U bekijkt een publicatie met

Toon versie van document

Wijziging Omgevingsplan gemeente Oss - Casco omgevingsplan en regels voormalige stortplaatsen

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oss,

gelezen de inhoud van de wijziging 'Omgevingsplan gemeente Oss - Casco omgevingsplan en regels activiteiten voormalige stortplaatsen', de Motivering en de bijlagen bij de motivering I Verslag omgevingsdialoog en afstemming ketenpartners en II Nota van zienswijzen en ambtshalve wijzigingen,

besluit;

Artikel I

De wijziging van het Omgevingsplan gemeente Oss -  Casco omgevingsplan en regels activiteiten voormalige stortplaatsen zoals opgenomen in Bijlage A gewijzigd vast te stellen.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking op 31‑10‑2025.

Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oss in de vergadering van 9 september 2025.

Burgemeester en wethouders van Oss,

De secretaris,

H. Reints

De burgemeester,

F.T. de Jonge

Beroep

Tegen dit besluit kan beroep worden ingesteld tot zes weken na de dag volgend op de dag waarop het besluit is bekendgemaakt. Dat wil zeggen dat u een brief (een beroepschrift) stuurt aan de Raad van State. Daarin legt u uit waarom u het er niet mee eens bent.

U kunt alleen beroep instellen als u: 

- belang hebt bij de omgevingsplanwijziging, of

- hebt gereageerd (een zienswijze hebt ingediend) op de omgevingsplanwijziging, of

- aan kunt tonen dat u redelijkerwijs niet in staat geweest bent om een zienswijze in te dienen.

U stuurt uw beroepschrift aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

Postbus 20019 

2500 EA Den Haag

U kunt uw beroepschrift ook indienen via het digitaal loket van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Hebt u binnen de termijn beroep ingediend? Dan kunt u de Voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening te treffen. Dit betekent dat de Voorzieningenrechter een voorlopige uitspraak doet over uw beroep. De Afdeling doet dan later een definitieve uitspraak. De Voorzieningenrechter kan alleen een voorlopige uitspraak doen als er snel een uitspraak nodig is.

Onder de Omgevingswet heeft het instellen van beroep of het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening geen schorsende werking. Dit betekent dat de wijziging van het omgevingsplan direct in werking treedt en uitgevoerd mag worden. Pas als de Voorzieningenrechter een verzoek om voorlopige voorziening geheel of gedeeltelijk toewijst is uitvoering (deels) niet meer mogelijk.

U moet betalen om beroep in te stellen of een voorlopige voorziening te vragen.

Op de site www.raadvanstate.nl leest u meer over het indienen van een beroepschrift en hoeveel dit kost.

Bijlage A Bijlage bij artikel I

A

Hoofdstuk 1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Begripsbepalingen die, op de dag van de inwerkingtreding van de Omgevingswet, zijn opgenomen in de bijlage bij de Omgevingswet en in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op hoofdstuk 22 van dit omgevingsplan.

    De begripsbepalingen van dit omgevingsplan staan in bijlage I.

  • 2.

    Bijlage II bij dit omgevingsplan bevat begripsbepalingen voor de toepassing van hoofdstuk 22 van dit omgevingsplan.

  • 2.

    Tenzij daarvan in dit omgevingsplan is afgeweken, gelden voor dit omgevingsplan ook de begripsbepalingen uit bijlage I van:

  • 3.

    In aanvulling op het eerste en tweede lid zijn op de locatie ruimtelijke regels tijdelijk deel nog niet vervallen de begripsbepalingen uit het ter plaatse geldende ruimtelijk plan tijdelijk deel omgevingsplan van toepassing op de ruimtelijke regels in dat ruimtelijk plan tijdelijk deel omgevingsplan.

Artikel 1.2 Meet- en rekenbepalingen

  • 1.

    De meet- en rekenbepalingen van dit omgevingsplan staan in bijlage II.

  • 2.

    De meet- en rekenbepalingen die van toepassing zijn op hoofdstuk 22 van dit omgevingsplan staan in hoofdstuk 22 van dit omgevingsplan.

  • 3.

    In aanvulling op het eerste en tweede lid zijn op de locatie ruimtelijke regels tijdelijk deel nog niet vervallen de meet- en rekenbepalingen uit het ter plaatse geldende ruimtelijk plan tijdelijk deel omgevingsplan van toepassing op de ruimtelijke regels in dat ruimtelijk plan tijdelijk deel omgevingsplan.

Artikel 1.3 Geografische werkingsgebied omgevingsplan

  • 1.

    De regels in dit omgevingsplan gelden binnen het hele grondgebied van de gemeente Oss, tenzij in de regels is bepaald of uit de regels volgt dat ze in een beperkter geografisch werkingsgebied gelden.

  • 2.

    De geografische werkingsgebieden van dit omgevingsplan staan in bijlage III.

Artikel 1.4 Doelen

De regels uit dit omgevingsplan zijn, met het oog op de maatschappelijke doelen uit artikel 1.3 van de Omgevingswet, gericht op:

Artikel 1.5 Normadressaat

Tenzij elders in dit omgevingsplan anders is bepaald, gelden de regels voor een activiteit in dit omgevingsplan voor degene die de activiteit verricht. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels voor de activiteit.

Artikel 1.6 Algemene gegevens en bescheiden bij meldings- en informatieplicht

  • 1.

    Als gegevens en bescheiden worden verstrekt in het kader van een meldings- of informatieplicht op grond van dit omgevingsplan, dan worden die ondertekend en in ieder geval voorzien van:

    • a.

      een beschrijving van de activiteit waarop het verstrekken van de gegevens en bescheiden betrekking heeft;

    • b.

      naam, adres en telefoonnummer van degene die de activiteit verricht;

    • c.

      als de gegevens en bescheiden worden ingediend door een gemachtigde: naam, adres, woonplaats en telefoonnummer van de gemachtigde;

    • d.

      als de gegevens en bescheiden elektronisch worden ingediend: het e-mailadres van de aanvrager of gemachtigde;

    • e.

      het adres, de kadastrale aanduiding of de coördinaten van de locatie waarop de activiteit wordt verricht;

    • f.

      een aanduiding van de begrenzing van de locatie waarop de activiteit wordt verricht;

    • g.

      een tekening en/of beschrijving van de bestaande en beoogde nieuwe toestand; en

    • h.

      de datum.

  • 2.

    Gegevens en bescheiden die worden verstrekt in het kader van een meldings- of informatieplicht op grond van dit omgevingsplan worden uiterlijk vier weken voor aanvang van de activiteit verstrekt.

Artikel 1.7 Gegevens bij het wijzigen van contactgegevens of normadressaat

  • 1.

    Voordat de contactgegevens zoals bedoeld in artikel 1.6 wijzigen, worden de daardoor gewijzigde gegevens verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Ten minste vier weken voordat de activiteit door een ander zoals bedoeld in artikel 1.5 zal gaan worden verricht, worden de daardoor gewijzigde gegevens verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders.

B

Hoofdstuk 2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Hoofdstuk 2 GEBIEDEN

[Gereserveerd]

Afdeling 2.1 GEBIEDSTYPEN

Artikel 2.1 Aanwijzing gebiedstypen

Er zijn de volgende gebiedstypen:

Afdeling 2.2 FUNCTIES

[Gereserveerd]

Afdeling 2.3 BEPERKINGENGEBIEDEN

[Gereserveerd]

C

Het opschrift van hoofdstuk 3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Hoofdstuk 3 GEBRUIK

D

Het opschrift van hoofdstuk 4 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Hoofdstuk 4 BOUWEN

E

Na hoofdstuk 4 worden twee hoofdstukken ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk 5 SLOPEN

[Gereserveerd]

Hoofdstuk 6 AANLEGGEN

[Gereserveerd]

F

Hoofdstuk 5 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Hoofdstuk 5 7 MILIEU

[Gereserveerd]

Titel 7.1 ALGEMENE BEPALINGEN

[Gereserveerd]

Titel 7.2 ALGEMENE REGELS

[Gereserveerd]

Titel 7.3 AFVAL EN GRONDSTOFFEN

[Gereserveerd]

Titel 7.4 BODEM

Afdeling 7.4.1 Algemene bepalingen
Artikel 7.1 Toepassingsbereik

Titel 7.4 gaat over bodemactiviteiten. 

Artikel 7.2 Oogmerken

De regels in titel 7.4 zijn, als uitwerking van de doelen in artikel 1.4, in het bijzonder gesteld met het oog op:

  • a.

    het beschermen van de gezondheid;

  • b.

    het beschermen van de bodemkwaliteit; en

  • c.

    het beschermen van de grondwaterkwaliteit. 

Afdeling 7.4.2 Voormalige stortplaats
Paragraaf 7.4.2.1 Algemene bepalingen

Artikel 7.3 Toepassingsbereik

  • 1.

    Afdeling 7.4.2 gaat over het verrichten van een activiteit in of op een voormalige stortplaats.

  • 2.

    Onder een activiteit verrichten in of op een voormalige stortplaats wordt verstaan:

    • a.

      het beschadigen, afgraven en/of doorboren van de grond, de afdeklaag of het stortmateriaal van een voormalige stortplaats; en

    • b.

      het storten, plaatsen, neerleggen of laten staan of liggen van stoffen of voorwerpen, niet zijnde afvalstoffen, in of op een voormalige stortplaats.

  • 3.

    De regels in afdeling 7.4.2 zijn niet van toepassing op bestaande toegelaten activiteiten in of op een voormalige stortplaats die in de periode voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit omgevingsplan werden verricht. 

Artikel 7.4 Oogmerken

De regels in afdeling 7.4.2 zijn, in aanvulling op de oogmerken in artikel 7.2, ook gesteld met het oog op:

  • a.

    het voorkomen van hinder en overlast; en

  • b.

    het benutten en beschermen van de gebruiksmogelijkheden van de voormalige stortplaats. 

Artikel 7.5 Normadressaat

Conform het bepaalde in artikel 1.5 wordt door de zakelijk en/of persoonlijk gerechtigde tot de gronden voldaan aan de regels in afdeling 7.4.2

Artikel 7.6 Bevoegdheid stellen maatwerkvoorschriften

  • 1.

    Er kunnen met het oog op de oogmerken uit artikel 7.4 maatwerkvoorschriften worden gesteld voor activiteiten zoals opgenomen in paragraaf 7.4.2.2.

  • 2.

    Met een maatwerkvoorschrift kan worden afgeweken van de regels in deze paragraaf, tenzij anders is bepaald of als hoofdstuk 5 van het Besluit kwaliteit leefomgeving zich daar tegen verzet.

  • 3.

    De maatwerkvoorschriften strekken tot het waarborgen van de veiligheid en het beschermen van de gezondheid en het milieu.

  • 4.

    Maatwerkvoorschriften worden genomen in onvoorziene situaties en bijzondere gevallen en in verband met lokale omstandigheden en het bereiken van ambities voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving.

  • 5.

    Een maatwerkvoorschrift wordt niet gesteld als:

  • 6.

    Er kunnen voorschriften aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Deze vergunningvoorschriften zijn bedoeld om het belang of de belangen te beschermen in verband waarmee de vergunning is vereist.

Paragraaf 7.4.2.2 Activiteit verrichten in of op een voormalige stortplaats

Artikel 7.7 Meldingsplichtige activiteit - activiteit verrichten in of op een voormalige stortplaats

  • 1.

    Een activiteit in of op een voormalige stortplaats mag in de aangewezen gevallen uitsluitend worden verricht na het doen van een melding.

  • 2.

    De aangewezen gevallen zijn:

    • a.

      De activiteit heeft geen gevolgen voor de bodem en het grondwater.

    • b.

      De activiteit leidt niet tot belemmering of beschadiging van de nazorgvoorzieningen.

  • 3.

    Als sprake is van een activiteit ter uitvoering van een hergebruikplan waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend, kan met een melding worden volstaan als:

    • a.

      de activiteit een ondergeschikte wijziging betreft in de uitvoering; of

    • b.

      de activiteit een nadere uitwerking betreft van maatregelen ter bescherming van de nazorgvoorzieningen.

  • 4.

    In aanvulling op artikel 1.6eerste lid bevat een melding activiteit verrichten in of op een voormalige stortplaats ook:

    • a.

      uitleg op welke wijze voldaan wordt aan het bepaalde in het tweede en derde lid van dit artikel; en

    • b.

      een verklaring van de normadressaat waarmee deze instemt tot het verrichten van de activiteit(en).

  • 5.

    In afwijking van artikel 1.6tweede lid worden de gegevens en bescheiden ten minste zes weken voor de aanvang van de activiteit verstrekt.

  • 6.

    De indiener van de melding krijgt binnen vier weken na ontvangst een reactie of de melding voldoet aan de indieningsvereisten uit artikel 1.6 en het vierde lid van dit artikel.

  • 7.

    De reactie als bedoeld in het zesde lid kan inhouden dat maatwerkvoorschriften of beperkingen worden verbonden aan het uitvoeren van de meldingsplichtige activiteit die betrekking hebben op:

    • a.

      de periode waarin van de melding gebruik mag worden gemaakt;

    • b.

      maatwerkvoorschriften om:

      • 1.

        beschadiging te voorkomen aan de afdeklaag en de voorzieningen die zijn getroffen ter bescherming van de bodem- en grondwaterkwaliteit;

      • 2.

        de bereikbaarheid en de uitvoerbaarheid van de nazorgvoorzieningen te garanderen; en 

      • 3.

        verontreiniging van de bodem en het grondwater te voorkomen;

    • c.

      de plicht om de start van de activiteiten en de daarmee samenhangende werkzaamheden vooraf te melden; en

    • d.

      de plicht om voor de activiteit een vergunning aan te vragen.

Artikel 7.8 Vergunningplichtige activiteit - activiteit verrichten in of op een voormalige stortplaats

  • 1.

    Een activiteit in of op een voormalige stortplaats, anders dan bedoeld in artikel 7.7tweede en derde lid, mag uitsluitend worden verricht na het verkrijgen van een omgevingsvergunning.

  • 2.

    De volgende beoordelingsregel is van toepassing:

    • a.

      De doelen uit artikel 1.4 en de oogmerken uit de artikelen 7.2 en 7.4 zijn voldoende gewaarborgd.

  • 3.

    De vergunningaanvraag is ingediend volgens de algemene aanvraagvereisten uit artikel 7.3 van de Omgevingsregeling.

  • 4.

    In aanvulling op het derde lid is de aanvraag ook voorzien van:

    • a.

      een verklaring van de normadressaat dat deze instemt met het verrichten van de activiteiten;

    • b.

      een rapport met een beoordeling van de risico's van de te verrichten activiteiten voor de gezondheid, de bodemkwaliteit en de grondwaterkwaliteit in de bestaande situatie van de voormalige stortplaats volgens NEN 5740 en NEN 5707. Het rapport bevat ten minste inzicht in de bestaande bodem- en grondwatersituatie en de bepaling van de dikte en kwaliteit van de aanwezige deklaag en andere aanwezige nazorgvoorzieningen;

    • c.

      een beschrijving van het verzet van grond en stortmateriaal dat plaats gaat vinden en de behandeling van vrijkomende grond- en afvalstromen;

    • d.

      een hergebruikplan met een beschrijving van de voorzieningen en maatregelen die worden getroffen om:

      • 1.

        de risico's, bedoeld onder b, zoveel mogelijk te beperken;

      • 2.

        beschadiging aan de afdeklaag en de voorzieningen die zijn getroffen ter bescherming van de bodem- en grondwaterkwaliteit te voorkomen;

      • 3.

        de bereikbaarheid en de uitvoerbaarheid van de nazorgvoorzieningen te garanderen;

      • 4.

        verontreiniging van de bodem en het grondwater te voorkomen; en

      • 5.

        het vrijkomen en ophopen van stortgas tegen te gaan.

Titel 7.5 ENERGIE

[Gereserveerd]

Titel 7.6 GELUID

[Gereserveerd]

Titel 7.7 GEUR

[Gereserveerd]

Titel 7.8 KLIMAAT

[Gereserveerd]

Titel 7.9 LUCHTKWALITEIT

[Gereserveerd]

Titel 7.10 OMGEVINGSVEILIGHEID

[Gereserveerd]

Titel 7.11 STIKSTOF

[Gereserveerd]

Titel 7.12 TRILLINGEN

[Gereserveerd]

Titel 7.13 WATER

[Gereserveerd]

G

Hoofdstuk 6 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Hoofdstuk 6 8 BESCHERMING VAN LEEFOMGEVING EN WAARDEN

[Gereserveerd]

Titel 8.1 BOMEN

[Gereserveerd]

Titel 8.2 CULTUURHISTORIE

Afdeling 8.2.1 ARCHEOLOGIE

[Gereserveerd]

Afdeling 8.2.2 ERFGOED

[Gereserveerd]

Titel 8.3 LANDSCHAP

[Gereserveerd]

Titel 8.4 PARKEREN

[Gereserveerd]

Titel 8.5 RUIMTELIJKE KWALITEIT

[Gereserveerd]

Titel 8.6 SOORTENBESCHERMING

[Gereserveerd]

H

Hoofdstuk 7 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Hoofdstuk 7 9 OVERIGE BEPALINGEN

[Gereserveerd]

Afdeling 9.1 Slotbepalingen

Artikel 9.1 Citeertitel

Dit omgevingsplan wordt aangehaald als: Omgevingsplan gemeente Oss.

I

Hoofdstuk 8 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Hoofdstuk 8 10 ONTWIKKELINGEN TRANSITIEFASE - LANDELIJK GEBIED 

[Gereserveerd]

Titel 10.1 POSTZEGELPLAN ONTWIKKELINGEN MET BELEIDSNEUTRALE OMZETTING BP BUITENGEBIED

[Gereserveerd]

J

Het opschrift van hoofdstuk 9 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Hoofdstuk 9 11 ONTWIKKELINGEN TRANSITIEFASE - STEDELIJK GEBIED 

K

Het opschrift van hoofdstuk 10 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Hoofdstuk 10 12

L

Het opschrift van hoofdstuk 11 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Hoofdstuk 11 13

M

Het opschrift van hoofdstuk 12 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Hoofdstuk 12 14

N

Het opschrift van hoofdstuk 13 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Hoofdstuk 13 15

O

Het opschrift van hoofdstuk 14 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Hoofdstuk 14 16

P

Het opschrift van hoofdstuk 15 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Hoofdstuk 15 17

Q

Het opschrift van hoofdstuk 16 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Hoofdstuk 16 18

R

Hoofdstuk 18 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Hoofdstuk 18

[Gereserveerd]

[Vervallen]

S

Het opschrift van hoofdstuk 17 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Hoofdstuk 17 19

T

Hoofdstuk 19 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Hoofdstuk 19

[Gereserveerd]

[Vervallen]

U

Het opschrift van hoofdstuk 22 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Hoofdstuk 22 ACTIVITEITEN BRUIDSSCHAT

V

Artikel 22.27 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 22.27 Uitzonderingen op vergunningplicht artikel 22.26 – omgevingsplan onverminderd van toepassing

Het verbod, bedoeld in artikel 22.26, geldt niet voor de activiteiten, bedoeld in dat artikel, als die betrekking hebben op een van de volgende bouwwerken:

  • a.

    een bijbehorend bouwwerk of een uitbreiding daarvan, als wordt voldaan aan de volgende eisen:

    • 1.

      op de grond staand;

    • 2.

      gelegen in achtererfgebied;

    • 3.

      op een afstand van meer dan 1 m vanaf openbaar toegankelijk gebied;

    • 4.

      niet hoger dan 5 m;

    • 5.

      de ligging van een verblijfsgebied, bij meer dan een bouwlaag, alleen op de eerste bouwlaag; en

    • 6.

      niet voorzien van een dakterras, balkon of andere niet op de grond gelegen buitenruimte;

  • b.

    een bouwwerk voor recreatief nachtverblijf, als wordt voldaan aan de volgende eisen:

    • 1.

      op de grond staand;

    • 2.

      niet hoger dan 5 m; en

    • 3.

      de oppervlakte niet meer dan 70 m2;

  • c.

    een dakkapel in het voordakvlak of een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak, als wordt voldaan aan de volgende eisen:

    • 1.

      gelegen in een gebied dat of een bouwwerk dat in het tijdelijke deel van dit omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, onder a, van de Omgevingswet, is aangewezen als gebied of bouwwerk waarvoor geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn;

    • 2.

      voorzien van een plat dak;

    • 3.

      gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m;

    • 4.

      onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet;

    • 5.

      bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok; en

    • 6.

      zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak;

  • d.

    een sport- of speeltoestel anders dan voor alleen particulier gebruik, als wordt voldaan aan de volgende eisen:

    • 1.

      niet hoger dan 4 m; en

    • 2.

      alleen functionerend met behulp van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens;

  • e.

    een zwembad, bubbelbad of soortgelijke voorziening of een vijver op het gebouwerf bij een woning of woongebouw, als deze niet van een overkapping is voorzien;

  • f.

    een erf- of perceelafscheiding, als wordt voldaan aan de volgende eisen:

    • 1.

      hoger dan 1 m maar niet hoger dan 2 m;

    • 2.

      op een erf of perceel waarop al een gebouwhoofdgebouw staat waarmee de afscheiding in functionele relatie staat; en

    • 3.

      achter de lijn die loopt langs de voorkant van dat gebouwhoofdgebouw en vanaf daar evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied zonder het hoofdgebouw te doorkruisen of in het gebouwerf achter het hoofdgebouw te komen;

  • g.

    een bouwwerk, geen gebouw zijnde, in achtererfgebied voor agrarische bedrijfsvoering, voor zover het gaat om:

    • 1.

      een silo; of

    • 2.

      een ander bouwwerk niet hoger dan 2 m;

  • h.

    een buisleiding anders dan een buisleiding waarop artikel 2.29, onder p, aanhef en onder 4°, van het Besluit bouwwerken leefomgeving van toepassing is; of

  • i.

    een te veranderen bouwwerk, als wordt voldaan aan de volgende eisen:

    • 1.

      geen uitbreiding van de bebouwde oppervlakte;

    • 2.

      geen uitbreiding van het bouwvolume; en

    • 3.

      geen bouwwerk als bedoeld in artikel 2.29, onder b tot en met r, van het Besluit bouwwerken leefomgeving dat niet voldoet aan de voor dat bouwwerk in die onderdelen gestelde eisen.

W

Artikel 22.33 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 22.33 Specifieke beoordelingsregels aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken bij voorbereidingsbesluit of, aanwijzing als beschermd stads- of dorpsgezicht of ruimtelijk plan in procedure

  • 1.

    In afwijking van artikel 22.29 wordt de omgevingsvergunning geweigerd, als voor de locatie waarop de aanvraag betrekking heeft van kracht is:

    • a.

      een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 4.103 of 4.104 van de Invoeringswet Omgevingswet, een als voorbereidingsbesluit geldend tracébesluit als bedoeld in artikel 4.49 van de Invoeringswet Omgevingswet of een als voorbereidingsbesluit geldend besluit krachtens de Wet luchtvaart als bedoeld in artikel 4.104a van de Invoeringswet Omgevingswet; of 

    • b.

      een aanwijzing als beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in artikel 4.35 van de Invoeringswet Omgevingswet waarvoor het omgevingsplan dat voorziet in de bescherming van het stads- of dorpsgezicht nog niet in werking is getreden.;

    • c.

      een ontwerp van een bestemmingsplan of van een inpassingsplan ter inzage is gelegd en de termijn voor de vaststelling van het bestemmingsplan of inpassingsplan ingevolge artikel 3.8, eerste lid, onder d, van de Wet ruimtelijke ordening op het tijdstip van het nemen van de beslissing op de aanvraag niet is overschreden;

    • d.

      een bestemmingsplan of inpassingsplan is vastgesteld en de termijn voor de bekendmaking van het bestemmingsplan of inpassingsplan na de vaststelling ingevolge artikel 3.8, derde, vierde of zesde lid, van de Wet ruimtelijke ordening op het tijdstip van het nemen van de beslissing op de aanvraag niet is overschreden; of

    • e.

      een bestemmingsplan of inpassingsplan na vaststelling is bekendgemaakt, en het bestemmingsplan of inpassingsplan op het tijdstip van het nemen van de beslissing op de aanvraag nog niet in werking is getreden of in beroep is vernietigd.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de omgevingsvergunning toch worden verleend als de activiteit niet in strijd is met het in voorbereiding zijnde omgevingsplan respectievelijk het in voorbereiding zijnde omgevingsplan dat voorziet in de bescherming van het stads- of dorpsgezicht.

X

Artikel 22.39 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 22.39 Inperkingen artikel 22.36 vanwege externe veiligheid

Artikel 22.36, aanhef en onder a en c, is niet van toepassing op een activiteit die wordt verricht:

  • a.

    op een locatie in een in het tijdelijke deel van dit omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, onder a, van de Omgevingswet, opgenomen veiligheidszone, getypeerd als A-zone of B-zone, rondom een munitieopslag of een locatie voor activiteiten met ontplofbare stoffen;

  • b.

    op een locatie waarop de activiteit op grond van het tijdelijke deel van dit omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, onder a, van de Omgevingswet, niet is toegestaan vanwege het overschrijden van het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar als gevolg van de aanwezigheid van een locatie voor een vergunningplichtige milieubelastende activiteit, transportroute of buisleiding of vanwege de ligging in een belemmeringenstrook voor het onderhoud van een buisleiding; of

  • c.

    op een locatie binnen een afstand als bedoeld in:

    • 1.

      artikel 4.421, eerste lid, onder b, of tweede lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het eerste lid, aanhef en onder b, van dat artikel van toepassing is;

    • 2.

      artikel 4.472c, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het tweede lid van dat artikel van toepassing is;

    • 3.

      artikel 4.484, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het tweede lid van dat artikel van toepassing is;

    • 4.

      artikel 4.524, eerste of tweede lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het derde lid van dat artikel van toepassing is;

    • 5.

      artikel 4.532, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het tweede lid van dat artikel van toepassing is;

    • 6.

      artikel 4.542, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het tweede lid van dat artikel van toepassing is;

    • 7.

      artikel 4.866, eerste of tweede lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het derde lid van dat artikel van toepassing is;

    • 8.

      artikel 4.899, eerste lid, onder b, of derde lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het eerste lid, aanhef en onder b, of het tweede lid van dat artikel van toepassing is;

    • 9.

      artikel 4.905, eerste lid, onder b, of tweede lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het eerste lid, aanhef en onder b, of het derde lid van dat artikel van toepassing is;

    • 10.

      artikel 4.914, eerste lid, onder b, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het eerste lid, aanhef en onder b, of het tweede lid van dat artikel van toepassing is;

    • 11.

      artikel 4.962, eerste lid, onder b, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het eerste lid, aanhef en onder b, of het tweede lid van dat artikel van toepassing is;

    • 12.

      artikel 4.963, eerste lid, onder b, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het eerste lid, aanhef en onder b, of het tweede lid van dat artikel van toepassing is;

    • 12 13.

      artikel 4.1008, eerste lid, onder b, of tweede lid, onder b, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het eerste lid, aanhef en onder b, het tweede lid, aanhef en onder b, of het derde lid van dat artikel van toepassing is; of

    • 13 14.

      artikel 4.1101, eerste lid, onder b, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het eerste lid, aanhef en onder b, of het tweede lid van dat artikel van toepassing is.

Y

Artikel 22.46 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 22.46 Verplaatst naar 1.6 - Algemene gegevens bij het verstrekken van gegevens en bescheiden

[Vervallen]

Als gegevens en bescheiden worden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders, worden die ondertekend en voorzien van:

  • a.

    de aanduiding van de activiteit;

  • b.

    de naam en het adres van degene die de activiteit verricht;

  • c.

    het adres waarop de activiteit wordt verricht; en

  • d.

    de dagtekening.

Z

Artikel 22.47 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 22.47 Verplaatst naar 1.7 - Gegevens bij wijzigen naam, adres of normadressaat

[Vervallen]

  • 1.

    Voordat de naam of het adres, bedoeld in artikel 22.46, wijzigen, worden de daardoor gewijzigde gegevens verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Ten minste vier weken voordat de activiteit door een ander zal gaan worden verricht, worden de daardoor gewijzigde gegevens verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders.

AA

Artikel 22.55 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 22.55 Toepassingsbereik: eerbiedigende werking

  • 1.

    In afwijking van artikel 22.54, tweede lid, onder b, is deze paragraaf ook van toepassing op het geluid door een activiteit op of in een geluidgevoelig gebouw, dat is toegelaten voor een duur van niet meer dan tien jaar:

    • a.

      in het tijdelijke deel van dit omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, onder a, van de Omgevingswet; of

    • b.

      in een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit die is aangevraagd voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

  • 2.

    In afwijking van artikel 22.54 is deze paragraaf niet van toepassing op het geluid door een activiteit op of in een geluidgevoelig gebouw dat nog niet aanwezig is als:

    • a.

      de activiteit al werd verricht voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet en op een locatie is toegelaten op grond van:

      • 1.

        het tijdelijke deel van dit omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, onder a, van de Omgevingswet; of

      • 2.

        een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit die is aangevraagd voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet; en

    • b.

      het geluidgevoelig gebouw mag worden gebouwd op grond van:

      • 1.

        het tijdelijke deel van dit omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, onder a, van de Omgevingswet; of

      • 2.

        een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit die is aangevraagd voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

  • 3.

    Deze paragraaf is niet van toepassing op op het geluid door bovengrondse hoogspanningsverbindingen met een spanning van ten minste 110 kV.

BB

Artikel 22.61 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 22.61 Gegevens en bescheiden: rapport geluidonderzoek

  • 3 1.

    In afwijking van artikel 22.60 en het eerste en tweede lid, zijn de regels als bedoeld in het vierde tot en met het zevende lid van toepassing op een activiteit op een gezoneerd industrieterrein.

    Dit artikel is van toepassing op activiteiten op een gezoneerd industrieterrein en op activiteiten die worden verricht op een industrieterrein waarvoor geluidproductieplafonds als omgevingswaarden zijn vastgesteld.

  • 1 2.

    Ten minste vier weken voor het begin van de activiteit wordt het rapport van het geluidonderzoek, bedoeld in artikel 22.60, verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders.

  • 2 3.

    Ten minste vier weken voordat de activiteit op een andere manier wordt verricht dan op grond van de gegevens in het rapport van het geluidonderzoekwijzigt, worden de gewijzigde gegevens verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders.

  • 6 4.

    Ten minste vier weken voor het begin van een activiteit worden aan het college van burgemeester en wethouders de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

    • a.

      informatie over de aard en omvang van de activiteit en de aard en omvang van de daarbij behorende processen;

    • b.

      gegevens over de indeling van de locatie waarop de activiteit wordt verricht, waarbij het volgende wordt aangegeven:

      • 1.

        de grenzen van het terrein; en

      • 2.

        de ligging van de gebouwen;

    • c.

      een situatietekening met een schaal van ten minste 1:10.000 waarop de activiteit is aangegeven en die is voorzien van een noordpijl; en

    • d.

      gegevens over de verwachte datum van het begin van de activiteit.

  • 4 5.

    Het derde tot en met zevende lid Dit artikel is niet van toepassing op een activiteit waar:

    • a.

      tussen 19.00 en 7.00 uur gemiddeld niet meer dan vier transportbewegingen per dag plaatsvinden met motorvoertuigen waarvan de massa van het ledig voertuig vermeerderd met het laadvermogen meer is dan 3.500 kg en binnen een afstand van 50 m van de begrenzing van de locatie waarop de activiteit wordt verricht geluidgevoelige gebouwen aanwezig zijn;

    • b.

      het mede op basis van de aard van de activiteit, niet aannemelijk is dat in enige ruimte op de locatie waarop de activiteit wordt verricht het equivalente geluidsniveau (LAeq) veroorzaakt door de ten gehore gebrachte muziek in de representatieve bedrijfssituatie, meer bedraagt dan:

      • 1.

        70 dB(A), als deze ruimte in- of aanpandig is gelegen met geluidgevoelige gebouwen;

      • 2.

        80 dB(A), in andere gevallen dan bedoeld onder 1;

    • c.

      in de buitenlucht of op een open terrein geen muziek ten gehore wordt gebracht;

    • d.

      in de buitenlucht geen oefenterrein voor motorvoertuigen aanwezig is;

    • e.

      geen koelinstallatie aanwezig is die volgens de gebruiksaanwijzing behoort te zijn gevuld met meer dan 30 kg synthetisch koudemiddel;

    • f.

      geen gemotoriseerde modelvliegtuigen, modelvaartuigen of modelvoertuigen in de open lucht worden gebruikt;

    • g.

      geen parkeergelegenheid wordt geboden in een parkeergarage voor meer dan 30 personenauto’s;

    • h.

      geen noodstroomaggregaat aanwezig is dat meer dan 50 uren per jaar in werking is; en

    • i.

      geen transformatoren met een maximaal gelijktijdig in te schakelen elektrisch vermogen van 200 MVA of meer, die zijn ondergebracht in een gesloten gebouw, worden gebruikt;.

  • 5 6.

    Het derde tot en met zevende lid  Dit artikel is ook niet van toepassing op een activiteit waarvoor op grond van hoofdstuk 2, 3, 4 of 5 van het Besluit activiteiten leefomgeving, artikel 22.61 of een ander artikel in deze afdeling een verplichting geldt om gegevens en bescheiden te verstrekken of een omgevingsvergunning aan te vragen voor het beginnen of wijzigen van die activiteit.

  • 7.

    Ten minste vier weken voordat de activiteit  als bedoeld in het derde lid wijzigt, worden de gewijzigde gegevens verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders.

CC

Artikel 22.278 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 22.278 Omgevingsplanactiviteit: specifieke beoordelingsregel omgevingsvergunning uitvoeren van een werk, niet zijnde bouwwerk, of werkzaamheid, bij voorbereidingsbesluit of aanwijzing als beschermd stads- of dorpsgezicht

  • 1.

    Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het uitvoeren van een werk, niet zijnde een bouwwerk, of werkzaamheid waarvoor op grond van het tijdelijke deel van dit omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, onder a, van de Omgevingswet, een omgevingsvergunning is vereist, wordt, als die activiteit niet in strijd is met de in dat tijdelijke deel gestelde regels over het verlenen van de vergunning voor die activiteit, in afwijking van die regels de omgevingsvergunning voor die activiteit geweigerd, als voor de locatie waarop de aanvraag betrekking heeft van kracht is:

    • a.

      een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 4.103 of 4.104 van de Invoeringswet Omgevingswet, een als voorbereidingsbesluit geldend tracébesluit als bedoeld in artikel 4.49 van de Invoeringswet Omgevingswet of een als voorbereidingsbesluit geldend besluit krachtens de Wet luchtvaart als bedoeld in artikel 4.104a van de Invoeringswet Omgevingswet; of 

    • b.

      een aanwijzing als beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in artikel 4.35 van de Invoeringswet Omgevingswet waarvoor het omgevingsplan dat voorziet in de bescherming van het stads- of dorpsgezicht nog niet in werking is getreden.;

    • c.

      een ontwerp van een bestemmingsplan of van een inpassingsplan ter inzage is gelegd en de termijn voor de vaststelling van het bestemmingsplan of inpassingsplan ingevolge artikel 3.8, eerste lid, onder d, van de Wet ruimtelijke ordening op het tijdstip van het nemen van de beslissing op de aanvraag niet is overschreden;

    • d.

      een bestemmingsplan of inpassingsplan is vastgesteld en de termijn voor de bekendmaking van het bestemmingsplan of inpassingsplan na de vaststelling ingevolge artikel 3.8, derde, vierde of zesde lid, van de Wet ruimtelijke ordening op het tijdstip van het nemen van de beslissing op de aanvraag niet is overschreden; of

    • e.

      een bestemmingsplan of inpassingsplan na vaststelling is bekendgemaakt, en het bestemmingsplan of inpassingsplan op het tijdstip van het nemen van de beslissing op de aanvraag nog niet in werking is getreden of in beroep is vernietigd.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de omgevingsvergunning toch worden verleend als de activiteit niet in strijd is met het in voorbereiding zijnde omgevingsplan respectievelijk het in voorbereiding zijnde omgevingsplan dat voorziet in de bescherming van het stads- of dorpsgezicht

DD

Hoofdstuk 23 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Hoofdstuk 23 SLOTBEPALINGEN

Artikel 23.1 (citeertitel)

Dit omgevingsplan wordt aangehaald als: Omgevingsplan gemeente Oss.

[Vervallen]

EE

Bijlage II wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage II I BIJ ARTIKEL 1.1, TWEEDE LID, VAN DIT OMGEVINGSPLAN, BEGRIPSBEPALINGEN Begripsbepalingen

Voor de toepassing van hoofdstuk 22 wordt verstaan onder:

aansluitafstand:

afstand tussen een leiding van het distributienet en het deel van het bouwwerk dat zich het dichtst bij die leiding bevindt, gemeten langs de kortste lijn waarlangs een aansluiting zonder bezwaren kan worden gemaakt;

Activiteitenbesluit-bedrijventerrein:

cluster aaneengesloten percelen met overwegend bedrijfsbestemmingen, binnen een in het omgevingsplan als bedrijventerrein aangewezen gebied, daaronder niet begrepen een gezoneerd industrieterrein of een industrieterrein waarvoor geluidproductieplafonds als omgevingswaarden zijn vastgesteld;

AS SIKB 2000:

AS SIKB 2000: Accreditatieschema Veldwerk bij Milieuhygiënisch Bodem- en waterbodemonderzoek, versie 2.8, 07‑02‑2014, met wijzigingsblad van 10‑02‑2018;

bebouwingsgebied:

achtererfgebied en de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;

BRL SIKB 2000:

BRL SIKB 2000: Beoordelingsrichtlijn 2000, Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek, versie 5, 12‑12‑2013;

BRL SIKB 7000:

BRL SIKB 7000: Beoordelingsrichtlijn 7000, Uitvoering van (water)bodemsaneringen en ingrepen in de waterbodem, versie 5, 19‑06‑2014, met wijzigingsblad van 12‑02‑2015;

bruidsschat

het tijdelijk deel van het omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, onder c, van de Omgevingswet;

concentratiegebied geurhinder en veehouderij:

gebied I of gebied II, bedoeld in bijlage I bij de Meststoffenwet, of een in dit omgevingsplan aangewezen concentratiegebied;

distributienet voor warmte:

collectief circulatiesysteem voor het transport van warmte door een circulerend medium voor verwarming of warmtapwater;

geurgevoelig object:
  • a.

    gebouw:

    • 1.

      dat op grond van het omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit mag worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf; en;

    • 2.

      dat gezien de aard, indeling en inrichting geschikt is om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf; en

    • 3.

      dat permanent of op een daarmee vergelijkbare wijze wordt gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf; of

  • b.

    geurgevoelig gebouw dat nog niet aanwezig is, maar op grond van het omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit mag worden gebouwd;

gezoneerd industrieterrein:

industrieterrein als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder zoals die wet luidde voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet;

ISO 11423-1:

ISO 11423-1:1997: Water – Bepaling van het gehalte aan benzeen en enige afgeleiden – Deel 1: Gaschromatografische methode met bovenruimte, versie 1997;

landbouwhuisdieren met geuremissiefactor:

landbouwhuisdieren waarvoor in de Omgevingsregeling een emissiefactor voor geur is vastgesteld en die vallen binnen een van de volgende diercategorieën:

  • a.

    varkens, kippen, schapen of geiten; en

  • b.

    als deze worden gehouden voor de vleesproductie:

    • 1.

      rundvee tot 24 maanden;

    • 2.

      kalkoenen;

    • 3.

      eenden; of

    • 4.

      parelhoenders;

landbouwhuisdieren zonder geuremissiefactor:

landbouwhuisdieren waarvoor in de Omgevingsregeling geen emissiefactor voor geur is vastgesteld, met uitzondering van pelsdieren.

NEN 5725:

NEN 5725:2017: Bodem – Landbodem – Strategie voor het uitvoeren van milieuhygiënisch vooronderzoek, versie 2017;

NEN 5740:

NEN 5740:2009/A1:2016: Bodem – Landbodem – Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek – Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond, versie 2009+A1 en 2016;

NEN 6090:

NEN 6090:2017: Bepaling van de vuurbelasting, versie 2017;

NEN 6578:

NEN 6578:2011: Water – Potentiometrische bepaling van het totale gehalte aan totaal fluoride, versie 2011;

NEN 6589:

NEN 6589:2005/C1:2010: Water – Potentiometrische bepaling van het gehalte aan totaal anorganisch fluoride met doorstroomsystemen (FIA en CFA), versie 2010;

NEN 6600-1:

NEN 6600-1:2019: Water – Monsterneming – Deel 1: Afvalwater, versie 2019;

NEN 6965:

NEN 6965:2005: Milieu – Analyse van geselecteerde elementen in water, eluaten en destruaten – Atomaire-absorptiespectrometrie met vlamtechniek, versie 2005;

NEN 6966:

NEN 6966:2006: Milieu – Analyse van geselecteerde elementen in water, eluaten en destruaten – Atomaire emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma, versie 2005 + C1:2006;

NEN-EN 858-1/A1:

NEN-EN 858-1:2002/A1:2004: Afscheiders en slibvangputten voor lichte vloeistoffen (bijv. olie en benzine) – Deel 1: Ontwerp, eisen en beproeving, merken en kwaliteitscontrole, versie 2002 + A1: 2004;

NEN-EN 858-2:

NEN-EN 858-2:2003: Afscheiders en slibvangputten voor lichte vloeistoffen (bijv. olie en benzine) – Deel 2: Bepaling van nominale afmeting, installatie, functionering en onderhoud, versie 2003;

NEN-EN 872:

NEN-EN 872:2005: Water – Bepaling van het gehalte aan onopgeloste stoffen – Methode door filtratie over glasvezelfilters, versie 2005;

NEN-EN 1825-1:

NEN-EN 1825-1:2004: Vetafscheiders en slibvangputten – Deel 1: Ontwerp, eisen en beproeving, merken en kwaliteitscontrole, versie 2004 + C1:2006;

NEN-EN 1825-2:

NEN-EN 1825-2:2002: Vetafscheiders en slibvangputten – Deel 2: Bepaling van nominale afmeting, installatie, functionering en onderhoud, versie 2002;

NEN-EN 12566-1:

NEN-EN 12566-1:2016: Kleine afvalwaterzuiveringsinstallaties ≤ 50 IE – Deel 1: Geprefabriceerde septictanks, versie 2016;

NEN-EN 12673:

NEN-EN 12673:1999: Water – Gaschromatografische bepaling van een aantal geselecteerde chloorfenolen in water, versie 1999;

NEN-EN 16693:

NEN-EN 16693:2015: Water – Bepaling van de organochloor pesticiden (OCP) in watermonsters met behulp van vaste fase extractie (SPE) met SPE-disks gecombineerd met gaschromatografie-massaspectrometrie (GC-MS), versie 2015;

NEN-EN-ISO 2813:

NEN-EN-ISO 2813:2014: Verven en vernissen – Bepaling van de glans (spiegelende reflectie) van niet-metallieke verflagen onder 20 graden, 60 graden en 85 graden, versie 2014;

NEN-EN-ISO 5667-3:

NEN-EN-ISO 5667-3:2018: Water – Monsterneming – Deel 3: Conservering en behandeling van watermonsters, versie 2018;

NEN-EN-ISO 5815-1:

NEN-EN-ISO 5815-1:2019: Water – Bepaling van het biochemisch zuurstofverbruik na n dagen (BZVn) – Deel 1: Verdunning en enting onder toevoeging van allylthioureum, versie 2019;

NEN-EN-ISO 5815-2:

NEN-EN-ISO 5815-2:2003: Water – Bepaling van het biochemisch zuurstofverbruik na n dagen (BZVn) – Deel 2: Methode voor onverdunde monsters, versie 2003;.

NEN-EN-ISO 9377-2:

NEN-EN-ISO 9377-2:2000: Water – Bepaling van de minerale-olie-index – Deel 2: Methode met vloeistofextractie en gas-chromatografie, versie 2000;

NEN-EN-ISO 9562:

NEN-EN-ISO 9562:2004: Water – Bepaling van adsorbeerbare organisch gebonden halogenen (AOX), versie 2004;

NEN-EN-ISO 10301:

NEN-EN-ISO 10301:1997: Water – Bepaling van zeer vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen – Gaschromatografische methoden, versie 1997;

NEN-EN-ISO 10523:

NEN-EN-ISO 10523:2012: Water – Bepaling van de pH, versie 2012;

NEN-EN-ISO 11885:

NEN-EN-ISO 11885:2009: Water – Bepaling van geselecteerde elementen met atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES), versie 2009;

NEN-EN-ISO 12846:

NEN-EN-ISO 12846:2012: Water – Bepaling van kwik – Methode met atomaire-absorptiespectrometrie met en zonder concentratie, versie 2012;

NEN-EN-ISO 14403-1:

NEN-EN-ISO 14403-1:2012: Water – Bepaling van het totale gehalte aan cyanide en het gehalte aan vrij cyanide met doorstroomanalyse (FIA en CFA) – Deel 1: Methode met doorstroominjectie analyse (FIA), versie 2012;

NEN-EN-ISO 14403-2:

NEN-EN-ISO 14403-2:2012: Water – Bepaling van het totale gehalte aan cyanide en het gehalte aan vrij cyanide met doorstroomanalyse (FIA en CFA) – Deel 2: Methode met continu doorstroomanalyse (CFA), versie 2012;

NEN-EN-ISO 15587-1:

NEN-EN-ISO 15587-1:2002: Water – Ontsluiting voor de bepaling van geselecteerde elementen in water – Deel 1: Koningswater ontsluiting, versie 2002;

NEN-EN-ISO 15587-2:

NEN-EN-ISO 15587-2:2002: Water – Ontsluiting voor de bepaling van geselecteerde elementen in water – Deel 2: Ontsluiting met salpeterzuur, versie 2002;

NEN-EN-ISO 15680:

NEN-EN-ISO 15680:2003: Water – Gaschromatografische bepaling van een aantal monocyclische aromatische koolwaterstoffen, naftaleen en verscheidene gechloreerde verbindingen met «purge-and-trap» en thermische desorptie, versie 2003;

NEN-EN-ISO 15682:

NEN-EN-ISO 15682:2001: Water – Bepaling van het gehalte aan chloride met doorstroomanalyse (CFA en FIA) en fotometrische of potentiometrische detectie, versie 2001;

NEN-EN-ISO 15913:

NEN-EN-ISO 15913:2003: Water – Bepaling van geselecteerde fenoxyalkaanherbicide, inclusief bentazonen en hydroxybenzonitrillen met gaschromatografie en massaspectrometrie na vastefase-extractie en derivatisering, versie 2003;

NEN-EN-ISO 17294-2:

NEN-EN-ISO 17294-2:2016: Water – Toepassing van massaspectrometrie met inductief gekoppeld plasma – Deel 2: Bepaling van geselecteerde elementen inclusief uranium isotopen, versie 2016;

NEN-EN-ISO 17852:

NEN-EN-ISO 17852:2008: Water – Bepaling van kwik – Methode met atomaire fluorecentiespectometrie, versie 2008;

NEN-EN-ISO 17993:

NEN-EN-ISO 17993:2004: Water – Bepaling van 15 polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) in water met HPLC met fluorescentiedetectie na vloeistof-vloeistof extractie, versie 2004;

NEN-ISO 15705:

NEN-ISO 15705:2003: Water – Bepaling van het chemisch zuurstofverbruik (ST-COD) – Kleinschalige gesloten buis methode, versie 2003;

NEN-ISO 15923-1:

NEN-ISO 15923-1:2013: Waterkwaliteit – Bepaling van de ionen met een discreet analysesysteem en spectrofotometrische detectie – Deel 1: Ammonium, chloride, nitraat, nitriet, ortho-fosfaat, silicaat en sulfaat, versie 2013;

ruimtelijk plan tijdelijk deel omgevingsplan

ruimtelijk besluit of ruimtelijke besluiten, bedoeld in artikel 22.1, onder a, van de Omgevingswet, die bij wijze van overgangsrecht als tijdelijk deel onderdeel zijn van dit omgevingsplan, totdat deze bij wijzigingsbesluit voor een locatie zijn komen te vervallen;

straatpeil:
  • a.

    voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  • b.

    voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

voormalige stortplaats

stortplaats waar voor 1 september 1996 het storten van afvalstoffen is beëindigd;

warmteplan:

besluit over de aanleg van een distributienet voor warmte in een bepaald gebied, waarin voor een periode van ten hoogste 10 jaar, uitgaande van het voor die periode geplande aantal aansluitingen op dat distributienet, de mate van energiezuinigheid en bescherming van het milieu, gebaseerd op de energiezuinigheid van dat distributienet en het opwekkingsrendement van de over dat distributienet getransporteerde warmte, bij aansluiting op dat distributienet is opgenomen.

FF

Na bijlage II worden twee bijlagen ingevoegd, luidende:

Bijlage II Meet- en rekenbepalingen

afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

bebouwd oppervlakte van een bouwperceel

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken samen;

bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, luchtkokers, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

bovenkant spoorstaaf

de hoogte van de bovenkant van de laagste spoorstaaf;

breedte van een bouwperceel

tussen de zijdelingse perceelsgrenzen, gemeten over ten minste 3/4 van de lengte van het bouwperceel, in welke lengte in ieder geval het bouwvlak aanwezig is of de toegestane situering van het hoofdgebouw indien geen bouwvlak is aangegeven;

breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;

dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

hoogte van een woonschip, woon-/werkark en drijvend gebouw

vanaf de waterlijn tot aan het hoogste punt van het woonschip, de woon-/werkark respectievelijk het drijvende gebouw, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, luchtkokers, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 

inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

GG

Het opschrift van toelichting 'Toelichting' wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting

HH

Voor artikelgewijzetoelichting 'Artikelsgewijze Toelichting' wordt een algemenetoelichting ingevoegd, luidende:

Algemene toelichting

1 Inleiding

1.1 Over het omgevingsplan

De Omgevingswet gaat over activiteiten die de fysieke leefomgeving beïnvloeden. De fysieke leefomgeving bestaat uit de plekken waar wij leven, wonen, werken, reizen en recreëren. Het omgevingsplan is sinds 1 januari 2024 het juridische instrument van gemeenten om de fysieke leefomgeving mee te beschermen én zinvol te kunnen gebruiken. In Omgevingsplan gemeente Oss staat welke activiteiten - waarvoor de gemeente Oss regels mag maken - op welke locatie(s) en onder welke voorwaarde(n) kunnen plaatsvinden.

1.2 Over deze toelichting op Omgevingsplan gemeente Oss

De toelichting op Omgevingsplan gemeente Oss bestaat uit dit algemene deel en een toelichting per artikel. Het algemene deel bevat een toelichting op uitgangspunten, doelen en principes van ons omgevingsplan als geheel. Ook bevat deze algemene toelichting uitleg over hoe de gemeente Oss de transitiefase inricht. Per artikel is, waar gewenst, een uitleg van het artikel opgenomen. Soms bevat de artikelsgewijze toelichting ook een juridische of beleidsmatige onderbouwing.

De algemene toelichting bevat niet de volledige bestuurlijke en juridische onderbouwing van de besluiten waarmee dit omgevingsplan tot stand is gebracht. Dat staat wel in de motivering van de besluiten tot wijziging van het omgevingsplan. Deze zijn via een link in het Omgevingsloket te raadplegen via officiëlebekendmakingen.nl.

Deze algemene toelichting is bewust beknopt gehouden. Op de landelijke websites van IPLO, Aan de slag met de Omgevingswet, de Wegwijzer TPOD en VNG is alle algemene informatie over het instrument omgevingsplan te vinden.

1.3 Relatie omgevingsplan en andere juridische instrumenten

Het omgevingsplan is juridisch primair bepalend voor de vraag welke activiteiten die gevolgen (kunnen) hebben voor de fysieke leefomgeving op welke locatie(s) en onder welke voorwaarde(n) kunnen plaatsvinden. De regels in dit plan staan echter niet op zichzelf, maar in relatie tot andere kerninstrumenten van de Omgevingswet. Er is hogere wet- en regelgeving op het gebied van de fysieke leefomgeving die rechtstreeks geldt voor iedereen. Deze regels gaan boven de regels in dit omgevingsplan. Ook bevat hogere wet- en regelgeving instructies aan gemeenten voor de regels in het omgevingsplan.

Naast het omgevingsplan zijn er ook andere gemeentelijke documenten die van belang zijn voor de fysieke leefomgeving: de omgevingsvisie, programma's en omgevingsvergunningen. De omgevingsvisie bevat strategische beleidsdoelen en programma's bevatten uitvoeringsgericht beleid. Beiden geven richting aan de inhoud van de regels en de manier van regelen in ons omgevingsplan. De omgevingsvergunning is een uitvoeringsinstrument voor de regels over activiteiten in het omgevingsplan.

1.4 Transitiefase Omgevingsplan gemeente Oss

Sinds 1 januari 2024 hebben we een tijdelijk omgevingsplan. Dit tijdelijke deel van ons omgevingsplan bestaat uit regels voor de fysieke leefomgeving zoals die bestonden voor inwerkingtreding van de Omgevingswet, zoals de bestemmingsplannen. In de periode tot 2032 zetten we de regels uit het tijdelijke deel van ons omgevingsplan om in regels voor het nieuwe deel van ons omgevingsplan. Stap voor stap verdwijnen de oude regels en vervangen we deze door nieuwe regels. Soms zullen de nieuwe regels vergelijkbaar zijn met de oude regels, soms zullen de nieuwe regels anders zijn. Bijvoorbeeld omdat regels verouderd zijn of doordat uit de praktijk is gebleken dat ze overbodig zijn of onvoldoende functioneren. De gemeenteraad van de gemeente Oss heeft besloten om de transitie te zien als een verbouwing: de delen van 'ons huis van de fysieke leefomgeving' die goed functioneren behouden we, daar waar verbeteringen gewenst zijn, voeren we verbeteringen door. Voorop staat dat de regels die we stellen zinvol zijn.

1.5 Raadplegen Omgevingsplan gemeente Oss

Het omgevingsplan is elektronisch raadpleegbaar in het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Het DSO is online te benaderen via het Omgevingsloket. In het onderdeel 'Regels op de kaart' kan het omgevingsplan geopend worden door te zoeken op Omgevingsplan gemeente Oss. In het onderdeel 'Vergunningcheck' kan op adres voor veel voorkomende (kleinere) activiteiten gecontroleerd worden of een vergunning nodig is. Tijdens de transitiefase is het ingewikkeld om het geldende deel van het tijdelijke en/of nieuwe deel van het omgevingsplan te vinden. Ook kan het zijn dat de Vergunningcheck nog niet goed werkt. Voor initiatiefnemers is het daarom, zeker in de transitiefase, aan te raden om de hulp van een adviseur in te schakelen of om advies te vragen bij de gemeente Oss.

2 Uitgangspunten Omgevingsplan gemeente Oss

2.1 Nota van Uitgangspunten

Op 7 oktober 2021 heeft de gemeenteraad van de gemeente Oss ingestemd met de Nota van Uitgangspunten Omgevingsplan Oss. Deze uitgangspunten zijn de basis voor de verdere uitwerking van dit omgevingsplan en voor de inrichting van de transitiefase. Uiteraard kunnen actuele inzichten en ontwikkelingen leiden tot bijstelling op onderdelen; zie de schuingedrukte opmerkingen in onderstaande tekst. Hieronder zijn de acht acht uitgangspunten uit de nota samengevat.

Uitgangspunt 1: De indeling van ons omgevingsplan maakt een goede afweging mogelijk tussen het gebruik van de ruimte en de effecten van dit gebruik op onze leefomgeving.

De huidige grote druk op het gebruik van de ruimte leidt tot een zware belasting van onze leefomgeving. Het omgevingsplan is een cruciaal instrument om een duurzaam evenwicht tussen deze twee aspecten te kunnen bereiken. We richten ons plan zo in dat de verschillende aspecten goed herkenbaar zijn in het plan.

Uitgangspunt 2: Bij het opstellen van regels denken en werken we vanuit het gebied.

De wet vraagt ons om met het omgevingsplan te zorgen voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Ons startpunt bij het maken van regels is daarom steeds een gebied (locatie). Voor een gebied of locatie stellen we vanuit onze ambities regels. In ons omgevingsplan zijn de gebieden duidelijk herkenbaar en in lijn met onze omgevingsvisie.

Uitgangspunt 3: Bij de keuze van onze manier van regelen houden we rekening met de gebruiker van de regel en hebben we oog voor de aard en functie van het gebied of object.

We bepalen per gebied of object wat de gewenste balans is tussen beschermen en benutten. Afhankelijk van de kwetsbaarheid van het gebied of object en het gebruik van een gebied (ontwikkelingsarm of in ontwikkeling) kiezen we voor regels die meer beschermend zijn of voor regels die meer vrij laten en uitnodigen. Ook passen we de manier van regelen aan op de behoefte van de (hoofd)gebruiker van de regel.

Uitgangspunt 4: We behouden regels die passend zijn en actualiseren regels waar gewenst.

Bij het maken van nieuwe omgevingsplanregels kijken we hoe we het nu (opmerking: d.w.z. voor inwerkingtreding van de Omgevingswet) geregeld hebben en wat onze ervaring daarmee is. Regels die goed functioneren en nog actueel zijn, behouden we. Daar waar regels niet goed functioneren, passen we ze aan. Ook voeren we in onze nieuwe regels beleidsactualisaties door en spelen we in op maatschappelijke ontwikkelingen. Tot slot zorgen we ervoor dat onze regels voor burgers en professionals goed toegankelijk en begrijpelijk geschreven zijn.

Uitgangspunt 5: We zorgen voor regionale afstemming van onze regels. 

We overleggen met gemeenten uit de regio en met onze ketenpartners over onze nieuwe omgevingsplanregels. We ordenen ze op een manier die voor hen logisch en herkenbaar is. Met name de milieuregels uit de bruidsschat stellen we in regionaal verband op. (Opmerking: opstellen van milieuregels in regionaal verband is in de praktijk gewijzigd in afstemmen. Ook maken we gebruik van (milieu)regels die al ontwikkeld zijn door omgevingsdiensten, andere bevoegd gezagen, de VNG (staalkaarten) of door in een bepaald onderwerp gespecialiseerde instanties.)

Uitgangspunt 6: Bij inwerkingtreding wet werken we bij voorkeur met een buitenplanse opa.

Initiatieven die niet in het omgevingsplan passen, kunnen we mogelijk maken door een wijziging omgevingsplan of met een vergunning voor een buitenplanse omgevingsplanafwijking (buitenplanse opa). Vanwege diverse praktische redenen werken we in de eerste periode na inwerkingtreding van de wet bij voorkeur met een buitenplanse opa.

Uitgangspunt 7: Over de inzet van programma’s besluiten we na vaststelling omgevingsvisie.

Met een programma, bestaande uit concrete maatregelen, kunnen we uitvoering geven aan ons beleid of aan een bepaald doel uit onze omgevingsvisie. Een programma nemen we op in ons omgevingsplan. (Opmerking: deze weergave uit 2021 blijkt niet helemaal correct. Programma's zijn op zichzelf staande omgevingsdocumenten. Wel wijzen we in ons omgevingsplan programma's aan.) 

Uitgangspunt 8: Ons omgevingsplan is een dynamisch document dat met de tijd meebeweegt.

De Omgevingswet gaat uit van een sluitende beleidscyclus, waarin we onder andere de werking van ons omgevingsplan monitoren, evalueren en desgewenst bijstellen. In onze omgevingsvisie concretiseren we deze beleidscyclus voor de Osse situatie. Daar sluiten we met het omgevingsplan bij aan.

2.2 Casco Omgevingsplan gemeente Oss

De gemeente Oss heeft een eigen indeling en systematiek voor haar omgevingsplan ontworpen. Aan de basis van deze keuzes hebben gelegen: de uitgangspunten van de gemeenteraad, de beheerbaarheid en de toegankelijkheid van het omgevingsplan. De indeling van het omgevingsplan wordt Casco Omgevingsplan gemeente Oss genoemd. Met het Casco Omgevingsplan gemeente Oss en de bijbehorende werkwijze (zie paragraaf 2.3) willen we zorgen voor het eenduidig opbouwen en plaatsen van omgevingsplanregels. Dit komt de samenhang, toegankelijkheid en raadpleegbaarheid van het nieuwe plan ten goede. Uiteraard is het aan het begin van de transitiefase niet mogelijk om tot in detailniveau de consequenties van de gemaakte keuzes te doorzien. Tijdens de transitiefase kunnen daardoor zo nodig bijstellingen plaatsvinden.

Omgevingsplan gemeente Oss bestaat na de transitiefase (2024 tot 2032) naar verwachting uit 9 hoofdstukken en bijlagen. Tijdens de transitiefase zijn er daarnaast een hoofdstuk 22 met de bruidsschat en twee tijdelijke hoofdstukken voor wijzigingsprocedures voor ontwikkelingen in de transitiefase in het landelijk gebied (hoofdstuk 10) en in het stedelijk gebied (hoofdstuk 11).

2.3 Systematiek Casco Omgevingsplan gemeente Oss

Gedurende de transitiefase vullen we stap voor stap het in eerste instantie vrijwel lege Casco omgevingsplan Oss. Dit doen we volgens een vaste systematiek. Wijzigingsvoorstellen voor ons omgevingsplan moeten opgebouwd zijn volgens deze systematiek. Hieronder volgt een toelichting.

We herhalen regels zo min mogelijk.

Een omgevingsplan is hoe dan ook een zeer omvangrijk document. Omdat we de omvang ervan zo veel mogelijk willen beperken, kiezen we er in Oss voor om regels zo min mogelijk te herhalen. Dit geldt zowel voor regels binnen het plan als voor regels uit hogere wetgeving die van toepassing zijn op ons omgevingsplan. Concreet betekent dit:

  • Algemene bepalingen voor activiteiten (begripsbepalingen, meet- en rekenbepalingen, doelen, normadressaat, algemene gegevens bij het verstrekken van gegevens en bescheiden en gegevens bij het wijzigen van contactgegevens of normadressaat) staan uitsluitend in hoofdstuk 1.

  • Overige algemene bepalingen, bijvoorbeeld over procedureregels, adviesorganen, handhaving, financiën, monitoring en overgangsrecht, staan uitsluitend in hoofdstuk 9.

  • Alleen als een specificatie, uitbreiding of afwijking van een algemene bepaling in hoofdstuk 1 of 9 van toepassing is, staat daarover een bepaling in een activiteitenhoofdstuk (hoofdstukken 3 t/m 8).

  • De algemene bepaling 'Doelen' in hoofdstuk 1 verwijst met een externe link naar de betreffende artikelen in de Omgevingswet. We herhalen deze doelen niet in ons omgevingsplan.

  • De algemene bepaling ‘Doelen’ staat alléén in hoofdstuk 1. In de activiteitenhoofdstukken (hoofdstukken 3 t/m 8) staan, alleen als dat meerwaarde heeft, ‘oogmerken’ als uitwerking van een specifiek doel. Deze zijn gericht op een concreet belang. Bijvoorbeeld: ‘In aanvulling op/Als uitwerking van de doelen (…) uit artikel 1.4 van dit omgevingsplan gelden voor (...) de volgende oogmerken:….’.

  • Binnen een activiteitenhoofdstuk beginnen we met algemene bepalingen die voor het hele hoofdstuk, titel, afdeling of paragraaf gelden. Denk daarbij aan oogmerken, toepassingsbereik of specifieke zorgplicht. Deze algemene bepalingen herhalen we in de onderliggende (sub)paragrafen niet, tenzij er een verschil is met de op het bovenliggende niveau genoemde algemene bepalingen. 

    Het ‘toepassingsbereik’ bepaalt waar titel, afdeling, hoofdstuk of (sub)paragraaf over gaat en eventueel op welke locatie de regels gelden. 

    Als er een specifieke zorgplicht geldt, staat deze ook bij de algemene bepalingen van het onderwerp. Met specifieke zorgplichten gaan we vooralsnog terughoudend om. Doordat een zorgplicht geen normen bevat, ontbreekt een toetsingskader als een belanghebbende een verzoek om handhaving indient. In voorkomende gevallen kan als vangnet gebruik gemaakt worden van de algemene zorgplicht uit de Omgevingswet en de specifieke zorgplichten uit het Besluit activiteiten leefomgeving en het Besluit bouwwerken leefomgeving.

  • De algemene regels uit onze regelbieb herhalen we niet in verschillende delen van het omgevingsplan. We breiden het werkingsgebied van de regel steeds uit als deze ook op een andere locatie gaat gelden. Daardoor ontstaat er geen set regels per gebied, zoals bij de voormalige bestemmingsplannen, maar werken we zo veel mogelijk met dezelfde regels in de hele gemeente. Door de regels op de goede manier te annoteren, zie je ze terug in 'regels op de kaart'.



De regels gaan van algemeen naar specifiek.

  • Een hoofdstuk, afdeling of (sub)paragraaf met regels voor een activiteit beginnen we met algemene bepalingen.

  • Daarna volgen de algemene regels voor activiteiten. Deze regels staan per functie of onderwerp in een vaste volgorde van toegestaan naar verboden.



De regels voor activiteiten staan op onderwerp bij elkaar.

  • Het omgevingsplan van de gemeente Oss is thematisch ingedeeld, zodat de regels per onderwerp bij elkaar staan.

  • Binnen een onderwerp kunnen er afdelingen of (sub)paragrafen zijn voor deelonderwerpen of functies.



De regels voor activiteiten zijn zinnig.

  • Bepalend voor de aard van een regel (toegestaan, meldingsplicht, vergunningplicht e.d.) is wat zinnig is. Dat bepalen we door te kijken naar: het doel van de regel, het gemak voor de gebruiker van de regel en de (on)mogelijkheid om registraties bij te kunnen houden en toezicht en handhaving naar behoren uit te kunnen voeren op basis van de regel.

  • Bij het opstellen van de nieuwe omgevingsplanregels maken we gebruik van de kennis en ervaring van vakspecialisten om te bepalen wat zinnig is.



De regels voor activiteiten zijn gekoppeld aan locatie(s).

  • Het omgevingsplan is, anders dan een bestemmingsplan, activiteitgericht. Om te komen tot een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (art. 4.2 lid 1 Omgevingswet) is het nodig om activiteiten op een locatie (onder voorwaarden) in of uit te sluiten en gebiedsgericht vindbaar te maken.

  • De koppeling met gebieden maken we in het activiteitenhoofdstuk (hoofdstuk 3 t/m 8) en niet in hoofdstuk 2 'Gebieden'. Hoofdstuk 2 fungeert in Omgevingsplan gemeente Oss niet als richtingaanwijzer, zoals wel gebeurt in het VNG-casco. Hoofdstuk 2 geeft alleen een overzicht van de gebiedstypen (denk aan: woongebied, buitengebied) en de overige gebiedsaanwijzingen (denk aan: functie detailhandel, functie verkeer). 

  • Als je de activiteit annoteert (zie aanwijzingen over annotaties hieronder), dan annoteer je ook de activiteitlocatie. Dit is de locatie waar de juridische regel geldt.

Opmerking: als een activiteit op een bepaalde locatie niet is toestaan, betekent dat niet dat de activiteit daar nooit kan plaatsvinden. Het is altijd mogelijk om met een vergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) af te wijken van het omgevingsplan, mits er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

De regels in het omgevingsplan annoteren we met het oog op een goede dienstverlening.

  • Slechts enkele annotaties zijn verplicht om aan te brengen. In Oss brengen we ook niet-verplichte annotaties aan als dit goed is voor de toegankelijkheid van het omgevingsplan.

  • De annotatie 'thema' brengen we aan als het artikel / lid een duidelijk relatie heeft met een thema uit de betreffende waardelijst. Het is mogelijk om meerdere thema's te annoteren. Hier maken we gebruik van als de bezoeker van het Omgevingsloket voor de activiteit op verschillende thema's zou kunnen gaan zoeken.

  • De annotatie werkingsgebied is verplicht. Iedere regel voor een activiteit annoteren we met het werkingsgebied. In ieder geval is dit het exacte gebied waar de juridische regel geldt. We annoteren daarnaast ook een ruimer werkingsgebied als dat uit oogpunt van dienstverlening gewenst is; werkingsgebied(en) bepalen waar de regel wordt gevonden bij het klikken op 'regels op de kaart' in het DSO. 

  • Als de regel een VTH-consequentie heeft (bv. vergunningplicht of verbod) dan annoteren we ook de activiteit, de activiteitregelkwalificatie en de activiteitlocatie.

  • Als er in de regel verwezen wordt naar een gebiedsaanwijzing dan annoteren we deze gebiedsaanwijzing. Met een gebiedsaanwijzing leg je een koppeling met beleidsuitspraken over een bepaald gebied, bijvoorbeeld 'functie wonen' of 'gebiedstype buitengebied'.

  • Als er in de regel verwezen wordt naar een omgevingsnorm dan annoteren we het betreffende omgevingsnormgebied.



Tijdens de transitiefase gebruiken we als nodig de tijdelijke hoofdstukken 10 en 11.

  • Omgevingsplanregels voor ontwikkelingen waarvoor nog geen regels in hoofdstuk 1 t/m 9 beschikbaar zijn, plaatsen we in een tijdelijk hoofdstuk: hoofdstuk 10 'Ontwikkelingen transitiefase - landelijk gebied' of hoofdstuk 11 'Ontwikkelingen transitiefase - stedelijk gebied'.

  • De regels voor deze ontwikkelingen plaatsen we tijdelijk in titels (structuurelementen) die we aanduiden met: 'Postzegelplan <naam/adres ontwikkeling - plaats>. De geo-objecten die horen bij de betreffende ontwikkelingen duiden we aan met: 'pz <naam/adres ontwikkeling - plaats>'. Op deze manier is duidelijk welke titels en welke geo-objecten horen bij de tijdelijke transitiehoofdstukken. Tijdens en na de transitiefase integreren we deze tijdelijke postzegelplannen in de permanente hoofdstukken 1 t/m 9. Daarna worden ze verwijderd.

  • Alle ontwikkelingen in het landelijk gebied staan in principe in één postzegelplan: Postzegelplan landelijk gebied. Dit postzegelplan bevat een complete regelset voor het landelijk gebied. Dit betreft een beleidsneutrale omzetting van Bestemmingsplan Buitengebied. De beleidsneutrale regelset heeft een zeer klein werkingsgebied ('stoeptegel'). Voor ontwikkelingen breiden we het werkingsgebied van de benodigde regels uit.

  • Ontwikkelingen in het stedelijk gebied krijgen ieder een eigen titel (structuurelement) in hoofdstuk 11.

  • Iedere titel in hoofdstuk 11 bevat alleen die regels waarvoor nog geen regels in hoofdstuk 1 t/m 9 of de bruidsschat beschikbaar zijn.

  • De regels in de tijdelijke titels in de hoofdstukken 10 en 11 maken gebruik van de algemene bepalingen in hoofdstuk 1, de gebiedstypen in hoofdstuk 2, de bruidsschatregels in hoofdstuk 22 en de bijlagen van het omgevingsplan.

  • Voor de overige onderdelen is de tijdelijke titel geordend op een manier die zo veel mogelijk vergelijkbaar is met de ordening in de hoofdstukken 3 t/m 9.

  • Aan alle regels in de tijdelijke titel wordt als werkingsgebied (een gedeelte van) de betreffende locatie gekoppeld.



We zorgen dat de bruidsschat niet hernummert.

  • Artikelen die vanuit de bruidsschat (hoofdstuk 22) overgeplaatst zijn naar het nieuwe deel omgevingsplan worden pas verwijderd als de bruidsschat volledig is overgezet. Het bruidsschatartikel wordt op < Vervallen > gezet met een korte toelichting, bv. ‘Artikel (on)gewijzigd verplaatst naar artikel X (link) in het nieuwe deel omgevingsplan’.

  • Pas als alle artikelen vanuit de bruidsschat zijn overgezet naar het nieuwe deel van het omgevingsplan verwijderen we de bruidsschat in zijn geheel.



De regels zijn op een standaard manier geformuleerd.

  • Alle artikelen in Omgevingsplan gemeente Oss zijn opgebouwd in lijn met het Modelhoofdstuk Omgevingsplan gemeente Oss.

3 Transitie Omgevingsplan gemeente Oss

3.1 Transitiefase 2024 - 2032

Op 1 januari 2024 is van rechtswege het tijdelijke omgevingsplan voor de gemeente Oss ontstaan. Dit plan bestaat uit de bestaande ruimtelijke plannen (waaronder de bestemmingsplannen), de Bruidsschat (regels van het Rijk die naar gemeente en waterschappen zijn overgedragen) en enkele verordeningen (erfgoed, geur en bodem). De gemeente heeft tot 2032 de tijd om dit tijdelijke omgevingsplan en andere bestaande regelingen voor de fysieke leefomgeving om te zetten naar één nieuw omgevingsplan voor het hele grondgebied. Deze omzetting noemen we de ‘transitie’ en de periode tot 2032 de ‘transitiefase’.

Transitiefase omgevingsplan
afbeelding binnen de regeling
3.2 Transitiestrategie Omgevingsplan Oss

De transitieopgave waar we als gemeente voor staan, is groot. De opgave bestaat onder andere uit de omzetting meer dan 200 bestemmingsplannen. Daarnaast hebben we tientallen beleidsstukken en verordeningen waarvoor we een afweging moeten maken of en hoe we deze omzetten naar ons omgevingsplan. Ook over de bruidsschatregels en alle milieuregels voor de fysieke leefomgeving moeten we een afweging maken. Ook het aspect ‘gezondheid’ zal een plek moeten krijgen in het geheel.

We zullen in Oss naar verwachting tot 2032 nodig hebben om de transitie plaats te laten vinden. Het totale speelveld is op dit moment moeilijk te overzien. Daarom bekijken we per jaar welke taken we uit gaan voeren. De bestuurlijke ambitie en de uitgangspunten die de Raad geformuleerd heeft (zie paragraaf 2.1), spelen een belangrijke rol in deze afweging. Aan het eind van elk jaar bepalen we wat we in het daaropvolgende jaar gaan oppakken en zetten we dit af tegen hetgeen we nog moeten doen vóór 2032. Dit landt in een zogenaamde transitieopgave voor het betreffende jaar.

In het eerste deel van de transitieperiode ligt de focus op aspecten waarop de meeste urgentie zit. Dit betreft het opstellen van een basisset met omgevingsplanregels (de 'regelbieb') en het ontwikkelen of aanpassen van beleid om medewerking te kunnen verlenen aan gewenste ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving. De transitie van bestaande regelingen uit het tijdelijke deel van het omgevingsplan en gemeentelijke verordeningen waar we op dit moment prima mee uit de voeten kunnen, pakken we in een latere fase op.

II

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In het eerste lid van dit artikel zijn de begripsbepalingen van de Omgevingswet en het Omgevingsbesluit, het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl), het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) en de Omgevingsregeling van toepassing verklaard op hoofdstuk 22 van dit omgevingsplan. Het gaat om een zogenaamde statische verwijzing. Dat betekent dat latere wijzigingen van de begrippen in de Omgevingswet of de AMvB’s geen invloed hebben op de betekenis van de begrippen in hoofdstuk 22.

Bijlage II bij dit omgevingsplan bevat de overige begripsbepalingen die voor hoofdstuk 22 nog nodig zijn in aanvulling op de begrippen van de wet, de AMvB’s en de Omgevingsregeling.

Artikel 1.1 gaat over de begrippen die van toepassing zijn op dit omgevingsplan.

Eerste lid

In het eerste lid staat dat de begrippen die op dit omgevingsplan van toepassing zijn in bijlage I staan. 

Er staan ook begrippen in het tijdelijke deel van het omgevingsplan (de voormalige bestemmingsplannen) en in tijdelijke regelingdelen die door andere bevoegd gezagen aan omgevingsplan Oss zijn toegevoegd. Op het moment dat deze overgezet worden naar het nieuwe deel van het omgevingsplan worden de bijbehorende begrippen geplaatst in bijlage I.

Het omgevingsplan van rechtswege, zoals dat ontstond bij inwerkingtreding van de Omgevingswet, bevatte een bijlage II met begripsbepalingen die van toepassing zijn op hoofdstuk 22 van dit omgevingsplan. Deze begrippen zijn verplaatst naar bijlage I.

Definities van begrippen die slechts op een enkele plaats in het omgevingsplan worden gebruikt, of die in verschillende onderdelen van deze regeling een andere betekenis hebben, staan niet altijd in bijlage I. In deze gevallen kan de definitie van een begrip op de betreffende plaats in het omgevingsplan zijn opgenomen.

Als een begrip gelet op het normale taakgebruik geen uitleg nodig heeft, is er geen begripsbepaling voor opgenomen.

Tweede lid

Van veel begrippen die in dit omgevingsplan staan, is een definitie opgenomen in het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit bouwwerken leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving, het Omgevingsbesluit of de Omgevingsregeling. In het tweede lid staat dat de daarin gegeven definities ook gelden voor dit omgevingsplan. Ze zijn niet opgenomen in bijlage I. Als de definitie van het begrip voor dit omgevingsplan anders is dan in deze besluiten en regelingen dan is deze wel gegeven in dit omgevingsplan.

De begripsbepalingen die zijn opgenomen in de Omgevingswet zelf gelden ook voor dit omgevingsplan. Dit staat in de Omgevingswet, artikel 1.1, eerste lid.

Derde lid

Tijdens de transitiefase staan de ruimtelijke regels van het omgevingsplan deels in het tijdelijke en deels in het nieuwe deel van het omgevingsplan. Als de regels in het tijdelijke deel staan dan zijn de begrippen uit het tijdelijke deel van toepassing.

JJ

Na sectie ' Begripsbepalingen' worden negen secties ingevoegd, luidende:

Artikel 1.2 Meet- en rekenbepalingen

Artikel 1.2 gaat over de meet- en rekenbepalingen die van toepassing zijn op dit omgevingsplan.

Eerste lid

In het eerste lid staat dat de meet- en rekenbepalingen die op dit omgevingsplan van toepassing zijn in bijlage II staan. Meet- en rekenbepalingen die slechts op een enkele plaats in het omgevingsplan worden gebruikt, of die in verschillende onderdelen van deze regeling een andere betekenis hebben, staan niet altijd in bijlage II. In deze gevallen kan de meet- en rekenbepaling op de betreffende plaats in het omgevingsplan zijn opgenomen. 

Tweede lid

Hoofdstuk 22 van dit omgevingsplan, dat van rechtswege ontstond bij inwerkingtreding van de Omgevingswet, bevat meet- en rekenbepalingen die van toepassing zijn op de regels in hoofdstuk 22 van dit omgevingsplan. In de periode 2024 - 2032 zetten we deze regels stapsgewijs om in omgevingsplanregels in de hoofdstukken 1 tot en met 10 van dit omgevingsplan. De meet- en rekenbepalingen worden op dat moment verplaatst naar bijlage II.

Derde lid

Tijdens de transitiefase staan de ruimtelijke regels van het omgevingsplan deels in het tijdelijke en deels in het nieuwe deel van het omgevingsplan. Als de regels in het tijdelijke deel staan dan zijn de meet- en rekenbepalingen uit het tijdelijke deel van toepassing.

Artikel 1.3 Geografische werkingsgebied omgevingsplan

In artikel 1.3 staat waar de regels uit dit omgevingsplan gelden.

Eerste lid

In het eerste lid staat dat de regels in dit omgevingsplan een geografisch werkingsgebied hebben. Dit bestaat uit de locatie(s) waar de regel geldt. Het werkingsgebied van regels in dit omgevingsplan komt overeen met het hele grondgebied van de gemeente Oss of met een gedeelte daarvan. Bij iedere regel is aangegeven waar deze geldt.

Tweede lid

In het tweede lid staat dat bijlage III een overzicht bevat van alle werkingsgebieden die in dit omgevingsplan gebruikt worden. Dit worden ook wel informatieobjecten genoemd. Deze informatieobjecten maken onderdeel uit van de regels. In de viewer van het Digitale Stelsel Omgevingswet (DSO) kunnen de juridische regels uit het omgevingsplan in samenhang met deze informatieobjecten/werkingsgebieden bekeken worden.

Artikel 1.4 Doelen

Artikel 1.4 gaat over het doel van de regels in dit omgevingsplan. Het uiterste doel met het oog waarop regels in dit omgevingsplan kunnen worden gesteld, is gelijk aan de de doelen die zijn genoemd in de Omgevingswet. In artikel 1.4 zijn dynamische verwijzingen (dat wil zeggen links) opgenomen naar de artikelen over deze doelen in de Omgevingswet. Specifieke regels in dit omgevingsplan kunnen zich op één of enkele van deze doelen richten of een nadere uitwerking of begrenzing van deze doel(en) bevatten. Dit staat in oogmerken bij de betreffende regels of volgt impliciet uit de regels, bijvoorbeeld uit de beoordelingsregels die horen bij een bepaalde vergunningplicht.

Artikel 1.5 Normadressaat

Artikel 1.5 bepaalt tot wie de regels van dit omgevingsplan zijn gericht. Dat is degene die de activiteit verricht of laat verrichten. Voor regels over specifieke activiteiten in dit omgevingsplan kan een andere normadressaat zijn aangewezen.

Artikel 1.5 heeft alleen betrekking op de algemene regels voor activiteiten in dit omgevingsplan. De normadressaat voor vergunningsplichtige activiteiten is te vinden in artikel 5.37, eerste lid, Omgevingswet. Artikel 1.5 is inhoudelijk vergelijkbaar met het artikel in de Omgevingswet.

Degene die de activiteit verricht, is primair verantwoordelijk voor de naleving van de regels die gelden voor het verrichten van activiteiten. Onder 'degene die de activiteit verricht' wordt, zoals ook blijkt uit de toelichting op het Besluit activiteiten leefomgeving en het Besluit bouwwerken leefomgeving, ook verstaan degene die de activiteit laat verrichten. Dit houdt bijvoorbeeld in dat een opdrachtgever ervoor zorgt dat zijn werknemers of contractanten die binnen de activiteit in opdracht deelactiviteiten uitvoeren de regels naleven. Het is primair de vergunningshouder of melder die zich aan de regels moet houden. Uit de toelichting bij het Besluit activiteiten leefomgeving en het Besluit kwaliteit leefomgeving blijkt echter dat bij handhaving iedereen die het in zijn macht heeft om de overtreding te beëindigen, kan worden aangesproken. In relatie tot de activiteit bouwen kan een aannemer of onderaannemer rechtstreeks worden aangesproken. 

De Omgevingswet en de AMvB's bevatten geen nadere duiding aan welke criteria 'degene die de activiteit verricht' in een concreet geval zou moeten voldoen. Wel is een aantal elementen aan te geven (zie meer uitgebreid paragraaf 2.3.2 van de Nota van toelichting bij het Besluit activiteiten leefomgeving (Staatsblad 2018, nr. 293)). Degene moet (economische) zeggenschap hebben over de activiteit. Dat is degene die het feitelijk of juridisch voor het zeggen heeft/in zijn macht heeft om de activiteit te starten, aan te passen of te beëindigen. Bij de meeste activiteiten is het degene die de vergunning aanvraagt of melding doet. In andere gevallen: degene met zeggenschap. Vaak zal het de eigenaar of huurder van het perceel/pand zijn.

Artikel 1.6 Algemene gegevens en bescheiden bij meldings- en informatieplicht

Artikel 1.6 komt in de plaats van artikel 22.46. Artikel 22.46 was van rechtswege onderdeel geworden van dit omgevingsplan bij inwerkingtreding van de Omgevingswet. Deze bepaling is aangepast en in lijn gebracht met de artikelen 7.3 (omgevingsvergunning) en 7.217 (maatwerkvoorschrift) van de Omgevingsregeling. De regel geldt nu voor het hele omgevingsplan. Daarnaast is in het tweede lid een aanlevertermijn toegevoegd.

In het artikel staat welke informatie in ieder geval moet worden aangeleverd bij het verrichten van een activiteit die genoemd is in een een meldings- of informatieplicht in dit omgevingsplan. Regels over  het aanleveren van gegevens en bescheiden in het kader van een vergunningplicht of maatwerkvoorschrift staan in Artikel 7.3 Omgevingsregeling (omgevingsvergunning) en Artikel 7.217 Omgevingsregeling (maatwerkvoorschrift).

De term bescheiden wordt gebruikt om allerlei vormen van schriftelijke documentatie of bewijsstukken mee aan te duiden.

Eerste lid

Artikel 1.6, eerste lid, bepaalt dat, als op grond van een regel elders in het omgevingsplan gegevens en bescheiden aan het bevoegd gezag worden verstrekt in het kader van een meldings- of informatieplicht, deze altijd en minimaal een aantal algemene gegevens bevatten. Voor specifieke activiteiten kan het zijn dat ook andere gegevens of bescheiden moeten worden verstrekt. Dit is vermeld bij de regels over die specifieke activiteit.

Tweede lid

In het tweede lid wordt bepaald dat de gegevens en bescheiden in het kader van een meldings- of informatieplicht uiterlijk vier weken voor aanvang van de activiteit worden verstrekt. 

Artikel 1.7 Gegevens bij het wijzigen van contactgegevens of normadressaat

Artikel 1.7 komt in de plaats van artikel 22.47. Artikel 22.47 was van rechtswege onderdeel geworden van dit omgevingsplan bij inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Artikel 1.7 bepaalt wat een initiatiefnemer moet doen als naam, adres, telefoonnummer, e-mailadres en/of de normadressaat wijzigen.

Eerste lid

Het eerste lid regelt dat een naam- of adreswijziging wordt doorgegeven aan het bevoegd gezag vóórdat de wijziging een feit is. Dat is vooral voor de initiatiefnemer zelf van belang: diegene wil immers dat correspondentie van het bevoegd gezag op het juiste adres aankomt. 

Tweede lid

Het tweede lid regelt dat bij overdracht van de activiteit naar iemand anders, met andere woorden bij het wisselen van de normadressaat, de daardoor gewijzigde gegevens aan het bevoegd gezag worden verstrekt. Bijvoorbeeld omdat een bedrijf onder dezelfde bedrijfsnaam en op hetzelfde adres wordt voorgezet, maar wisselt van eigenaar. Dit sluit aan op Artikel 5.37 Omgevingswet, waar hetzelfde over vergunninghouders is geregeld.

Afdeling 2.1 GEBIEDSTYPEN

De gebiedstypen worden gebruikt voor het doen van beleidsuitspraken over gebiedsgerichte keuzes. Het strategisch beleid voor de fysieke leefomgeving staat in de Omgevingsvisie gemeente Oss. Hoofdstuk vijf van de omgevingsvisie gaat in op de gebiedsgerichte keuzes. Door regels te stellen in dit omgevingsplan wordt uitvoering van de beleidskeuzes mogelijk gemaakt.

Artikel 7.3 Toepassingsbereik

Bij de activiteiten die in het tweede lid zijn vermeld, kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het plaatsen van attributen en het organiseren van een evenement.

Het derde lid heeft betrekking op activiteiten die toegelaten zijn voor 1 januari 2024 door de provincie Noord-Brabant en op activiteiten die aangevangen zijn na 1 januari 2024, maar voor inwerkingtreding van deze regels voor activiteiten in of op voormalige stortplaatsen.

Artikel 7.6 Bevoegdheid stellen maatwerkvoorschriften

Soms is er maatwerk nodig bij een initiatief om eraan mee te kunnen werken. Dat kan in de vorm van maatwerkvoorschriften (lid 1 tot en met 5) en vergunningvoorschriften (lid 6). Een maatwerkvoorschrift biedt de mogelijkheid om in specifieke situaties af te wijken van algemene regels, terwijl een vergunningvoorschrift de voorwaarden vastlegt waaronder een vergunninghouder een activiteit mag uitvoeren.

KK

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 22.27 Uitzonderingen op vergunningplicht artikel 22.26 – omgevingsplan onverminderd van toepassing

Verwerken Vangnetregeling Omgevingswet

Artikel 22.27 onder f, onder 2 en 3, is ten opzichte van het oorspronkelijke artikel 22.27 uit de bruidsschat aangevuld. De aanvulling strekt tot verduidelijking van de eisen die voor de situering van vergunningsvrije erf- en perceelsafscheidingen zijn gesteld. 

Onder f, onder 2, van artikel 22.27 is het woord 'gebouw' door 'hoofdgebouw' vervangen. Onder f, onder 3, van artikel 22.27 is het zinsdeel 'die langs de voorkant van dat gebouw evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied' vervangen door 'die loopt langs de voorkant van dat hoofdgebouw en vanaf daar evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied zonder het hoofdgebouw te doorkruisen of in het gebouwerf achter het hoofdgebouw te komen'. 

Zie ook de toelichting bij de Vangnetregeling Omgevingswet. 

Oorspronkelijke toelichting

In dit artikel zijn de bouwwerken aangewezen waarvoor de vergunningplicht, bedoeld in artikel 22.26, niet van toepassing is. Met deze categorie van bouwwerken wordt artikel 3 van bijlage II bij het voormalige Besluit omgevingsrecht, met enkele ondergeschikte aanpassingen en een aanvulling van erf- en perceelafscheiding (hoger dan een meter maar niet hoger dan twee meter), voortgezet. Zoals ook in afdeling 3.2 van het algemeen deel van de nota van toelichting bij het Invoeringsbesluit Omgevingswet toegelicht, geldt voor deze bouwwerken weliswaar niet de vergunningplicht uit artikel 22.26, maar de overige regels uit het omgevingsplan blijven onverminderd van kracht. Dat betekent dat een bouwwerk onverminderd aan de materiële regels over het bouwen, in stand houden en gebruiken van het bouwwerk moet voldoen. Onderdeel van die regels kan ook een bepaling zijn dat daarvan bij omgevingsvergunning van kan worden afgeweken. Deze binnenplanse vergunningplichten kunnen bijvoorbeeld op grond van artikel 3.6, eerste lid, onder c, van de voormalige Wet ruimtelijke ordening, in een van het tijdelijk deel uitmakend bestemmingsplan zijn opgenomen. Ook deze binnenplanse vergunningplichten blijven onverminderd van kracht, met als gevolg dat er toch een binnenplanse vergunning nodig kan zijn voor de betrokken bouwwerken. Als zo’n binnenplanse vergunning niet kan worden verleend of als het bouwwerk of het voorgenomen gebruik daarvan, niet voldoet aan andere in het omgevingsplan gestelde materiële regels, is sprake van een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. In dat geval is er voor het bouwwerk een buitenplanse vergunning nodig op grond artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet. Net als bij de werking van artikel 3 van bijlage II bij het voormalige Besluit omgevingsrecht, zijn de betrokken bouwwerken dus alleen maar vergunningvrij als aan alle overige regels over het bouwen, in stand houden en gebruiken uit dit omgevingsplan wordt voldaan. Als op grond van die andere regels een vergunning nodig is, of als het bouwwerk of het voorgenomen gebruik in strijd is met andere regels uit dit omgevingsplan, moet toch een vergunning worden aangevraagd.

Zoals al beschreven betreft het hier een voortzetting van de bouwwerken die in artikel 3 van bijlage II bij het voormalige Besluit omgevingsrecht waren opgenomen. Op enkele onderdelen zijn daarin wijzigingen aangebracht. Zo is de eis in onderdeel a, onder 3, dat een bijbehorend bouwwerk of een uitbreiding daarvan op meer dan 1 m vanaf openbaar toegankelijk gebied moet zijn gelegen, niet langer afhankelijk van de gelding van redelijke eisen van welstand voor het betrokken gebied of bouwwerk. Hiermee wordt de praktische toepassing van de regeling verbeterd.

Onderdeel h zondert van de binnenplanse vergunningplicht uit buisleidingen anders dan buisleidingen waarop artikel 2.29, onder p, aanhef en onder 4°, van het Bbl (bij het Invoeringsbesluit Omgevingswet oorspronkelijk genummerd als artikel 2.15f, onder p, aanhef en onder 4°) van toepassing is. Hierdoor ontstaat een vergelijkbare samenhang tussen dit artikelonderdeel van de bruidsschat en het genoemde artikelonderdeel uit het Bbl als de samenhang tussen de onderdelen in de artikelen 2 en 3 van bijlage II bij het voormalige Besluit omgevingsrecht.

In onderdeel i zijn enkele voorwaarden geschrapt (geen verandering van de draagconstructie of (sub)brandcompartimentering), aangezien die om bouwtechnische redenen gesteld werden en geen invloed hebben op de ruimtelijke kwaliteit van het bouwen zoals die door een omgevingsplan wordt gereguleerd.

LL

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 22.33 Specifieke beoordelingsregels aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken bij voorbereidingsbesluit of, aanwijzing als beschermd stads- of dorpsgezicht of ruimtelijk plan in procedure

Verwerken Vangnetregeling Omgevingswet 

Aan artikel 22.33eerste lid, zijn ten opzichte van het oorspronkelijke artikel 22.33 uit de bruidsschat sub c, d en e toegevoegd. De toevoeging strekt tot de mogelijkheid om een vergunning voor een omgevingsplanactiviteit bestaande uit een bouwactiviteit en het in stand houden en gebruiken van het te bouwen bouwwerk te weigeren als sprake is van een nog lopende totstandkomingsprocedure van een bestemmingsplan of inpassingsplan als bedoeld in de voormalige Wet ruimtelijke ordening waarop op grond van artikel 4.6, tweede lid, van de Invoeringswet Omgevingswet het oude recht van toepassing is. 

Op grond van artikel 22.33tweede lid, van de bruidsschat, kan de vergunning toch worden verleend als de activiteit in overeenstemming is met het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan, dat op het moment van het van kracht worden daarvan onderdeel gaat uitmaken van het tijdelijke deel van het omgevingsplan. Hiermee wordt een gelijkwaardige voorbereidingsbescherming geboden als in de situatie waarin voorafgaand aan de planprocedure een voorbereidingsbesluit zou zijn genomen en waarop artikel 22.33eerste lid, onder a, van de bruidsschat betrekking heeft. 

Zie ook de toelichting bij de Vangnetregeling Omgevingswet. 

Titel van artikel gewijzigd

Naar aanleiding van het verwerken van de Vangnetregeling Omgevingswet is de titel van artikel 22.33 ten opzichte van de oorspronkelijk bruidsschat gewijzigd van 'Specifieke beoordelingsregels aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken bij voorbereidingsbesluit of aanwijzing als beschermd stads- of dorpsgezicht' naar 'Specifieke beoordelingsregels aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken bij voorbereidingsbesluit, aanwijzing als beschermd stads- of dorpsgezicht of ruimtelijk plan in procedure'.

Oorspronkelijke toelichting

Ook in dit artikel zijn aanvullende beoordelingsregels gegeven. Deze aanvullende beoordelingsregels zien op twee specifieke overgangsrechtelijke situaties die verband houden met het feit dat de Omgevingswet niet langer een aanhoudingsplicht kent zoals die was geregeld in artikel 3.3 van de voormalige Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Die aanhoudingsplicht kon gelden vanwege een voorbereidingsbesluit dat was genomen ter voorbereiding van een nieuw bestemmingsplan of vanwege een aanwijzing als beschermd stads- of dorpsgezicht waarvoor nog geen tot bescherming daarvan strekkend bestemmingsplan gold.

Toepassing van deze beoordelingsregels leidt ertoe dat, ondanks dat aan de beoordelingsregels uit artikel 22.29 wordt voldaan, de vergunning toch moet worden geweigerd als voor de locatie waarop de aanvraag betrekking heeft op grond van de in artikel 22.33eerste lid, genoemde bepalingen van de Invoeringswet Omgevingswet een nog onder oud recht genomen voorbereidingsbesluit van kracht is, of een tracébesluit of een besluit krachtens de Wet luchtvaart dat op grond van het oude recht gold als een zodanig voorbereidingsbesluit, of een onder oud recht gedane aanwijzing als beschermd stads- of dorpsgezicht waarvoor nog geen tot bescherming daarvan strekkend omgevingsplan geldt. Op de plicht om in zo’n geval de vergunning te weigeren bestaat een uitzondering in het geval het bouwplan niet in strijd is met het omgevingsplan dat in voorbereiding is. Dit is vergelijkbaar met de situatie onder oud recht, waarin artikel 3.3, derde en zesde lid, van de voormalige Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de mogelijkheid bood de onder oud recht toepasselijke aanhoudingsplicht te doorbreken.

In praktische zin betekent de regeling dat onder nieuw recht aangevraagde omgevingsvergunningen voor het verrichten van een bouwactiviteit en het in stand houden en gebruiken van het te bouwen bouwwerk in een gebied waar een nog onder oud recht tot stand gekomen regime van voorbereidingsbescherming van toepassing is, respectievelijk dat onder oud recht als beschermd stads- of dorpsgezicht is aangewezen maar waarop nog geen voldragen beschermingsregime van toepassing is, in beginsel moeten worden geweigerd. Zo kan de vergunning dus worden geweigerd voor activiteiten die in de toekomst niet meer wenselijk worden geacht en onmogelijk zullen worden gemaakt met het in voorbereiding zijnde omgevingsplan. De vergunning kan ook worden geweigerd voor activiteiten waarvan het nog onvoldoende zeker is om te kunnen vaststellen of deze met het toekomstige omgevingsplan aanvaardbaar zullen blijven. Ten tijde van de te nemen beslissing op de aanvraag is het besluit tot wijziging van het omgevingsplan immers nog in voorbereiding en is het mogelijk nog onvoldoende vastomlijnd om te kunnen vaststellen of bepaalde activiteiten daarin uiteindelijk zullen worden toegestaan. Een andere mogelijkheid in zo’n geval kan overigens ook zijn om met instemming van de aanvrager, met toepassing van artikel 4:15, tweede lid, onder a, van de Algemene wet bestuursrecht, de beslistermijn op te schorten tot een moment waarop de voorbereiding zich in een zodanig stadium bevindt dat wel kan worden vastgesteld hoe het bouwplan zich verhoudt tot het in voorbereiding zijnde omgevingsplan. Gewezen wordt in dat verband op het tweede lid, dat de mogelijkheid biedt om de vergunning toch te verlenen als kan worden vastgesteld dat de betrokken activiteit niet in strijd is met het in voorbereiding zijnde omgevingsplan respectievelijk het in voorbereiding zijnde omgevingsplan dat voorziet in de bescherming van het stads- of dorpsgezicht. In het laatste geval zal een dergelijk omgevingsplan onder meer moeten voorzien in op de karakteristieken van het beschermde stads- of dorpsgezicht afgestemde beoordelingsregels voor een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit. Zie ook artikel 4.35, tweede lid, van de Invoeringswet Omgevingswet. Met dit tweede lid wordt een vergelijkbare voorziening getroffen als in het al eerder genoemde artikel 3.3, derde en zesde lid, van de voormalige Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Verschil is echter dat met het tweede lid niet de toepasselijke aanhoudingsplicht wordt doorbroken maar dat in plaats van de vergunning te moeten weigeren, de mogelijkheid is gegeven om de vergunning, onder de vergelijkbare condities dat de activiteit niet in strijd is met het in voorbereiding zijnde omgevingsplan, toch te verlenen.

Voor een meer uitgebreide toelichting op de gevolgen van het vervallen van de aanhoudingsplicht op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt verwezen naar de toelichting bij de tweede nota van wijziging van het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet (Kamerstukken II 2018/19, 34 986, nr. 9, p. 35–42).

MM

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 22.39 Inperkingen artikel 22.36 vanwege externe veiligheid

Verwerken Vangnetregeling Omgevingswet 

Aan artikel 22.39, onder c, is ten opzichte van het originele artikel 22.39 uit de bruidsschat sub 12 toegevoegd. De toevoeging strekt ertoe dat het bouwen, in stand houden of gebruiken van bepaalde bouwwerken niet meer automatisch is toegestaan binnen een bepaalde afstand vanaf het vulpunt van een ondergrondse opslagtank waarin organische oplosmiddelen worden opgeslagen en de opstelplaats van tankwagens voor het vullen en legen van de opslagtank.

Zie ook de toelichting bij de Vangnetregeling Omgevingswet.

Oorspronkelijke toelichting

Dit artikel bevat uitzonderingen op de mogelijkheden om vergunningvrije activiteiten als bedoeld in artikel 22.36 te verrichten vanwege het belang van de externe veiligheid. Deze uitzonderingen waren opgenomen in artikel 5, derde lid, van bijlage II bij het voormalige Besluit omgevingsrecht. Hieraan ligt ten grondslag de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico van ten hoogste een op de miljoen per jaar voor kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en kwetsbare locaties die op grond van artikel 5.7 van het Bkl in een omgevingsplan in acht moet worden genomen. Voor zover artikel 22.36 betrekking heeft op die gebouwen – de onderdelen a en c – is het niet wenselijk dat op locaties waar door de in die onderdelen bedoelde activiteiten overschrijding van de norm voor het plaatsgebonden risico aan de orde zou kunnen zijn, vergunningvrij de in die onderdelen bedoelde activiteiten zouden kunnen worden verricht.

De locaties waar deze activiteiten niet mogelijk zijn, zijn in de eerste plaats de locaties waarvoor het tijdelijke deel van dit omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, onder a, van de Omgevingswet, zelf al vanwege de overschrijding van het plaatsgebonden risico bouwmogelijkheden die kunnen leiden tot kwetsbare of zeer kwetsbare gebouwen niet toelaat. Het gaat hier om artikel 22.39, onder a en b, dat een omzetting is van artikel 5, derde lid, onder a en b, van bijlage II bij het voormalige Besluit omgevingsrecht. De verwijzing naar dit omgevingsplan is hier uitdrukkelijk beperkt tot het tijdelijke deel van dit omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, onder a, van de Omgevingswet, dat kort samengevat bestaat uit de onder het voormalige recht geldende planologische regelingen. Dit omdat die regelingen uitgaan van de in de desbetreffende onderdelen van artikel 5, derde lid, gehanteerde begrippen en systematiek, die onder de Omgevingswet anders zijn. Het is aan gemeenten om daar bij het vaststellen van het omgevingsplan toepassing aan te geven. Hierop kan niet in het tijdelijke deel van dit omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, onder c, van de Omgevingswet worden vooruitgelopen.

Artikel 22.39, onder c, zondert daarnaast ook vergunningvrije activiteiten als bedoeld in artikel 22.36, onder a en c, uit, als de beoogde locatie voor die activiteiten is gelegen binnen afstanden die degene die een vergunningvrije milieubelastende activiteit verricht op grond van het Bal in verband met het plaatsgebonden risico in acht moet nemen. Het gaat dan om de afstanden tussen bepaalde installaties of opslagvoorzieningen waar met stoffen wordt gewerkt die een veiligheidsrisico voor de omgeving met zich kunnen brengen en te beschermen gebouwen en locaties. Op grond van het Bal geldt als hoofdregel dat veiligheidsafstanden zoals hier bedoeld gelden tot de begrenzing van de locatie waarop de milieubelastende activiteit wordt verricht. Hierdoor zijn er ook geen beperkingen aan de gebruiksruimte buiten die begrenzing. Maar het Bal staat in een aantal situaties afwijking van deze regel toe. Onderdeel c is alleen voor die gevallen van praktisch belang. De zinsnede «voor zover ... van toepassing is» in de verschillende subonderdelen van artikel 22.39, onder c, brengt dat tot uitdrukking. Degene die een milieubelastende activiteit als hier bedoeld verricht, moet op grond van het Bal op het moment dat de veiligheidsafstanden van toepassing worden buiten de locatie waar hij zijn activiteit verricht, het bevoegd gezag daarover informeren. Het bevoegd gezag moet ervoor zorgen dat deze gegevens terecht komen in het landelijk register externe veiligheidsrisico’s en aldus voor eenieder kenbaar zijn.

Bij de opsomming van activiteiten in artikel 22.39, onder c, is aangesloten bij de opsomming van activiteiten in bijlage VII, onder A, bij het Bkl. Dat onderdeel van die bijlage geeft voor de daarin genoemde vergunningvrije milieubelastende activiteiten uit het Bal vastgestelde afstanden waarbij wordt voldaan aan de norm voor het plaatsgebonden risico. De opgesomde activiteiten, zoals die in artikel 22.39, onder c, onder verwijzing naar de desbetreffende artikelen uit het Bal zijn overgenomen, omvatten zes activiteiten die niet worden genoemd in artikel 5, derde lid, onder c, van bijlage II bij het voormalige Besluit omgevingsrecht. Het gaat hier om de subonderdelen 2, 5, 6, 7, 12 en 13. Voor de activiteit, bedoeld in subonderdeel 2 (het tanken van voertuigen of werktuigen met LPG), heeft dat als achtergrond dat deze activiteit onder het recht voor de Omgevingswet nog vergunningplichtig was. Door de verschuiving van vergunningplichtig naar vergunningvrij moet de activiteit nu aan de opsomming in artikel 22.39, onder c, worden toegevoegd. Voor de overige toegevoegde activiteiten is gelet op het belang van de externe veiligheid evenmin aanleiding om deze voor de toepassing van artikel 22.39, onder c, buiten beschouwing te laten.

NN

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 22.46 Verplaatst naar 1.6 - Algemene gegevens bij het verstrekken van gegevens en bescheiden

Als op grond van een paragraaf in deze afdeling van dit omgevingsplan, gegevens en bescheiden aan het bevoegd gezag worden verstrekt, worden die gegevens begeleid door een aantal algemene gegevens. De plicht om gegevens te verstrekken vloeit niet voort uit dit artikel. Die plicht is namelijk per activiteit opgenomen in de paragrafen van deze afdeling. Als in een paragraaf van deze afdeling het verstrekken van gegevens en bescheiden is voorgeschreven, bijvoorbeeld vóórdat wordt begonnen met die activiteit, wordt daarbij om specifieke gegevens gevraagd. Die gegevens worden dan verstrekt in aanvulling op de algemene gegevens uit dit artikel.

Dit artikel is aangepast en verplaatst naar artikel 1.6 in het nieuwe deel van dit omgevingsplan.

OO

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 22.47 Verplaatst naar 1.7 - Gegevens bij wijzigen naam, adres of normadressaat

Het eerste lid van artikel 22.47 regelt dat een naamswijziging of adreswijziging wordt doorgegeven aan het bevoegd gezag vóórdat de wijziging een feit is. Dat is vooral voor de initiatiefnemer zelf van belang: diegene wil immers dat correspondentie van het bevoegd gezag op het juiste adres aankomt. Het tweede lid regelt dat bij overdracht van de activiteit naar iemand anders, de daardoor gewijzigde gegevens aan het bevoegd gezag worden verstrekt. Bijvoorbeeld omdat een bedrijf onder dezelfde bedrijfsnaam en op hetzelfde adres wordt voorgezet, maar wisselt van eigenaar. Dit sluit aan op artikel 5.37 van de Omgevingswet, waar hetzelfde over vergunninghouders is geregeld.

Dit artikel is aangepast en verplaatst naar artikel 1.7 in het nieuwe deel van dit omgevingsplan.

PP

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 22.52 Energie: maatregelen

Technische beperking

In de oorspronkelijke bruidsschat is een artikel 22.52a opgenomen. Door een technische beperking in de software die door de gemeente Oss wordt gebruikt om het Omgevingsplan op te stellen, is het niet mogelijk om artikelen met de aanduiding 'a' op te nemen. Dit heeft ertoe geleid dat de artikelen 22.52 en 22.52a uit de oorspronkelijke bruidsschat bij de technische inbeheername van het casco automatisch zijn samengevoegd. Artikel 22.52 bevat daarmee zowel de artikelen 22.52 als 22.52a uit de oorspronkelijke bruidsschat. 

Oorspronkelijke toelichting

De leden één t/m vier vervangen artikel 2.15 van het voormalige Activiteitenbesluit milieubeheer. Deze paragraaf is overgenomen uit paragraaf 5.4.1 van het Bal. Zie de bij die paragraaf horende toelichting voor een uitleg van deze artikelen.

Het bevoegd gezag kan, als aannemelijk is dat niet wordt voldaan aan de leden één t/m vier van dit artikel, met een maatwerkvoorschrift op grond van artikel 22.45 van dit omgevingsplan een onderzoek verlangen waaruit blijkt of aan deze leden wordt voldaan.

Bijlage VII, onderdeel 16, bij de Omgevingsregeling bevat energiebesparende maatregelen die kunnen worden getroffen.

De leden vijf en zes bevatten overgangsrecht voor milieubelastende activiteiten die onder het toepassingsbereik van paragraaf 22.3.2 van dit omgevingsplan vallen en waarvoor al op grond van het recht voor de Omgevingswet – in concreto artikel 2.15, tweede, tiende of elfde lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer – door het betrokken bedrijf of de betrokken instelling een rapportage informatieplicht aan het bevoegd gezag is verstrekt of had moeten worden verstrekt.

Dit overgangsrecht heeft in de eerste plaats tot gevolg dat tot 1 december 2023 kan worden volstaan met het treffen van de energiebesparende maatregelen, bedoeld in artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit milieubeheer, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Dit is inclusief de bijbehorende regels en bijlagen uit afdeling 2.5 van de Activiteitenregeling milieubeheer, zoals de lijst met erkende energiebesparende maatregelen, de rekenmethode voor de terugverdientijd en de rekenmethode voor de hoeveelheid aardgasequivalent. In artikel 22.52, zesde lid, is in dat licht gedurende de periode, bedoeld in het eerste tot en met vierde lid van het artikel, artikel 22.52 op de betreffende milieubelastende activiteiten niet van toepassing verklaard.

Daarnaast volgt uit dit overgangsrecht dat als voor een onder het toepassingsbereik vallende milieubelastende activiteit die is gestart voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet door het betrokken bedrijf of de betrokken instelling een rapportage informatieplicht had moeten worden verstrekt, maar dat nog niet is gebeurd, tot 1 december 2023 nog steeds in overeenstemming met de daaraan in artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit milieubeheer gestelde eisen aan de informatieplicht moet worden voldaan.

Met het opnemen van de datum van 1 december 2023 als einddatum voor het overgangsrecht is aansluiting gezocht bij de datum van het van toepassing worden van de geactualiseerde regels over energiebesparing zoals deze is opgenomen in de hiervoor in de toelichting bij artikel 22.51 genoemde voorziene regelgeving.

QQ

Na sectie '' wordt een sectie ingevoegd, luidende:

Artikel 22.55 Toepassingsbereik: eerbiedigende werking

Verwerken Vangnetregeling Omgevingswet

Aan het oorspronkelijke artikel 22.55 uit de bruidsschat is een derde lid toegevoegd. De aanvulling zorgt ervoor dat de geluidsregels zoals opgenomen in paragraaf 22.3.4 van de bruidsschat niet van toepassing zijn op het geluid door bovengrondse hoogspanningsverbindingen met een spanning van ten minste 110 kV.

RR

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 22.61 Gegevens en bescheiden: rapport geluidonderzoek

Verwerken Vangnetregeling Omgevingswet 

Aan artikel 22.61 is toegevoegd dat dit artikel naast activiteiten die worden verricht op een gezoneerd industrieterrein, ook van toepassing is op activiteiten die worden verricht op een industrieterrein waarvoor geluidsproductieplafonds zijn vastgesteld. 

Zonder de toevoeging zoals opgenomen in de Vangnetregeling Omgevingswet, zou de informatieplicht van artikel 22.61 komen te vervallen op het moment waarop voor een aanwezig industrieterrein, met toepassing van artikel 12.1.1. van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl), de eerste geluidsproductieplafonds als omgevingswaarden worden vastgesteld. Met de toevoeging blijft de informatieplicht als bedoeld in artikel 22.61 van toepassing, ook als voor een bestaand industrieterrein geluidsproductieplafonds als omgevingswaarden zijn vastgesteld.

Zie ook de toelichting bij de Vangnetregeling Omgevingswet. 

Technische beperking

In het Omgevingsplan gemeente Oss is geen artikel 22.61a opgenomen. Door een technische beperking in de software die door de gemeente Oss wordt gebruikt om het Omgevingsplan op te stellen, is het niet mogelijk om artikelen met de aanduiding 'a' op te nemen. Dit heeft ertoe geleid dat de artikelen 22.61 en 22.61a uit de oorspronkelijke bruidsschat bij de technische inbeheername van het casco automatisch zijn samengevoegd. Artikel 22.61 bevatte daarmee zowel de artikelen 22.61 als 22.61a uit de oorspronkelijke bruidsschat. Dit zorgde voor een onleesbaar artikel. Er is daarom voor gekozen om het artikel volledig opnieuw op te bouwen, waarin tevens de aanvulling van Vangnetregeling Omgevingswet is verwerkt.

Oorspronkelijke toelichting

Ten minste vier weken voor het begin of wijziging van de activiteit moet het geluidonderzoek aan het bevoegd gezag versterkt worden. Behalve het geluidonderzoek moeten ook de gegevens zoals vermeld in artikel 22.4622.46 (artikel vervallen en verplaatst naar artikel 1.6worden verstrekt.

De leden drie tot en met zeven hebben, als afwijking op de algemene regel in de leden een en twee, tot doel om gemeenten op de hoogte te stellen van nieuwe of gewijzigde activiteiten op een gezoneerd industrieterrein.

Deze informatieplicht geldt niet als de gemeente al via een aanvraag om een omgevingsvergunning, via het overleggen van een geluidonderzoek op grond van artikel 22.60 en 22.61 of via een informatieplicht ergens anders in deze afdeling van dit omgevingsplan of in het Besluit activiteiten leefomgeving, op de hoogte wordt gesteld van het begin of de wijziging van de activiteit. In artikel 16.55, vijfde lid, van de Omgevingswet is daarnaast nog bepaald dat gegevens en bescheiden niet behoeven te worden verstrekt voor zover het bevoegd gezag al over die gegevens of bescheiden beschikt.

Naar aanleiding van de ontvangen gegevens en bescheiden kan de gemeente vervolgens beoordelen of het noodzakelijk is om een geluidonderzoek te laten verrichten voor het zonebeheer. Op grond van artikel 22.45 van dit omgevingsplan kan dan een rapport van een geluidonderzoek verlangd worden van de initiatiefnemer.

Deze verplichting geldt niet voor activiteiten op een gezoneerd industrieterrein waar geen activiteiten verricht worden of installaties gebruikt worden zoals bedoeld in het tweede lid. Deze activiteiten en grenzen zijn overgenomen uit de begripsbepaling inrichting Type A in artikel 1.2 van het voormalige Activiteitenbesluit milieubeheer. Onder het oude recht hoefde voor een inrichting Type A geen melding te worden gedaan. Voor de informatieplicht in artikel 22.61, derde, vierde, vijfde, zesde en zevende lid van het omgevingsplan is alleen gekeken naar die grenzen uit het oude begrip inrichting Type A die mede gesteld waren met het oogmerk om geluidhinder te voorkomen of beperken.

SS

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 22.101 Geur landbouwhuisdieren zonder geuremissiefactor of paarden en pony’s voor het berijden: afstand

Voor landbouwhuisdieren waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld gelden geen waarden, maar is het uitgangspunt dat afstanden worden aangehouden. Deze afstanden zijn in dit artikel opgenomen. Het gaat hierbij om vaste afstanden: de afstand is niet gekoppeld aan het aantal landbouwdieren.

In dit omgevingsplan wordt onder landbouwhuisdieren zonder geuremissiefactor verstaan: landbouwhuisdieren waarvoor in de Omgevingsregeling geen emissiefactor voor geur is vastgesteld met uitzondering van pelsdieren. Deze begripsbepaling staat opgenomen in Bijlage III bij dit omgevingsplan.

Dit artikel is een voortzetting van artikel 4, eerste lid, van de voormalige Wet geurhinder en veehouderij en artikel 3.117, eerste lid, van het voormalige Activiteitenbesluit milieubeheer.

Voor dit artikel geldt dat als in een geurverordening op grond van artikel 6 van de voormalige Wet geurhinder en veehouderij een andere afstand is vastgesteld dan de afstand in dit artikel, die andere afstand uit de geurverordening voorrang heeft op de afstand zoals opgenomen in dit artikel. Dit is geregeld in artikel 22.1 van dit omgevingsplan. Deze voorrang werkt ook door in de volgende artikelen van deze paragraaf over de eerbiedigende werking.

TT

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 22.150 Meet- en rekenbepalingen

In dit artikel wordt aangegeven welke normen gehanteerd worden voor het meten van emissiegrenswaarden. Artikelen met normbladen voor het bemonsteren van afvalwater schrijven niet voor dat het afvalwater moet worden bemonsterd, maar wel wat er moet gebeuren áls er wordt bemonsterd. Er zijn normen opgenomen voor het bemonsteren, conserveren en ontsluiten. Ook zijn de analysemethoden die moeten worden gebruikt voor de stoffen waaraan in deze paragraaf emissiegrenswaarden worden gesteld voorgeschreven. De versies van de NEN-EN-normen zijn opgenomen in de begripsbepalingen van bijlage III.

Als er wordt bemonsterd, moeten de monsters volgens NEN 6600-1 worden geconserveerd om te voorkomen dat in de monsters verandering optreedt voor de te analyseren parameter tussen het moment van bemonstering en het moment van analyse. Omdat de emissiegrenswaarden die zijn gesteld betrekking hebben op het totaal van opgeloste en niet opgeloste stoffen in het afvalwater, is het van belang dat het monster niet gefilterd wordt en dat de stoffen die zich onopgelost in het afvalwater bevinden meegenomen worden in de analyse.

UU

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 22.186 Gegevens en bescheiden

De te verstrekken gegevens en bescheiden dienen om een beeld te verschaffen van:

  • a.

    de activiteit zelf en wat daarbij hoort;

  • b.

    de precieze plek en indeling van de activiteit; en

  • c.

    wanneer deze begint of wordt gewijzigd.

Er hoeft geen inschatting van de door te activiteit veroorzaakte milieubelasting te worden verstrekt. Wel kan het college van B&W op grond van artikel 22.48 verzoeken om gegevens en bescheiden die nodig zijn om te bezien of de algemene regels uit dit omgevingsplan en maatwerkvoorschriften voor de activiteit toereikend zijn gezien ontwikkelingen van de technische mogelijkheden tot het beschermen van het milieu en de ontwikkelingen van de kwaliteit van het milieu.

Wanneer gegevens en bescheiden moeten worden verstrekt, zijn ook altijd artikel 22.46 (algemene gegevens bij het verstrekken van gegevens en bescheiden, artikel vervallen en verplaatst naar artikel 1.6) en artikel 22.47 (gegevens bij wijzigen naam, adres of normadressaat, artikel vervallen en verplaatst naar artikel 1.7) van toepassing.

VV

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 22.278 Omgevingsplanactiviteit: specifieke beoordelingsregel omgevingsvergunning uitvoeren van een werk, niet zijnde bouwwerk, of werkzaamheid, bij voorbereidingsbesluit of aanwijzing als beschermd stads- of dorpsgezicht

Verwerken Vangnetregeling Omgevingswet

Aan artikel 22.278eerste lid, zijn ten opzichte van het oorspronkelijke artikel 22.278 uit de bruidsschat sub c, d en e toegevoegd. De toevoeging strekt tot de mogelijkheid om een vergunning voor het uitvoeren van een werk, niet zijnde bouwwerk, of werkzaamheid te weigeren als sprake is van een nog lopende totstandkomingsprocedure van een bestemmingsplan of inpassingsplan als bedoeld in de voormalige Wet ruimtelijke ordening waarop op grond van artikel 4.6, tweede lid, van de Invoeringswet Omgevingswet het oude recht van toepassing is. 

Op grond van artikel 22.278tweede lid, van de bruidsschat, kan de vergunning toch worden verleend als de activiteit in overeenstemming is met het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan, dat op het moment van het van kracht worden daarvan onderdeel gaat uitmaken van het tijdelijke deel van het omgevingsplan. Hiermee wordt een gelijkwaardige voorbereidingsbescherming geboden als in de situatie waarin voorafgaand aan de planprocedure een voorbereidingsbesluit zou zijn genomen en waarop artikel 22.33eerste lid, onder a, van de bruidsschat betrekking heeft. 

Zie ook de toelichting bij de Vangnetregeling Omgevingswet.

Oorspronkelijke toelichting

Wat in artikel 22.33 van dit omgevingsplan is geregeld voor de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bestaande uit een bouwactiviteit en het in stand houden en gebruiken van het te bouwen bouwwerk, is in artikel 22.278 op vergelijkbare wijze geregeld voor de omgevingsplanactiviteit bestaande uit het uitvoeren van een werk, niet zijnde een bouwwerk, of werkzaamheid (ook wel de aanlegvergunning of aanlegactiviteit genoemd). Net als voor bouwactiviteiten regelde de voormalige Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in artikel 3.3 een voorbeschermingsregime in de vorm van een aanhoudingsplicht voor de beslissing op aanvragen om een omgevingsvergunning voor de hier bedoelde aanlegactiviteiten. Voor aanvragen om een omgevingsvergunning voor omgevingsplanactiviteiten bestaande uit dergelijke aanlegactiviteiten komt artikel 22.278 voor de regeling uit artikel 3.3 van de voormalige Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in de plaats. Voor zijn verdere werking is artikel 22.278 identiek aan de werking van artikel 22.33. Voor de toelichting op die werking wordt dan ook verwezen naar de toelichting op artikel 22.33.

WW

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage II BIJ ARTIKEL 1.1, TWEEDE LID, VAN DIT OMGEVINGSPLAN, BEGRIPSBEPALINGEN Bijlage I Begripsbepalingen

Motivering

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. Met de komst van de Omgevingswet heeft de gemeente een nieuw instrument gekregen om ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving mogelijk te maken: het omgevingsplan. 

1.2 Achtergrond

Sinds 1 januari 2024 heeft de gemeente een omgevingsplan van rechtswege. Dit bestaat uit een tijdelijk deel (onze voormalige bestemmingsplannen en enkele verordeningen), de bruidsschat (= gedecentraliseerde Rijksregels) en een nieuw deel. Het nieuwe deel van ons omgevingsplan is nog vrijwel leeg. Tot 2032 bouwen we het nieuwe deel van ons omgevingsplan stapsgewijs op en laten we het tijdelijk omgevingsplan en de overige regels over de fysieke leefomgeving stapsgewijs vervallen (transitiefase).

De uitgangspunten die van toepassing zijn op Omgevingsplan gemeente Oss zijn in de algemene toelichting bij het omgevingsplan opgenomen. In de toelichting wordt ook uitgelegd hoe het omgevingsplan is opgebouwd, welke systematiek we aanhouden en hoe we invulling geven aan de transitiefase. 

2 Waaruit bestaat deze wijziging van het omgevingsplan?

2.1 De structuur van het omgevingsplan in hoofdstukken, afdelingen en paragrafen

De structuur van het omgevingsplan wordt ook wel het ‘casco’ genoemd. Iedere gemeente kan haar eigen casco vormgeven. Met deze wijziging plaatsen we het casco in Omgevingsplan gemeente Oss. Dat wil zeggen dat we de namen van hoofdstukken, afdelingen en paragrafen opnemen in ons plan zonder er inhoudelijke regels onder te plaatsen. Door deze structuur te geven, is duidelijk waar regels over de fysieke leefomgeving tijdens de transitiefase een plek gaan krijgen.

2.2 Een algemene toelichting op het omgevingsplan

Het omgevingsplan wordt een zeer omvangrijk digitaal document. Dit komt doordat alle regels voor de fysieke leefomgeving – ruimte, milieu, natuur, bouwen, erfgoed en meer – in dit plan komen. Een duidelijke systematiek is nodig om overzicht te kunnen houden, dubbele regels te voorkomen en regels terug te kunnen vinden. De algemene toelichting geeft uitleg over de Osse systematiek. Denk daarbij aan:

  • a.

    welke regel plaatsen we waar in het casco;

  • b.

    in welke standaard volgorde staan regels over een onderwerp; en

  • c.

    hoe annoteren we de regels (=computerleesbaar maken).

2.3 Enkele basisartikelen

Eén van de onderdelen van de Osse systematiek is: we herhalen regels zo min mogelijk. Om dat mogelijk te maken, nemen we tijdens deze wijzigingsprocedure enkele basisartikelen op, bijvoorbeeld over begripsbepalingen en het aanleveren van gegevens en bescheiden. Wijzigingsprocedures die daarna volgen, kunnen gebruik maken van deze artikelen.

2.4 Een aan de Vangnetregeling aangepaste Bruidsschat

Met de Omgevingswet zijn er regels over bouwen en milieu gedecentraliseerd van het Rijk naar de gemeente (de zogenaamde Bruidsschat). Om te voorkomen dat er geen regels meer zouden zijn voor deze onderwerpen na inwerkingtreding van de Omgevingswet, zijn deze regels beleidsneutraal in ons omgevingsplan geplaatst door het Rijk. Dit is hoofdstuk 22 in het nieuwe deel van ons omgevingsplan. Tijdens de transitiefase waarin we ons nieuwe omgevingsplan opbouwen, besluiten we of we deze regels ongewijzigd overnemen, laten vervallen of aanpassen. Regels die we (gewijzigd) overnemen, verplaatsen we naar het casco van Omgevingsplan gemeente Oss. Dat doen we met deze wijziging nog niet.

Nadat het Rijk de bruidsschat in ons omgevingsplan heeft geplaatst, heeft het Rijk foutjes in de bruidsschat gerepareerd met de Vangnetregeling. Gevolg is dat de gemeente, bij het beoordelen of een initiatief past binnen het omgevingsplan, moet kijken naar de bruidsschat in hoofdstuk 22 én naar de Vangnetregeling. Dit is veel werk en foutgevoelig. Tijdens deze wijzigingsprocedure verwerken we daarom de Vangnetregeling in onze bruidsschat in hoofdstuk 22.

2.5 Regels voor activiteiten op voormalige stortplaatsen

Samen met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is het bevoegd gezag over stortplaatsen die zijn gesloten vóór 1996 overgegaan van de provincies naar de gemeenten. In de gemeente Oss gaat het om ruim 40 voormalige stortplaatsen. Er is geen overgangsrecht voor de provinciale regels die golden vóór 1 januari 2024; er zitten hiervoor geen regels in de Bruidsschat. Daardoor is de extra bescherming bij onder andere het graven in de bodem van een voormalige stortplaats vervallen. Dit kan leiden tot ongeziene en ongewenste milieuschade. Na vaststelling van de wijziging moet er voor bepaalde activiteiten in of op een voormalige stortplaats, afhankelijk van de bodemimpact, een melding worden gedaan of een vergunning worden aangevraagd.

In oktober 2022 is als voorbereiding op deze wijziging het Beleidskader voormalige stortplaatsen in gemeente Oss na inwerkingtreding Omgevingswet door de gemeenteraad vastgesteld. De ontwerp omgevingsplanregels die betrekking hebben op activiteiten in of op een voormalige stortplaats zijn gebaseerd op dit beleidskader. Het Osse beleidskader is een beleidsneutrale vertaling van het voormalige beleid van de provincie. Na vaststelling van deze wijziging is het beschermingsniveau van de provincie van vóór 1 januari 2024 hersteld. 

Er is een klein verschil met de provinciale regeling. Er zijn twee voormalige stortplaatsen toegevoegd: de voormalige “Put van Hofmans” aan de Dennenweg in Berghem en een voormalige stortplaats bij de kruising J.F. Kennedybaan-Weteringstraat in Lithoijen. Deze stortplaatsen zijn ook vóór 1996 gesloten, maar ze zijn om ons onbekende redenen destijds niet aangewezen door de provincie. Ze vallen wél precies binnen de doelstellingen van ons beleidskader en zijn daarom toegevoegd.

3 Omgevingsdialoog en afstemming ketenpartners

3.1 Omgevingsdialoog

Voor het onderdeel uit deze wijziging dat gaat over de regels voor activiteiten in of op een voormalige stortplaats is een omgevingsdialoog gehouden. De omgevingsdialoog heeft plaatsgevonden in overeenstemming met de uitgangspunten uit de ‘Nota participatie onder de Omgevingswet'. De gemeente heeft de concept omgevingsplanregels en een brief met uitleg gestuurd aan de eigenaren en zakelijk gerechtigden van de voormalige stortplaatsen. Daarop zijn acht reacties ontvangen. Met vijf participanten heeft vervolgens een gesprek plaatsgevonden. In één geval heeft de reactie tot een beperkte aanpassing van de regeling geleid: het moment van verstrekken van gegevens en bescheiden en het moment waarop indiener uiterlijk een reactie kan verwachten, zijn beter op elkaar afgestemd en duidelijker omschreven. In het Verslag omgevingsdialoog en afstemming ketenpartners, dat is opgenomen als Bijlage I bij deze motivering, staat welke reacties zijn ontvangen en wat de gemeente daarmee heeft gedaan.

Voor de andere onderdelen van deze wijzigingsprocedure heeft geen omgevingsdialoog plaatsgevonden, omdat deze onderdelen vooral technisch van aard zijn.

3.2 Afstemming ketenpartners

Het concept van deze wijziging omgevingsplan is voor afstemming aangeboden aan de provincie Noord-Brabant, Waterschap Aa en Maas en de GGD. De reacties hebben niet geleid tot aanpassing van de concept wijziging. De reacties zijn verwerkt in Bijlage I bij deze motivering (Verslag omgevingsdialoog en afstemming ketenpartners).

4 Milieueffectrapportage

4.1 Plan-mer-beoordeling

Als het plan kaderstellend is voor projecten die milieugevolgen kunnen hebben, anders dan projecten die in bijlage V bij het Omgevingsbesluit zijn opgenomen, moet een plan-mer-beoordeling worden uitgevoerd. In een plan-mer-beoordeling wordt getoetst of er bij het plan aanzienlijke milieueffecten kunnen optreden. Daarbij wordt gekeken naar de kenmerken van het plan en de kenmerken van de effecten en van de gebieden die kunnen worden beïnvloed. De aanwijzing in een omgevingsplan van een vergunning-/meldingsplichtige activiteit als zodanig is echter niet kaderstellend. Dit in tegenstelling tot algemene milieuregels die toegelaten milieueffecten op gebieden normeren en bepalen wanneer latere toestemmingen (met name de milieubelastende activiteit) wel of niet kunnen worden verleend, zeker als deze specifiek zijn gericht op bepaalde mer(beoordelings)plichtige projecten. 

4.2 Kenmerken van het plan

Met de vaststelling van de procedure 'Omgevingsplan gemeente Oss - Casco omgevingsplan en regels voormalige stortplaatsen' worden regels gesteld voor activiteiten die in of op een voormalige stortplaats plaatsvinden. De regels zijn beleidsneutraal van de provincie overgenomen en zijn inhoudelijk niet gewijzigd, zie ook de toelichting zoals opgenomen in paragraaf 2.5 van deze motivering. De opbouw en structuur van de regels is aangepast naar de vereisten van de Standaard Toepassingsprofielen Omgevingsdocumenten (TPOD). 

4.3 Kenmerken van de effecten

Voor het verrichten van activiteiten in of op een voormalige stortplaats zoals bedoeld in de regels geldt een meldingsplicht of een vergunningplicht. In alle gevallen dat een activiteit in of op een voormalige stortplaats wordt verricht die mogelijk nadelige milieugevolgen kan hebben, worden de mogelijke gevolgen beoordeeld. 

4.4 Conclusie

De aanwijzing in een omgevingsplan van een meldings- en vergunningplichtige activiteit als zodanig is niet kaderstellend voor projecten uit bijlage V Omgevingsbesluit. Het plan is daarom niet plan-mer-beoordelingsplichtig. 

5 Vaststellingsprocedure

5.1 Zienswijzen en ambtshalve wijzigingen

De ontwerp wijziging van het Omgevingsplan gemeente Oss heeft op grond van de Omgevingswet en de Algemene wet bestuursrecht voor iedereen gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Tegelijkertijd is het plan elektronisch beschikbaar gesteld via de gemeentelijke website en de landelijke website. Burgemeester en wethouders hebben de terinzagelegging vooraf meegedeeld in het plaatselijke blad Oss Actueel, in het Gemeenteblad en op de gemeentelijke website. Iedereen kon zijn zienswijze over het ontwerp omgevingsplan naar voren brengen tijdens de terinzagelegging. 

Er zijns vier zienswijzen ingediend. Bijlage II Nota van zienswijzen en ambtshalve wijzigingen bij de motivering maakt onderdeel uit van het collegebesluit.

6 Conclusie

6.1 Conclusie

Het plaatsen van het casco, het opnemen van een algemene toelichting en enkele basisartikelen en het verwerken van de Vangnetregeling zorgen ervoor dat Omgevingsplan gemeente Oss in de basis op orde is. Het plan kan nu gevuld gaan worden met regels voor activiteiten voor de fysieke leefomgeving. De genoemde onderdelen van deze wijziging zorgen op zichzelf niet voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Ze maken het mogelijk om regels die daar wél voor zorgen binnen een gegeven structuur en systematiek in het omgevingsplan te plaatsen. 

De regels voor activiteiten in of op voormalige stortplaatsen zijn, in tegenstelling tot de eerder genoemde onderdelen, een inhoudelijk onderdeel van deze wijziging. Daarom heeft daarover een inventarisatie van belangen plaatsgevonden door middel van een omgevingsdialoog. Door een meldings- en vergunningplicht op te nemen in het omgevingsplan, is het voor de gemeente mogelijk om het belang van de bescherming van de gezondheid, bodem- en grondwaterkwaliteit af te wegen tegen het belang van het benutten van de voormalige stortplaatsen. Daarmee kan de gemeente zorgdragen voor een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

I Verslag omgevingsdialoog en afstemming ketenpartners

1 Inleiding

Deze nota bevat de volgende onderdelen:

  • a.

    een beschrijving van de omgevingsdialoog;

  • b.

    een overzicht en samenvatting van de reacties omgevingsdialoog (art. 10.2 Ob);

  • c.

    een samenvatting van de reacties van de ketenpartners (art. 2.2 Ow);

  • d.

    een beoordeling van de reacties op inhoud;

  • e.

    de gevolgen van de reacties voor de inhoud van de concept wijziging omgevingsplan.

Dit verslag is een onderdeel van en bijlage bij de motivering. 

Volgens de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) mogen wij NAW-gegevens (naam, adres en woonplaats) en enkele andere persoonsgegevens niet digitaal aanbieden. Een uitzondering geldt voor gegevens van:

  • a.

    ondernemingen die behoren tot een rechtspersoon (zoals een B.V. of een v.o.f.);

  • b.

    personen die beroepsmatig betrokken zijn bij de procedure, bijvoorbeeld advocaten en gemachtigden.

Als het voor de uitoefening van een publieke taak moet, mogen wij persoonsgegevens wel digitaal aanbieden.

Wij bieden deze nota digitaal aan. Wij noemen geen namen van natuurlijke personen in de reacties.

2 Omgevingsdialoog en afstemming ketenpartners

Op 27 november 2024 is de kennisgeving voornemen wijziging Omgevingsplan gemeente Oss voor de procedure ‘Wijziging Omgevingsplan gemeente Oss – Casco omgevingsplan en regels voormalige stortplaatsen’ gepubliceerd in het gemeenteblad, in Oss Actueel op de website van de gemeente Oss. In deze kennisgeving is uitgelegd hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere bestuursorganen bij de voorbereiding worden betrokken:

Hoe betrekken we de omgeving bij de voorbereiding?

Voordat we overgaan tot wijziging van het omgevingsplan vindt een omgevingsdialoog plaats. Wij doen dat in overeenstemming met de uitgangspunten in de ‘Nota participatie onder de Omgevingswet'. De vorm van de omgevingsdialoog is altijd maatwerk.

Voor het onderdeel dat gaat over de regels voor bodemactiviteiten op voormalige stortplaatsen wordt een omgevingsdialoog gehouden. De eigenaren en de zakelijk gerechtigden van de gronden waar de nieuwe regels van toepassing zijn, informeren wij over de inhoud van deze regels en wat dit voor hen betekent. Zij krijgen de gelegenheid om hierover met ons in gesprek te gaan.

Voor de andere onderdelen vindt geen omgevingsdialoog plaats, omdat deze wijzigingen vooral technisch van aard zijn.

Op 5 december 2024 is een brief gestuurd aan alle eigenaren van en zakelijk gerechtigden tot de gronden waar zich een voormalige stortplaats bevindt waarvoor de nieuwe omgevingsplanregels gaan gelden. In deze brief is uitgelegd wat de regels betekenen. Als bijlagen zijn bijgevoegd: een afschrift van de concept-regels en een kaart met de locaties waar de regels gaan gelden. De betrokkenen konden tot 10 januari 2025 hun reactie geven en desgewenst een afspraak maken. De gemeente heeft acht reacties ontvangen. Met vijf participanten is een gesprek gevoerd.

Daarnaast hebben wij deze concept wijziging omgevingsplan voor afstemming aangeboden aan de volgende instanties: GGD, Waterschap Aa en Maas en Provincie Noord-Brabant.

3 In hoeverre hebben reacties geleid tot aanpassingen

Hieronder vatten wij alle reacties samen. Daarna geven we aan of en hoe we deze reacties hebben verwerkt in de concept wijziging Omgevingsplan gemeente Oss – Casco omgevingsplan en regels voormalige stortplaatsen.

4 Reacties ketenpartners

Reactie ketenpartner 1: GGD

Op 14 februari 2025 heeft telefonisch afstemming plaatsgevonden. 

Reactie GGD: door deze wijziging van het omgevingsplan ontstaat geen groter risico op contact tussen mensen en gevaarlijke stoffen dan momenteel het geval is. Vanuit de GGD is er daarom geen aanleiding om aanpassing van de regels te adviseren.

Deze reactie heeft geen gevolgen voor het concept.

Reactie ketenpartner 2: Provincie Noord-Brabant

Op 18 februari 2025 heeft afstemming plaatsgevonden in het (periodieke) casusoverleg met de provincie. 

Reactie provincie Noord-Brabant: de concept wijziging van het omgevingsplan is akkoord. Als aandachtspunt wordt meegegeven dat bij een volgende wijziging van het omgevingsplan de voorbeschermingsregels van de provincie worden verwerkt.

Deze reactie heeft geen gevolgen voor het concept.

Reactie ketenpartner 3: Waterschap Aa en Maas

Op 12 februari 2025 heeft de gemeente de concept wijziging omgevingsplan voor advies per mail gestuurd aan Waterschap Aa en Maas. 

Reactie Waterschap Aa en Maas: vanuit het Waterschap worden geen bijzonderheden gezien. 

Deze reactie heeft geen gevolgen voor het concept.

5 Reacties in het kader van de omgevingsdialoog

Reactie 1:

Participant heeft per e-mail op 5 januari 2025 gevraagd om welke kadastrale perceelnummers het gaat. De gevraagde informatie is verstrekt per e-mail op 8 januari

2025. Daarmee is de vraag van participant beantwoord.

De reactie heeft geen gevolgen gehad voor het concept.

Reactie 2:

Participant heeft per e-mail op 10 januari 2025 gevraagd om een gesprek. Tijdens het gesprek op 7 februari 2025 op het gemeentehuis met twee medewerkers van de gemeente geeft participant aan de zwager te zijn van de eigenaren. Voor de eigenaren zijn de regels lastig te begrijpen. Participant informeert wat de regels betekenen voor het huidige landbouwkundige gebruik van de locatie. De gemeente bevestigt dat bestaand gebruik na inwerkingtreding van de regels ongewijzigd kan worden voortgezet. Bij ander gebruik met mogelijk bodemgevolgen is een melding of vergunning noodzakelijk. Dit is hetzelfde regime dat gold toen de provincie nog bevoegd gezag was (voor 1‑1‑2024). Op verzoek van participant print medewerker van de gemeente een afbeelding van de begrenzing van de locatie waarvoor de regels gaan gelden. 

Medewerkers van de gemeente laten participant zien waar op de website van de provincie Noord-Brabant de bodemonderzoeken te downloaden zijn die destijds op opdracht van de provincie zijn uitgevoerd. Participant geeft aan de verkregen informatie te zullen delen met de eigenaren van de stortplaats. Zijn vragen zijn beantwoord.

De reactie heeft geen gevolgen gehad voor het concept.

Reactie 3:

Participant heeft per e-mail op 28 december 2024 gevraagd om een gesprek. Tijdens het gesprek op het gemeentehuis op 17 januari 2025 ontvangen twee medewerkers van de gemeente de participant, haar echtgenoot en de eigenaresse van de voormalige stortplaats. Participant en echtgenoot zijn nicht en neef van de eigenaresse. Zij is de enige eigenaar van de voormalige stortplaats; haar echtgenoot is overleden. Eigenaresse is op leeftijd en ze is bezorgd wat de gevolgen kunnen zijn van de nieuwe regels, ook voor haar erfgenamen. Ze wil geen vervuilde grond aan hen achterlaten.

Medewerkers van de gemeente leggen uit dat de regels geen gevolgen hebben voor het huidige gebruik van de locatie (natuurgebied). Alleen bij ander gebruik met mogelijk bodemgevolgen is een melding of vergunning noodzakelijk. Dit is hetzelfde regime dat gold toen de provincie nog bevoegd gezag was (voor 1‑1‑2024). Op het beeldscherm bekijken we de begrenzing van de voormalige stortplaats. De medewerkers van de gemeente geven aan dat de gemeente het perceel niet wil kopen van eigenaresse. Wel kunnen zij contactgegevens sturen van waterschap en natuur beherende organisaties voor wie deze grond wellicht wel interessant is om in eigendom te hebben. De gegevens zijn op de dag van het gesprek per e-mail toegestuurd aan participant. In de mail is ook aangegeven hoe op de website van de provincie Noord-Brabant de bodemonderzoeken te downloaden zijn die destijds in opdracht van de provincie zijn uitgevoerd. Participant heeft inmiddels contact gelegd met het waterschap en is in gesprek over eventuele verkoop/overdracht van het betreffende perceel aan het waterschap.

Participant geeft aan dat haar vragen zijn beantwoord. Op verzoek van eigenaresse zullen we voortaan met participant communiceren.

De reactie heeft geen gevolgen gehad voor het concept.

Reactie 4:

Participant heeft op 8 januari 2025 gebeld met medewerker van de gemeente. Vragen die participant graag in een gesprek wil bespreken, zijn:

  • Wat verandert er voor ons?

  • Wat mag ik wel en niet doen?

  • Hoe zit het met de aansprakelijkheid?



Op 16 januari 2025 hebben twee medewerkers van de gemeente op het gemeentehuis een gesprek gehad met participant. Participant geeft aan dat de eigenaar die de gemeente in het register van het kadaster heeft opgezocht en aangeschreven, is overleden. Dit is de schoonvader van participant. De drie erfgenamen zijn ontstemd dat zij nu eigenaar zijn van een voormalige stortplaats. Participant vraagt hoe het zit met aansprakelijkheid; documenten uit de tijd dat afspraken tussen de gemeente (Ravenstein) en schoonvader zijn gemaakt, zijn er niet meer. De medewerkers van de huidige gemeente Oss geven aan dat in de huidige tijd anders wordt omgegaan met het storten van afval in de bodem dan toentertijd. Medewerkers leggen uit dat de gemeente niets aan sanering doet. De verantwoordelijkheid voor de voormalige stortplaats ligt bij de eigenaren.

Uitleg gegeven dat de omgevingsplanregels anders geformuleerd zijn dan de provinciale regels van voor 1‑1‑2024, maar dat de regels inhoudelijk op hetzelfde neerkomen.

Participant geeft aan de omheining te willen vervangen door een wolvenbestendige omheining en vraagt zich af of dit is toegestaan onder de nieuwe regeling. Het vervangen van een omheining is voortgezet gebruik en dit is toegestaan.

Participant geeft aan dat op het naastgelegen perceel een dassenburcht aanwezig is en vraagt zich af of dit een probleem is. Het is aan de eigenaren van de stortplaats om te bepalen of zij daar iets mee willen doen.

Participant heeft gezocht naar de bestemmingsplanregels voor de locatie, maar krijgt deze niet gevonden.

Op 17 januari 2025 heeft een medewerker van de gemeente aan participant informatie

gestuurd:

  • de digitale vindplaats van de bestemmingsplanregels en de contactgegevens van

    Balie BML voor eventuele vervolgvragen over dit bestemmingsplan,

  • de digitale vindplaats van de bodemonderzoeken die destijds in opdracht van de

    provincie zijn uitgevoerd en als bijlage bij de mail de betreffende rapporten,

  • de bevestiging dat correspondentie voortaan aan ‘de erven’ zal worden gericht op

    hetzelfde adres waar de voormalig eigenaar woonde.



In een reply per e-mail op 17 januari 2025 bevestigt participant de dat de drie erfgenamen niet op hun naam en adres willen worden benaderd. Correspondentie zal worden gericht aan ‘de ervan van’.

Participant geeft aan de formulering van de meldingsplicht onduidelijk te vinden op de onderdelen die gaan over het moment van verstrekken van gegevens en bescheiden en het moment waarop indiener daarop een reactie kan verwachten. De reactie heeft geleid tot een aanpassing van het concept. Het moment van verstrekken van gegevens en bescheiden en het moment waarop indiener uiterlijk een reactie kan verwachten, zijn beter op elkaar afgestemd en duidelijker omschreven.

Reactie 5:

Participant heeft op 10 januari 2025 gebeld met medewerker van de gemeente. Hij geeft aan dat in juni 2024 diverse medewerkers van de gemeente en de wethouder bij hem op zijn bedrijf zijn geweest om een mogelijke herontwikkeling van de huidige bedrijfslocatie met starterswoningen te bespreken. De reacties waren positief; het initiatief zou besproken kunnen worden op de intaketafel. Participant vraagt zich af wat de nieuwe regels betekenen voor deze eventuele herontwikkeling.

Op 29 januari 2025 zijn participant en zijn partner op kantoor geweest voor een gesprek met drie medewerkers van gemeente, waaronder één medewerker die ook in juni 2024 bij het gesprek op de bedrijfslocatie aanwezig was. Participant geeft aan dat het bedrijf inmiddels verplaatst is en dat ze op afzienbare termijn zouden willen gaan herontwikkelen. De vraag is wat de aanwezigheid van de stortplaats en de komst van de regels daarvoor betekenen. Participant heeft zelf bij aankoop van het terrein, 4 tot 5 jaar geleden, een bodemonderzoek laten verrichten. Daaruit bleek niets ernstigs. Advies is om als eerste stap een schets van het initiatief aan de intaketafel voor te leggen, eventueel in meerdere varianten. Eén van de varianten zou een indeling kunnen zijn waarbij de woningen niet op de voormalige stortplaats zijn gesitueerd. Bij een ‘ja, mits’-advies vanuit de intaketafel zou de bodemsituatie verder verkend kunnen worden. Daarbij zou het bureau dat enkele jaren

geleden het bodemonderzoek heeft verricht eventueel weer betrokken kunnen worden. 

Als het initiatief doorgaat en in de fase van vergunningaanvragen is, kan de vergunningaanvraag voor een activiteit in of op een voormalige stortplaats meelopen met

de andere vergunningaanvragen die nodig zijn voor de herontwikkeling.

Aandachtspunt dat participant meegeeft: de carnavalsloods op het terrein achter het bedrijfsterrein (eigendom gemeente) is aangesloten op stroom en riool van de

bedrijfslocatie. Op dit moment draag het bedrijf de kosten. De aansluitingen en de hoogte van de kosten zijn een aandachtspunt als herontwikkeling van de locatie plaatsvindt.

De reactie heeft geen gevolgen gehad voor het concept.

Reactie 6:

Participant heeft op 17 december 2024 gebeld met medewerker van de gemeente. Participant is bij aankoop van het perceel niet op de hoogte gebracht van de aanwezigheid van een stortplaats. Participant geeft aan dat uit onderzoek blijkt dat er geen vervuiling is van het grondwater. Hij vraagt zich af of het nodig is om deze voormalige stortplaats aan te wijzen. Op verzoek van medewerker gemeente heeft participant het betreffende onderzoek opgestuurd. Bodemspecialist van de gemeente heeft dit onderzoek bekeken. De aanwijzing destijds door provincie en nu door gemeente heeft betrekking op aanwezigheid

van stortafval. Of hierbij ook sprake is van grondwaterverontreiniging is voor deze aanwijzing niet van belang. Wel voor de mogelijkheden tot ander gebruik of activiteiten. Bestaand gebruik mag worden gecontinueerd. Voor nieuw gebruik gelden de regels voor activiteiten in of op voormalige stortplaatsen.

De reactie heeft geen gevolgen gehad voor het concept.

Reactie 7:

Participant heeft op 16 december 2024 gebeld met medewerker van de gemeente. Meneer heeft twee vragen. De eerste vraag gaat over het aanvragen van een huisnummer. De tweede vraag gaat over de betreffende voormalige stortplaats. Participant geeft aan dat de provincie Noord-Brabant destijds aan participant heeft aangegeven deze stortplaats binnen 25 jaar te zullen saneren. Medewerker van de gemeente heeft navraag gedaan over beide vragen en heeft participant op 17 december 2024 gebeld met informatie over hoe hij een huisnummer kan aanvragen en met de informatie dat de gemeente eventuele afspraken over het saneren van de voormalige stortplaats niet heeft overgenomen van de provincie; participant moet hiervoor bij de provincie zijn. Participant heeft daarop een vervolgvraag; de WOZ-waarde die de gemeente berekent, is te hoog volgens participant. Medewerker van de gemeente heeft participant gevraagd zijn vervolgvraag per e-mail toe te sturen. Op basis daarvan zal medewerker gemeente laten weten bij wie participant terecht kan met

deze vraag. Van participant geen vraag per e-mail ontvangen.

De reactie heeft geen gevolgen gehad voor het concept.

Reactie 8:

Participant heeft op 11 december 2024 gebeld met medewerker gemeente. Volgens participant klopt de aangeduide locatie niet. Participant heeft destijds (1959 – 1962) zelf gezien om welke locatie het gaat. Bodemspecialisten van de gemeente zijn nagegaan hoe de aanwijzing van deze voormalige stortplaats tot stand is gekomen en of de ingetekende locatie op de concept kaart van het omgevingsplan overeenkomst met de locatie die op de kaart van de provincie was opgenomen. Op 14 januari 2025 hebben twee medewerkers van de gemeente de participant ontvangen op het gemeentehuis. Op kaart hebben zij aan participant laten zien dat de locatie die de provincie destijds had opgenomen overeenkomt met de locatie die de gemeente in het omgevingsplan wil gaan opnemen. Daarnaast hebben zij aan participant uitgelegd dat de afbakening van de locatie correct is, gezien de resultaten van de bodemonderzoeken die de provincie heeft laten uitvoeren.

De reactie heeft geen gevolgen gehad voor het concept.

II Nota van zienswijzen en ambtshalve wijzigingen

1 Inleiding

Deze nota bevat de volgende onderdelen:

  • a.

    een weergave van de gevolgde procedure;

  • b.

    een samenvatting van de reacties (‘zienswijzen’) over het ontwerp van de wijziging Omgevingsplan gemeente Oss;

  • c.

    ons besluit over de zienswijzen;

  • d.

    een beschrijving van de gevolgen van ons besluit voor de inhoud van het omgevingsplan;

  • e.

    een toelichting op ons besluit; en

  • f.

    een overzicht van de wijzigingen in het omgevingsplan ten opzichte van het ontwerp die wij ambtshalve aanbrengen (dat wil zeggen: die niet het gevolg zijn van zienswijzen).

Deze nota behoort bij het besluit van burgemeester en wethouders over de vaststelling van de wijziging Omgevingsplan gemeente Oss – Casco omgevingsplan en regels activiteiten voormalige stortplaatsen.

Volgens de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) mogen wij naw-gegevens (naam, adres en woonplaats) en enkele andere persoonsgegevens niet digitaal aanbieden. Een uitzondering geldt voor gegevens van:

  • a.

    ondernemingen die behoren tot een rechtspersoon (zoals een bv of een vof); en

  • b.

    personen die beroepsmatig betrokken zijn bij de procedure, bijvoorbeeld advocaten en gemachtigden.

Als het voor de uitoefening van een publieke taak moet, mogen wij persoonsgegevens wel digitaal aanbieden. Wij bieden deze nota digitaal aan. Daarom noemen wij geen naw-gegevens, behalve waar de wet dat toelaat.

2 Procedure

Iedereen kon het ontwerp van de omgevingsplanwijziging met bijbehorende stukken van donderdag 3 april 2025 tot en met woensdag 14 mei 2025 digitaal bekijken. Dit hebben burgemeester en wethouders bekendgemaakt in Oss Actueel van 2 april 2025, het Gemeenteblad van 3 april 2025 en op www.oss.nl

Van donderdag 3 april 2025 tot en met woensdag 14 mei 2025 kon iedereen schriftelijk en mondeling op de ontwerp wijziging Omgevingsplan gemeente Oss reageren. De gemeente heeft vier reacties (‘zienswijzen’) ontvangen.

3 Zienswijzen

Wij vinden de zienswijzen ontvankelijk. ‘Ontvankelijk’ betekent dat de indieners aan alle eisen hebben voldaan om een zienswijze in te dienen. Op zienswijzen die niet ontvankelijk zijn, hoeven wij niet inhoudelijk in te gaan.

Hieronder vatten wij alle ontvankelijke zienswijzen samen. Daarna volgen per zienswijze ons besluit, een beschrijving van de gevolgen van ons besluit voor de inhoud van het omgevingsplan en een toelichting daarop.

Het kan zijn dat wij een deel van een zienswijze niet of niet helemaal beschrijven. Dan hebben wij bij de beoordeling toch rekening gehouden met dat deel.

Als wij vinden dat de indiener van een (ontvankelijke) zienswijze gelijk heeft, verklaren wij de zienswijze gegrond. Als wij vinden dat de indiener geen gelijk heeft, verklaren wij de zienswijze ongegrond. Wij kunnen een zienswijze ook gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond verklaren.

4 Beoordeling zienswijzen

4.1 Zienswijze I

Op 5 mei 2025 hebben wij een zienswijze ontvangen van de eigenaar van het kadastraal perceel bekend als gemeente Ravenstein, sectie G, nummer 236. Op het perceel is een waterpartij aanwezig: het restant van een wiel, ontstaan in het verleden bij de dijkdoorbraak van de Erfdijk. De voormalige wiel is omstreeks 1965 gedicht met diverse houtopstanden en grond van de Muntsche wetering in verband met de ruilverkaveling Groot en Klein Rietbroek. 

De huishoudelijke vuilstort die destijds heeft plaatsgevonden is hoofdzakelijk gedaan langs de groenstrook van en langs de Erfdijk. Het betreft de westzijde van de voormalige wiel op het perceel kadastraal bekend als gemeente Ravenstein, sectie G, nummer 190. Dit perceel is geen eigendom van de indiener van de zienswijze.

In de afgelopen jaren zijn op het kadastraal perceel bekend als gemeente Ravenstein, sectie G, nummer 236 verschillende proefgaten gegraven. Er is geen enkel materiaal gevonden dat duidt op een voormalige stortplaats. Ook heeft de provincie Noord-Brabant in het verleden op het betreffende perceel diverse peilbuizen aangebracht en metingen verricht. Uit deze metingen blijkt dat er op het perceel, op een licht verhoogde achtergrondwaarde voor PAK’s, geen bodemverontreiniging is aangetroffen. 

Indiener verzoekt het college om op het kadastraal perceel bekend als gemeente Ravenstein, sectie G, nummer 236 geen aanduiding van een voormalige stortplaats op te nemen. Daarnaast is volgens de indiener geen sprake van een zorgvuldige besluitvorming, omdat een deugdelijk onderzoek naar de feitelijke situatie en eventuele bodemverontreiniging ontbreekt. 

Besluit

Wij vinden de zienswijze ongegrond.

Wijzigingen in omgevingsplan

Wij wijzigen de regeling niet. 

Toelichting van het college

Door indiener wordt aangegeven dat de huishoudelijke vuilstort hoofdzakelijk heeft plaatsgevonden op het perceel kadastraal bekend als gemeente Ravenstein, sectie G, nummer 190. Volgens indiener is op het kadastraal perceel bekend als gemeente Ravenstein, sectie G, nummer 236 daarom feitelijk geen stortplaats aanwezig. Daarbij wordt verwezen naar een onderzoeksrapportage uit 2013. Uit de rapportage kan echter worden opgemaakt dat geen boorpunten op de locatie van de voormalige stortplaats zijn gezet: de onderzoekslocatie bevindt zich buiten de contour van de voormalige stortplaats. Er zijn ons geen onderzoeken bekend waaruit blijkt dat de stortplaats gesaneerd zou zijn. Er kan daarom volgens ons niet worden gesteld dat feitelijk geen stortplaats aanwezig is. De aanwezigheid daarvan is met het onderzoek niet uitgesloten, ook al zijn op de onderzoekslocatie enkel verhoogde achtergrondwaardes van de PAK’s geconstateerd. 

Met het aanwijzen van de locatie als voormalige stortplaats wordt beoogd om een aandachtsgebied voor bodem en milieu aan te wijzen. De aanwijzing in het Omgevingsplan gemeente Oss komt direct overeen met de aanwijzing van de provincie in de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant. De regels in het omgevingsplan behorende bij de locaties die als voormalige stortplaats zijn aangewezen, strekken enkel tot verplichtingen bij het verrichten van activiteiten in of op een voormalige stortplaats die gevolgen kunnen hebben de bodem, het milieu en de getroffen nazorgvoorzieningen. Dit staat los van het feit dat bij het huidige gebruik geen gezondheidsrisico’s te verwachten zijn.

Daarnaast ontbreekt volgens indiener een deugdelijke motivering bij de voorgenomen wijziging van het omgevingsplan. Voorafgaand aan de wijziging van het Omgevingsplan gemeente Oss is het “Beleidskader voormalige stortplaatsen Oss” in de raadsvergadering van 16 oktober 2022 vastgesteld. Dit kader omvat een uitgebreide analyse van de wijze waarop de gemeente Oss ná de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 met door de provincie aangeduide voormalige stortplaats wil omgaan. De gemeente heeft gekozen voor een beleidsneutrale omzetting van provinciale regelgeving. De regels die zijn opgenomen in de ontwerp wijziging ‘Omgevingsplan gemeente Oss – Casco omgevingsplan en regels voormalige stortplaatsen’ zijn een directe uitwerking van het beleidskader.

Bij het opstellen van de regels is uitgegaan van het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving. In het omgevingsplan komt dit aspect terug door aan locaties een ‘evenwichtige toedeling van functies’ toe te kennen. De regels gaan uit van een ‘nee, tenzij’ principe: er mogen geen activiteiten in of op een voormalige stortplaats worden verricht, tenzij een melding wordt gedaan of een vergunning wordt verleend. Dit leidt tot beperkingen bij het verrichten van activiteiten in of op locaties die als voormalige stortplaats zijn aangemerkt. Om schade aan de bodem en het milieu te voorkomen vinden wij dit uitgangspunt noodzakelijk. 

Bij de aanwijzing van locaties als voormalige stortplaats in het Omgevingsplan gemeente Oss is geen nieuw onderzoek uitgevoerd naar de gesteldheid van de bodem op de specifieke locaties. De voormalige stortplaats is feitelijk nog aanwezig en de situatie in de bodem is ongewijzigd gebleven. Wij zijn daarom uitgegaan van de in het verleden door de provincie deugdelijk uitgevoerde onderzoeken en aanwijzingen.

Gezien het bovenstaande zien wij geen aanleiding om aan te nemen dat sprake is van een ondeugdelijke motivering.

4.2 Zienswijze II

Op 12 mei 2025 hebben wij een zienswijze ontvangen van de eigenaar van de kadastrale percelen bekend als gemeente Ravenstein, sectie D, nummers 604 en 1171. Door de indiener wordt aangegeven dat een gedeelte van het perceel in het verleden als stortplaats is gebruikt. Op de betreffende locatie is vervolgens in de jaren ’70 een kantoor gebouwd, dat momenteel als woning fungeert.

Op de voormalige stortplaats zijn in het verleden in opdracht van de provincie Noord-Brabant diverse onderzoeken uitgevoerd naar eventuele bodemverontreiniging. Daaruit blijkt volgens indiener dat op de locatie geen risico’s te verwachten zijn. Indiener verzoekt het college daarom om de regels met betrekking tot het verrichten van activiteiten in of op een voormalige stortplaats op de betreffende locatie niet van toepassing te verklaren. 

Daarnaast wordt door indiener opgemerkt dat op de locatie verschillende leidingen in de grond, waaronder leidingen voor water, gas, elektra, telefonie, internet en riolering zijn gelegen. Bij een calamiteit zou niet gewacht moeten worden op toestemming van de gemeente voordat werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd.

Ook verwacht indiener dat bij de verkoop van de woning en de grond waardevermindering zal plaatsvinden. De indiener vraagt of de gemeente het gederfde compenseert. 

Besluit

Wij vinden de zienswijze ongegrond.

Wijzigingen in omgevingsplan

Wij wijzigen de regeling niet.

Toelichting van het college

In het kader van het participatietraject van de wijziging van het omgevingsplan heeft in december 2024 en januari 2025 contact tussen de indiener van de zienswijze en de gemeente plaatsgevonden. Dit contact heeft niet geleid tot het herzien van de voorgenomen aanwijzing als voormalige stortplaats. In de zienswijze wordt verwezen naar rapportages van de provincie Noord-Brabant. Daaruit blijkt volgens indiener dat op de betreffende locatie geen sprake is van te verwachten risico’s. 

Uit de resultaten van de risicobeoordeling zoals opgenomen in de rapportage van de provincie komt naar voren dat geen sprake is van actuele risico’s in relatie met het huidige terreingebruik. Op grond van de destijds geldende provinciale verordening waren regels van toepassing die ervoor zorgen dat het milieu bij het verrichten van activiteiten in of op een voormalige stortplaats werd beschermd. In het kader van het voortzetten van het beschermingsregime van de provincie, ziet wij geen aanleiding om daarvan af te wijken. Met de voorgenomen wijziging van het omgevingsplan kan het huidige gebruik ongewijzigd worden voortgezet. 

In het geval van een calamiteit of ongewoon voorval waarbij in de grond moet worden gegraven gelden op basis van de Omgevingswet een aantal verplichten en bevoegdheden. De bepalingen die in de Omgevingswet zijn opgenomen hebben voorrang op de regels van het Omgevingsplan gemeente Oss. Mocht sprake zijn van een calamiteit of een noodzaak tot het graven in de bodem, dan hoeft niet te worden gewacht op toestemming van de gemeente voordat actie wordt ondernomen. Er moet in dergelijke gevallen wel contact met de gemeente worden opgenomen over de manier waarop met de calamiteit moet worden omgegaan. 

Vóór 1 januari 2024 gold op basis van de Interim Omgevingsverordening van de provincie Noord-Brabant eenzelfde beschermingsniveau als op basis van de voorgenomen wijziging. De aanwijzing van de locatie als voormalige stortplaats en het stellen van regels leiden er niet toe dat de waarde van de woning en de gronden daalt. Compensatie is niet aan de orde. 

4.3 Zienswijze III

Op 12 mei 2025 hebben wij een zienswijze ontvangen met betrekking tot de kadastrale percelen bekend als gemeente Lith, sectie H, nummer 570. Door de indiener wordt aangegeven dat sinds 1994 is beloofd om binnen een tijdsbestek van 25 jaar een hoeveelheid DDT afval onder supervisie van de gemeente Oss in casu politiebegeleiding te saneren. Van het gestorte DDT afval heeft indiener een afschrift van de gemeente Oss ontvangen. Volgens indiener is sprake van ongewenste opslag van afval ten koste van de natuur. Met de voorgenomen wijziging van het omgevingsplan wordt de opslag bovendien erkend en genormaliseerd. Ook leidt de voorgenomen wijziging ertoe dat het gebruik van de gronden ernstig beperkt blijft. 

Indiener geeft aan al tientallen jaren door de provincie Noord-Brabant naar de gemeente te worden gestuurd, en omgekeerd. Het saneren wordt daarbij steeds uitgesteld. Volgens de indiener geeft de provincie Noord-Brabant aan dat het aan de gemeente is om een passende reactie te verlenen, waarbij een alternatieve toewijzing of gebruik van alternatieve mogelijkheden zouden kunnen behoren.

Op 14 mei hebben wij een aanvulling op de zienswijze ontvangen. Door de indiener wordt aangegeven dat de bodemverontreiniging op de betreffende locatie is opgenomen in het bodemsaneringsprogramma van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant. Dit blijkt ook uit de bijgevoegde brief van de gemeente Lith aan indiener d.d. 1 november 1994. In de betreffende brief is opgenomen dat de sanering van de locatie naar verwachting binnen een tijdsbestek van twintig jaar zal plaatsvinden. De gebruiksmogelijkheden van het perceel worden volgens indiener van de zienswijze met de aanwijzing als locatie van een voormalige stortplaats ernstig en blijvend beperkt.

Besluit

Wij vinden de zienswijze ongegrond.

Wijzigingen in omgevingsplan

Wij wijzigen de regeling niet.

Toelichting van het college

Volgens de informatie in de brief d.d. 1 november 1994 is de locatie van de voormalige stortplaats in het bodemsaneringsprogramma van de provincie Noord-Brabant opgenomen. Door provincie Noord-Brabant zouden toezeggingen zijn gedaan met betrekking tot het saneren van de voormalige stortplaats. Over gemaakte afspraken tussen de indiener en de provincie kan de gemeente Oss echter geen uitspraken doen. 

De gemeente Oss is niet verplicht om de bodem op de betreffende locatie te saneren. De Omgevingswet en het overgangsrecht van de Wet bodembescherming voorzien in een aantal gevallen in een saneringsplicht voor historische bodemverontreiniging. Als het gaat om de locaties die in het Omgevingsplan gemeente Oss zijn aangemerkt, geldt een dergelijke verplichting echter niet. 

Voor de locaties die in het Omgevingsplan gemeente Oss als voormalige stortplaats zijn aangemerkt, is vóór 1 januari 2024 géén besluit tot sanering op basis van de Wet bodembescherming genomen. Daarnaast is voor de betreffende locaties op basis van de Wet bodembescherming niet vastgesteld dat sprake is van een ernstige en spoedeisende verontreiniging. Op basis van de in het verleden in opdracht van de provincie uitgevoerde onderzoeken naar bodemverontreiniging in kan worden opgemaakt dat op de betreffende locatie geen sprake is van een ernstig gezondheidsrisico. Kortom, de betreffende locatie valt tezamen met alle aangewezen voormalige stortplaatsen in de gemeente Oss in de categorie ‘resterende historische bodemverontreinigingen’. Voor dergelijke locaties geldt géén saneringsplicht. 

Bij resterende historische bodemverontreinigingen gaat de Omgevingswet ervan uit dat deze locaties op een bepaald moment in het omgevingsplan worden gereguleerd. Met het opnemen van de regels voor voormalige stortplaatsen zijn locatiespecifieke regels op de betreffende locaties van toepassing verklaard ter bescherming van de bodem, het milieu en de getroffen nazorgvoorzieningen. Het beschermingsniveau van de provincie wordt daarmee voortgezet. 

Vóór 1 januari 2024 gold op basis van de Interim Omgevingsverordening van de provincie Noord-Brabant eenzelfde beschermingsniveau als op basis van de voorgenomen wijziging. De aanwijzing van de locatie als voormalige stortplaats en het stellen van regels leiden er niet toe dat sprake is van een ernstige en blijvende beperking van de bouw- en gebruiksmogelijkheden op de betreffende locatie. 

4.4 Zienswijze IV

Op 6 mei 2025 hebben wij een zienswijze ontvangen met betrekking tot het kadastraal perceel bekend als gemeente Alem, sectie H, nr. 262. Op een gedeelte van het perceel worden met de wijziging van het Omgevingsplan gemeente Oss – Casco omgevingsplan en regels voormalige stortplaatsen, regels voor het verrichten van een activiteit in of op een voormalige stortplaats van toepassing.

Op de locatie zijn in het verleden textielproducten gestort. Indiener heeft rapporten bij de provincie Noord-Brabant opgevraagd over de mate van vervuiling op de locatie. Daaruit is op te maken dat geen gevaarlijke (chemische) stoffen gevonden zijn. 

Op 9 januari 2025 heeft indiener in het kader van een vooraankondiging van de voorgenomen wijziging van het omgevingsplan een gesprek met de gemeente gevoerd. Tijdens dat gesprek is uitgelegd wat de eisen zijn ten aanzien van het beheer en omgaan met voormalige stortplaatsen. Indiener heeft vervolgens contact opgenomen met Waterschap Aa en Maas over een eventuele overdracht van het perceel. Dit in het kader van de ligging van de gronden tegen de Maasdijk en een eventuele sanering met het oog op de aanstaande dijkverbetering. Het Waterschap heeft aangegeven geen interesse te hebben in het aankopen van de betreffende gronden. 

Indiener wenst de gronden op een verantwoordelijke manier aan erfgenamen achter te laten en informeert naar mogelijkheden tot sanering van de voormalige stortplaats. 

Besluit

Wij vinden de zienswijze ongegrond.

Wijzigingen in omgevingsplan

Wij wijzigen de regeling niet.

Toelichting van het college

Op 9 januari 2025 heeft indiener in het kader van het participatietraject een gesprek gevoerd met de gemeente. Tijdens het gesprek werd door indiener aangegeven dat er zorgen bestaan over de gronden waar de regels voor het verrichten van een activiteit in of op een voormalige stortplaats van toepassing worden verklaard. Indiener wil de gronden graag op een goede manier achterlaten aan erfgenamen. Tijdens het gesprek is door de gemeente aangegeven geen interesse te hebben in het overnemen van de gronden. Eveneens is aangegeven dat Waterschap Aa en Maas wellicht geïnteresseerd zou kunnen zijn om de gronden aan te kopen, gezien de ligging aan de voet van de dijk. 

Op 6 mei 2025 heeft indiener een e-mail aan de gemeente gestuurd, waarin wordt aangegeven dat het Waterschap vooralsnog geen actie wild ondernemen. Ook staat daarin de vraag welke stappen indiener kan ondernemen om sanering van de voormalige stortplaats mogelijk te maken. Per e-mail van 13 juni 2025 heeft de gemeente advies gegeven over de mogelijkheden om de voormalige stortplaats door een professionele partij te laten saneren. 

De zienswijze heeft geen betrekking op inhoudelijke aspecten van de regeling en leidt daarom niet tot wijzigingen.

5 Ambtshalve wijzigingen

Deze vaststelling van het omgevingsplan bevat ten opzichte van het ontwerp enkele ambtshalve wijzigingen, waarvan wij hieronder de belangrijkste noemen:

  • a.

    De titel van artikel 1.6 is gewijzigd en de aanhef van het eerste lid is redactioneel gewijzigd en in klare taal geschreven. Dit heeft geen inhoudelijke consequenties. Daarnaast zijn in de artikelsgewijze toelichting een aantal hyperlinks aangebracht.

  • b.

    De wijzigingen ter verwerking van de Vangnetregeling zijn door een technische fout niet in het ontwerp meegenomen. Wij hebben de volgende artikelen van de Bruidsschat ter verwerking van de Vangnetregeling alsnog aangepast:

    • 1.

      Artikel 22.27;

    • 2.

      Artikel 22.33;

    • 3.

      Artikel 22.39;

    • 4.

      Artikel 22.52 (a);

    • 5.

      Artikel 22.55;

    • 6.

      Artikel 22.61 (a);

    • 7.

      Artikel 22.62 (a); en 

    • 8.

      Artikel 22.278.

  • c.

    De artikelen 2.1 tot en met 2.4 zijn samengevoegd in één artikel. In dit artikel worden alle vier de gebiedstypen aangewezen. Door dit in één artikel te doen, is het makkelijker om in het DSO alle gebiedstypen met een kleurtje op de kaart zichtbaar te maken.

  • d.

    Artikel 7.5 is redactioneel aangepast zodat deze beter aansluit bij het artikel met betrekking tot de normadressaat zoals opgenomen in het eerste hoofdstuk van het omgevingsplan.

  • e.

    In artikel 7.7, tweede lid sub c, stond een kringverwijzing. Deze is verwijderd.

  • f.

    In artikel 7.7, derde lid (meldingsplichtige activiteit – activiteit verrichten in of op een voormalige stortplaats), waren geen annotaties opgenomen. Het artikellid was daarom in het DSO in het gehele ambtsgebied van toepassing. Wij hebben het betreffende artikellid geannoteerd overeenkomstig de andere leden van artikel 7.7.

  • g.

    In artikel 7.7, lid 6, is het woord 'voorwaarden' vervangen door 'indieningsvereisten'. Dit omdat een melding alleen geweigerd mag worden als niet aan de indieningsvereisten wordt voldaan.

  • h.

    Door voortschrijdend inzicht is het casco op een aantal plekken aangepast. Dit heeft geen inhoudelijke consequenties. Het betreft slechts een aantal structuurwijzigingen. 

  • i.

    De algemene toelichting op het omgevingsplan is op een aantal onderdelen aangepast naar aanleiding van de onder sub e vermelde structuurwijzigingen. 

  • j.

    De annotatie van de ‘tophaakactiviteit’ is in lijn gebracht met de meest recent uitgebrachte annotatierichtlijn van Geonovum. De tophaakactiviteit ‘Activiteit gereguleerd in het omgevingsplan gemeente Oss’ is alleen bij artikel 1.1, eerste lid, geannoteerd. Op deze manier zijn de formulieren en vergunningchecks op een juist manier vindbaar.

 

Naar boven