37ste vergadering

Dinsdag 8 september 1998

13.30 uur

Voorzitter: Korthals Altes

Tegenwoordig zijn 62 leden, te weten:

Baarda, De Beer, Van den Berg, Bierman, De Boer, Boorsma, Van den Broek-Laman Trip, Dees, Van Dijk, Eversdijk, Gelderblom-Lankhout, Van Gennip, Ginjaar, Glastra van Loon, Glasz, Grol-Overling, De Haze Winkelman, Heijmans, Hendriks, Hessing, Van Heukelum, Hofstede, Holdijk, Jaarsma, De Jager, Jurgens, Korthals Altes, J. van Leeuwen, L.M. van Leeuwen, Linthorst, Lodewijks, Loudon, Luijten, Luimstra-Albeda, Lycklama à Nijeholt, Maas-de Brouwer, Meeter, Michiels van Kessenich-Hoogendam, Pit, Pitstra, Le Poole, Postma, Rensema, Rongen, Roscam Abbing-Bos, Ruers, Scholten, Schoondergang-Horikx, Schuurman, Schuyer, Stevens, Talsma, Tiesinga-Autsema, Varekamp, Ter Veld, Veling, Verbeek, Vrisekoop, Werner, Wöltgens, Van de Zandschulp en Zwerver,

en de heer Peper, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mede, dat zijn ingekomen berichten van verhindering van de leden:

Tuinstra, Braks, Heijne Makkreel en Zijlstra wegens verblijf in Moskou in verband met het bijwonen van de bijeenkomst van de Interparlementaire Unie;

Hirsch Ballin wegens verblijf in het buitenland;

Van Graafeiland wegens bezigheden elders.

Deze berichten worden voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mede, dat door mij zijn benoemd tot leden van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrief van het benoemde lid der Kamer mevrouw Maas-de Brouwer, mevrouw Van den Broek-Laman Trip (voorzitter), mevrouw Luimstra-Albeda en mevrouw Schoondergang-Horikx.

Ik deel aan de Kamer mede, dat de reeds ingekomen missives van het Centraal Stembureau van de geloofsbrief van mevrouw Maas-de Brouwer inmiddels in handen zijn gesteld van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrief.

Het is mij gebleken, dat de commissie haar taak reeds heeft verricht. Ik geef derhalve het woord aan mevrouw Van den Broek-Laman Trip, voorzitter van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrief van mevrouw Maas-de Brouwer, tot het uitbrengen van het rapport.

Mevrouw Van den Broek-Laman Trip:

De commissie welke de geloofsbrief van het benoemde lid van de Kamer, mevrouw Maas-de Brouwer, heeft onderzocht, heeft de eer te rapporteren dat de geloofsbrief en de daarbij, ingevolge de Kieswet, overgelegde bescheiden in orde zijn bevonden. Het rapport van de commissie is neergelegd ter griffie, ter inzage voor de leden.

De commissie adviseert de Kamer om mevrouw Maas-de Brouwer als lid van de Kamer toe te laten.

De voorzitter:

Ik dank mevrouw Van den Broek voor het uitbrengen van het rapport en de commissie voor het verrichten van haar taak.

Ik stel aan de Kamer voor, het advies van de commissie te volgen en het rapport in de Handelingen te doen opnemen.

Daartoe wordt besloten.

(Het rapport is opgenomen aan het eind van deze editie.)1

De voorzitter:

Ik verzoek de griffier mevrouw Maas-de Brouwer binnen te leiden.

Mevrouw Maas-de Brouwer legt in handen van de voorzitter de bij de wet voorgeschreven verklaring en belofte af.

De vergadering wordt enige minuten geschorst.

De voorzitter:

Ingekomen is een bericht van het overlijden van het oud-lid der Kamer de heer M.A. Geuze. Namens de Kamer heb ik een bericht van rouwbeklag gezonden aan mevrouw Geuze-Tazelaar. Ik verzoek u dit bericht staande aan te horen.

'Hooggeachte mevrouw,

Mede namens de Eerste Kamer der Staten-Generaal betuig ik u mijn deelneming met het overlijden van uw echtgenoot, ir. Marinus Adriaan Geuze, van 6 november 1956 tot 18 december 1967 lid van deze Kamer. Hoewel geboren en overleden in west-Noord-Brabant, heeft uw echtgenoot een groot deel van zijn leven gewoond en gewerkt in Zeeland, Voorzitterde provincie waarin zijn politieke groepering, de Christelijk-Historische Unie, altijd sterk vertegenwoordigd was. Hij was landbouwer te Poortvliet toen hij geroepen werd tot het lidmaatschap van de Eerste Kamer. Tegen het eind van het lidmaatschap werd hij ook lid van de gemeenteraad van zijn woonplaats. In de Eerste Kamer vervulde hij het voorzitterschap van zijn fractie van 9 maart 1965 tot 25 september 1966.

Veel van zijn belangrijke nevenfuncties lagen op het gebied van de landbouw en de infrastructuur. Zo was hij onder andere vice-voorzitter van het Koninklijk Nederlands Landbouw Comité, voorzitter van de Zeeuwse Landbouw-Maatschappij en voorzitter van de Landbouw Coöperatieve Centrale voor Zuid-West-Nederland. Daarnaast was hij geruime tijd lid van de Raad voor de Waterstaat.

Hij bewoog zich ook op het internationale vlak, en wel als lid van de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad en voorzitter van de technische commissie van de Conférence Européen d'Agriculture.

Na zijn lidmaatschap van de Eerste Kamer werd hij Kamerheer in buitengewone dienst van Hare Majesteit de Koningin.

In de Eerste Kamer hield hij zich vooral bezig met landbouw en visserij, verkeer en waterstaat, maar ook met economische zaken, financiën en sociale zaken. Zijn maidenspeech op 21 mei 1957 betrof de begroting van het Ministerie van Financiën.

De Eerste Kamer herdenkt uw echtgenoot als een man die zijn krachten mede in dienst heeft gesteld van de gemeenschap gedurende de belangrijke periode van wederopbouw en herstel van ons land na de Tweede Wereldoorlog en de periode daarna, waarin de overlegeconomie die ons land een stevig fundament gaf voor toekomstige welvaart, werd gevestigd.

Hij ruste in vrede.'

Ik verzoek u enkele ogenblikken stilte in acht te nemen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst, die in de zaal ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan, dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven