25ste vergadering

Dinsdag 4 april 1995

13.30 uur

Voorzitter: Tjeenk Willink

Tegenwoordig zijn 66 leden, te weten:

Baarda, Baarveld-Schlaman, Barendregt, De Beer, Van den Berg, De Boer, Bolding, Boorsma, Van Boven, Van den Broek-Laman Trip, Coenemans, Van Dijk, Ermen, Fleers, Gelderblom-Lankhout, Van Gennip, Van Gijzen, Ginjaar, Van Graafeiland, Grol-Overling, Heijmans, Heijne Makkreel, Hilarides, Hoefnagels, Holdijk, Jaarsma-Buijserd, Kassies, Korthals Altes, Van Kuilenburg-Lodder, Kuiper, Van Leeuwen, Luimstra-Albeda, Luteijn, Mastik-Sonneveldt, Van der Meer, Mertens, Van der Meulen, Michiels van Kessenich-Hoogendam, Van Muijen, Pit, Pitstra, Postma, Redemeijer, Rongen, Schinck, Schuurman, Schuyer, Spier, Staal, Steenkamp, Stevens, Talsma, Tiesinga-Autsema, Tjeenk Willink, Tuinstra, Tummers, Van Veldhuizen, Veling, Verbeek, Vermaat, Vrisekoop, Wagemakers, Werner, Van der Wiel-Bosch, Van Wijngaarden en Van de Zandschulp,

en de heer Dijkstal, vice-minister-president, minister van Binnenlandse Zaken, mevrouw Borst-Eilers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de heer Tommel, staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, en mevrouw Terpstra, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mede, dat zijn ingekomen berichten van verhindering van de leden:

Eversdijk en K. Zijlstra, wegens verblijf buitenslands;

Huberts-Fokkelman, Braks, Glasz en R. Zijlstra, vandaag en de volgende week, eveneens wegens verblijf buitenslands;

De Savornin Lohman, wegens ziekte.

Deze berichten worden voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst, die in de zaal ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan, dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

(Deze lijst is, met de lijst van besluiten, opgenomen aan het eind van deze editie.)

De voorzitter:

Met betrekking tot het Koninkrijk-bindend ontwerp-besluit dat in het kader van de werkzaamheden van het Uitvoerend Comité Schengen op 20 maart jongstleden is binnengekomen, kan ik u in aansluiting op mijn eerdere mededeling aan de Kamer thans het volgende meedelen. Gelet op de hier vigerende procedure ter zake, het advies van de betrokken Kamercommissies en de plaatsgevonden besluitvorming in de Tweede Kamer heb ik de desbetreffende bewindspersonen doen weten dat deze Kamer geen uitdrukkelijke instemming vergt over het bedoelde ontwerp-besluit.

Naar boven