: profiteren van de kracht van de euro zonder dat je zelf al te hard meedoet, maar meer meegetrokken wordt. Het is eigenlijk een beetje asociaal van ons, kan ik zeggen omdat nu toch niemand meeluistert, hoop ik.

De voorzitter:

Daar zou ik maar niet van uitgaan.

De heer Wöltgens (PvdA):

Och, voor een korte periode kan ik mij bij dit gedrag iets positiefs voorstellen. Dit slechte voorbeeld moet natuurlijk geen navolging vinden.

Ook de VBTB-operatie is niet iets waarvoor de palmares naar de heer Zalm zou moeten gaan. Vorig jaar heb ik daarover een meer filosofische beschouwing gehouden. Ik zou hem onrecht aandoen als ik zeg dat die aan deze minister niet besteed was, maar zijn nuchterheid wilde maar niet doordringen tot de diepte van mijn argumenten. Ik wil absoluut niet de woorden voor mijn rekening nemen die de heer Flip de Kam in zijn artikelen heeft gebruikt. Wat hij zei vond ik overdreven. Er is duidelijk aangekondigd dat zal worden geprobeerd de VBTB-operatie stapsgewijs in te voeren. Echter, bij de invoering van de VBTB zie ik twee problemen. Het eerste houdt in dat we nog niet over veel kwantitatieve doelstellingen beschikken, geen targets hebben die berekenbaar zijn. Daardoor kan willekeur optreden. Die zekere willekeur kan, als je dat goed aankleedt, een propagandistisch karakter krijgen. Daarvoor moet je erg uitkijken. Het probleem is dat je, zeker bij de invoering, de targets noemt die naar je eigen mening goed zijn. Je laat dan andere targets achterwege omdat die je niet zo goed uitkomen, zeker niet bij een begroting die als verkiezingsbegroting is bedoeld. Dat geeft aan dat aan al die pogingen om de begroting tot een beter stuurinstrument te maken, haken en ogen zitten. Niet voor niets herinnerde de heer Boorsma aan de operatie die ik mij ook nog uit mijn jonge jaren kan herinneren toen hij sprak over het PPBS-geweld. De operatie werd met veel fanfare aangekondigd, maar niemand weet nu meer waarvoor de afkorting staat. Uiteraard weet de heer Boorsma dat wel, want die kent al die Engelse termen, zoals zojuist bleek.

De Zalmnorm: dat was dus de grote verdienste van deze minister. Deze norm kent overigens ook zwakheden. Daarover is vandaag gesproken. De ene is door staatssecretaris Bos onderkend. Dat heeft in deze Kamer zelfs, maar misschien ook bij hem zelf, tot de Bos-norm geleid. Die gaat over de belastinguitgaven, omdat er een sluiproute kwam om de Zalmnorm te ontlopen. Daarnaast zijn er naar mijn mening nog twee elementen van de Zalmnorm die om een kritische benadering vragen. Wel moet ik, en misschien geldt dat voor meer sprekers, ronduit toegeven dat mijn voorspelling niet is uitgekomen. Toen ik hier vorig jaar stond zei ik dat de Zijlstranorm ten onder is gegaan aan tegenvallers en dat de Zalmnorm ten onder zou gaan aan meevallers. Het is dus een meevaller dat er nu tegenvallers optreden, want daardoor is deze voorspelling volstrekt onwaar en kan de Zalmnorm zijn glorie behouden. Ik wil toch nog wijzen op twee elementen die de Zalmnorm zouden kunnen verbeteren.

Het eerste element is de keuze van het behoedzame scenario. Er blijft altijd iets willekeurigs aan hangen, tenzij je zou kiezen voor bijvoorbeeld een tienjarig voortschrijdend gemiddelde. Dat is objectief, iedereen kan het vaststellen, etc. Dan ga je niet te hoog en niet te laag zitten met de groeicijfers. Als je dat doet, kan er in elk geval geen ruzie meer over ontstaan of je goed of slecht zit. Natuurlijk kun je de norm zelf betwisten, maar het zou toch een versterking ervan zijn.

Het tweede element is door prof. Van der Ploeg genoemd, hoewel hij zijn hoofdtaak volgens mij toch echt in Zoetermeer heeft. Zijn artikel was in sommige opzichten te moeilijk voor mij, maar ik ben blij dat anderen het wel hebben kunnen volgen. In mijn vereenvoudigde versie luidde het als volgt. Het probleem van iedere norm is dat je het grensnut van iedere gulden die je aan belasting heft gelijk moet maken aan het grensnut van datgene waaraan je als burger diezelfde gulden had kunnen uitgeven. Dat kun je eigenlijk niet in normen vatten, want dat kan nogal veranderlijk zijn. Dat is op zichzelf het bezwaar tegen normen. Er zit een element in waarover wij moeten nadenken; de heer Platvoet heeft het genoemd. Wat zijn extra uitgaven, zoals in de afgelopen periode is gebleken bij de Zalmnorm? Als je een normale prognose zou hebben gemaakt van de volksgezondheidsuitgaven – ik bedoel "normaal" in de zin van bijvoorbeeld vergrijzing en technologische ontwikkeling plus de normale loon- en prijsbijstelling – dan was je tot een veel hogere groeiprognose gekomen van die uitgaven dan in de begrotingen, die taakstellend waren. Je krijgt nu het eigenaardige verschijnsel dat er veel meer is uitgegeven, zeker in het laatste jaar, aan de volksgezondheid. Maar ik heb samen met de heer Platvoet het idee dat dit niets anders is dan het compenseren van de tekortkomende groei voor diezelfde volksgezondheid ten opzichte van een normale groeiprognose. Misschien biedt ook dat mogelijkheden om de Zalmnorm bij te stellen.

De echte proef voor de Zalmnorm komt volgend jaar bij de kabinetsformatie. Er zal ongetwijfeld een grote neiging ontstaan om, gelet op de dalende groei en de huidige vooruitzichten, het behoedzame scenario neerwaarts aan te passen, terwijl volgens mij de waarde van de Zalmnorm erin zou bestaan dat je de bestuurlijke rust die je vier jaar hebt getoond ook over een kabinetsperiode heen toont: wij laten ons niet door die ene kleine dip beïnvloeden in de wijze waarop wij naar de komende vier jaar kijken, maar wij nemen dezelfde trend van de afgelopen periode; wij passen geen plotselinge neerwaartse bijstellingen toepas van hetgeen als behoedzaam trendscenario wordt gezien. Ik zie in alle kranten staan dat alle politieke partijen hun verkiezingsprogramma moeten bijstellen. Ik vind dat vreselijk voorbarig. De verkiezingsprogramma's gaan niet over het jaar 2002, maar over de periode 2002-2006. Niemand van ons weet hoe de trendmatige groei in die periode zal zijn. Je moet inderdaad behoedzaam zijn. Maar de kunst van het behoedzaam zijn is dat je ook in tijden van tegenvallers durft vast te houden aan dezelfde trendmatige groei als in tijden van meevallers. Het lijkt mij interessant als de minister zijn licht over deze gedachte laat schijnen.

Ik word, waarschijnlijk net als iedereen hier, een beetje gek van die dagelijks wijzigende prognoses. Het is idioot dat wij er allemaal aan meedoen. Ook het Centraal planbureau heeft er, zelfs onder het directeurschap van de huidige minister, helaas zijn bijdrage aan geleverd. In ons budgettaire beleid springen wij ook van voorjaarsnota naar najaarsnota, enz. Er moesten hoe langer hoe meer nota's komen en iedere keer moest dat ook nog van een CPB-berekening voorzien zijn. Wij weten allemaal dat die voorspellingen niet sterker worden als het er meer worden. Integendeel, hier geldt de wet van vraag en aanbod: hoe groter het aanbod, hoe lager de waarde van de voorspelling. Dat verschijnsel treedt ook micro-economisch op.

Een van de Angelsaksische dingen waar ik absoluut niet van houd, is het feit dat beursgenoteerde vennootschappen gedwongen zijn om vier keer per jaar een kwartaalbericht af te geven, winstwaarschuwingen te geven, enz. Al die dingen dragen bij aan een spiraal naar beneden of een spiraal naar boven. De minister is verantwoordelijk voor corporate governance, voor de beurs en weet ik wat. Het is niet goed om in Europa en in Nederland al te zeer dit Angelsaksische model te volgen.

Ik maak daar een opmerking bij over de minister als aandeelhouder. In zijn hoedanigheid van man die de corporate governance in de gaten houdt, heeft de minister gezegd dat hij de positie van aandeelhouders wil versterken. In dat opzicht vind ik twee dingen raar. Het eerste is waarom de minister niet wat meer gebruikgemaakt heeft van zijn aandeelhouderschap bij de hele KPN-affaire. Het gaat dan ook over de beloning en over de optieregeling voor het doorsneepersoneel. Ik weet niet of je als zo'n grote aandeelhouder kunt zeggen dat je daar allemaal niets mee te maken hebt, zeker als je ervan overtuigd bent dat aandeelhouders in de toekomst de beloning van bedrijven moeten gaan vaststellen.

Het tweede element is het voorstel om alle deelnemingen, tenzij ze echt inhoudelijk gebonden zijn aan bepaalde departementen, onder te brengen bij Financiën. Dat voorstel is naar ik meen vorige week in het kabinet behandeld. Ik betwijfel in hoge mate of de minister daar verstandig aan doet. Het lijkt mij niet goed dat de minister zich puur en alleen als aandeelhouder gaat opstellen bij de NS of bij allerlei andere bedrijven. Het gaat om zaken die absoluut niet moeten worden gezien als een micro-economische belegging waarvan je rendement wilt en die je afstoot als datgene wat je ervoor kunt krijgen, meer is dan datgene wat het je jaarlijks kost. Bij dit soort beleggingen moet ook de intrinsieke betekenis van datgene waarin belegd wordt, heel nadrukkelijk worden betrokken. Ik weet niet of het ministerie van Financiën daartoe geëquipeerd is. Het kan echt van belang zijn dat het ministerie van Verkeer en Waterstaat of dat van Economische Zaken vanuit eigen overwegingen en niet vanuit beleggersoverwegingen beziet wat er met deze deelnemingen moet worden gedaan. Nogmaals, ik denk niet dat de minister er verstandig aan doet om zich al deze ellende op de hals te halen. Bij KPN had ik mij een alternatieve route kunnen voorstellen, namelijk de aankoop van het primaire bedrijf, de vaste telefonie, als ware het een utiliteitsvoorziening. Met het geld dat KPN ervoor gekregen zou hebben, zou het bedrijf kunnen doen wat het wenselijk acht. De minister heeft die route ook verkend. Ik hoop dat hij op hoofdlijnen kan aangeven waarom hij daarvoor niet gekozen heeft.

Ik keer terug naar de begrotingsnormering en de rust die wij daarin willen brengen. Daarbij heb ik een andere invalshoek dan de heer Schuyer. Ik ben er een beetje bezorgd over dat het stabiliteitspact een rem gaat vormen op een adequate reactie op de economische dip, waarvan wij natuurlijk niet weten hoe lang hij gaat duren. Wij zien dat Duitsland, op een paar decimalen na, al tegen de 3% zit en dus tegen de bovengrens van het tekort. Minister Eichel houdt de rug recht, maar het is bij een economische teruggang wat moeilijker te voorspellen of de inkomsten van Duitsland ook hun rug recht houden. Dan zal het tekort op de een of andere manier vanzelf wel vollopen. De vraag is nu of wij ons voor economisch herstel volledig afhankelijk moeten maken van wat in de Verenigde Staten gebeurt. Dan denk ik aan een gigantische belastingverlaging en aan een monetair beleid dat bijna geen effect meer heeft omdat de rente bijna niet meer lager kan. Moet Europa niet in staat zijn om een eigen bijdrage te leveren aan het tegengaan van de daling van de economische groei? In Duitsland is feitelijk sprake van een recessie; men zit in het laatste kwartaal zelfs op de mincijfers. Kan een Europees initiatief de Duitse regering helpen? Dan zeggen wij dat wij ons wat offensiever tegen de depressie opstellen ter wille van onze Europese broeders; dat lijkt mij altijd een goed idee. De heer Schuyer wilde aan het stabiliteitspact vasthouden. Mijn verhaal is een beetje het tegenovergestelde, want ik zeg dat Europa vooral economisch gezond moet blijven. Als beide zaken mogelijk zijn, dan zijn wij daar natuurlijk voor. Soms moet je het echter scherp stellen en dan is er helaas toch een verschil tussen D66 en de PvdA. Volgens mij is D66 ons er meestal dankbaar voor als zo'n verschil gevonden wordt.

De verkenningen bij de begroting zijn een staatsrechtelijke innovatie, want de bewindslieden regeren daarmee over hun graf heen. Ik weet ook niet precies hoe het met de ministeriële verantwoordelijkheid zit, maar dat wil ik ook niet weten. Dat maakt de discussie wat vrijer. Ik kan dan ook aan de bewindslieden om antwoorden vragen, zonder dat zij zich al te zeer gebonden hoeven te voelen aan het regeerakkoord. Dat geldt immers ook voor de verkenningen zelf. Om te beginnen wil ik ook wat verkennen en daarop krijg ik ook graag de reactie van de bewindslieden. Dan doel ik op de verkiezingsprogramma's die ik hier en daar heb aangetroffen.

Allereerst vraag ik dan hoe beide bewindslieden aankijken tegen het idee van afschaffing van de onroerendezaakbelasting. In de verkenningen heb ik het niet kunnen vinden. De eerlijkheid gebiedt om te zeggen dat ik in mijn vroege jeugd ook wel eens van die afschaffing heb gedroomd, omdat de OZB een irritatiebelasting is waar relatief de meeste bezwaarschriften op worden ingediend en die bovendien niet naar draagkracht geheven wordt. Voor een socialist is er dus veel voor te zeggen om zo'n niet naar draagkracht geheven belasting te vervangen door opcenten op de loon- en inkomstenbelasting, ervan uitgaande dat die wel progressief geheven wordt. Dat is een kleinigheid die dan ook even moet worden geregeld. Er staat echter wel een totaal ander element tegenover. Ik had van de liberalen verwacht dat zij dat veel sterker zouden benadrukken. De democratie en het liberalisme zijn eigenlijk ontstaan op het niveau waar men zijn portemonnee voelt. Daar zegt men: ho, overheid, wat jullie willen, gaat mij te veel geld kosten. Met andere woorden: de gemeenteraad moet een afweging maken, wetende dat men niet wordt herkozen als men te veel geld van de burgers vraagt. Met de afschaffing van de OZB treedt echter een centralisatie op en dat is voor liberalen onbegrijpelijk. Als de minister dat wel mooi vindt, dan begrijp ik iets meer van andere dingen die hij ook aan het doen is: het helemaal centraliseren van de treasury van de universiteiten. Ik zal er niet te veel over zeggen, want anders lijkt het of ik voor mijn eigen hachje opkom. Ik noem het maar als theoretisch voorbeeld. Centrale financiering, ook van de investeringen van de gemeenten, was iets uit de jaren vijftig onder de oude Drees. We gaan helemaal terug naar een geleide economie, en dat onder leiding van een liberale minister van Financiën. Ik heb echter altijd al gezegd dat je als socialist het beste een liberaal op Financiën kunt hebben zitten, omdat liberalen veel losser zijn in hun dogmatiek dan socialisten op dezelfde plek.

Ik wil in tweede termijn graag iets van de heer Boorsma horen over de keuze van het CDA voor een vlaktaks. In de verkenningen wordt dit onderwerp op een buitengewoon genuanceerde, maar daardoor ook vernietigende wijze behandeld. Ik begrijp echt niet waarom het moderne ideologische CDA, zoals het zich aan de overkant lijkt te ontwikkelen – ik formuleer het een beetje voorzichtig – het draagkrachtbeginsel geheel loslaat. Misschien kan dit uitgelegd worden.

Er ligt een rapport van de Studiegroep begrotingsruimte waarin wordt gesteld dat wij moeten proberen om de staatsschuld in 25 jaar af te bouwen, maar dat dit alleen kan als er permanent sprake is van een overschot van 1,5% op de begroting. Zou dit er niet toe moeten leiden dat pas tot nettolastenverlichting wordt overgegaan, als zeker is dat er een overschot van 1,5% is op de begroting? Pas als dat het geval is, kan namelijk echt lastenverlichting gegeven worden, zonder dat de noodzakelijke vergrijzingsreserve wordt aangetast. Moet dit element trouwens ook niet gehanteerd worden bij de beoordeling van datgene wat in de verkiezingsprogramma's wordt gemeld?

Wij hebben een mondeling overleg met de staatssecretaris gehad over de verkenningen. In de verkenningen staat een aantal beschouwingen over verbreding van de heffingsgrondslag, die ons zeer aanspreken. Misschien ben ik te positief, maar ik zie een zeker herstel van het draagkrachtbeginsel. In het begin ging het er onder het regime van minister Zalm vooral om dat het geld binnenkwam. De inbaarheid van de belastingen was dus erg belangrijk. Gedachte was dat wij niets hebben aan theorieën die geen geld opleveren, of rechtvaardigheid die mensen alleen maar op de vlucht doet slaan. Nu zie ik in de verkenningen evenwel een omgekeerde beweging. Men kan zich voorstellen dat die beweging op onze instemming kan rekenen.

Ook tijdens het overleg is al opgemerkt, niet alleen door mij, maar ook door een collega, dat wij ervan overtuigd zijn dat als de euro wordt ingevoerd, ons vermogen om verschuivingen in de grondslag aan te brengen – ik doel op verschuivingen van directe naar indirecte belastingen – letterlijk op grenzen zal stuiten. Als de geld- en de koersillusie aan de grenzen is verdwenen en duidelijk wordt dat in Nederland de btw hoger is dan in de ons omringende landen, zal dat grenzen stellen aan de mate, waarin wij nog helemaal zelfstandig kunnen afwijken, ook in de sfeer van kostprijsverhogende belastingen, van de ons omringende landen. Een paar jaar geleden leefde bij staatssecretaris Vermeend nog de gedachte dat de andere landen ons wel zouden volgen in die verschuiving. Ik herinner mij nog dat, toen wij naar een btw van 19% gingen, er werd verwacht dat de Bondsrepubliek het daarop volgende jaar hetzelfde zou doen. De Bondsrepubliek heeft dat niet gedaan. Ik roep beide bewindslieden daarom op, in hun toekomstscenario's niet te veel gidsland te willen spelen.

Ik kom toe aan een onderwerp waarvan ik niet weet, of het in de internationale, met name in de Europese discussie nog een rol speelt. Ik wil weten, hoe de minister daarmee is omgegaan. Ik meen mij te herinneren dat het Belgisch voorzitterschap zich ooit had voorgenomen, de Tobin-tax op de agenda te zetten. Dat is een heffing voor snelvliedend kapitaalverkeer over de hele wereld, waardoor speculatie zou worden afgeremd en middelen zouden worden gegenereerd om daarmee richting Derde Wereld iets goeds te doen. Ik ben het onderweg kwijt geraakt, maar ik zou graag willen weten, hoe dat is gegaan, maar vooral hoe positief de Nederlandse regering zich ten opzichte van dit initiatief heeft opgesteld, en waarom het ondanks haar inzet niet is gelukt, dit idee in Europa wat meer levenskracht te geven.

Ik had willen eindigen met afscheid te nemen van de heer Zalm als minister van Financiën. Ik las net echter dat mevrouw Jorritsma naar Financiën wil gaan. Ik heb nu de neiging om te zeggen: ik sluit mij aan bij de fanclub van de heer Zalm!

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Morgen om 10.00 uur gaan we verder met het antwoord van de regering in eerste termijn.

De vergadering wordt van 20.45 uur tot 20.50 uur geschorst.

Naar boven