15de vergadering
Dinsdag 28 januari 1997
13.30 uur
Voorzitter: Tjeenk WillinkIngekomen stukken
Tegenwoordig zijn 64 leden, te weten:
Baarda, Batenburg, De Beer, Van den Berg, Bierman, De Boer, Boorsma, Van
den Broek-Laman Trip, Cohen, Van Dijk, Van Eekelen, Van Gennip, Glastra van
Loon, Van Graafeiland, Grewel, De Haze Winkelman, Heijmans, Heijne Makkreel,
Hendriks, Hessing, Van Heukelum, Hilarides, Hirsch Ballin, Hofstede, Holdijk,
Jaarsma, De Jager, Ketting, Korthals Altes, J. van Leeuwen, L.M. van Leeuwen,
Linthorst, Lodewijks, Loudon, Luijten, Luimstra-Albeda, Lycklama à
Nijeholt, Michiels van Kessenich-Hoogendam, Pit, Pitstra, Le Poole, Postma,
Rensema, Rongen, Roscam Abbing-Bos, Schoondergang-Horikx, Schuurman, Schuyer,
Staal, Steenkamp, Stevens, Stoffelen, Talsma, Tjeenk Willink, Tuinstra, Ter
Veld, Veling, Werner, Wiegel, De Wit, Wöltgens, Van de Zandschulp, Zijlstra
en Zwerver,
en mevrouw Van Dok-van Weele, staatssecretaris van Economische Zaken.
De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mede, dat zijn ingekomen berichten van verhindering
van de leden:
Jurgens, Verbeek en Eversdijk, in verband met het bijwonen van een vergadering
van de Raad van Europa in Straatsburg;
Braks, in verband met het bijwonen van een begrafenis;
Glasz, wegens bezigheden elders;
Grol-Overling, wegens ziekte.
Deze berichten worden voor kennisgeving aangenomen.
De voorzitter:
Ingekomen is de volgende brief:
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer van de Staten-Generaal,
Hierbij deel ik U mede, dat ik met ingang van 11 maart 1997 ontslag neem
als lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal in verband met mijn benoeming
per 1 juli 1997 tot Vice-President van de Raad van State.
(w.g. mr.
H.D. Tjeenk Willink)
Van deze brief is mededeling gedaan aan de voorzitter van het Centraal
stembureau voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
en aan de minister van Binnenlandse Zaken.
Ik stel voor, deze brief voor kennisgeving aan te nemen.
De voorzitter:
Geachte medeleden. Staat u mij toe, aan deze formele brief een korte verklaring
toe te voegen.
Met de beëindiging van het lidmaatschap zal ook een einde komen aan
mijn voorzitterschap van deze Kamer, dat ik met zo buitengewoon veel genoegen
vervul. Formele belemmeringen om het voorzitterschap tot 1 juli te blijven
vervullen, zijn er niet. Bij het besluit om toch eerder terug te treden, hebben
drie overwegingen een rol gespeeld.
Allereerst acht ik een mogelijke vermenging, materieel, van huidige en
toekomstige verantwoordelijkheden ongewenst. Staten-Generaal en Raad van State
vervullen in ons staatsbestel verschillende functies.
Daarnaast opent een terugtreden medio maart de mogelijkheid, mij althans
enigermate voor te bereiden op hetgeen van mij na 1 juli wordt verwacht.
Ten slotte acht ik het zeer gewenst dat de Kamer op korte termijn haar
nieuwe voorzitter kan kiezen.
Hoewel ik mij verheug op de nieuwe functie, zal ik de Kamer, het werk
én vooral de mensen zeer missen.
De heer Heijne Makkreel (VVD):
Voorzitter! U hebt gewaagd van de wijze waarop u het voorzitterschap vervuld
hebt. Ik denk dat de Kamer ruimschoots de gelegenheid zal hebben, daaraan
aandacht te schenken op het moment dat zij afscheid van u neemt. Het is echter
ook juist, zoals de heer Korthals Altes al heeft gedaan in het College van
senioren, op dit moment namens de Kamer in de openbare vergadering een gelukwens
uit te spreken met de buitengewoon eervolle benoeming die u ten deel is gevallen.
De voorzitter:
Ik dank u wel.
De overige ingekomen stukken staan op een lijst, die in de zaal ter inzage
ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling.
Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen,
neem ik aan, dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.
(Deze lijst is, met de lijst van besluiten, opgenomen aan het eind van
deze editie.)
De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat binnengekomen is een verslag met een vervolgschrijven
van de bijeenkomst van het Uitvoerend Comité Schengen op 19 december
1996. In deze stukken zijn ten minste drie het Koninkrijk bindende ontwerpbesluiten
vervat, om niet te zeggen verborgen. Op de behandeling ervan is de procedure
van toepassing die geldt voor zogenaamde parlementaire recesperiodes. Derhalve
zullen de desbetreffende vaste commissies van de Kamer zich heden beraden
over deze ontwerpbesluiten. Zo spoedig mogelijk zal ik de Kamer mededeling
doen van het resultaat van dit beraad.
In verband met ziekte van de minister van Economische Zaken kan de begrotingsbehandeling
Economische Zaken vandaag niet doorgaan. Na overleg met het College van senioren
is besloten, deze begrotingsbehandeling te laten plaatsvinden op dinsdag 22
april a.s. Ik constateer dat de Kamer hiermee akkoord gaat.