Noot 1 (zie blz. 2)
Rapport van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrief van R.
C. Hessing
De commissie, benoemd tot onderzoek van de geloofsbrief van de heer R.
C. Hessing heeft de eer het volgende te rapporteren.
In de handen van de commissie zijn gesteld de volgende missiven van de
voorzitter van het Centraal Stembureau voor de verkiezing van de leden van
de Eerste Kamer der Staten-Generaal:
a. een, ter voldoening aan het bepaalde in artikel V 1, derde lid, van
de Kieswet, ten geleide van zijn besluit van 1 oktober 1999, nr. KR 99/87027A,
waarbij de heer R. C. Hessing te Zierikzee, wordt benoemd verklaard tot lid
van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, in de vacature ontstaan door het
ontslag van mevrouw Sorgdrager;
b. een, ter voldoening aan het bepaalde in artikel V 2, eerste lid, der
Kieswet, houdende mededeling dat de heer R. C. Hessing zijn benoeming aanneemt.
Het benoemde lid heeft overgelegd:
a. de kennisgeving van de voorzitter van het Centraal Stembureau dat hij
is benoemd;
b. een uittreksel uit het persoonsregister;
c. een verklaring betreffende de openbare betrekkingen welke hij bekleedt.
Uit deze stukken blijkt dat het benoemde lid de bij de wet gevorderde
leeftijd heeft bereikt en dat hij geen betrekking bekleedt welke onverenigbaar
is met het lidmaatschap van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.
De commissie heeft derhalve de eer voor te stellen de heer R. C. Hessing
als lid van de Kamer toe te laten.
De commissie:
Holdijk, voorzitter
Eversdijk
Ginjaar