Noot 1 (zie blz. 376)

BIJVOEGSEL

Schriftelijke antwoorden op feitelijke vragen gesteld gedurende de eerste termijn van de Algemene Financiële Beschouwingen

Vraag CDA

Risico's millenniumproblematiek voor de groei. Moeten we geen grote problemen verwachten in minder geavanceerde landen en heeft Nederland als open economie daar dan geen last van?

Antwoord

De risico's van het millenniumprobleem zijn door het CPB o.a. in het CEP 1999 bestudeerd. Het CPB verwachtte daar geen merkbaar effect op de macro-economisch cijfers, indien overheid en bedrijfsleven alles op alles zouden zetten om hun software millenniumbestendig te maken en noodvoorzieningen treffen om eventueel toch nog optredende productieverstoringen in 2000 snel het hoofd te bieden. Het afgelopen jaar zijn hier grote inspanningen geleverd.

Het millenniumprobleem zou de economische ontwikkeling wel kunnen beïnvloeden via voorraadvorming. Deze zouden tot een éénmalige versnelling leiden in 1999 en éénmalige daling in 2000.

Tenslotte signaleert het CPB nog andere risico's die aan het millenniumprobleem zijn verboden, zoals aanbodverstoringen, vertrouwenseffecten en groeivertragingen van structurele productiviteit. Soortgelijke effecten in het buitenland kunnen doorwerken naar de Nederlandse exportmarkt en concurrentiepositie. Bij een combinatie van pessimistische veronderstellingen resulteert op jaarbasis een negatief effect op het BBP van % à 1% in 2000. Dit effect zou voor het grootste deel niet structureel zijn.

Ten aanzien van problemen in ontwikkelingslanden valt nog het volgende op te merken. Om mogelijke betalingsbalansproblemen van landen als gevolg van computerstoringen bij de overgang naar het nieuwe millennium tegemoet te treden heeft het Interim Comité van het IMF dit najaar ingestemd met de opening van een tijdelijke millenniumfaciliteit bij het IMF. Deze faciliteit loopt af op 31 maart 2000, heeft een terugbetalingsperiode van zes maanden (eventueel te verlengen tot 12 maanden) en een prijs van 300 basispunten boven standaard-IMF-tarieven. Landen kunnen trekken tot 50% van hun quotum, bij uitzonderlijke omstandigheden is een hogere toegang mogelijk. Op deze wijze wordt een poging gedaan om de negatieve effecten van eventuele millenniumproblemen op de wereldeconomie zoveel mogelijk in te dammen.

Vraag CDA

Hoe realistisch zijn de diverse veronderstellingen t.a.v. de begroting? De rente wordt op 6% geraamd. Hoe hoog wordt rentemeevaller ingeschat waar het gaat om de prijscomponent? Is de dollar niet te laag ingepast? Hoe hoog wordt de meevaller a.g.v. een hogere dollarkoers ingeschat?

Vraag GroenLinks

De FNV looneis van 4% is aanzienlijk hoger dan de veronderstelde 1,35% voor 2001 uit Miljoenennota 2000. Wat zijn gevolgen van hogere loonontwikkeling?

Antwoord

Voor 1999 en 2000 zijn de gehanteerde macro-economische veronderstellingen gebaseerd op de Macro Economische Verkenning 2000. Dit betreft een realistische raming. Voor 2001 en 2002 zijn behoedzame macro economische uitgangspunten gehanteerd welke gebaseerd op de CPB-doorrekening van het Regeerakkoord.

In de Miljoenennota 2000 is uitgegaan van een lange rente van 5 1/4% voor 2000 en van bijna 6,2% voor 2001 en 2002. De huidige rentestand geeft geen aanleiding de raming voor 2000 als laag te bestempelen. De rentevoet kan voor 2001 en 2002 mogelijk lager uitkomen. Een risicofactor, die hier tegenover staat is de aanname dat onder invloed van de omvangrijke lastenverlichting de contractloonontwikkeling in de jaren 2001 en 2002 beperkt zal blijven tot 1,35% per jaar. Ter illustratie: een 1% lagere rentevoet in een jaar leidt in het eerste jaar tot 1/4 miljard en structureel tot 1/2 miljard lagere rente-uitgaven. Een 1% hogere contractloonontwikkeling in een jaar leidt tot bijna 2 miljard hogere uitgaven.

In de Miljoenennota 2000 is uitgegaan van een dollarkoers van f 1,95 voor 2000 en van f 2,05 voor 2001 en 2002. Onlangs is de dollarkoers gestegen naar circa f2,20 (1 euro). In het CEP1999 heeft het CPB een variant voor een hogere dollar- en pondkoers opgenomen. Hieruit blijkt dat een 5% hogere dollar- en pondkoers na twee jaar leidt tot een meevaller onder het uitgavenkader van 1 miljard en een meevaller boven de ijklatten van 1/2 miljard.

Vraag CDA

Hoe groot moet bij de huidige stand van zaken een EMU vorderingsoverschot zijn wil de schuld in absolute bedragen dalen?

Antwoord

Als over schuld wordt gesproken wordt vrijwel altijd de EMU-schuld bedoeld. Hierin is ook de schuld van sociale fondsen en lagere overheden opgenomen. Doordat enkele financiële transacties wel de EMU-schuld beïnvloeden, maar niet het EMU-tekort kan een EMU-tekort alsnog samengaan met een daling van de absolute schuld en mutatis mutandis het omgekeerde. Aangezien het saldo van de financiële transacties – m.n. voor de overige publiekrechtelijke lichamen – zich niet laat voorspellen, valt ook geen uitspraak te doen over het niveau van de EMU saldo waarbij de EMU schuld altijd zal dalen. Uit het voornemen om staatsdeelnemingen te vervreemden vloeit ceteris paribus voort dat de schuld al kan afnemen, terwijl er nog sprake is van een EMU tekort.

Vraag PvdA

Ten aanzien van fiscale faciliteit WAJONG: Ik zie graag dat de overheid kan zeggen dat garanties afgegeven in het verleden ook een garantie zijn voor de toekomst.

Antwoord

Garanties van een kabinet kunnen nooit verder strekken dan de kabinetsperiode.

Vraag CDA

Waarom bijlage functionele categorieën weg uit Miljoenennota? Transparantie MN niet optimaal. Zo wordt in de regel 7 van de Miljoenennota gemeld dat de overheidsinvesteringen zijn verhoogd, dit blijkt niet uit de economische classificatie van bijlage 11.

Antwoord

De bijlage met de indeling van uitgaven naar functionele categorieën was ook al niet opgenomen in de Miljoenennota 1999. Om een oneindig uitdijen van de Miljoenennota in de loop der jaren te vermijden is het noodzakelijk elk jaar kritisch te bekijken of alle onderdelen uit de vorige versie ook weer terug moeten keren in de nieuwe Miljoenennota. Bij de Miljoenennota 1999 is besloten de bijlage met de uitgavenverdeling naar functionele categorieën te laten vervallen vanwege het beperkte informatieve gehalte ervan en vanwege de beperkt gebleken belangstelling voor deze bijlage. De bijlage bevatte namelijk alleen de uitgaven op de Rijksbegroting. Het CPB neemt in bijlage A8 van de Macro Economische Verkenning een meer informatieve functionele indeling van de totale collectieve uitgaven op.

Wat betreft de opmerking dat de in Miljoenennota gemelde stijging van de overheidsinvesteringen niet blijkt uit bijlage 11 waarin de uitgaven worden verdeeld naar economische classificatie, wil ik erop wijzen dat deze bijlage is opgesteld conform de EU-richtlijnen. Dit kan definitieverschillen met zich meebrengen. Verder betreft het in bijlage 11 alleen de uitgaven op de Rijksbegroting, die ca. 1/4 belopen van de totale overheidsinvesteringen. In de door u genoemde regel van de Miljoenennota werd gedoeld op de investeringen van de gehele overheid. In bijlage A8 van de Macro Economische Verkenning blijkt dat deze grootheid ook in procenten van het BBP is toegenomen van 3% BBP in 1995 naar 3,3% in 1999 en 2000.

Vraag CDA

Waar en hoe vindt besparing personeelsvolume plaats? Hoe kan bij krappe arbeidsmarkt incidentele loonstijging van collectieve sector beperkt worden.

Antwoord

In het Regeerakkoord is een taak- stelling op het personele volume van departementen opgelegd van 5% in 2002. Defensie en LNV zijn wegens aparte taakstellingen hiervan uitgezonderd. De vergoeding van de incidentele looncomponent is gebudgeteerd op 0,6% (voor de zorg geleidelijk van 0,75% in 1999 naar 0,6% in 2002). De incidentele looncomponent is in belangrijke mate afhankelijk van structuur- en samenstellingseffecten en slechts in beperkte mate van de situatie op de arbeidsmarkt. Uit een recente CPB analyse blijkt dat het effect van de spanning op de arbeidsmarkt op het incidenteel (de loondrift) zeer beperkt is. In de laatste MEV-raming van het CPB wordt dan ook een gematigde ontwikkeling van de incidentele looncomponent voorzien van 1/2% voor 1999 en 2000 per jaar. Veranderingen in de gemiddelde contractloonontwikkeling die o.a. kunnen optreden door spanningen op de arbeidsmarkt worden in het referentiemodel vergoed aan de departementen en aan de zorgsector.

Vraag CDA

Verwerkingssfeer BTW-compensa- tiefonds blijft beperkt tot gemeenten en provinicies. Waarom gaat het fonds niet ook gelden voor andere publiekrechtelijke lichamen?

Antwoord

Invoering van het BTW-compensa- tiefonds is alleen daar doelmatig waar een omvangrijk deel van de uitgaven uitbesteed kunnen worden. Bij politieregio's is dit in veel mindere mate het geval dan bij gemeentes en provincies. Voorts zal via het BTW-compensatiefonds een integrale compensatie van betaalde BTW gaan plaatsvinden. Om dubbele compensatie te voorkomen, zal de huidige betaalde BTW gekort worden op de bijdrage van het Rijk aan de gemeenten en provincies. Een vereiste voor het kunnen toepassen van het BTW-compensatiefonds is dus een directe financiële relatie tussen het Rijk en het publiekrechtelijke lichaam omdat anders de korting van de huidige betaalde BTW niet kan plaatsvinden. Een dergelijke relatie bestaat bijvoorbeeld niet tussen het Rijk en de Waterschappen, waardoor daar het BTW-compensatiefonds niet kan worden toegepast.

Vraag CDA

Om de flexibiliteit van het systeem te vergroten, en goed gedrag te belo- nen, is door Casella een systeem van verhandelbare tekortrechten binnen de EMU voorgesteld, pas besproken in de ESB van 29 oktober door De Haan en Inklaar. Wat vindt de minister van deze interessante gedachte?

Antwoord

Het is een zeer academische gedachte. De scepsis over het Stabiliteits- en Groeipact lijkt mij in ieder geval in dit eerste jaar gelogenstraft.

Een vaak aangevoerd bezwaar tegen het Stabiliteits- en Groeipact is dat het pact teveel discretionaire ruimte laat, of, oneerbiedig gezegd, nog teveel aan de grillen van politici overlaat. Maar dergelijke ruimte zit ook in het systeem van tekortrechten! Wie stelt de totale voorraad tekortrechten vast? Wanneer is er sprake van een algemene recessie, die oprekking van het algemene tekortplafond rechtvaardigt? Hoe sanctioneer je Lidstaten die de tekortrechten aan hun laars lappen? Het Stabiliteits- en Groeipact is een pact dat mijns inziens een juiste mix biedt tussen automatismen (in de vorm van regels en randvoorwaarden) en beleidsvrijheid binnen die randvoorwaarden. Het Stabiliteits- en Groeipact is geen keurslijf: Lidstaten blijven verantwoordelijk voor hun eigen begrotingsbeleid. Het Stabiliteits- en Groeipact beloont goed gedrag: voldoen aan het Stabiliteits- en Groeipact geeft de begroting een veiligheidsmarge om te voorkomen dat de 3% limiet wordt overschreden. Bovendien, Lidstaten die begrotingsconsolidatie hebben nagestreefd staan er relatief gunstiger voor!

En dan spreek ik nog helemaal niet van het feit dat een nieuw systeem verdragswijziging zou vergen en dus nieuwe onderhandelingen. Dat lijkt mij twee jaar na bezegeling van het pact in Amsterdam, en 1 jaar naar aanvang van de EMU een zeer gevaarlijk signaal, en ook geen overweging voor de toekomst. Kortom, Nederland telt zijn zegeningen met het huidige systeem.

Vraag CDA

Ik wil onze ergernis uiten over de Europese Financiën: de Europese Rekenkamer heeft voor het vijfde achtereenvolgende jaar geweigerd de jaarrekening van de EU goed te keuren: 5% van de bestedingen is onrechtmatig. Op grond van eerdere rapporten is het waarschijnlijk dat van dat grote bedrag 10 procent frauduleus is, aldus het Financieel Dagblad van 17 november.

Antwoord

Ik deel de zorg van de heer Boorsma inzake onrechtmatigheden bij de Europese Financiën en heb in de Ecofin Raad aangedrongen op verbetering. Met het nieuwe onafhankelijke fraudebestrijdingsbureau OLAF zullen controlewerkzaamheden bij de Europese instellingen worden geïntensiveerd.

Vraag D66

Ik zou graag van de minister vernemen of ook hij een netto betalingspositie van ons land in de EU op zichzelf aanvaardbaar vindt en zo ja waar dan in globale zin voor hem de grens ligt. Als inderdaad binnen enkele jaren de EU wordt uitgebreid met een aantal landen en op termijn zelfs met dertien, dan is er helemaal reden voor Nederland om daarbij een netto betalingspositie voor lief te nemen. Immers de interne markt wordt dan nog veel groter dan op dit moment en als exporterend land heeft Nederland daar veel voordeel bij.

Antwoord

Gezien het relatieve welvaartsniveau van Nederland is het voor mij acceptabel dat Nederland een netto-betaler is aan de EU. Dat deze netto-betalingspositie zal verslechteren bij een toekomstige uitbreiding van de EU met een aantal relatief arme landen uit Midden- en Oost-Europa is niet meer dan logisch. Waar het de regering om gaat, is dat onze netto-betalings- positie, ook na toetreding, in verhouding staat tot die van andere EU-lidstaten met een vergelijkbaar welvaartsniveau. Voor de financiering van de EU geldt het adagium even sterke schouders dragen even zware lasten.

Vraag PvdA

De angst voor de wisselkoers van de Euro heeft alles te maken met de onbeheersbaarheid van internationale geld- en kapitaalbeweging. Centrale banken hebben daarop geen vat (Mexico, Azië, Brazilië). Nederland is een beleggingsgrootmacht. Maar Nederlandse initiatieven binnen internationale gremia ontbreken opvallend. Waarom eigenlijk?

Antwoord

Nederland heeft in internationale fora verschillende voorstellen gedaan ter versterking de internationale financiële architectuur. Nederland heeft vele transparantie-initiatieven ondersteund. Zo heeft Nederland aangegeven dat het aan de nieuwe vereisten van de SDDS aangaande internationale reserves zal voldoen. Ook heeft Nederland meegedaan aan een proefproject om artikel-IV-rapporten te publiceren. Nederland heeft bij de meest recente vergadering van het Interim Comité van het IMF ook opnieuw het belang van private sector involvement bij de preventie en beheersing van internationale financiële crises onderstreept. Daarbij heeft Nederland nadruk gelegd op het principe van gelijke behandeling, zowel van crediteuren als van debiteurlanden. De huidige van-geval-tot-geval benadering bergt het risico in zich van intransparantie voor de markt en ongelijke behandeling van landen en/of crediteuren, waarbij sommige crediteuren niet in de lasten van de oplossing van een crisis delen. Voorts heeft Nederland bij de vergadering van het Interim Comité van het IMF er opnieuw op aangedrongen dat de IMF-statuten te amenderen teneinde het IMF een rol te geven in het proces van kapitaalliberalisatie. Het doel daarvan is om het IMF formeel tot taak te geven landen bij het proces van een gefaseerde liberalisatie van de kapitaalrekening te begeleiden. De VS en diverse ontwikkelingslanden lieten weten hieraan geen grote prioriteit te geven, c.q. terughoudend tegenover dit voorstel te blijven staan. Anderen, waaronder Duitsland, Nederland en andere Europese landen, blijven evenwel voorstander van aanpassing van de statuten.

Vraag RPF/GPV/SGP

Hoe komt het dat de gevolgen van de Azië-crisis zo zijn meegevallen? Zijn ze verkeerd ingeschat? Dat zou een reden tot ongerustheid zijn, want het wijst op een tekortschietend inzicht. De tweede mogelijkheid is dat er door de betreffende regeringen en internationale organisaties zo'n adequaat beleid is gevoerd dat de verwachte gevolgen grotendeels zijn afgewend. Welke van deze twee verklaringen acht de minister het meest waarschijnlijk? Zijn er inmiddels voldoende mechanismen ontwikkeld om een volgende internationale financiële crisis te voorkomen? Zijn er bijvoorbeeld maatregelen genomen of bestaan er voornemens om het flitsen van kapitaal enigszins te beperken?

Antwoord

In een aantal door de financiële crisis getroffen landen heeft de crisis zeer ernstige gevolgen gehad. Dit geldt met name voor Indonesië en Rusland, waar massale faillissementen van financiële instellingen en bedrijven de economie ontwrichtten. Een verdere verspreiding van de financiële crisis is voorkomen door adequaat optreden van internationale beleidsmakers. Renteverlagingen van deFederal Reserve en de ECB leverden een belangrijke bijdrage. Ook de hulppakketten en de daaraan verbonden conditionaliteit van het IMF droegen in belangrijke mate bij aan het spoedige economische herstel in Azië. Hoewel er een aantal maatregelen zijn getroffen om het internationale financiële stelsel te versterken, met name op het terrein van de openheid van beleid van overheden, marktpartijen en internationale financiële instellingen, is verdere versterking van het internationale financiële stelsel gewenst om het risico op internationale financiële crises te verkleinen. Verschillende plannen circuleren; tot dusver is het echter niet eenvoudig gebleken om internationaal consensus te bereiken over één van die plannen. Nederland steunt bijvoorbeeld het voorstel om de statuten van het Fonds (artikel 8.2.b) aan te passen om het IMF de bevoegdheid te geven in bepaalde uitzonderlijke situaties een tijdelijk moratorium af te kondigen op litigatie door schuldeisers op soevereine schuld. Door deze aanpassing zouden de mogelijkheden van het Fonds om te komen tot een ordentelijke uitwerking van een liquiditeits- of solvabiliteitscrisis kunnen worden verruimd, en kan de volatiliteit van internationaal kapi- taalverkeer in bepaalde situaties worden beperkt. Dit voorstel stuit echter op verzet van de VS en Japan.

Vraag D66

Heeft lager EMU-tekort voor 2000 uit de Najaarsnota gevolgen voor latere jaren? Met name voor 2001.

Antwoord

In de Najaarsnota wordt traditiegetrouw een nieuw beeld van de begrotingsuitvoering voor het lopend jaar gegeven zonder dat daarbij wordt ingegaan op de mogelijke doorwerking van de uitvoeringsmutaties naar latere jaren. Dit is pas mogelijk, wanneer bekend is in hoeverre meevallers een structureel karakter hebben. Een dergelijke analyse kan pas worden gemaakt op basis van de definitieve realisaties. Hierover wordt u volgend jaar bij Voorjaarsnota en bij Miljoenennota, als ook een nieuw macro-econo- misch beeld voor de jaren 1999–2001 beschikbaar is, geïnformeerd.

Vraag GroenLinks

De g.a. plaatst kanttekeningen bij de Miljoenennota als politiek pamflet.

De MN preekt bescheidenheid als het gaat om de maakbaarheid van de samenleving, maar suggereert, door te wijzen op de economische successen van het kabinet, dat de economie wel maakbaar is.

De MN is selectief in het benoemen van de resterende problemen. Scholing, milieu en mobiliteit worden wel genoemd. De enorme zelfverrijking, de voortgaande denivellering, het afscheid van het draagkrachtbeginsel, de dominantie van geld en materie in het denken over werk, de toenemende spanning tussen economische groei en milieu, de explosieve situatie op de onroerend goedmarkt en de gevolgen van de globalisering voor de derde wereld worden niet genoemd.

Antwoord

– De g.a. heeft gelijk wanneer hij wijst op het politieke karakter van de MN. De Miljoenennota is een beleidsstuk en geen wetenschappelijke publicatie.

– De MN is sceptisch over de maakbaarheid van de samenleving. Wel moet onderscheid gemaakt worden tussen de verschillende onderdelen van de samenleving. Op tal van terreinen (bv cultuur, emancipatie, gezinsvorming) is niet alleen de maakbaarheid van de samenleving gering, maar heeft overheidsoptreden sowieso maar een beperkt effect. Op andere terreinen is de invloed van de overheid echter nog steeds belangrijk. Dit betekent niet dat de samenleving op deze terreinen maakbaar is, maar wel dat de overheid door randvoorwaarden te scheppen ontwikkelingen kan faciliteren of juist frustreren. Dat geldt zeker op economisch terrein, waar de invloed van overheidsoptreden nog zeer groot kan zijn. Er zijn voorbeelden te over waar die invloed ten kwade is aangewend (communistisch Oost-Europa). Die invloed kan echter ook ten goede worden aangewend. De door de g.a. aangehaalde in de MN genoemde punten (scholing, mobiliteit, milieu) liggen bij uitstek op die terreinen waar de overheid zijn invloed ten goede kan aanwenden ten behoeve van de economische ontwikkeling. Het is geen uitputtende politieke agenda, want dan zou defensie bij voorbeeld ook zijn genoemd.

Vraag CDA

Ik zou het plezierig vinden als de minister de Kamer kan informeren over de stand van zaken wat de euro voorbereiding betreft, niet alleen bij het Rijk maar ook bij de ZBO's en lagere overheden?

Antwoord

Mede-overheden en ZBO's zijn primair zelf verantwoordelijk voor hun euro-aanpassingen, maar dat neemt niet weg dat de vorderingen van deze organisaties nauw gevolgd worden. Niet in de laatste plaats omdat de uitvoering van rijkstaken deels via gemeenten en ZBO's loopt. En er ligt vaak een behoorlijk afbreukrisico. Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan het hele traject van de sociale zekerheid, waar ook gemeenten in medebewind (bijstand) verantwoordelijkheden dragen. In de zesde voortgangsrapportage over de omschakeling van de overheid, die kort na het Kerstreces aan de Kamer wordt gezonden ga ik ook in het bijzonder in op de voortgang bij mede-overheden en de diverse derdenorganisaties. Daarin zult u lezen dat ik nog niet op de hele linie gerust ben. Zo blijkt dat bijvoorbeeld nog zo'n 14% van de gemeenten nog geen enkele stap heeft gezet op het euroconversietraject. Ook een aantal ZBO's vraagt extra aandacht.

Vraag CDA

Instemming met herziening van de wet Filo waardoor bankieren wordt verboden. Hulde voor circulaire over derivaten voor lagere overheden.

Antwoord

De nieuwe wet Financiering decentrale overheden is eind november aan de Tweede Kamer aangeboden. In de wet is onder meer geregeld dat het aantrekken en verstrekken van leningen alleen nog mag geschieden uit hoofde van de publieke taak. Bankachtige activiteiten, zoals ontplooid door de provincie Zuid-Holland, zijn hiermee expliciet verboden. Voorts is een belangrijk uitgangspunt dat gebruik van derivaten op «prudente» wijze dient te geschieden, dat wil zeggen om renterisico's af te dekken. Ik ben voornemens de bepalingen hierom- trent in de huidige derivatencirculaire van 1995 over te nemen in een op de nieuwe wet te baseren ministeriële regeling. De voorschriften voor het gebruik van derivaten krijgen hier- mee een wettelijke basis.

Vragen D66

Nederland loopt achter bij het dubbelprijzen van guldens en euro's. Achtergrond is niet bereidheid van de grootste kruidenier om tot dubbel prijzen over te gaan voor de zomer van 2001. Bij dat tijdstip schijnt de Raad voor de detailhandel zich aan te sluiten. Ik heb hierbij twee vragen?

i) Is het juist dat het hiervoor geschetste de reden van de late invoering van dubbele prijzen is?

ii) Vindt de minister het in dat geval niet in zijn weg liggen om met betrokkenen te gaan pratenten einde het tijdstip van dubbel prijzen naar voren te halen?

Verder vraagt de heer Schruyer zich af of het ministerie programmas in de maak heeft om de omschakeling op de euro van chronische patiënten in de psychiatrie en verstandelijk gehandicapten te ondersteunen.

Ik heb begrepen dat men de activiteiten op het terrein van de eurovoorlichting vermindert om deze weer op te pakken en zelf verhevigd in het laatste half jaar. Maar nu de eurokoers zo zwalkt is er bij veel mensen een vrees ontstaan wat dat betekent voor hun uitgaven, hun pensioenen, hun vakanties. Het lijkt me dan ook dat de voorlichting juist nu niet kan inzakken. Wij stellen het op prijs als de minister hier zijn licht eens over laat schijnen.

Antwoord

Detailhandelsorganisaties en consumentenbond hebben zich in een convenant uitgesproken over dubbel prijzen en andere vormen van euro-gewenningsinformatie. De detailhandel committeert zich hierbij aan dubbel prijzen tenminste vanaf 1-7-2001 tot uiterlijk 28 januari 2002, eerder al – en in toenemende mate – zullen andere vormen van gewen- ningsinformatie worden aangeboden. Het Nationaal Forum voor de introductie van de euro heeft dit con- venant onlangs overgenomen en de intentie uitgesproken dat de uit- gangspunten ook buiten de detail- handel (Horeca etc.) navolging krijgt. Kortom er is sprake van een breed gedragen afspraak die de consument voldoende houvast biedt en ook de prijsontwikkeling inzichtelijk maakt. Ik zie geen aanleiding om hier op in te grijpen. De praktijk laat overigens zien dat veel bedrijven om uiteenlopende redenen al eerder gaan dubbel prijzen.

De gewenningsinformatie is van belang voor alle consumenten, maar we zullen er inderdaad voor moeten zorgen dat ook bijzondere groepen voldoende worden bereikt. Dhr Schuyer noemt daarbij mensen in inrichtingen, maar ik kan een lange lijst noemen van specifieke doelgroepen (kwetsbare groepen) waarop speciale voorlichtingsprogramma's zijn gericht (ouderen, visueel en auditief gehandicapten, dak- en thuislozen etc.). De euro wordt van ons allemaal. We moeten met de voorlichting dan ook 100% bereik hebben. Na de millennium-drukte, begin 2000, zullen we onder de vlag van het Nationaal Forum de draad weer volop oppakken. Binnen enkele dagen zal ik de Kamer hierover nader informeren (voortgangsrapportage eurovoorlichting).

Vraag RPF/GPV/SGP

Leidt de fiscalisering van de omroepbijdrage tot een verschuiving van indirect naar direct? Past dit binnen IB 2001?

Antwoord

Fiscalisering van de omroepbijdrage leidt inderdaad tot een verschuiving van indirect naar directe belastingen. Op dit punt was echter sprake van een ondoelmatigheid. Door het afschaffen van de omroepbijdrage kan de Dienst Omroepbijdrage worden afgeschaft. Hierdoor wordt 60 miljoen uitvoeringskosten bespaard. Het zou niet doelmatig zijn deze dienst in stand te houden.

Vraag GroenLinks

De heer Platvoet van GroenLinks vraagt waarom een Earned Income Tax Credit niet is overwogen in plaats van een verhoging van het arbeidskostenforfait. Hierdoor zou een beduidend evenwichtigere inkomensverdeling ontstaan en de stap naar een deeltijdbaan, zowel vanuit een bijstandssituatie als vanuit een voltijdsbaan, makkelijker worden.

Antwoord

Het kabinet ondersteunt de basisgedachte achter een Earned Income Tax Credit (EITC), namelijk dat vergroting van het inkomensverschil tussen werken en niet-werken langs fiscale weg wenselijk is. Om dit te bereiken wordt in 2000 het arbeidskostenforfait verhoogd en wordt bij de belastingherziening 2001 voorzien in de invoering van een arbeidskorting. Het kabinet kiest echter uitdrukkelijk niet voor een EITC, omdat hierdoor de marginale wig tot een onverantwoord niveau stijgt voor werknemers met een baan op of net boven het minimumloonniveau. Momenteel bedraagt de marginale wig (nog exclusief inkomensafhankelijke regelingen) voor deze groep werknemers ongeveer 63%. Dat wil zeggen dat van elke gulden die een werkgever extra uitgeeft aan de loonkosten van een werknemer, de werknemer hiervan 37 cent overhoudt. Invoering van een EITC zou deze marginale wig nog verder verhogen. Dit belemmert de doorstroming op de arbeidsmarkt, vermindert de prikkels voor bijscholing, en resulteert in een extra stimulans voor het zwart uitbetalen van lonen.

Het CPB heeft eerder ten behoeve van GroenLinks de effecten van de EITC doorgerekend. In deze doorrekening van het Centraal Planbureau wordt op bovengenoemde effecten gewezen. Letterlijk stelt het CPB dat het arbeidsaanbod in uren daalt «omdat werken wordt ontmoedigd». In dit verband kan ook gewezen worden op Onderzoeks Memorandum nr. 150 van het CPB (An Earned Income Tax Credit in the Netherlands: Simulations with the MIMIC model) waarin wordt ingegaan op arbeidsmarkteffecten van de hoge marginale wig die optreed bij een EITC. In het Onderzoeks Memorandum worden de resultaten samengevat van empirische studies naar de Amerikaanse ervaringen met een EITC. De meeste studies bevestigen de stelling dat in de afbouwfase van de EITC de hoge marginale wig leidt tot een afname van het arbeidsaanbod. Ten aanzien van de effecten van een hogere marginale wig op scholingsactiviteiten kan verwezen worden naar publicaties van Dupor e.a. (1996)1 en Groot en Oosterbeek (1995)2. Uit beide studies kan worden afgeleid dat een stijging van de marginale wig negatieve effecten heeft op scholingsactiviteiten.

Vraag PVDA

Een overzicht over de verschillende toezichthouders op financieel en sociaal-economisch terrein met hun verschillende instrumenten en onderlinge afstemming. Verschillen tussen financiële toezichthouders (met name de STE en DNB).

Antwoord

In reactie op de vraag van mevrouw Ter Veld merk ik op dat ik medio vorig jaar de Tweede Kamer de zogenaamde grote röntgenfoto heb aangeboden (bij brief van 29 juli 1998). Het doel van de grote röntgenfoto is feitelijk inzicht bieden in verschillen en overeenkomsten tussen de drie toezichtclusters (particuliere financiële instellingen, pensioenfondsen en sociale verzekeraars), waarbij de nadruk ligt op het door de toezichthouder uitgeoefende toezicht. De verkregen inzichten worden door mijn collega's van SZW en VWS alsmede mijzelf betrokken bij wijzigingen in de bestudeerde wetten. Een voorbeeld daarvan is de thans in behandeling zijnde wijzing van de Pensioen- en Spaarfondsen Wet. 1 Dupor, B., L. Lochner, C. Taber, and M.B. Wittekind, 1996, Human capital and taxes: some effects of taxes on schooling and training, American Economic Review 86 (Papers and Proceedings), 340–346. 2 Groot, W. en H. Oosterbeek, 1995, Determinants and wage effects of participation in on- and off-the-job-training,Tinbergen Institute Research Memorandum TI 95–122 .

Verschillen tussen financiële toezichthouders (DNB, de STE, de VK) zijn geanalyseerd in de zogenaamde kleine röntgenfoto toezichtswetten (Kamerstukken II, 1995–1996, 24 843, nr. 1). Daarbij is geconstateerd dat er reden is een aantal verschillen tussen de toezichtswetten op te heffen. De Tweede Kamer kan het wetsvoorstel Actualisering en Harmonisatie waarin de beleidsvoornemens van de kleine röntgenfoto worden geïmplementeerd in de loop van 2000 tegemoet zien.

Vraag VVD, RPF/GPV/SGP

De VVD-fractie wenst meer vooruitgang op gebied van PPS.

Er is op korte termijn geen grote slag te verwachten. Dit heeft te maken met de complexiteit en de lange doorlooptijd van PPS projecten. De ambitie van kabinet is binnen enkele jaren succesvolle transacties. In 1999 zijn stappen gezet voor het realiseren van meerwaarde en efficiëntiewinsten door PPS. De aanbesteding van PPS arrangementen komt dan ook in zicht voor 2000. In het voorjaar verschijnt de voortgangsrapportage.

De fracties van RPF-GPV, mede namens SGP vragen zich af of publieke belangen niet in het gedrang komen bij PPS.

Antwoord

PPS is een samenwerkingsvorm, gericht op efficiëntiewinsten bij bereiken van maatschappelijke doelen. Dit wordt bereikt door het winststreven van de private sector aan te wenden voor uitvoering van projecten. De vormgeving van PPS tarjecten richt zich op het verenigen van dit winststreven met het behalen van de maatschappelijke doelen. In een PPS traject zijn voldoende momenten van politieke besluitvorming ingebouwd.

Vraag RPF/GPV/SGP

Economische groei zorgt voor knelpunten op terrein van mobiliteit en milieu. Het aanpakken hiervan is bij huidige richting van de groei dweilen met de kraan open.

Antwoord

We richten ons steeds meer op de kraan – ofwel de structurele maatregelen – en steeds minder op het dweilen – ofwel opruimen achteraf. Een vergroend belastingstelsel geeft milieuvriendelijke richting aan economische groei. Beprijzing van mobiliteit zorgt voor internalisering van de maatschappelijke kosten. Overigens is er een algemene beweging naar informatie- en diensteneconomie die wellicht een veel schoner ontwikkelingspad kent.

Vraag RPF/GPV/SGP

De RPF/GPV/SGP fracties willen bij verkoop van militaire terreinen rekening houden met natuur en milieu. Door de prijs bij verkoop te verlagen kunnen zo ook natuurbe- schermingsorganisaties – en niet alleen projectontwikkelaars – deze terreinen aankopen.

Antwoord

Overtollige zaken als terreinen worden verkocht tegen de waarde bij herbestemming. De herbestemming is bepaald in bestemmingsplan: de bestemming kan «natuur» zijn. De bestemming bepaalt daarom de opbrengst bij verkoop van terreinen. Een aanpak via de prijs heeft dan ook geen invloed op de bestemming. Op dit moment wordt hier aandacht aan besteed in het project Activabeheer, waar binnen Financiën aan wordt gewerkt.

Vraag RPF/GPV/SGP

Delen de bewindslieden de mening van onze fractie dat hier er wel reden tot zorg is ten aanzien van de ontwikkelingen van de hypotheken.

Antwoord

De sterke groei van huizenprijzen en hyptheekschuld van het eerste helft van het jaar heeft zich doorgezet in het derde kwartaal. Zo zijn de huizenprijzen in het derde kwartaal met 17% gestegen en is de uitstaande hypotheekschuld gestegen tot 544 mld gulden.

Het percentage van de woningprijs waarvoor een hypotheek wordt afgesloten, te weten 70%, is in het derde kwartaal niet gewijzigd. Wel is er anekdotisch materiaal dat erop wijst dat de spanning op de huizenmarktprijzen licht afneemt.

DNB voert op dit moment een onderzoek uit naar de hypotheekverstrekking in Nederland. Over de uitkomst van dit onderzoek zal het parlement nader worden geïnformeerd.

Vraag RPF/GPV/SGP

Zou het geen overweging verdienen de Kinderbijslag te bruteren?

Antwoord

Hiervoor zij verwezen naar de begrotingsbehandeling van SZW in de Tweede Kamer op 1 en 2 december jl. Minister de Vries heeft daarbij aangegeven dat hij zonder een nadere analyse geen positief oordeel kon geven. Daarbij heeft hij wel op voorhand een aantal bezwaren genoemd. Vanuit financieel-economisch oogpunt is een belangrijk bezwaar dat de cumulatie van inkomensafhankelijke belastingen, premies en subsidies nog groter zou worden.

Vraag CDA

In de Staatscourant van 22 november jl. is een nieuw Besluit Leaseregeling gepubliceerd; betekent dit een inperking van de toepassing van het bodemrecht bij lease-objecten?

Antwoord

De nieuwe Leaseregeling is niet zozeer een inperking van de toepassing van het bodemrecht als wel een inperking van de in de praktijk, met name door het bedrijfsleven, als schadelijk voor de bedrijfsvoering ervaren onzekerheid over de precieze scheidslijn tussen financiële lease en operationele lease, met name in verband met het bodemrecht. Een belangrijk pluspunt is ook dat het is gelukt te komen tot een regeling die zowel voor de heffing van de vennootschapsbelasting en de inkomstenbelasting, als voor de invordering van belastingen (toepassing bodemrecht) geldt. Hoewel de nieuwe regeling formeel een eenzijdig door de Staatssecretaris van Financiën vastgestelde beleidsregeling is, is de inhoud van de regeling de uitkomst van de terzake met de Nederlandse Vereniging van Leasemaatschappijen gevoerde onderhandelingen. De regeling bevat een aantal hanteerbare toetspunten aan de hand waarvan een leaseregeling kan worden aangemerkt als operationele lease, waarbij de lessor wordt aangemerkt als reële eigenaar, wiens eigendommen niet worden getroffen door het bodemrecht. In zoverre komt de positie van de lessor overeen met die van de verhuurder en de positie van de lessee met die van de huurder. Daarop kan door een individuele ontvanger niet worden afgedongen. De regeling vormt aldus de door het bedrijfsleven al lang gewenste safe-harbourrule.

Vraag CDA, D66, PvdA

De heer Stevens heeft enkele vragen gesteld over de wijziging van de regulerende energiebelasting in verband met de energiepremieregeling. Hij wijst op vergaande detaillering in de uitvoeringsregeling bij voorbeeld ten aanzien van de omschrijving van vaatwassers. Hij vreest vergaande instrumentalisering bij de invoering van het EnergiePrestatieAdvies. Tenslotte vraagt hij om de HR ketel die een goede kosteneffectiviteit kent meer te stimuleren dan met een bedrag van f 100. Ook de heer Schuyer en mevrouw Ter Veld vragen hiernaar. De Heer Schuyer heeft vragen gesteld over de voorlichting over deze regeling. Hij vraagt voorts of belastinggeld dat niet is teruggevraagd bij de energiebedrijven blijft. Mevrouw Ter Veld vraagt tenslotte aandacht voor de lagere inkomengroepen en ouderen.

Antwoord

De omschrijving van de apparaten is gebaseerd op Europese regelgeving. Op zichzelf levert dat – ik kan hierin met de heer Stevens wel meevoelen – soms ingewikkelde teksten op. Voor de burger is de regeling echter eenvoudig, omdat voor hem het op grond van Europese regelgeving verplicht aangebrachte A-label duidelijk maakt dat het om een gesubsidieerd apparaat gaat. In de voorlichting over de regeling zal hier overigens uitdrukkelijk op worden gewezen.

De heer Schuyer vraagt of erop wordt toegezien dat de burger ook daadwerkelijk wordt bereikt en welke middelen er zijn indien blijkt dat de voorlichting onvoldoende is. In het kader van de uitvoering van de fiscale energiepremies is expliciet aandacht besteed aan de communicatie. Zo maakt de voorlichtingscampagne nadrukkelijk onderdeel uit van het met de energiebedrijven af te sluiten convenant over de uitvoering van deze regeling. De eerste grote mediacampagne is reeds voorbereid en zal, indien de Eerste Kamer akkoord gaat met dit wetsvoorstel, vanaf eind december van start gaan. Indien de respons bij bepaalde groepen toch onvoldoende zal zijn zal ik erop toezien dat hier in een volgende mediacampagne speciaal aandacht aan wordt besteed. Ik heb er echter het volste vertrouwen in dat de gemaakte afspraken over de voorlichting tot het gewenste resultaat zullen leiden. Zoals is uiteengezet in de nota naar aanleiding van het verslag is bij het samenstellen van de lijst, mevrouw ter Veld vraagt hiernaar, zoveel mogelijk rekening gehouden met ouderen en lagere inkomens (breed scala producten; «doe het zelf»); via specifieke programma's zal extra aandacht aan lagere inkomensgroepen worden besteed; zodra het advies van de werkgroep rond is zal u worden geïnformeerd. In dat kader komen ook de «zachte leningen» en de E-teams aan de orde.

Enkele leden hebben gevraagd om een hogere premie voor de HR-107-ketel in verband met de goede kosteneffectiviteit. Zoals in de toelichting op het voorstel maatregelenlijst energiepremies is aangegeven, worden in dit geval vooral veel free-riders gestimuleerd. De HR-107-ketel heeft momenteel reeds een hoge autonome penetratie in de vervangingsmarkt voor HR ketels. Om vervroegde vervanging te stimuleren zou anderzijds een veel hoger bedrag nodig zijn; dat wordt echter niet wenselijk geacht vanwege kapitaalvernietiging en grondstoffen/afvalproblematiek.

Het EnergiePrestatieAdvies komt voor vergoeding in aanmerking indien er een maatregel uit de energiepremielijst uit voortvloeit. De heer Stevens vraagt wie dat controleert. In beide gevallen (de premie voor de maatregel uit de lijst én de premie voor het EPA) zal de burger zich wenden tot het energiebedrijf; het energiebedrijf kan deze twee gegevens via een geautomatiseerde bestand eenvoudig matchen. De inhoudelijke kant van het EnergiePrestatie-Advies zal worden vormgegeven in een ministeriële regeling van de Ministers van EZ en VROM.

De energiebedrijven mogen alleen vermindering van belasting toepassen, de Heer Schuyer vraagt hiernaar, indien zij kunnen aantonen dat een energiepremie is uitgekeerd; er kan dus niet ten onrechte belastinggeld bij de energiebedrijven blijven.

Vraag D66, CDA

Definitie economische eigendom/commentaar op Brief nob.

Antwoord

De NOB stelt dat door de voorgestelde wijziging in de definitie van de economische eigendom de zogenoemde voorlopige koopovereen- komst altijd in de overdrachtsbelasting wordt betrokken omdat daarin een complex van rechten en verplichtingen wordt vastgelegd. De reparatie schiet volgens de NOB haar doel voorbij.

Dat is naar onze mening niet het geval.

De tekst is dicht bij oude tekst gebleven: het ging en het gaat om verkrijging van enig risico van waardeverandering door een ander dan de eigenaar of beperkt gerechtigde. Voorheen was het overgaan van het risico van tenietgaan als cumulatief vereiste opgenomen om de voorlopige koopovereenkomst uit te sluiten. De Hoge Raad heeft hier een uitspraak gedaan waardoor de heffing, wanneer het risico van tenietgaan door de verkoper wordt voorbehouden – en hierbij moet de kanttekening worden gemaakt dat er dan geen sprake moet zijn van een schijnhandeling –, kan worden ontgaan. Het cumulatieve vereiste moest dus vervallen.

Met hetzelfde doel wordt thans de «uitsluitende verkrijging van het recht op levering» niet als verkrijging van economische eigendom aangemerkt. Daarmee wordt, zoals in de toelichting op de wijziging is vermeld, het afsluiten van de voorlopige koopovereenkomst buiten de heffing gelaten.

De normale «voorlopige» of «kale» koopovereenkomst is immers een vastlegging van de koop met afspraken over de toekomstige levering.

Bij economische eigendomsoverdracht wordt er – het woord zegt het al – direct iets overgedragen/gele- verd. Dit houdt in dat in het geval meer wordt verkregen dan het recht op levering, hoe weinig ook, er wel overgang is van economische eigendom. Daarbij moet niet gedacht worden aan de bij een koopover- eenkomst gebruikelijke bedingen zoals de – eveneens toekomstige – plicht tot betaling van de koopsom. Of aan de garantie van de verkoper dat hij op de leveringsdatum het pand in de staat waarin het op aankoopdatum verkeert, zal opleveren. Maar wel aan het recht om voor die tijd als eigenaar te beschikken, of aan een onherroepelijke volmacht tot levering. In die gevallen is er meer aan de hand dan uitsluitend een kale, voorlopige koopovereenkomst.

Met de wijziging beoog ik hetzelfde als in 1995: de verkrijging van economische eigendom te belasten. Wat toen is gezegd in de stukken over vormen van economische eigendom, geldt nu ook nog onverkort. Overigens ben ik gaarne bereid nogmaals met de NOB van gedachten te wisselen over de onderhavige definitie. Vooralsnog ga ik daarbij ervan uit dat de thans gekozen systematiek sluitend is en uitwerkt conform de hiervoor uiteengezette strekking.

Vraag CDA

De brief van de staatssecretaris van 29 oktober over kapitaalverzeke- ringen met pensioenclausule gaat niet in op de gestelde vragen. Duizend polissen kunnen niet door werkgevers worden gewijzigd. Moet dit getoetst worden door de kennisgroep Pensioenen? Is een wijziging van artikel 18a, negende lid, niet prematuur? Zijn er geen methodes om een en ander binnen de wetstekst te regelen? Waarom deze regelingen niet te beschouwen als beschikbare premieregelingen, zodat alleen bij het begin en eind hoeft te worden getoetst op bovenmatigheid?

Vraag PvdA

Kapitaalverzekeringen met pensioenclausule zijn zeker geen beschikbare premieregelingen. Het omzetten van een dergelijke verzekeringen naar een beschikbare premieregeling is voor werknemers zeer nadelig. Ik verzoek de staatssecretaris de brief van 29 oktober in te trekken.

Antwoord:

Deze problematiek is concreet aan de orde in het kader van de Invoeringswet Wet Inkomstenbelasting 2001. In dat kader is in de nota naar aanleiding van het verslag hierover opgemerkt dat, kort samengevat, voor de kwalificatie van een pensioenregeling als een middelloon- of eindloonregeling de aard van de pensioentoezegging het onderscheidend criterium is. Indien de uitkeringen in guldens worden gegarandeerd en eventuele over- of onderrendementen niet voor rekening van de werknemer komen, is in beginsel geen sprake van een beschikbare premieregeling en is derhalve de financiering in de opbouwfase niet relevant. De financiering van een eindloon- of een middelloonregeling kan derhalve ook plaatsvinden door middel van een kapitaalverzekering met pensioenclausule. Voldoet de toezegging aan het criterium dat het risico bij de werkgever ligt dan hoeft de polis niet te worden aangepast. Is echter sprake van een toezegging waarbij de risico's van over- en onderrendementen voor rekening van de werknemer komen dan is in wezen sprake van een beschikbare premieregeling en zal moeten worden voldaan aan de eisen die de Wet aan een dergelijke regeling stelt. Dit wil zeggen dat ten eerste moet worden voldaan aan de eisen met betrekking tot de financieringswijze en ten tweede dat toetsing op bovenmatigheid slechts plaatsvindt aan het begin en einde van de verzekering.

De aanpassing van artikel 18a, negende lid, is bedoeld om de toets op bovenmatigheid bij begin en einde van de verzekering slechts te laten plaatsvinden bij een beschikbare premieregeling, en niet bij een eindloon- en middelloonregeling waar permanente toetsing tot de mogelijkheden behoort. In die zin achten wij aanpassing van deze bepaling niet prematuur.

In de praktijk is dus vooral van belang hoe de verhouding is tussen de risico's die werkgever en de werknemer lopen. De scheidslijn hiertussen hoeft niet altijd even duidelijk te zijn. De kennisgroep pensioenen kan behulpzaam zijn bij de kwalificatie van een regeling. Ik ben bereid om de kennisgroep pensioenen te vragen criteria te ontwikkelen aan de hand waarvan in de praktijk eenvoudig kan worden vastgesteld of een regeling al dan niet als een beschikbare premieregeling kwalificeert.

Vraag CDA

Kan de regering een reactie geven op de verzoekschriften inzake de terugbetaling van een bij voorlopige aanslag verstrekte teruggave.

Antwoord

Het is in dit soort gevallen vast en gepubliceerd beleid geen kwijtschelding te verlenen voor de definitieve aanslag die volgt op een voorlopige teruggave. Achtergrond daarvan is dat het aan belastingschuldige is toe te rekenen dat de definitieve niet kan worden betaald. Bij de voorlopige teruggave is immers vermeld dat controle bij de definitieve vaststelling tot correcties kan leiden waardoor de voorlopige teruggave geheel of gedeeltelijk moet worden terugbetaald. De belastingplichtige had daarmee rekening mee moeten houden. Indien de voorlopige teruggave is verleend als gevolg van een fout van de belastingdienst, kan de ontvanger besluiten aan belastingschuldige een uitstelregeling te verlenen met een termijn van 24 maanden. Dit is het dubbele van de maximaal toegestane betalingstermijn. Niettemin wordt op dit moment gezocht naar mogelijkheden om enerzijds in de aanslagsfeer de selectiecriteria voor voorlopige teruggave aan te passen zodat de kans op voorgenoemde situaties verder verkleind wordt. Anderzijds wordt gedacht om in de invorde- ringssfeer voor dit soort situaties een passende regeling in het leven te roepen. Daarbij wordt wel uitgegaan van de belastingschuldige die te goeder trouw hebben gehandeld. Voor het kerstreces zal een antwoord aan de beide Kamer terzake worden gezonden.

Vraag CDA

Naar aanleiding van de vraag van de heer Stevens naar de stand van zaken m.b.t. de Nederlandse scheepvaart- en filmcv's in het kader van 2001 én de overgang naar 2001 merken wij het volgende op. In het kader van het wetsvoorstel Inkomstenbelasting 2001 is geantwoord (wij verwijzen naar paragraaf 4.1.2 van de nota n.a.v. het verslag) dat met de aanscherping van het ondernemersbegrip in de inkomstenbelasting wordt beoogd dit begrip meer in overeenstemming te brengen met de economische en maatschappelijke realiteit. Een uitvloeisel van deze aanpak is volgens de memorie van toelichting dat commanditaire vennoten die niet als «echte» ondernemer worden aangemerkt, als belegger in box III in de belastingheffing zullen worden betrokken en daardoor geen gebruik meer kunnen maken van de facili- teiten uit de winstsfeer, zoals de investeringsaftrek, de willekeurige afschrijving en de van het onder- nemerspakket deel uitmakende beperkte stakingsvrijstelling. Het vervallen van de toepasbaarheid van deze faciliteiten heeft uiteraard een effect op het rendement na belas- tingheffing. Zoals wij in de memorie van toelichting van het wetsvoorstel Inkomstenbelasting 2001 hebben aangegeven, zijn wij voornemens om als onderdeel van het ondernemerspakket 21e eeuw een kaderregeling voor maatschappelijk beleggen te introduceren. De gedachten gaan ernaar uit ook het beschikbaar stellen van risicodragend vermogen ten behoeve van de film en zeescheep- vaart daarin op te nemen.

De overgang naar 2001 behelst een fictieve staking voor commanditaire vennoten per 31 december 2000 waarbij er in principe geen desinvesteringsbijtelling plaatsvindt. Op de stakingswinst kunnen de stakingsvrijstelling en bijzonder tarief toepassing vinden. Voorts is sprake van uitstel van betaling (van maximaal 10 jaar). Daarnaast geldt voor zeescheepvaartparticipaties een specifieke overgangsregeling (Invoeringswet, hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel D). Voor de film bestaat deze niet aangezien de in de memorie van toelichting van dat wetsvoorstel geschetste problematiek daar – in tegenstelling tot bij de zeescheepvaart – niet speelt. Inmiddels is uit brochures en eigen berekeningen gebleken dat het overgangsrecht voor de zeescheep- vaart (genoemde onderdeel D) voor participanten gunstiger uitvalt dan het huidige regime. In dat verband zal deze regeling nader worden bezien.

Bij het bovenstaande zij opgemerkt dat wij, zoals in de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel inkomstenbelasting 2001 en de invoeringswet is aangegeven, bereid zijn om te bezien of de afbakening van het winstregime die wij hebben gekozen nog wat kan worden bijgesteld, door in meer gevallen van medegerech- tigdheid dan thans in het wetsvoorstel zijn opgenomen, zonder dat van «echt» ondernemerschap kan worden gesproken, het winstregime toe te passen in plaats van het forfaitaire rendement van Box III. Indien zou worden gekozen voor een verruiming van de kring van «winstgenieters», zal de overgangsproblematiek ten aanzien van commanditaire vennoten – waaronder die van film en zeescheepvaart – zich niet meer voordoen of van minder betekenis worden; het hiervoor aangeduide overgangsrecht zal in dat geval derhalve vervallen. In het verlengde van de nieuwe afbakening van het ondernemersbegrip zal moeten worden bezien of en zo ja, voor welke faciliteiten uit de winstsfeer de film- en zeescheepvaartcommandieten dan in aanmerking moeten komen.

Vraag CDA

Met betrekking tot de invoering van de Wet IB 2001 worden maatregelen voorgesteld betreffende de aftrekbeperking voor vooruitbetaalde kosten terzake van onderhoud van een onroerende zaak en het vervallen van de mogelijkheid tot terugwenteling van betaalde lijfrentepremies. In het nader rapport wordt opgemerkt dat als onderhoudskosten en betaalde lijfrentepremies, als gevolg van een mogelijke latere inwerkingtreding van de Wet IB 2001 dan 2001, tussen wal en schip zullen vallen, tijdig maatregelen zullen worden getroffen. Wordt in die situatie een dergelijke maatregel ook getroffen voor de vorig jaar in werking getreden beperking van de aftrekbaarheid van vooruitbetaalde rente?

Antwoord

De vorig jaar in werking getreden beperking van de aftrekbaarheid van vooruitbetaalde rente vloeide voort uit het feit dat wij verontrustende signalen kregen dat er door belastingplichtigen op ongewenste wijze werd geanticipeerd op het voornemen om per 2001 de fiscale behandeling van inkomsten uit vermogen ingrijpend te wijzigen. Juist bij vooruitbetaalde rente is het, zo bleek ook uit deze signalen, relatief eenvoudig om constructies op te zetten. De door de heer Stevens genoemde aanpassingen voor het jaar 2000 zien in eerste aanleg niet direct op constructies, maar op het overgaan naar een ander systeem van heffing over vermogensinkomsten en een ander systeem voor oudedagsvoorzie- ningen. Indien de maatregel van vorig jaar op voorhand zou worden teruggedraaid en de Wet IB 2001 een jaar later in werking zou treden, een situatie waar wij niet van uitgaan, zou de mogelijkheid tot ongewenste anticipatie zich weer voordoen. Een dergelijke terugdraai ligt in dit geval dan ook niet voor de hand.

Vraag GroenLinks

Wanneer kunnen we de regeringsnota tegemoet zien over de hypo- theekrenteaftrek?

Antwoord

Een brede notitie over de fiscale behandeling van de eigen woning, waarin ook aandacht wordt besteed aan de hypotheekrenteaftrek, zal de Kamer zo spoedig mogelijk bereiken, naar verwachting voor het zomerreces 2000.

Vraag GroenLinks

Welke planning hebben de bewindslieden zelf in hun hoofd met betrek- king tot de behandeling van de Belastingherziening in de Eerste Kamer?

Vraag PvdA

Hoe staan de bewindslieden tegen- over het allereerst laten vastleggen van de belastingstructuur door de Kamer, en het uitstellen van de feitelijke invoering en de vaststelling van de tarieven?

Antwoord:

Wij beschouwen het als één van de grootste uitdagingen om een zo groot mogelijk draagvlak voor de belastingherziening te verwerven, zodat het nieuwe stelsel met ingang van 1 januari 2001 kan worden ingevoerd. Hierop zijn de inspanningen die thans worden geleverd dan ook gericht.

Wij zijn zeer gemotiveerd om de komende periode uitvoerig met het parlement van gedachten te wisselen over de keuzes die zijn gemaakt bij deze belastingherziening, waarvan de noodzaak ook door (bijna) alle fracties in de Tweede Kamer is onderschreven.

Gegeven de op onderdelen technische complexiteit van deze belastingherziening en vooral ook niet te vergeten de kwaliteitseisen die aan de in te dienen wetgeving worden gesteld en de advisering door de Raad van State, is het helaas niet haalbaar gebleken het wetsvoorstel reeds voor het zomerreces aan de Tweede Kamer aan te bieden. Dit neemt overigens niet weg, dat de tijd die thans beschikbaar is voor de parlementaire behandeling van de wetsvoorstellen voldoende zou moeten zijn om het nieuwe belastingstelsel op 1 januari 2001 in te laten gaan. Dit oordeel is mede gebaseerd op het feit dat de SER door de regering twee keer in de gelegenheid is gesteld om advies uit te brengen en dat de belastingherziening ook al vrij concreet in het Regeerakkoord is uitgewerkt. De voorstellen zoals deze medio september aan het parlement zijn gepresenteerd zijn hierdoor op hoofdlijnen al langere tijd bekend. Tenslotte zij opgemerkt, dat de regering invoering in 2001 ook wenselijk acht om in de tijd een spreiding tot stand te brengen tussen de invoering van deze belastingherziening en de andere ingrijpende veranderingsoperatie waarmee de maatschappij in deze kabinetsperiode wordt geconfronteerd, te weten de invoering van de euro in 2002.

De behandeling van de desbetreffende wetsvoorstellen in de Tweede kamer is gericht op afronding eind januari 2000. In verband met de benodigde termijn voor implementatie van de voorstellen bij de Belastingdienst, gaan wij ervan uit dat de belastingherziening voor 1 april 2000 door de Eerste Kamer behandeld dient te zijn. De definitieve vaststelling van de tarieven zal plaatsvinden bij het kleine Belastingplan 2001.

Vraag GroenLinks

Het belastingplan loopt met een aantal voorstellen vooruit op goedkeuring en tijdige inwerkingtreding van het «grote» belastingplan 2001. Welk risico wordt hier genomen?

Antwoord

Naar ons oordeel zal een eventuele goedkeuring van voorstellen die vooruitlopen op de Wet IB 2001, de beoordeling door het parlement van de Wet IB 2001 niet belemmeren. Dergelijke maatregelen zijn slechts nodig om de voorgestelde stelselwijziging naadloos te laten verlopen.

Met het oog op de invoering van de Wet IB 2001 worden de aftrekbeperking voor vooruitbetaalde kosten terzake van onderhoud van een onroerende zaak en het vervallen van de mogelijkheid tot terugwenteling van betaalde lijfrentepremies voorgesteld. Mocht de Wet IB 2001 op een later moment dan 1 januari 2001 in werking treden, een situatie waar wij niet van uitgaan, dan zullen ter voorkoming van de mogelijkheid dat de onderhoudskosten en lijfrentepremies tussen wal en schip zullen vallen, tijdig maatregelen worden getroffen.

Vraag GroenLinks

In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel belastingplan 2000 is aangegeven dat de keuze voor het leggen van de grens voor het verlaagde Vpb-tarief van 30% bij f 50 000,– in zekere zin arbitrair is. De heer Platvoet vraagt om een nadere toelichting.

Antwoord

Het leggen van de grens bij f 50 000,– is in die zin arbitrair dat deze primair is bepaald op grond van de budgettaire mogelijkheden, c.q. beperkingen binnen het met de vertegenwoordigers van het bedrijfsleven overeengekomen totaalpakket aan fiscale maatregelen, waarbij bovendien een zeker evenwicht is gezocht in maatregelen die vooral gunstig zijn voor het grootbedrijf (bijvoorbeeld de verlaging van de kapitaalsbelasting) en maatregelen die vooral gunstig zijn voor het midden- en kleinbedrijf, zoals de verlaging van het Vpb-tarief over kleine winsten. Daar komt bij dat de thans voorgestelde verlaging van het Vpb-tarief over kleine winsten tevens onderdeel is van de compensatie van (kleine) bedrijven voor de verhoging van de REB.

Vraag GroenLinks

Vergroening blijkt het bedrijfsleven, vanwege de terugsluizing, 175 mln op te leveren. De positie van de grootverbruikers in de regulerende energiebelasting.

Antwoord

Bij de vormgeving van de terugsluismethodiek is uitgegaan van de vergroeningslasten zoals die initieel neerslaan bij de diverse sectoren binnen het bedrijfsleven. Een en ander betekent dat van aftrekbaarheid van de vergroeningslasten wordt geabstraheerd. De initiële opbrengst die met vergroening wordt behaald, wordt in zijn geheel teruggesluisd naar de sectoren waar deze neerslaat, waardoor het saldo van heffing en terugsluis op nul sluit. Dat uiteindelijk netto-effecten optreden die impliciet tot lastenverlichting leiden, hangt samen met deze gekozen methodiek. Tijdens de behandeling van het Belastingplan 2000 in de Tweede Kamer is een brief toegezegd, waarin de gekozen methodiek nader wordt uiteengezet. Deze brief zal ook aan de Eerste kamer worden toegezonden.

Met betrekking tot de grootverbrui- kers wijzen wij erop dat ook zij deze kabinetsperiode meer REB gaan betalen; de grenzen tot waaraan REB moet worden betaald zijn verhoogd tot 1 miljoen m3 voor aardgas en 10 miljoen kWh voor elektriciteit. Het kabinet heeft de beleidsmatige wens om ook voor grootverbruikers de energiebelasting verder te verhogen bij meerdere gelegenheden geuit. Daarbij geldt evenwel steeds dat dit in verband met de internationale concurrentiepositie in Europees verband dient te gebeuren. De werkgroep vergroening van het fiscale stelsel II zal de mogelijkheden voor verdere fiscale vergroening bij grootverbruikers in vervolg op de in deze regeerperiode gerealiseerde maatregelen verkennen; daarbij zullen ook de Europese en internationale aspecten worden betrokken; ook de relatie met meerjaren- en benchmarkafspraken zullen daarbij kunnen worden betrokken.

Vraag GroenLinks

Volgens de regering is een staffeling van de belastingvrije voeten in de REB op basis van de omvang van het huishouden niet mogelijk, althans het betekent een «aanzienlijke verzwaring van de administratieve lasten voor de energiebedrijven om na te gaan hoeveel mensen achter de meter wonen». Dat hoeft niet; de gemeentelijke afvalstoffenheffing kent immers ook de mogelijkheid tot een differentiatie naar omvang van het huishouden, waar veel gemeenten gebruik van maken. Is de regering bereid deze optie nader te bezien.

Antwoord

De heer Platvoet merkt op dat in de REB een belastingvrije voet wordt ingevoerd van 800 m3 aardgas en 800 kWh elektriciteit. Hij bepleit een staffeling van de belastingvrije voet op basis van de omvang van het huishouden.

Wij merken allereerst op dat hier sprake is van een misverstand. De hiervoor genoemde belastingvrije voeten bestaan al vanaf de invoering van de energiebelasting in 1996. In de memorie van toelichting is aangegeven dat deze belastingvrije voeten per 1 januari 2001 zullen worden vervangen door een vast bedrag per elektriciteitsaansluiting. In de Tweede Kamer is inderdaad het idee geopperd van een staffeling van dit bedrag op basis van de omvang van het huishouden. Wij hebben dit afgewezen omdat dit zou betekenen dat de energiebedrijven voor elke aansluiting – in totaal zo'n zes miljoen – zouden moeten nagaan hoeveel mensen achter de meter wonen. Energiebedrijven kunnen in dit opzicht ook niet op één lijn gesteld worden met gemeenten. Zoals wij in de nota naar aanleiding van het verslag hebben opgemerkt zou het door de leden van de fractie van D66 genoemde alternatief van een inkomenstoeslag in de een of andere vorm die gerelateerd is aan de samenstelling van het huishouden in dit kader een nader te onderzoeken optie zijn.

Vraag GroenLinks

De GroenLinksfractie vraagt waarom er niet gekozen is voor een lager tarief in plaats van een belastingvrije voet in de belasting op leidingwater.

Antwoord

De heffingskorting was oorspronkelijk opgenomen in het wetsvoorstel om tegemoet te komen aan de wens van de Tweede Kamer om het basisverbruik te ontzien meer substantie te geven. Inmiddels is bij de behandeling in de Tweede Kamer een amendement van de heer Schutte (26 820, nr. 28) aangenomen op grond waarvan de heffingsvrije voet is komen te vervallen en het tarief naar beneden is bijgesteld op f 0,285 per m3.

Vraag GroenLinks

De heer Platvoet merkt op dat zijn aanvankelijke bezwaar «waarom wel kerken en niet andere non-profitorganisaties» is ondervangen. Tegelijkertijd is bij de voorgestelde teruggaafregeling voor kerken het criterium van beschermd monument geschrapt, zodat de regeling nu voor alle kerken geldt. Hij vraagt of dit criterium alleen is geschrapt om alle kerkgebouwen er onder te laten vallen.

Antwoord

Voor de sportsector is gekozen voor een compensatie van de energiebelasting in de vorm van een toevoeging van een bedrag van 30 mln gulden structureel aan de begroting van VWS. Voor non-profitinstellingen die zich bezighouden met maatschappelijke, sociale of culturele activiteiten zal een een zelfde teruggaafregeling als voor de kerken gaan gelden. Nu zowel voor de sportsector als voor vorenbedoelde instellingen geen beperkend criterium geldt afhankelijk van de vraag of al dan niet energiebesparende maatregelen mogelijk zijn, ligt het niet voor de hand een zodanig criterium voor de kerken te handhaven.

Vraag GroenLinks

Waarom is het experiment met het verlaagde BTW-tarief op arbeidsintensieve diensten waar het gaat om het schilderen en stukadoren van woningen alleen van toepassing op de eigen woningen? Denkt de regering dat huurders nooit uit eigen beweging een muur laten stukadoren of een deur laten schilderen? De fractie van GroenLinks is sceptisch ten aanzien van de doorberekening van de BTW-verlaging van de klant en ziet de toegezegde monitoring in dit verband met belangstelling tegemoet.

Antwoord

Nederland heeft in Brussel machtiging gevraagd voor een drietal sectoren. Een daarvan heeft betrekking op het schilderen en stukadoren van woningen ouder dan 15 jaar. Daarbij wordt echter geen onderscheid gemaakt tussen huur- en koopwoningen. Ook huurwoningen zullen in de door Nederland beoogde opzet dus in dit experiment worden betrokken.

Met betrekking tot de scepsis van deze fractie ten opzichte van de doorberekening van de BTW-verlaging aan de klant meer in het algemeen, merken wij op dat het hier gaat om een experiment voor een korte periode van drie jaar. Indien een van de bij het experiment betrokken branches de BTW-verlaging niet aan de klanten doorgeeft zal er ook geen sprake zijn van extra werkgelegenheid. Dan is het experiment dus niet gelukt en ligt het voor de hand dat deze branche van Brussel niet aan een eventueel vervolgtraject zal mogen deelnemen en dus na afloop van deze periode weer BTW naar het algemene tarief in rekening zal moeten brengen. De bij het experiment betrokken branche-organisaties zijn met deze voorwaarden bekend en hebben overigens ook toegezegd bij hun leden te bepleiten de BTW-verlaging door te berekenen. Wij hebben vooralsnog geen reden aan te nemen dat zij zich niet aan deze toezegging zullen houden.

Vraag PvdA

De huidige moeilijkheden in de Nederlands-Duitse grensstreek zullen veel groter worden, als het nieuwe belastingstelsel de kostprijsverhogende belastingen t.o.v. Duitsland nog veel verder verhoogt.

Antwoord

Wij verwachten dat bij de voorgestelde verhogingen van de indirecte belastingen de grenseffecten en mogelijke ontduiking beperkt zullen blijven. Bovendien staat tegenover deze verhoging een aanzienlijke lastenverlichting met een positief effect op de loonkosten. Ten aanzien van de omzetbelasting in het bijzonder geldt dat het voorgestelde BTW-tarief van 19% internationaal niet uit de toon valt.

Vraag PvdA

Wordt niet te gemakkelijk gekozen voor het fiscale instrument? Verdienen doelgerichte subsidies niet de voorkeur?

Antwoord

De Algemene Rekenkamer heeft zich het afgelopen jaar gebogen over het onderwerp fiscale stimuleringsregelingen. In maart van dit jaar heeft zij de Tweede Kamer het rapport «Belastingen als beleidsinstrument» aangeboden, waarin zij verslag doet van de bevindingen van haar onderzoek naar stimulerings- en ontmoedigingsregelingen in het belastingrecht. De Rekenkamer geeft daarin aan het wenselijk te achten, dat meer inzicht ontstaat in de resultaten van stimuleringsmaatregelen. Dit punt is ook aan de orde gekomen tijdens het Algemeen Overleg van 24 juni 1999 over het Rekenkamerrapport. Inmiddels is toegezegd te bezien of het mogelijk is een toetsingskader te ontwikkelen voor fiscale stimuleringsregelingen aan de hand waarvan kan worden beoordeeld of een fiscale regeling wenselijk is.

Vraag PvdA

Graag informatie over de stand van zaken met betrekking tot het onder het verlaagde BTW-tarief brengen van arbeidsintensieve diensten.

Antwoord

Eind vorige week zijn van de Europese Commissie conceptbeschikkingen van de Raad ontvangen. De Commissie is van oordeel dat indien is geopteerd voor deelname aan het experiment met drie categorieën de verlaging van het BTW-tarief in de derde gekozen sector slecht een gering economisch effect mag hebben. De Commissie is van oordeel dat daar in de Nederlandse situatie sprake van is en stelt derhalve voor Nederland te machtigen om het verlaagde BTW-tarief toe te passen op de door ons aangemelde sectoren.

De verwachting is dat de conceptbeschikkingen nog deze week door de lidstaten worden geaccordeerd en vervolgens als zogeheten A-punt op een Raadsvergadering zullen worden geagendeerd en vastgesteld. Het experiment kan dan op 1 januari van start gaan.

Vraag PvdA

Waterbelasting plaatsen in kader waterspoor.

Antwoord

Wat betreft de vraag om de fiscale behandeling van water te plaatsen in het brede kader van het «waterspoor» kunnen wij meedelen dat in de Tweede Kamer reeds de toezegging is gedaan om de voors en tegens daarvan in beeld te brengen. Om het vergroeningsaspect van deze belasting meer te prononceren zal tevens aandacht worden geschonken aan de consequenties van het loslaten van de bovengrens van 300 kubieke meter. Een en ander zal worden geïntegreerd in één vergroeningsnotitie waarin nog meer onderwerpen aan de orde komen.

Vraag PvdA

Mw. Ter Veld vraagt in verband met het vervallen van de reserve assurantie eigen risico, of er geen behoefte is zo'n reserve te kunnen vormen juist met het oog op sociale zekerheidsrisico's. Zij wijst in dat kader op de Ziektewet en de WAO (PEMBA).

Antwoord

De ontwikkelingen in het kader van de sociale zekerheid hebben onder meer geleid tot introductie van het duale verzekeringsstelsel bij arbeidsongeschikheidsrisico's. Kenmerkend voor dit stelsel is dat de werkgever – voor een bepaalde periode – ervoor kan kiezen om het risico publiek te verzekeren dan wel het risico zelf te dragen. Wordt de werkgever eigen risicodrager dan bestaat de mogelijkheid het risico onder te brengen bij een particuliere verzekeraar of het risico geheel zelf te dragen. De fiscale regeling van de reserve assurantie eigen risico kan hierbij in zoverre een rol spelen dat de ondernemer die ervoor kiest om het risico geheel zelf te dragen, wel een reserve op de fiscale balans kan vormen mits tenminste 30% van de werkgevers zich wel tegen dergelijke risicos verzekert.

Door het vormen van de reserve op de fiscale balans kan de werkgever, hoewel hij zich niet verzekert, een fiscale aftrek genieten net zoals de werkgever die daadwerkelijk kosten maakt omdat hij premies afdraagt aan een verzekeraar. Met het vervallen van de reserve assurantie eigen risico komt dus een einde aan de fiscale aftrek voor degene die geen premies afdraagt. Dit wil echter niet zeggen dat de werkgever die de risico's niet bij een particuliere verzekeraar wenst onder te brengen, in het geheel geen reserve meer zou kunnen vormen. Die reserve kan nog steeds worden gevormd, zij het dat de gelden die daartoe worden opzij gezet moeten worden voldaan uit de winst na belastingen. Daarmee treedt er slechts een verschuiving op in het moment waarop met het risico fiscaal rekening wordt gehouden: indien het risico daadwerkelijk tot kosten leidt voor de ondernemer door intreden van arbeidsongeschiktheid, zullen deze kosten alsnog fiscaal aftrekbaar zijn.

Vraag PvdA

Kan in het kader van de aanpassing van de belastingen aan de Wet BEU worden bevestigd dat eerbiediging van lopende rechten ook inhoudt dat dat van het ene naar het ander recht kan worden overgegaan binnen de overgangstermijn.

Antwoord

In het verlengde van de Wet BEU is voorgesteld om geen recht op buitengewone lastenaftrek voor kinderen te geven in die situatie dat op grond van de Wet BEU geen recht op kinderbijslag bestaat. Er kunnen ook andere redenen zijn op grond waarvan geen recht op kinderbijslag bestaat, zoals bijvoorbeeld als gevolg van de door mevrouw Ter Veld genoemde overgangsperiode in het KB-systeem. Ik kan bevestigen dat als de achtergrond van het ontbreken van een recht op kinderbijslag niet is gelegen in de Wet BEU volgens de normale fiscale regels recht op buitengewone lastenaftrek bestaat.

Vraag RPF/GPV/ SGP

Naar aanleiding van de verhoging van het arbeidskostenforfait wordt gevraagd naar een reactie op het arrest van de Hoge Raad dienaangaande.

Antwoord

Anders dan bij voorafgaande verhogingen is de door het kabinet voorgestane verhoging van het arbeidskostenforfait niet alleen toegekend aan personen die gebruik maken van het huidige maximale forfait, maar ook aan degenen die hogere werkelijke kosten aftrekken. Daarmee wordt juist tegemoetgekomen aan het arrest van de Hoge Raad en wordt materieel het doel bereikt dat de Hoge Raad voor ogen staat. Wij merken op dat het instrument van de arbeidskorting nog niet ter beschikking staat.

Vraag RPF/GPV/SGP

Naar aanleiding van de verhoging van het autokostenforfait wordt gevraagd naar een reactie op het arrest van de Hoge Raad dienaangaande.

Antwoord

De door de Hoge Raad gesignaleerde rechtsongelijkheid met betrekking tot de autokostenfictie wordt in het wetsvoorstel IB 2001 opgelost. Deze oplossing wordt meegenomen in het wetsvoorstel IB 2001 om een aantal redenen. In de eerste plaats wordt daarmee voorkomen dat met betrekking tot het autokostenforfait een systeem wordt gecreëerd dat slechts één jaar zou bestaan. Een dergelijk kortstondig regime zou leiden tot extra uitvoeringslasten en verwarring voor zowel de belastingplichtigen als de uitvoerders.

Vraag RPF/GPV/SGP

De RPF/GPV-fractie vraagt hoe de heffing op huishoudelijk afval tot zuinigheid zal bijdragen, zolang in veel gemeenten elk huishouden een vast bedrag aan afvalstoffenbelasting betaalt.

Antwoord

De verhoging van het tarief op storten van brandbaar afval die thans wordt voorgesteld betreft met name bedrijfsafval. Huishoudelijk afval zal over het algemeen worden verbrand.

Zoals in bijlage 13 van de Miljoenennota 2000 is aangegeven zal in overleg met de VNG een optie worden uitgewerkt waarbij de inzameling van huishoudelijk afval wordt belast. Door deze belasting, die zal worden opgenomen in de derde tranche vergroening die per 1 januari 2001 in werking moet treden, zullen gemeenten worden gestimuleerd de kosten die in rekening worden gebracht voor de inzameling meer te differentiëren naar het aanbod van huishoudelijk afval.

Vraag RPF/GPV/SGP

Tegemoetkoming voor gemeenten die op GAVI's zijn aangewezen voor afvalverwerking.

Antwoord

Het tarief voor het storten van afval wordt verhoogd om te voldoen aan de door de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer gestelde voorwaarde voor het vervallen van de provinciegrenzen. Daarmee wordt de vollast van de (G)AVI's gegarandeerd.

Het is inderdaad zo dat de bijzondere korting voor de GAVI's voor het storten van de fractie die overblijft nadat het hoogcalorische deel van het afval is afgescheiden, vervalt. Deze regeling is destijds met opzet slechts voor een korte termijn getroffen om de GAVI's te stimuleren tot een andere methode van eindverwijdering te komen dan storten, in lijn met de Ladder van Lansink. Daartoe zijn afspraken gemaakt met de GAVI's. Gelet op die afspraken en het gegeven dat de Europese Commissie slechts met grote terughoudendheid akkoord is gegaan met de tijdelijke uitzondering, zien wij thans geen mogelijkheid om binnen de afvalstoffenbelasting de gemeenten tegemoet te komen.

Vraag RPF/GPV/SGP en PvdA

De leden van de fractie van de PvdA ontvangen graag informatie over de stand van zaken met betrekking tot het onder het verlaagde BTW-tarief brengen van arbeidsintensieve diensten. De leden van de fractie RPF-GPV vragen of de bewindslieden al kunnen meedelen of de verlaging van de BTW op enkele arbeidsintensieve diensten op 1 januari zal ingaan en of Nederland inderdaad drie categorieën mag aanwijzen. Voorts vragen zij of de regering erop wil toezien dat de BTW-verlaging aan de klanten wordt doorgegeven, wat het motief is om schilderwerk te beperken tot woningen ouder dan 15 jaar en of dit de uitvoering van de regeling niet te gecompliceerd maakt? Tot slot wordt gevraagd of de Europese regels twee tarieven voor dezelfde dienstverlening toelaten?

Antwoord

Eind vorige week zijn van de Europese Commissie conceptbeschikkingen van de Raad ontvangen. De Commissie is van oordeel dat indien is geopteerd voor deelname aan het experiment met drie categorieën de verlaging van het BTW-tarief in de derde gekozen sector slecht een gering economisch effect mag hebben. De Commissie is van oordeel dat daar in de Nederlandse situatie sprake van is en stelt derhalve voor Nederland te machtigen om het verlaagde BTW-tarief toe te passen op de door ons aangemelde sectoren.

De verwachting is dat de conceptbeschikkingen nog deze week door de lidstaten worden geaccordeerd en vervolgens als zogeheten A-punt op een Raadsvergadering zullen worden geagendeerd en vastgesteld. Het experiment kan dan op 1 januari van start gaan.

De regering zal echter een doorberekening van de BTW-verlaging aan de klanten niet rechtens kunnen afdwingen. Wel is door de betrokken branche-organisaties aangegeven dat er bij de leden zal worden aangedrongen op doorberekening aan de klanten. Dit vanuit het oogpunt van het welslagen van het experiment en mogelijke verlenging ervan.

De beperking van schilderwerk tot woningen ouder dan 15 jaar komt enerzijds voort uit de tekst van de richtlijn. Het dient namelijk te gaan om renovatie en herstel van particuliere woningen. Hiervan is in het algemeen geen sprake bij jonge(re) woningen. Anderzijds heeft het beoogde budgettaire kader voor de afbakening van 15 jaar gezorgd.

Door expliciete machtiging van de Raad wordt toepassing van twee BTW-tarieven op vergelijkbare dienstverlening mogelijk en is van eventuele strijdigheid met de richtlijn geen sprake.

Vraag CDA en RPF/GPV/ SGP

De CDA-fractie merkt met betrekking tot de belasting op leidingwater op dat het in de toekomst wenselijk is het onderscheid tussen verschuiving en vergroening aan te geven.

De RPF/GPV-fractie vraagt waarom uitgerekend het leidingwater als object voor de extra heffing wordt genomen en of dit niet een gemakkelijke manier van belastingheffen met een stabiele opbrengst is. Daarnaast merkt de RPF/GPV-fractie op dat het vrijkomen van middelen voor de terugsluis niet een doel op zich kan zijn.

Antwoord

Een maatregel kan primair gericht zijn op verschuiving of op vergroening. Daarover kun je best helder zijn. Aan de andere kant is het niet verstandig een al te scherp onderscheid te maken tussen vergroening en verschuiving. Deze twee begrip- pen kunnen in elkaar overlopen en ten dienste staan van elkaar. Een geforceerd zoeken naar een etiket voor een bepaalde maatregel is een exercitie die niet nodig is en die niets bijdraagt. Bovendien zijn vergroeningseffecten vaak wel aanwezig, maar niet eenduidig te kwantificeren.

De belasting op leidingwater ver- vangt de maatregel van vorig jaar waarbij water onder het algemene BTW-tarief werd gebracht. De maatregel beoogt geen additioneel vergroeningseffect te bewerkstellingen ten opzichte van de BTW-maatregel, en heeft dezelfde opbrengst als de BTW-maatregel. We kunnen dus niet spreken over een maatregel die er op een gemakkelijke manier voor zorgt dat er een extra bedrag in de schatkist komt. De opbrengst van de waterbelasting zal generiek worden teruggesluisd. Dit betekent voor de huishoudens een aanpassing van het tarief in de inkomstenbelasting en voor de bedrijven een aanpassing van de zelfstandigenaftrek en het Vpb-tarief.

Vraag D66

Waarom neemt de staatssecretaris van Financiën de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer inzake een vertrouwenspersoon in verband met het omgaan met vertrouwelijke gegevens niet over?

Antwoord

In zijn brief aan de Tweede kamer van 11 november 1999 over het rapport van de Algemene Rekenkamer heeft de Staatssecretaris van Financiën aangegeven dat hij de conclusies van de Algemene Rekenkamer onderschrijft en dat hij zich kan vinden in de aanbevelingen. Tevens heeft de staatssecretaris aangegeven dat hij een programma zal opzetten om de gesignaleerde problemen aan te pakken. Hierbij zal onder andere aandacht worden gegeven aan de aanbeveling met betrekking tot de vertrouwenspersoon. Bij het uitbrengen van het verslag van de Belastingdienst over 1999 zal worden gerapporteerd over de uitvoering van de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer.

Vraag GroenLinks

Volgens blad Quote hebben de 500 rijkste Nederlanders een vermogen van 156 mld. Bij een forfaitair rendement van 4% loopt Vermeend 186 mln aan belastingopbrengsten mis, als ervan wordt uitgegaan dat 8% rendement te behalen is.

Antwoord

De heer Platvoet baseert zich bij zijn berekening op een werkelijk rendement van gemiddeld 8%. Het fiscaal belaste rendement ligt echter in het algemeen aanmerkelijk lager. Bij aandelen ligt dat gemiddeld bijvoorbeeld op niet meer dan 1 á 2%. De rest van het in de afgelopen jaren gerealiseerde rendement op aandelen bestaat uitonbelaste koerswinsten. De invoering van het voorgestelde stelsel van forfaitair rendement leidt per saldo dan ook tot een meeropbrengst.

Vraag VVD

Hoe staat het met de voortgang bij de ombuigingen uit het Regeerakkoord?

Antwoord

Ombuigingen

In onderstaande tabel 1 wordt, op basis van de tabel op pagina 66 van het Regeerakkoord, een overzicht gegeven van de stand van zaken met betrekking tot de ombuigingen uit het Regeerakkoord. In deze tabel wordt dezelfde indeling gevolgd als in het Regeerakkoord. Begrotingstechnisch waren de ombuigingen ten tijde van de Miljoenennota 1999 reeds toegedeeld naar de diverse begrotingen, de implementatie van alle maatregelen is daarna door de ministeries ter hand genomen. Op dit moment kan worden aangegeven dat de implementatie veelal op schema ligt; in de kolom stand van zaken wordt per maatregel stilgestaan bij de huidige situatie. Indien bij bepaalde ombuigingen de invulling/implementatie vertraging oploopt dan wordt dit ook in de kolom stand van zaken aangegeven.

Aangezien in het Regeerakkoord tevens is afgesproken dat de maatregelen die in de zorg zijn genomen ten gunste van de zorg blijven, zijn deze niet in tabel 1opgenomen. Om tóch inzichtelijk te maken hoe de maatregelen in de zorg zich uitkristalliseren is een aparte tabel 2opgesteld, die qua opzet vergelijkbaar is met tabel 1.

In de betreffende begrotingen 2000 wordt uiteraard (uitgebreider) ingegaan op de stand van zaken met betrekking tot hieronder genoemde maatregelen.

Tabel 1. Regeerakkoordombuigingen

Ombuigingen (in miljoenen guldens)1999200020012002Stand van Zaken
Doelmatigheid4741 1171 7472 334 
1. Arbeidsproductiviteit collectieve sector110220330450Bij Miljoenennota 1999 naar rato toegedeeld aan de diverse begrotingen.
2. Volume-taakstelling departementen3672108144Bij Miljoenennota 1999 naar rato toegedeeld aan de diverse begrotingen.
3. Budgettering incidentele loonstijging73170285435Bij Miljoenennota 1999 is deze taakstelling verwerkt op de aanvullende post arbeidsvoorwaarden. De jaarlijkse uitdeling loonbijstelling is, respectievelijk wordt, vervolgens voor deze taakstelling gekort. Voor de sector onderwijs en wetenschappen is de taakstelling naar rato verdeeld over de relevante begrotingen (OCenW en LNV).
4. Vergroting doelmatigheid departementale aankoop62123185246Bij Miljoenennota 1999 naar rato toegedeeld aan de diverse begrotingen.
5. Externe advisering18375454Bij Miljoenennota 1999 naar rato toegedeeld aan de diverse begrotingen.
6. Efficiency uitvoeringskosten uvis en SVB50250400500De SVB en de uvis hebben een aantal plannen waarmee de taakstelling zal worden gerealiseerd. Een aantal plannen van de uvis wordt nog nader uitgewerkt en besproken met het LISV.
7. Efficiency Arbvo/SWI255075100Deze ombuiging is taakstellend op de budgetten van Arbeidsvoorziening en het Gemeentefonds verwerkt. De ombuiging wordt gerealiseerd.
8. Tendering en uitbesteding VenW0306090De verlagingen zijn programmatisch verwerkt in het Infrastructuurfonds respectievelijk via doelmatigheidsbesparing op het beleidsterrein van personenvervoer verwerkt in de begroting van VenW.
9. LNV5090125150Op de begroting van LNV is een aantal maatregelen genomen, die zijn toegedeeld naar diverse artikelen. Het betreft hier onder meer een beperking van de apparaatsuitgaven en een beperking van een aantal subsidies.
10. Gevangeniswezen255075115De Tweede Kamer is via brief nr. 49 (TK 26 200 VI) geïnformeerd over de invulling van de taakstelling van 115 miljoen bij de gevangenissen. In de brief worden de concrete maatregelen genoemd.
11. Efficiency uitvoering IHS25255050Verschillende maatregelen zijn genomen; er is een verlaging doorgevoerd van de kostenvergoeding aan matigende verhuurders en bevoorschottende instanties, en de beoogde automatisering is in gang gezet en levert besparingseffecten op bij zowel Rijk, Gemeenten en verhuurders.
      
Marktconforme prijzen135170260300 
1. Nieuw contract gasprijs tuinders3570110150Invulling van de maatregel heeft gedeeltelijk plaatsgevonden via een verhoging van de gasbatenraming met de geraamde meeropbrengst als gevolg van de nieuwe contracten voor de tuinbouwsector.
2. Verkoop agrarische domeinen100100150150De maatregel is verwerkt in de ontvangsten uit de verkoop domeinen. In verband met extra ontvangsten in 1999 is de taakstelling voor 2001 en 2002 middels een intertemporele compensatie naar beneden aangepast tot 125 miljoen in 2001 en 100 miljoen in 2002.
      
Decentralisatie0250375500 
1. ABW-volume0250375500De ingeboekte bezuiniging moet worden gerealiseerd door een verhoging van het gemeentelijk aandeel in de financiering van de bijstand. Met de gemeenten is afgesproken om dit aandeel per 2001 te verhogen van 10% naar 25%. Deze afspraak wordt thans in het bestuurlijk overleg tussen Rijk en gemeenten nader uitgewerkt. \
Arbeidsvoorwaarden overheid0133267400 
1. Functioneel Leeftijdsontslag03367100Bij Miljoenennota 1999 is deze maatregel toegedeeld naar diverse begrotingen, m.n. de begrotingen van Defensie en BZK (sector Politie). Bij de sector Politie is in de CAO overeenstemming bereikt over maatregelen voor de FLO. Bij de sector Defensie zal het overleg over de FLO dit najaar plaatsvinden.
2. Ziektekostentegemoetkomingen0100200300Bij Miljoenennota 1999 is deze maatregel verwerkt op de aanvullende post arbeidsvoorwaarden. Nadien is een verdeling afgesproken over de sectoren Rijk, Onderwijs en Wetenschappen, Rechterlijke Macht, Politie en Defensie. De op basis van deze verdeling berekende percentages zullen in het desbetreffende jaar als korting op de kabinetsbijdrage voor de arbeidsvoorwaarden worden verwerkt. Concrete maatregelen t.a.v. de ziektekostentegemoetkomingen vallen onder het overeenstemmingsvereiste. In de CAOs voor de sectoren Rijk, Rechterlijke Macht en Defensie zijn concrete afspraken gemaakt voor de ziektekostentegemoetkomingen; bij de sectoren Politie en Onderwijs is dat nog niet gebeurd.
      
Onderwijs255075100 
1. Wacht- en lesgelden255075100De maatregel wachtgelden is taakstellend verdeeld over de onderwijssectoren. De lesgelden worden op basis van de Les- en cursusgeldenwet geïndexeerd. Daarnaast is de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek aangepast waarmee de jaarlijkse indexering van collegegeld met ingang van het collegejaar 1999/2000 plaatsvindt.
      
Volume Sociale Zekerheid170335500665 
1. Volume WAO/vangnet ZW (keuringspraktijk/arbo)75150225300De regering heeft in het najaar van 1998 een Plan van aanpak voor terugdringing van het WAO-volume gepresenteerd. In mei 1999 is een plan voor de hervorming van het poortwachtersmodel aan de Tweede Kamer gepresenteerd. Inschatting is op dit moment dat deze plannen ertoe leiden dat de ombuiging gerealiseerd wordt.
2. Volume WAO/vangnet ZW a.g.v. reductie wachtlijsten zorg50100150200Van deze ombuiging slaat 150 miljoen in 2002 neer bij de geprivatiseerde ziektewetuitgaven. Wat de rest van de ombuiging betreft, loopt er een discussie over de zorginkoop.
3. Volume WW255075100Een aantal van de voorstellen voor realisatie van de ombuiging zijn reeds ingevoerd en een aantal nog niet, waarbij het met name gaat om voorstellen voor het activerend ouderenbeleid. Er is een adviesaanvraag aan de SER verstuurd.
4. Vrijval ABW en arbeidsongeschiktheidsuitkering (WSW)20355065Als gevolg van de intensivering bij de WSW treedt vrijval op bij de ABW en de arbeidsongeschiktheidsregelingen.
      
Specifieke maatregelen zorg0153045 
1. Verhaalsrecht AWBZ0153045De stand van zaken wordt toegelicht in tabel 5.
      
Buitenlandbeleid5691 0251 5752000 
1. Beperking EU-uitgaven04259251 300Deze maatregel is reeds volledig gerealiseerd via de uitkomsten van Berlijn.
2. Verbreding begrip internationale samenwerking (non-ODA)69100150200Gerealiseerd; de binnenlandse apparaatsuitgaven van Buitenlandse Zaken zijn onder de hgIS gebracht, onder aftrek van de in het Regeerakkoord opgenomen budgettaire taakstellingen. \
3. Opvang A-statushouders onder ODA125125125125Gerealiseerd.
4. Defensie375375375375Voor 1999 gerealiseerd; plannen voor latere jaren zijn aangegeven in de Hoofdlijnennotitie. In de aan het eind n het jaar uit te brengen Defensienota zal een definitieve invulling plaatsvinden.
      
Overige ombuigingen1264316811 308 
1. Versneld afschaffen BWS0060145Gerealiseerd door een verlaging van de rijkssubsidiëring aan budgethouders en corporaties.
2. Verrekening lokatiegebonden subsidies0505050De maatregel is in de meerjarencijfers van de begroting verwerkt. Op dit moment wordt over de exacte wijze van invulling nog gesproken met de stadsgewesten (budgethouders).
3. Vermindering subsidies en kredieten EZ408095110Invulling heeft plaatsgevonden op diverse artikelen op de begroting van EZ waar subsidies en kredieten worden verantwoord.
4. Vermindering kredieten FIN20404040De maatregel is verwerkt op het artikel bijzondere financiering.
5. Verhogen boeten en transacties60606060De maatregel wordt ingevuld door een intensivering van het verkeerstoezicht. Inmiddels is deze intensivering van start gegaan in de vorm van regioplannen. Deze plannen richten zich op het handhaven van de maximumsnelheid, het rijden door rood licht en het voorkomen van rijden onder invloed.
6. Fraudeplan– 2342138285De besparing wordt gerealiseerd door verschillende fraudebestrijdingsmaatregelen, op de terreinen van SZW, de fiscaliteit en de horizontale fraudebestrijding (i.h.b. politie, magistratuur en bijzondere opsporingsdiensten). De maatregelen worden op dit moment geïmplementeerd. Verwezen wordt tevens naar de voortgangsrapportage fraudebestrijding die in juni jl. naar de Tweede Kamer is gestuurd.
7. Tegengaan misbruik en oneigenlijk gebruik fiscale regelgeving0100150500De invulling van deze maatregel is onderdeel van het ondernemerspakket dat voor een deel in het belastingplan 2000 is uitgewerkt. De fasering van de maatregelen van het ondernemerspakket leidt ertoe dat de realisatie van deze taakstelling iets achter loopt op het in het regeerakkoord voorziene tijdpad. Voor een nadere toelichting zij kortheidshalve verwezen naar de memorie van toelichting bij het belastingplan 2000.
8. Algemene indexatie eigen bijdragen295988118Bij Miljoenennota 1999 is deze maatregel toegedeeld naar diverse begrotingen.
      
Totaal14993 5265 5107 652 

In de onderstaande tabel 2 wordt een overzicht gegeven van de taakstellingen die in het BKZ verwerkt waren ten tijde van het opstellen van de Miljoenennota 1999. Deze taakstellingen zijn niet expliciet terug te vinden in de ombuigingslijst uit het Regeerakkoord, aangezien de zorg hier in netto-termen in verwerkt is.

Tabel 2: Ombuigingen Zorg

Ombuigingen (in miljoenen guldens)1999200020012002Stand van Zaken
1. Geneesmiddelen verzorgingshuizen25252525Deze taakstelling zal niet voor 2001 gerealiseerd worden, verzorgingshuizen zullen pas gebudgetteerd worden voor de geneesmiddelen bij de overgang naar de AWBZ per 1-1-2001. Het besparingsverlies is inmiddels anders gedekt.
2. Beperking groei hardlopende geneesmiddelen10203040Ten opzichte van de taakstelling Miljoenennota 1999 is het beleid t.a.v. hardlopende geneesmiddelen (cholestorol-verlagende middelen, maagzuurremmers en slaapmiddelen) aangescherpt, dit heeft tot ruimte geleid in 1999, 2000 en 2001. Deze meevaller is aangewend voor tegenvallers en besparingsverliezen elders.
3. Overheveling buiten-WTG155155155155Over het buiten de WTG plaatsen van geneesmiddelen is een onderzoek uitbesteed aan de Ziekenfondsraad (m.n. gericht op de positie van chronisch zieken), waardoor de geplande invoering per 1-1-99 niet kon worden gerealiseerd, maar per 1-4-99. Daarnaast is de ruimte voor de toelating van nieuwe geneesmiddelen vergroot. Dit tezamen resulteert in een besparingsverlies van 115 miljoen in 1999 en 20 miljoen structureel. Dit verlies is inmiddels gedekt uit meevallers elders.
4. Kortingen en bonussen apothekers150150150150De taakstelling bij Miljoenennota 1999 is gerealiseerd door een generieke korting op de inkoopvergoeding. Inmiddels is een additionele taakstelling opgenomen van 75 miljoen in 1999 tot 200 miljoen in 2002. VWS en het COTG zijn in een juridische procedure verwikkeld met de farmaceutische industrie en de apothekersorganisatie KNMP over de invoering van deze additionele maatregel.
5. Koopmans 80295555Afgesproken is dat per 1-1-2000 de poliklinisch voorgeschreven geneesmiddelen gebudgetteerd gaan worden, wel is rekening gehouden met een tegenvaller van 60 miljoen tot 2002. T.b.v. de realisering van de plannen Koopmans rond het Farmaco Transmuraal Therapeutisch Overleg en de invoering van het Elektronisch Voorschrijfsysteem bij huisartsen, wordt momenteel beleid ontwikkeld. In de meerjarenafspraken is overeengekomen dat de LHV en het NHG het elektronisch voorschrijfsysteem in de huisartsenpraktijk vanaf 2002 ingevoerd zullen hebben.
6.TVK-hulpmiddelen150200200200Deze taakstelling zal door de maatregelen uit het Plan van Aanpak hulpmiddelen gerealiseerd worden. Inmiddels zijn er op het terrein van de hulpmiddelen tegenvallers ontstaan. Momenteel wordt gewerkt aan een inventarisatie van mogelijke oplossingen.
7. Prijsbijstelling hulpmiddelen10101010Deze taakstelling wordt meegenomen in het totaalpakket hulpmiddelen.
8. Verhaalsrecht AWBZ15304560Het wetsvoorstel hiertoe is in het Parlement behandeld.
9. Centrale inning CAK 505050De centrale inning van de eigen bijdragen wordt per 1-7-2000 ingevoerd. Door de vertraging met een half jaar is een besparingsverlies van 25 miljoen in 2000 opgetreden. Dit verlies is elders gecompenseerd.
10. Zittend ziekenvervoer48484848Met de zorgverzekeraars zijn afspraken gemaakt over deze taakstelling.
11. Modernisering GVS255255255255De feitelijke opbrengst van de modernisering GVS blijft achter bij de taakstelling. Er is een beparingsverlies opgenomen van 110 miljoen in 1999 en 97 miljoen structureel. Dit verlies is binnen het BKZ gecompenseerd.
12. 3e VGR/Britse Pond 513010Door de stijging van de koers van het Britse Pond zijn de geneesmiddelenprijzen meer gestegen dan geraamd. Hiervoor is bij de 3e VGR1998 een taakstelling opgenomen. Deze is niet met maatregelen belegd, waardoor er een besparingsverlies is opgetreden. Inmiddels zijn door verdere appreciatie nieuwe tegenvallers opgetreden welke binnen het BKZ gecompenseerd zijn.
13. Prijsbijstelling geneesmiddelen45454545De structurele doorwerking is in het beeld verwerkt, samen met aanvullende tegenvallers in de geneesmiddelen die bij de Najaarsnota 1998 aan het licht kwamen.
14. Beperking incidenteel 1550100In overleg met de werkgevers over de frisse blik, is overeenstemming bereikt over het realiseren van deze taakstelling.
15. Beheerskosten particuliere verzekeraars10101010Deze taakstelling is gerealiseerd via afboeking van het kader.
16. Beheerskosten WTZ10101010Deze korting is deels gerealiseerd door een bevriezing van de administratiekostenvergoeding, het resterende bedrag wordt gerealiseerd door een nieuw systeem van administratiekostenvergoeding.
17. Doelmatiger inkoop 100200300Deze taakstelling is verwerkt in de meerjarenafspraken met de zorginstellingen.
18. Beheerskosten ZFW50505050Deze taakstelling vloeit voort uit het afschaffen van de eigen bijdrage ZFW en is verwerkt in de budgetten
Naar boven