Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Aanpassing van het fiscale procesrecht aan de Algemene wet bestuursrecht en wijziging van een aantal fiscale en andere wetten (herziening van het fiscale procesrecht) (25175).

(Zie vergadering van 13 oktober 1998.)

De beraadslaging wordt hervat.

De heer Stevens (CDA):

Voorzitter! Tijdens de vorige vergadering heb ik uitgesproken dat recht doen op geheime stukken in belastingzaken niet thuishoort in het belastingrecht. Deze stellingname werd onderschre ven door de andere woordvoerders. Ik heb toen tijd gevraagd voor overleg met de fracties en om de mogelijkheid van het indienen van een motie te overwegen.

De toepassing van de Algemene wet bestuursrecht in het procesrecht brengt met zich dat artikel 8:29 AWB van toepassing wordt in belastingzaken. Daardoor ontstaat de mogelijkheid dat de belastingrechter moet rechtspreken op basis van stukken die de belastingplichtige niet kent. De toepasselijkheid van artikel 8:29 van de AWB op fiscale procedures wordt in brede kring echter als ongewenst gezien, omdat op deze wijze in een fiscale procedure gegevens gebruikt kunnen worden die voor een belastingplichtige verborgen blijven. Beroep op geheimhouding door de rechter op verzoek van de belastingdienst kan leiden tot vervreemding van de belanghebbende burger. Ik verzoek daarom de regering in de instructie beroepschriften een bepaling op te nemen dat van de zijde van de belastingdienst geen beroep zal worden gedaan op artikel 8:29, eerste lid, AWB behoudens in die gevallen waarin naar het oordeel van de belastingplichtige stukken aan het dossier moeten worden toegevoegd, omdat ze op de zaak betrekking hebben. Ik verzoek de regering tevens de toepassing van deze bepaling in de instructie te monitoren en daarvan jaarlijks verslag te doen in de toelichting bij de begroting van het ministerie van Financiën. Mocht de regering daartoe niet bereid zijn, dan zal ik mij gedwongen voelen een motie van deze strekking in te dienen die kamerbreed wordt ondersteund.

De heer Rensema (VVD):

Mijnheer de voorzitter! Ik handhaaf hetgeen ik hier veertien dagen geleden heb gezegd. Het is niet zinvol om alles te herhalen. Slechts op een enkel punt vraag ik de minister om opheldering.

Wringt de geheimhouding niet met de motiveringsplicht? Het is niet goed denkbaar dat een verhoging van een aanslag gemotiveerd kan worden door de mededeling dat op grond van geheime informatie die alleen aan het hof ter beschikking staat, moet worden geoordeeld dat belanghebbende nog een extra inkomen heeft genoten. Ik blijf van mening dat het recht doen op geheime stukken niet wenselijk is en dat dit ook niet goed mogelijk is. Voorzitter! Wij steunen voorshands de aankondigde motie van de heer Stevens.

Wij hechten bijzonder aan de termijn van tien dagen. Alles wat daarover in deze Kamer is gezegd – natuurlijk ook de reactie van de minister – zal van belang zijn voor de uitleg van de wet. Op dat punt is er al sprake van een zekere vooruitgang.

Minister Korthals:

Mijnheer de voorzitter! Veertien dagen geleden hebben wij uitvoerig van gedachten gewisseld over artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht en over het voorstel, deze bepaling van overeenkomstige toepassing te verklaren op het belastingprocesrecht. Kamerbreed zijn toen ernstige bedenkingen geuit tegen dit voorstel. De teneur was dat het in het algemeen niet aangaat – en zeker niet in het belastingrecht – dat de rechter recht doet op stukken die aan een van de partijen niet bekend zijn. Ik heb toen onder meer naar voren gebracht dat in de instructie voor beroepschriften zal worden neergelegd dat de belastingdienst slechts in uitzonderlijke gevallen een beroep zal doen op artikel 8:29. Ik heb ook gezegd dat de toepassing van deze bepaling zal worden gemonitord en dat in het kader van de volgende evaluatie van de AWB artikel 8:29 zo nodig kan worden gewijzigd.

Voorzitter! Er ligt een conceptmotie van de heer Stevens voor indiening gereed. De staatssecretaris van Financiën en ik kunnen ons vinden in de strekking van de opmerkingen van de heer Stevens. Zij zijn in lijn met en ondersteunen hetgeen ik naar voren heb gebracht.

De strekking van het betoog van de heer Stevens waarborgt een zorgvuldige rechtspleging waarin op een evenwichtige wijze met de belangen van procespartijen en eventuele derden kan worden omgegaan. De regering wordt immers verzocht om in de instructie beroepschriften aan de belastingdienst op te nemen dat van de zijde van de belastingdienst geen beroep zal worden gedaan op artikel 8:29, eerste lid, AWB, tenzij naar het oordeel van de belastingplichtige stukken aan het dossier moeten worden toegevoegd omdat zij op de zaak betrekking hebben. Tevens wordt de regering verzocht om de toepassing van de bepaling in de instructie te monitoren en daarvan jaarlijks in het kader van de begroting van het ministerie van Financiën verslag te doen.

Voorzitter! De instructie aan de belastingdienst zal worden opgenomen in het Besluit beroep in belastingzaken dat in de plaats is gekomen van de instructie inzake beroepschriften. Dat is ook de kern van hetgeen de heer Stevens naar voren heeft gebracht. Het komt erop neer dat de uitzonderlijke toepassing van deze bepaling op verzoek van de inspecteur nooit in het nadeel van de belastingplichtige kan zijn. Het betekent dat de inspecteur aan zijn beslissing geen voor de belastingplichtige nadelige gegevens ten grondslag zal leggen die niet aan de rechter en de wederpartij bekend mogen zijn. Een beroep op artikel 8:29 is de inspecteur slechts toegestaan indien de belastingplichtige meent dat een stuk dat naar zijn oordeel op de zaak betrekking heeft, alsnog door de inspecteur in het geding moet worden gebracht. Mocht de inspecteur zich in een dergelijk geval gehouden voelen om een beroep op geheimhouding te doen, dan kan de belastingplichtige in het geval dat de rechter een beroep op beperkte geheimhouding zal honoreren, zich op het standpunt stellen dat kennisneming van het stuk door de rechter in zijn voordeel is.

Voorzitter! Ik wil nog het volgende opmerken over de monitoring. De inspecteurs zullen de instructie krijgen om toepassing van artikel 8:29 te melden aan het ministerie van Financiën. De verslaglegging van de toepassing van artikel 8:29 kan worden opgenomen in de memorie van toelichting bij de begroting van het ministerie van Financiën. Ik vraag mij evenwel af of verslaglegging in een afzonderlijke brief niet praktischer is. Mocht de staatssecretaris een praktischer wijze van verslaglegging voor ogen hebben, dan neem ik aan dat de Kamer daarin mee zal kunnen gaan.

Voorzitter! De heer Rensema heeft gevraagd of de geheimhouding niet wringt met de motiveringsplicht. Dit punt komt niet aan de orde, omdat artikel 8:29 Algemene wet bestuursrecht niet ten nadele van de belastingplichtige kan worden toegepast. Hij was overigens indertijd de eerste die zeer veel aandacht heeft gevraagd voor dit punt. Dat kan dus inderdaad niet volgens de uitleg die ik hierbij gegeven heb. Voorts heeft hij nog heel duidelijk aandacht gevraagd voor de termijn van tien dagen. Hij heeft erop gewezen dat wij er tijdens de vorige bijeenkomst in de Kamer uitvoerig op zijn ingegaan. Ik ben het uiteraard met hem eens dat wat hier gezegd is, ook van invloed is op de rechter die daar uiteindelijk rekening mee zal houden.

Voorzitter! Ik hoop dat het wetsvoorstel zoals het hier voorligt, met brede steun in de Kamer zal worden aangenomen.

De heer Stevens (CDA):

Voorzitter! Ik dank de minister en de staatssecretaris voor hun toezegging. Dit maakt het indienen van de motie als zodanig overbodig. Ik constateer dat hiermee de werking van artikel 8:29 van de AWB de facto buiten werking is gesteld in belastingzaken behoudens in de gevallen waarin naar het oordeel van de belastingplichtige stukken aan het dossier moeten worden toegevoegd.

Wat ons betreft, is er geen bezwaar om de verslaglegging te laten plaatsvinden in een afzonderlijke brief van de staatssecretaris van Financiën, mits dat jaarlijks gebeurt. Ik wil de bewindslieden gaarne in overweging geven om bij een volgende gelegenheid – en dan wellicht bij de evaluatie – de wet op dit punt aan te passen.

Voorzitter! Het CDA zal zijn stem aan dit wetsvoorstel niet onthouden.

De beraadslaging wordt gesloten.

Het wetsvoorstel wordt zonder stemming aangenomen.

Sluiting 13.50 uur

Naar boven