4de vergadering

Dinsdag 27 oktober 1998

13.30 uur

Voorzitter: Korthals Altes

Tegenwoordig zijn 66 leden, te weten:

Baarda, De Beer, Van den Berg, Bierman, De Boer, Boorsma, Braks, Van den Broek-Laman Trip, Dees, Van Dijk, Van Eekelen, Eversdijk, Van Gennip, Ginjaar, Glastra van Loon, Glasz, Van Graafeiland, Grol-Overling, De Haze Winkelman, Heijmans, Heijne Makkreel, Hendriks, Hessing, Van Heukelum, Hilarides, Hofstede, Holdijk, Jaarsma, De Jager, Jurgens, Ketting, Korthals Altes, J. van Leeuwen, L.M. van Leeuwen, Linthorst, Lodewijks, Loudon, Luijten, Luimstra-Albeda, Maas-de Brouwer, Meeter, Michiels van Kessenich-Hoogendam, Pit, Pitstra, Le Poole, Postma, Rensema, Rongen, Roscam Abbing-Bos, Ruers, Scholten, Schoondergang-Horikx, Schuurman, Schuyer, Steenkamp, Stevens, Stoffelen, Talsma, Tiesinga-Autsema, Tuinstra, Veling, Verbeek, Vrisekoop, Werner, Wiegel en Zwerver,

en de heer Korthals, minister van Justitie.

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mede, dat zijn ingekomen berichten van verhindering van de leden:

Lycklama à Nijeholt, Hirsch Ballin en Zijlstra, wegens verblijf buitenslands;

Batenburg, wegens ziekte.

Deze berichten worden voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst, die in de zaal ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan, dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

(Deze lijst is, met de lijst van besluiten, opgenomen aan het eind van deze editie.)

De voorzitter:

Aangezien voor verschillende verdragen die ter stilzwijgende goedkeuring zijn voorgelegd en gedrukt onder de nummers 26214, 26216 en 26223 de termijn is verstreken, stel ik vast, dat wat deze Kamer betreft aan uitdrukkelijke goedkeuring van deze verdragen geen behoefte bestaat.

Ik deel aan de Kamer mee, dat op 19 oktober jongstleden het verslag van de JBZ-Raad van 24 september jongstleden is aangeboden met begeleidende brief. In deze brief verzoeken de betrokken bewindslieden om verdere afhandeling van ontwerpbesluit nr. 5. Op dit ontwerpbesluit had de Kamer haar positie gereserveerd vanwege stapeling van gemaakte voorbehouden en om de tekst van het ontwerpbesluit. Sindsdien is over beide kwesties informatie aangeboden waarmee de Kamer tevreden is. Om die reden adviseren de desbetreffende vaste commissies van de Eerste Kamer thans het gemaakte parlementair voorbehoud op te heffen. Ik stel aan de Kamer voor, dit advies te volgen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven