1ste vergadering

Dinsdag 5 oktober 1999

13.30 uur

Voorzitter: Korthals Altes

Tegenwoordig zijn 69 leden, te weten:

Baarda, De Beer, Bemelmans-Videc, Van den Berg, Bierman, Bierman-Beukema toe Water, De Boer, Boorsma, Braks, Van den Broek-Laman Trip, Van Bruchem, Castricum, Dees, Doesburg, Dölle, Dupuis, Van Eekelen, Eversdijk, Van Gennip, Ginjaar, Hessing, Hilarides, Hirsch Ballin, Hofstede, Holdijk, Van den Hul-Omta, Jaarsma, De Jong, Jurgens, Ketting, Kneppers-Heynert, Kohnstamm, Korthals Altes, Van der Lans, Van Leeuwen, Lemstra, Van der Linden, Lodders-Elfferich, Luijten, Lycklama à Nijeholt, Meindertsma, Pastoor, Pitstra, Platvoet, Le Poole, Rabbinge, Rensema, Rosenthal, Ruers, Van Schijndel, Schuurman, Schuyer, Stekelenburg, Swenker, Tan, Terlouw, Van Thijn, Timmerman-Buck, Varekamp, Ter Veld, Veling, De Vries, Van Vugt, Werner, Wiegel, Witteveen, Woldring, De Wolff en Zwerver,

en de heer Korthals, minister van Justitie.

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mede, dat zijn ingekomen berichten van verhindering van de leden:

Stevens, wegens verblijf buitenslands;

Wolfson, wegens ziekte;

Roscam Abbing-Bos, wegens familieomstandigheden.

Deze berichten worden voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

Ingekomen is een brief van mevrouw Sorgdrager van de volgende inhoud:

"Mijnheer de voorzitter,

Onlangs ben ik door de ministerraad bij Hare Majesteit de Koningin voorgedragen voor benoeming tot voorzitter van de Raad voor Cultuur. Hoewel er formeel geen sprake is van incompatibiliteit met het lidmaatschap van de Eerste Kamer, wordt de combinatie zowel door mijzelf als door de bewindslieden van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen als onwenselijk beschouwd.

  • De discussie over de onafhankelijkheid van de raden en de verenigbaarheid met het lidmaatschap van een der Kamers der Staten-Generaal ligt nog vers in het geheugen. Datgene wat als argumenten voor incompatibiliteit naar voren is gebracht, geldt naar mijn mening voor alle leden van een adviesraad, maar in bijzondere mate voor de voorzitter van een van de raden.

  • Ik zal derhalve per 1 oktober aanstaande ontslag nemen als lid van de Kamer. Ik vind jammer dat ik slechts zo kort lid van deze Kamer heb kunnen zijn en zelfs zonder eenmaal het woord te mogen voeren alweer moet vertrekken. Het is niet anders.

Hoogachtend,

  • W. Sorgdrager."

De brief is gedateerd 20 september 1999. Er is mededeling van gedaan aan de voorzitter van het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer van de Staten-Generaal. Ik stel voor, de brief voor kennisgeving aan te nemen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ook is ingekomen een brief van de voorzitter van het centraal stembureau voor de verkiezing van leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal met de mededeling dat de heer R.C. Hessing is benoemd tot lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal in de vacature ontstaan door het ontslag van mevrouw Sorgdrager.

Ik heb tot leden van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrief van het benoemde lid der Kamer de heer R.C. Hessing benoemd: de heer Holdijk, tevens voorzitter, de heer Eversdijk en de heer Ginjaar. Ik deel aan de Kamer mede dat de reeds ingekomen missives van de voorzitter van het centraal stembureau en de geloofsbrief van de heer Hessing inmiddels in handen zijn gesteld van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrief. Mij is gebleken dat de commissie haar taak reeds heeft verricht. Ik geef daarom het woord aan de heer Holdijk, voorzitter van de commissie, tot het uitbrengen van het rapport.

De heer Holdijk:

Voorzitter! De commissie die de geloofsbrieven van het benoemde lid van de Kamer R.C. Hessing heeft onderzocht, heeft de eer te rapporteren dat de geloofsbrief en de daarbij ingevolge de Kieswet overgelegde bescheiden in orde zijn bevonden. Het rapport van de commissie is ter griffie neergelegd ter inzage voor de leden. De commissie adviseert de Kamer om R.C. Hessing als lid van de Kamer toe te laten.

De voorzitter:

Ik dank de heer Holdijk voor het uitbrengen van het rapport en de commissie voor het verrichten van haar taak. Ik stel de Kamer voor, het advies van de commissie te volgen en het rapport in de Handelingen te doen opnemen.

Daartoe wordt besloten.

(Het rapport is opgenomen aan het eind van deze editie.)1

De voorzitter:

Ik verzoek de griffier, de heer R.C. Hessing binnen te leiden.

Nadat de griffier de heer R.C. Hessing heeft binnengeleid legt deze in handen van de voorzitter de bij de wet voorgeschreven verklaring en belofte af.

De voorzitter:

Ik wens u van harte geluk met het hernieuwde lidmaatschap van deze Kamer.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ingekomen zijn twee beschikkingen van de voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal houdende aanwijzing van de Nederlandse leden en plaatsvervangende leden van de Noord-Atlantische Assemblee en aanwijzing van vertegenwoordigers en plaatsvervangende vertegenwoordigers in de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa.

Deze beschikkingen liggen op de Griffie ter inzage. Ik stel voor, deze beschikkingen voor kennisgeving aan te nemen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

De overige ingekomen stukken staan op een lijst, die in de zaal ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan, dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

(Deze lijst is, met de lijst van besluiten, opgenomen aan het eind van deze editie.)

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mede, dat ik de heer Stevens tot voorzitter van de commissie voor de Verzoekschriften heb benoemd.

Naar boven