Herdenking W.F. de Gaay Fortman

De voorzitter:

"Je bent met politiek bezig, dan kun je niet altijd doen wat een ander graag wil" is een uitspraak die zijn biografen Breedveld en Jansen van Galen hebben opgetekend uit de mond van mr. W.F. de Gaay Fortman, die op Stille Zaterdag, na een welbesteed leven, in de ouderdom van 85 jaar is overleden.

Het was een welbesteed leven, gewijd aan wetenschap en politiek, aan Vrije Universiteit en Anti-Revolutionaire Partij, aan rechtswetenschap en het landsbestuur. Eén van de kenmerken van hen die geworteld zijn in de antirevolutionaire traditie, is dat zij een sterke bereidheid tonen tot honorering van een beroep dat de gemeenschap op hun talenten doet. Door deze toewijding aan de publieke zaak bestaat een regelmatige uitwisseling tussen wetenschap, de Vrije Universiteit, en het openbaar bestuur. Dit patroon heeft ook het openbare leven van W.F. de Gaay Fortman, Gaius voor wie hem tutoyeerden, gekenmerkt.

In zijn jeugd is er de band met zijn grootvader, tijdgenoot van Abraham Kuyper. In zijn studententijd is er de Vrije Universiteit. Daarna, vanaf 1934, was hij rijksambtenaar: vier jaar op Economische Zaken en van 1938 tot 1947 op het ministerie van Sociale Zaken. En dan van 30 mei 1947 tot 10 mei 1973, ruim een kwart eeuw, is hij hoogleraar Privaatrecht en Arbeidsrecht aan diezelfde universiteit, opvolger in de leerstoel van Gerbrandy, zijn leermeester.

In 1962-1963 is hij eerst een jaar, en van 1965 tot 1972 is hij zeven jaar rector-magnificus van deze universiteit. Op 19 december 1977, de dag waarop hij het ministerschap van Binnenlandse Zaken en inmiddels ook dat van Justitie neerlegt, keert hij op de leerstoel Privaatrecht en Arbeidsrecht terug.

Naast de antirevolutionaire overtuiging en het gereformeerde geloof heeft een belangrijke en in sommige gevallen misschien wel doorslaggevende invloed op de politieke keuzen van De Gaay Fortman gehad zijn toetreden in 1943 tot de redactie van het ondergrondse Vrij Nederland. Na de bevrijding blijft hij van die redactie deel uitmaken. Uit die tijd dateert de band met Joop den Uyl, die ook tot de redactie van Vrij Nederland gaat behoren. Pogingen De Gaay Fortman tot doorbraak naar de Partij van de Arbeid te overtuigen, lijden schipbreuk, onder andere op zijn overtuiging dat de opvattingen van de sociaal-democratie over de functie van de Staat als drager van het gezag niet toereikend waren.

Fortman blijft trouw aan Vrij Nederland en aan de in die tijd in de redactie nog levende herinnering aan de geest van het verzet tegen de vijand en aan de concrete gedachten ten aanzien van de noodzakelijke ontwikkeling van het economische en sociale leven. Die trouw wordt op de proef gesteld als in de brief die zijn benoeming tot hoogleraar aan de Vrije Universiteit bevestigt, tevens de verwachting wordt uitgesproken dat hij zijn medewerking aan Vrij Nederland niet voortzet. In een vlammende brief verwerpt De Gaay Fortman deze eis en hij trekt de aanvaarding van zijn benoeming in, nu het ernaar uitziet dat hij als hoogleraar aan de Vrije Universiteit "niet over die vrijheid en onafhankelijkheid kan beschikken", die hij "voor de vervulling van een dergelijk ambt noodzakelijk acht". Hij wint en blijft, zoals ik al zei, 26 jaar hoogleraar en keert na zijn ministerschap voor ruim een jaar terug.

De Gaay Fortman had dus eens al tot het uiterste de consequenties van zijn overtuiging getrokken vóór zijn eerste openbare optreden in de landspolitiek. Zijn gave om zijn kennis en kunde ten dienste van het land te stellen is al vroeg ontdekt en tijdens verschillende fasen van de kabinetscrisis van 1951 zijn hem verscheidene ministersposten aangeboden, waaronder die van Verkeer en Waterstaat en van Justitie. Bij deze gelegenheid bleek de visie van de partijleiding, die de deelneming van antirevolutionairen aan het kabinet niet wenste, doorslaggevend. Aldus bleven toen de werkzaamheden van De Gaay Fortman zich vooralsnog richten op de Vrije Universiteit en het Christelijk Nationaal Vakverbond. Vanaf 1948 was hij rector van de kaderschool van het CNV, een functie die hij 24 jaar vervulde.

Zelf heeft De Gaay Fortman zijn eerste openbare optreden in de landspolitiek – zijn optreden als kabinetsinformateur in de periode van 22 augustus tot 14 september 1956 – een zwarte bladzijde in zijn persoonlijk leven en in de hele Nederlandse politieke geschiedenis genoemd. Ik zal die bladzijde dus niet weer opslaan.

Veel meer bevrediging geeft hem zijn toetreden tot deze Kamer op 20 september 1960. Dat lidmaatschap duurt voort tot zijn ministerschap in 1973 en wordt voor een periode van vier jaren hervat op 20 september 1977, kort voor het einde van dat ministerschap.

Als lid van deze Kamer voert hij talloze malen het woord over onderwerpen die hem na aan het hart liggen: binnenlandse zaken, justitie, sociale zaken, ontwikkelingssamenwerking en verdragen. Maar zeker moeten ook worden genoemd Suriname en de Nederlandse Antillen. Voorafgaand aan zijn ministerschap in 1973 was hij gedurende twee jaren voorzitter van zijn fractie en ruim vijf jaren tweede ondervoorzitter van de Kamer. Om een beeld te schetsen van de rijkdom van zijn inbreng in deze Kamer, vermeld ik dat hij alleen al in die laatste periode van vier jaar 55 maal het woord voerde en voorzitter was van de vaste commissies voor Justitie en voor Algemene Zaken en het Huis der Koningin. Dat was dus toen hij het lidmaatschap weer had hernomen na een lang en vaak slopend ministerschap.

Dat ministerschap kwam in 1973. Ook toen waren de leiding en de Tweede-Kamerfractie van de Anti-Revolutionaire Partij van mening dat deelneming aan het beoogde kabinet, waarin de Partij van de Arbeid een leidende rol zou spelen, ongewenst was. De pogingen van de kabinetsformateurs Burger en Ruppert om antirevolutionairen voor het kabinet te winnen, werden gezien als inbreken. De christelijk-sociale overtuiging van De Gaay Fortman, gevoegd bij de bij hem niet bestaande afkeer van de sociaal-democratie, brachten hem ertoe om samen met Boersma de opvatting van de partijleiding te trotseren: "Je bent met politiek bezig, dan kun je niet altijd doen wat een ander graag wil."

Het is authentiek antirevolutionair om de stem van het eigen geweten te volgen. Maar naar ik veronderstel, is het ook de resultante van zijn antirevolutionaire wortels en zijn in de redactie van Vrij Nederland gegroeide overtuiging en bereidheid tot samenwerking met sociaal-democraten.

Het ministerschap van Binnenlandse Zaken was niet de eerste of hoogste ambitie van De Gaay Fortman. Hij was immers jurist en Justitie had zijn hart. De verantwoordelijkheid voor de grondwetsherziening maakte echter veel goed. Daar kwamen bovendien bij de verantwoordelijkheid als tweede vice-minister-president en de verantwoordelijkheid voor Suriname en de Nederlandse Antillen. Suriname werd onder zijn begeleiding onafhankelijk. In de Nederlandse Antillen had hij een deel van zijn jeugd doorgebracht. Met beide toenmalige Koninkrijksdelen had hij nauwe banden onderhouden, onder andere door zijn lidmaatschap van de adviesraad voor culturele samenwerking tussen de landen van het Koninkrijk.

Tegen het eind van zijn ambtsperiode – de formatie van het tweede kabinet-Den Uyl dat nooit gekomen is, sleept zich eindeloos voort – ziet de minister van Justitie Van Agt zich genoodzaakt zijn ambt neer te leggen om zijn zetel in de Tweede Kamer na ommekomst van de negentigdagentermijn te kunnen blijven bezetten. De Gaay Fortman wordt dan tevens minister van Justitie, het ministersambt dat hij eigenlijk het meest ambieerde. Tijdens de formatie van het kabinet-Van Agt/Wiegel biedt de formateur hem aan de zetel op Justitie, die aan een CDA'er van antirevolutionaire herkomst zal toevallen, te gaan bekleden. De overgang van een kabinet met een zo duidelijke signatuur van Partij van de Arbeid, D'66 en PPR naar een kabinet waarin de VVD mede accentbepalend zal zijn, vindt De Gaay Fortman niet in overeenstemming met de politieke zuiverheid, zelfs niet als het gaat om de portefeuille van Justitie, die hem zozeer ter harte gaat.

Aldus komt het beeld naar voren van een man die wist waarvoor hij stond, een man op wie vaak een beroep werd gedaan ter wille van de openbare zaak, onder andere tijdens de kabinetsformaties van 1960/61 en 1981, een man met veel kansen, maar die de kans alleen dan greep, wanneer dat met zijn geweten in overeenstemming was en die zich dan ook door niemand liet weerhouden. Gewetensvol en eigenzinnig. Door die eigenschappen was hij gerespecteerd, in ons land, maar ook in het onafhankelijke Suriname en op de Nederlandse Antillen en Aruba.

Wij herdenken in De Gaay Fortman een geleerde en een markant, zij het niet altijd onomstreden politicus: "... dan kun je niet altijd doen wat een ander wil". Zijn leven en werken stonden in dienst van zijn universiteit en van zijn land, maar hem moest wel de vrijheid worden geboden om de gevraagde dienst uit te voeren in overeenstemming met zijn geweten. In deze Kamer had hij die vrijheid te allen tijde: hij was een parel aan haar kroon.

Het woord is aan de minister-president.

Minister Kok:

Mijnheer de voorzitter! Namens de regering hecht ik eraan om woorden van dankbaarheid en ook van deelneming te spreken tijdens deze plechtigheid ter nagedachtenis van prof. mr. W.F. de Gaay Fortman, die op Stille Zaterdag 29 maart jongstleden is overleden. Woorden van dankbaarheid voor de uiterst waardevolle bijdragen die deze markante wetenschapper, politicus en bestuurder heeft geleverd aan het algemeen belang, aan de publieke zaak en aan het functioneren van onze samenleving. Woorden van deelneming aan zijn vrouw, zijn kinderen, zijn kleinkinderen en alle anderen in en buiten het familieverband die hem dierbaar waren en voor wie hij zoveel betekende.

In veel functies en verantwoordelijkheden heeft de heer De Gaay Fortman het landsbestuur gediend: als ambtenaar, als lid van de Eerste Kamer, als lid van het Europees Parlement, bij de vorming van kabinetten en als minister. Hij vervulde gedurende zeer vele jaren een vooraanstaande rol in de antirevolutionaire en christendemocratische politieke beweging. Niet als iemand die zich met hartstocht met het politieke bedrijf en alle daaraan inherente tot het handwerk behorende werkzaamheden verbonden voelde, maar veel meer in zijn eigen woorden als politicus uit plichtsbesef en overtuiging. Die overtuiging was, zoals wij allen weten, gebaseerd op een diepgeworteld christelijk-calvinistisch normbesef, gepaard aan een krachtige sociale inslag.

Die sociale overtuiging kwam op wel zeer bijzondere wijze tot uitdrukking toen hij in 1973 als minister toetrad tot het kabinet-Den Uyl. De heer De Gaay Fortman vond het tijd voor samenwerking tussen politici van christelijke huize en progressieve partijen. Die opvatting hield stand, ondanks ook andersluidende meningen in zijn omgeving en binnen de eigen Anti-Revolutionaire Partij.

Zijn vriendschap met de heer Den Uyl speelde daarbij ongetwijfeld een rol. Die vriendschap was gebaseerd op een gezamenlijke gereformeerde achtergrond en verwante opvattingen over sociale rechtvaardigheid. De heer De Gaay Fortman zei daar zelf wat over in zijn herdenkingsrede op 30 december 1987 ter nagedachtenis van de vlak voor kerstmis overleden Joop den Uyl. Ik citeer zijn woorden: "Wij behoorden beiden tot de generatie die is gevormd door twee gebeurtenissen die de wereld door elkaar hebben geschud: de economische crisis van de jaren dertig en de Tweede Wereldoorlog. Zij die deze oorlog mochten overleven vonden elkaar in de gemeenschappelijke opdracht te werken voor een rechtvaardiger maatschappelijke orde en een verdere uitbouw van de rechtsstaat."

De sterke betrokkenheid van de heer De Gaay Fortman bij het vormgeven aan sociale gerechtigheid kwam in al zijn beschouwingen en werkzaamheden naar voren. Bij de voorbereiding van de nieuwe Grondwet als minister van Binnenlandse Zaken was hij een vurig pleitbezorger voor het opnemen van sociale grondrechten in de Grondwet, het is zeker geen toeval dat hij promoveerde op een arbeidsrechtelijk onderwerp en zijn jarenlange intense betrokkenheid bij de werkzaamheden van het Christelijk Nationaal Vakverbond is een verdere illustratie.

Wellicht voelde de heer De Gaay Fortman – of Gaius, zoals zijn vele vrienden hem mochten noemen – zich in menig opzicht minder politicus dan wetenschapper. In de wetenschap kwamen zijn oorspronkelijkheid en onafhankelijkheid ten volle tot uitdrukking. In de vele jaren dat hij als hoogleraar en rector magnificus verbonden was aan de Vrije Universiteit combineerde hij zijn grote juridische kwaliteiten met zware bestuurlijke verantwoordelijkheden.

De heer De Gaay Fortman blijft in onze herinnering voortleven als een sociaal bewogen antirevolutionair, een man die door zijn onafhankelijkheid van geest en zijn respect voor de opvattingen van andersdenkenden in menig opzicht boven de partijen stond en daarmee een groot natuurlijk gezag uitstraalde. Hij kon zelf goed luisteren en nodigde anderen uit dat ook te doen. Een wijs en sober mens, wiens overlijden voor zeer velen een grote leegte achterlaat. Ons land, onze samenleving is veel dank aan hem verschuldigd.

Namens de regering wens ik zijn nabestaanden de kracht toe, het verlies van zijn overlijden te dragen. De warmte waarmee zovelen in onze samenleving zijn nagedachtenis met zich meedragen en het feit dat zovelen zich geïnspireerd voelen door zijn grote gaven van hoofd en hart mogen hen daarbij tot troost zijn.

De voorzitter:

Ik verzoek de Kamer enkele ogenblikken stilte in acht te nemen.

De aanwezigen nemen enkele ogenblikken stilte in acht.

De vergadering wordt enige ogenblikken geschorst.

Naar boven