Noot 1 (zie blz. 1588)
Rapport van de commissie tot onderzoek van
de geloofsbrief van de heer R. F. Ruers
De Commissie, benoemd tot onderzoek van de geloofsbrief van de heer R.
F. Ruers heeft de eer het volgende te rapporteren.
In de handen van de Commissie zijn gesteld de volgende missiven van de
voorzitter van het Centraal Stembureau voor de verkiezing van de leden van
de Eerste Kamer der Staten-Generaal:
a. een, ter voldoening aan het bepaalde in artikel V1, derde lid, van
de Kieswet, ten geleide van zijn besluit van 13 januari 1998, nr. KR 97/142
waarbij de heer R. F. Ruers te Utrecht, wordt benoemd verklaard tot lid van
de Eerste Kamer der Staten-Generaal, in de vacature ontstaan door het ontslag
van de heer J. de Wit te Heerlen;
b. een, ter voldoening aan het bepaalde in artikel V2, eerste lid, der
Kieswet, houdende mededeling dat de heer R. F. Ruers zijn benoeming aanneemt.
Het benoemde lid heeft overgelegd:
a. de kennisgeving van de voorzitter van het Centraal Stembureau dat hij
is benoemd;
b. een uittreksel uit het persoonsregister;
c. een verklaring betreffende de openbare betrekkingen welke hij bekleedt.
Uit deze stukken blijkt dat het benoemde lid de bij de wet gevorderde
leeftijd heeft bereikt en dat hij geen betrekking bekleedt welke onverenigbaar
is met het lidmaatschap van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.
De Commissie heeft derhalve de eer voor te stellen de heer R. F. Ruers
als lid van de Kamer toe te laten.
De Commissie:
M. Bierman (voorzitter)
G. Holdijk
J. J. A. M. van Gennip