6de vergadering

Dinsdag 14 november 1995

13.30 uur

Voorzitter: Tjeenk Willink

Tegenwoordig zijn 72 leden, te weten:

Baarda, Batenburg, De Beer, G. van den Berg, J.Th.J. van den Berg, Bierman, De Boer, Boorsma, Van den Broek-Laman Trip, Cohen, Dees, Van Dijk, Van Eekelen, Eversdijk, Gelderblom-Lankhout, Van Gennip, Ginjaar, Glastra van Loon, Glasz, Van Graafeiland, Grewel, Grol-Overling, De Haze Winkelman, Heijmans, Heijne Makkreel, Hendriks, Hessing, Van Heukelum, Hilarides, Hirsch Ballin, Hofstede, Holdijk, De Jager, Jurgens, Ketting, Korthals Altes, J. van Leeuwen, L.M. van Leeuwen, Linthorst, Lodewijks, Loudon, Luijten, Luimstra-Albeda, Lycklama à Nijeholt, Michiels van Kessenich-Hoogendam, Pit, Pitstra, Le Poole, Postma, Rensema, Rongen, Roscam Abbing-Bos, Schoondergang-Horikx, Schuurman, Schuyer, Staal, Steenkamp, Stevens, Talsma, Tjeenk Willink, Tuinstra, Varekamp, Ter Veld, Veling, Vrisekoop, Werner, Wiegel, De Wit, Wöltgens, Van de Zandschulp, Zijlstra en Zwerver,

en de heren Kok, minister-president, minister van Algemene Zaken, Dijkstal, vice-minister-president, minister van Binnenlandse Zaken, mevrouw Sorgdrager, minister van Justitie, de heren Ritzen, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Zalm, minister van Financiën, mevrouw De Boer, minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mevrouw Jorritsma-Lebbink, minister van Verkeer en Waterstaat, de heren Wijers, minister van Economische Zaken, Van Aartsen, minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Melkert, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mevrouw Borst-Eilers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de heren Pronk, minister voor Ontwikkelingssamenwerking, Kohnstamm, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, mevrouw Van de Vondervoort, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, mevrouw Schmitz, staatssecretaris van Justitie, de heren Vermeend, staatssecretaris van Financiën, Tommel, staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mevrouw Van Dok-van Weele, staatssecretaris van Economische Zaken, de heer Linschoten, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en mevrouw Terpstra, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mede, dat is ingekomen bericht van verhindering van het lid:

Braks, wegens verblijf buitenslands.

Dit bericht wordt voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

Door het type auto's voor de deur was het mij al helder dat hier veel ministers zijn. Toch zijn ingekomen berichten van verhindering van:

  • de minister van Defensie, wegens het bijwonen van een WEU-conferentie in Madrid;

  • de bewindspersonen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, in verband met de stemming over hun begroting in de Tweede Kamer, alleen voor het eerste deel van de vergadering;

  • de staatssecretarissen van Buitenlandse Zaken en van Defensie, wegens verblijf buitenslands.

De ingekomen stukken staan op een lijst, die in de zaal ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan, dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

(Deze lijst is, met de lijst van besluiten, opgenomen aan het eind van deze vergadering.)

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Hendriks heb ik hem benoemd tot lid van de vaste commissies voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat, voor Volkshuisvesting en voor Verkeer en Waterstaat.

Ik deel aan de Kamer mede, dat op 13 november jongstleden een geannoteerde agenda voor de bijeenkomst van de JBZ-Raad op 23 en 24 november aanstaande is aangeboden aan de Kamer. Deze agenda vermeldt onder andere twee het Koninkrijk bindende ontwerp-besluiten. Door deze krappe termijn komt het krachtens de Uitvoeringsovereenkomst ook aan deze Kamer toekomende recht van beraadslaging, waarvoor in principe een termijn van vijftien dagen is afgesproken, ernstig in het gedrang. Dat klemt te meer, omdat de Eerste Kamer zoals gebruikelijk het resultaat van het beraad ter zake in de Tweede Kamer afwacht. Voor zover bekend, zal dat resultaat pas op 22 november bekend zijn. Ik zal namens de Kamer mijn onvrede over deze gang van zaken schriftelijk aan de desbetreffende ministers kenbaar maken, opdat wij tot een betere afspraak komen.

Intussen heb ik het gebruikelijke signaal afgegeven, opdat deze Kamer de mogelijkheid heeft, vast te stellen of uitdrukkelijke instemming met de overgelegde ontwerp-besluiten wenselijk is.

Naar boven