Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (voorwaardelijke machtiging en observatiemachtiging) (27289),

- over:

- de motie-Hessing c.s. over onderzoek voor de inwerkingtreding van de observatiemachtiging (27289, nr. 239f).

De voorzitter:

Op grond van artikel 106 van het Reglement van orde is een besluit van de Kamer nodig over het mij bereikte verzoek om eerst over de motie en daarna over het wetsvoorstel te stemmen.

Ik stel vast dat de Kamer hiermee instemt. Er zal dus eerst over de motie en daarna over het wetsvoorstel worden gestemd.

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.

Mevrouw Dupuis (VVD):

Voorzitter. Mijn fractie zal tegen de motie stemmen, want zij ziet niet goed hoe deze motie moet worden uitgevoerd. Ik wil dit even illustreren. Er wordt hulpverlening gevraagd voor een verloederde of verkommerde persoon en die hulp is inderdaad nodig. Als de motie wordt aangenomen, kan echter slechts worden genoteerd dat de desbetreffende persoon voor hulp in aanmerking komt. De noodzakelijke hulp kan niet worden gegeven omdat de Senaat dat niet goed vindt en dat vindt mijn fractie een onbestaanbare situatie.

Mevrouw Le Poole (PvdA):

Voorzitter. Ook de PvdA-fractie is het niet eens met de inhoud van de motie, maar wel met hetgeen mevrouw Dupuis daarover heeft opgemerkt. Het gaat om een amenderende motie – hetgeen eigenlijk niet de bedoeling is – maar afgezien daarvan vinden wij de motie slecht uitvoerbaar. In de wet staat dat er een evaluatie zal worden gedaan. Dan kan uitgezocht worden of die observatiemachtiging wel of geen goed idee is geweest en kan worden bezien hoe zij in de praktijk werkt. Met het onderzoek dat in de motie wordt gevraagd, zal op die vraag geen goed antwoord kunnen worden gekregen. Bovendien is er op dit moment geen onderzoeksopzet. De indieners van de motie hebben ook geen enkel idee van de manier waarop dat zou moeten gaan. De minister heeft verleden week te kennen gegeven dat ook zij dat nog niet zo helder voor de geest had. Ook heeft zij niets op schrift kunnen stellen waarmee voorlopig zou kunnen worden aangegeven langs welke lijnen dat onderzoek zou kunnen verlopen. De fractie van de PvdA zal daarom tegen de motie stemmen.

De heer Holdijk (SGP):

Voorzitter. De reactie van de minister op de motie was niet onwelwillend. Zij liet het oordeel aan de Kamer, maar wierp wel de ons inziens terechte vragen op inzake de uitvoering. De vraag blijft daarom wat wij kunnen verwachten van de resultaten van het gevraagde onderzoek, zelfs als dat zo goed mogelijk wordt uitgevoerd.

Daarbij komt dat de minister als richtdatum voor de mogelijke inwerkingtreding van de observatiemachtiging 1 april 2003 heeft genoemd. Die datum zou bij uitvoering van de motie met in ieder geval een vol jaar opschuiven. De mogelijke aanvang van het experiment met de observatiemachtiging zou dan verschuiven naar eind 2003. Wij hopen dat het geen verloren jaar zal worden.

Daar tegenover staat dat de minister zich bereid heeft verklaard om een jaar na 1 april 2003 of wellicht zelfs eerder een tussentijdse evaluatie te laten verrichten. Eerst daarna zou eventueel een definitieve regeling tot stand kunnen komen.

Wij betreuren het dat voor het moment van de beoogde aanvang van het experiment geen relevant onderzoek naar de zinvolheid van de observatiemachtiging beschikbaar zal zijn. Dat is de reden waarom wij de motie mede ondertekend hebben. Wij zijn het echter ten volle met de minister eens dat alleen de praktijk van de toepassing van de observatiemachtiging definitief uitsluitsel zal kunnen geven over de bruikbaarheid van het instrument.

Voorzitter. Al deze overwegingen afwegend zullen wij voor de motie stemmen en verklaren wij dat aanvaarding noch verwerping ervan voor onze fractie een reden zal zijn om het wetsvoorstel niet te steunen.

In stemming komt de motie-Hessing c.s. (27289, nr. 239f).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD en de PvdA tegen deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat zij is aangenomen.

Het wetsvoorstel wordt zonder stemming aangenomen.

De voorzitter:

Desgevraagd geef ik gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen achteraf.

De heer Van Schijndel (GroenLinks):

Voorzitter. Graag zeg ik nog iets over onze afweging. Door de wetswijziging worden ons twee nieuwe wettelijke instrumenten voorgelegd om de problematiek rond mensen met een psychiatrische stoornis aan te pakken. Ten aanzien van de voorwaardelijke machtiging houden wij onze bezwaren tegen de verruiming van het gevaarscriterium. Het is echter positief dat met dit instrument gedwongen opname kan worden voorkomen. Tegen het instrument observatiemachtiging hadden wij grote bezwaren, maar door de aanneming van de motie-Hessing is een groot deel daarvan weggenomen. Wij gaan ervan uit dat het parlement ook bij de besluitvorming betrokken wordt als na een jaar onderzoek wordt geconstateerd dat de observatiemachtiging al of niet noodzakelijk is. Alles overwegende zullen wij onze steun aan dit wetsvoorstel niet onthouden.

De heer Hessing (CDA):

Voorzitter. Aan het begin van de eerste termijn gaf ik aan dat er nog heel wat zou moeten gebeuren voordat mijn fractie tot een positief oordeel over dit wetsvoorstel komt. Dat is niet zozeer vanwege de voorwaardelijke machtiging; integendeel, daarvan zijn wij groot voorstander. Wij hadden grote bezwaren tegen de observatiemachtiging, maar na de aanneming van de motie lijkt het ons mogelijk dat wij toch een scherper beeld krijgen van de groep mensen voor wie dit instrument inzetbaar kan zijn en met name de voorwaarden en omstandigheden waaronder dit instrument wellicht een toegevoegde waarde kan hebben. Alles bij elkaar maakt het voor ons mogelijk om ook ten aanzien van de observatiemachtiging tot een positief oordeel te komen, zodat wij, alles afwegende voor het totaal, onze steun aan het wetsvoorstel niet hebben onthouden.

De voorzitter:

Het woord is aan minister Borst.

Minister Borst-Eilers:

Voorzitter. Nu ik voor de laatste keer als minister in deze Kamer aanwezig ben, heb ik er behoefte aan om u te zeggen hoezeer ik de debatten hier altijd heb gewaardeerd. Er was altijd sprake van diepgang. Een enkele keer, wanneer het om juridische zaken ging, ging het voor mij als eenvoudig arts wel eens te diep. Ik ben evenwel altijd getroffen door de aandacht en het respect waarmee men hier naar elkaar luistert. Ik denk dat ik mij deze Kamer niet zozeer zal herinneren als chambre de réflexion, maar veeleer als "chambre de respect".

(Applaus)

De voorzitter:

U bent veel hier geweest, uw aanwezigheid in dit huis is ook niet onopgemerkt gebleven. Daarvan is in de Handelingen verslag gedaan. Ik denk dat u in de toekomst daarin nog wel eens zult terugbladeren. Wij wensen u nog vele goede jaren!

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven