ARTIKEL I INTREKKEN VAN DE REGELING AFBOUW SUBSIDIERING OVERLEG MINDERHEDENBELEID
De Regeling afbouw subsidiëring overleg minderhedenbeleid wordt ingetrokken.
ARTIKEL II INTREKKEN VAN DE REGELING INBURGERING ALLOCHTONE VROUWEN G31, DE REGELING
INBURGERING OUDKOMERS G25 2006, REGELING INBURGERING OUDKOMERS G30 2005, REGELING
INBURGERING OUDKOMERS G30 2006 EN DE REGELING INBURGERING OUDKOMERS NIET-G56 2006
De volgende regelingen worden ingetrokken:
-
a. Regeling inburgering allochtone vrouwen G31;
-
b. Regeling inburgering oudkomers G25 2006;
-
c. Regeling inburgering oudkomers G30 2005;
-
d. Regeling inburgering oudkomers G30 2006; en
-
e. Regeling inburgering oudkomers niet-G56 2006.
ARTIKEL III WIJZIGING VAN DE REGELING FINANCIERING EN VERANTWOORDING IOAW, IOAZ EN
BBZ 2004
In artikel 5, derde lid, van de Regeling financiering en verantwoording IOAW, IOAZ
en Bbz 2004 wordt ‘bekendgemaakt’ vervangen door ‘medegedeeld’.
ARTIKEL IV INTREKKEN VAN DE REGELING OP GROND VAN BESLUIT EX ARTIKEL 66a ANW 2014
De Regeling op grond van Besluit ex artikel 66a ANW 2014 wordt ingetrokken.
ARTIKEL V WIJZIGING VAN DE REGELING PARTICIPATIEWET, IOAW en IOAZ
De Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 7, onderdeel h, wordt ‘€ 150 per maand en € 1.500 per kalenderjaar’ vervangen
door ‘de in artikel 2, zesde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, genoemde gezamenlijke
waarden per maand en per kalenderjaar’.
C
Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt ‘, middels een door de minister elektronisch beschikbaar
gesteld aanvraagformulier,’.
2. In het zesde lid vervalt ‘, onder gebruikmaking van het door de minister elektronisch
beschikbaar gestelde aanvraagformulier’.
ARTIKEL VI WIJZIGING VAN DE REGELING SUWI
De Regeling SUWI wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 3.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel d vervalt ‘de Tijdelijke wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria,’.
2. In onderdeel e vervalt ‘de Tijdelijke wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriterium,’.
B
Het opschrift van § 5.2.1 komt te luiden: § 5.2.1. Informatieverstrekking UWV en SVB aan de minister en de Inspectie SZW.
C
In artikel 5.11, eerste lid, wordt ‘IWI’ vervangen door ‘Inspectie SZW’.
D
In artikel 5.14, eerste, tweede en zesde lid, wordt ‘IWI’ vervangen door ‘Inspectie
SZW’.
E
In artikel 5.17a, eerste lid, wordt ‘IWI’ vervangen door ‘Inspectie SZW’.
F
Paragraaf 5.2.3 vervalt.
ARTIKEL VII WIJZIGING VAN DE REGELING TEGEMOETKOMING ASBESTSLACHTOFFERS 2014
In artikel 19 van de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers 2014 wordt ‘bekendgemaakt’
vervangen door ‘medegedeeld’.
ARTIKEL VIII WIJZIGING VAN DE REGELING VASTSTELLING GRONDSLAGEN IOAZ
Artikel 1 van de Regeling vaststelling grondslagen IOAZ wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt ‘de alleenstaande gewezen zelfstandige’ vervangen door ‘de
alleenstaande gewezen zelfstandige, die met een of meer meerderjarige personen in
dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft’.
2. In het derde lid vervalt ‘, die met een of meer meerderjarige personen in dezelfde
woning zijn hoofdverblijf heeft’.
ARTIKEL IX WIJZIGING VAN DE REGELING VERMOGENSWAARDERING IOAZ
In artikel 5, derde lid, van de Regeling vermogenswaardering Ioaz wordt ‘bekendgemaakt’
vervangen door ‘medegedeeld’.
ARTIKEL X WIJZIGING VAN DE REGELING WFSV
De Regeling Wfsv wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.1 vervalt ‘– Tijdelijke wet BIA: de Tijdelijke wet beperking inkomensgevolgen
arbeidsongeschiktheidscriteria;’.
B
Hoofdstuk 5, afdeling 1, paragraaf 2, vervalt.
C
Artikel 5.29a, derde lid, onderdeel b, vervalt, onder verlettering van de onderdelen
c en d tot de onderdelen b en c.
D
In artikel 5.29b, onderdeel a, vervalt ‘. Onder toeslagen wordt mede begrepen de uitkeringen
op grond van de Tijdelijke wet BIA’.
ARTIKEL XI WIJZIGING VAN DE REINTEGRATIEREGELING
De Reïntegratieregeling wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 4 worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door
een puntkomma, vier onderdelen toegevoegd, luidende:
-
c. een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
gewezen zelfstandigen;
-
d. een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
werkloze werknemers;
-
e. een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen;
-
f. een algemene bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet.
B
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. Na het eerste lid (nieuw) wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
2. Ten aanzien van de vervoersvoorzieningen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen 4°
en 5°, vindt verhoging van de eigen bijdrage wegens overschrijding van de inkomensgrens
plaats met ingang van de datum gelegen zes maanden nadat de persoon aan wie de voorziening
is verleend van de voorgenomen verhoging in kennis is gesteld.
C
Aan artikel 12a worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b
door een puntkomma, vier onderdelen toegevoegd, luidende:
-
c. een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
gewezen zelfstandigen;
-
d. een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
werkloze werknemers;
-
e. een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen;
-
f. een algemene bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet.
D
Na artikel 15 wordt een paragraafopschrift ingevoegd, luidende:
§ 4. Overgangs- en slotbepalingen
E
In paragraaf 4 (nieuw) wordt voor artikel 16 een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 15a. Overgangsbepaling
-
1. De artikelen 4 en 12a zoals deze luidden op de dag voor de datum van inwerkingtreding
van de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 5 december
2018, 2018-0000144973 tot wijziging van enkele ministeriële regelingen in verband
met enkele technische wijzigingen (Stcrt. 2018, nr. 69997) blijven van toepassing ten aanzien van personen aan wie op die dag reeds (leef)vervoersvoorzieningen
of voorzieningen bij inschakeling in en ondersteuning bij arbeid als zelfstandige
als bedoeld in de artikelen 5, eerste lid, en 15b, eerste lid, van het Reïntegratiebesluit
zijn toegekend.
-
2. Dit artikel vervalt met ingang van 1 juli 2019.
ARTIKEL XII WIJZIGING VAN DE SUBSIDIEREGELING ESF 2007–2013 (HERZIEN)
In artikel 1 van de Subsidieregeling ESF 2007–2013 (herzien) vervalt de ‘Tijdelijke
wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria,’.
ARTIKEL XIII INTREKKING VAN DE SZW-SUBSIDIEREGELING PREVENTIE VAN ARBEIDSUITVAL, DE
SUBSIDIEREGELING DAGINDELING EN DE SUBSIDIEREGELING DAGINDELING ESF-3
De SZW-Subsidieregeling preventie van arbeidsuitval, de Subsidieregeling Dagindeling
en de Subsidieregeling Dagindeling ESF-3 worden ingetrokken.
ARTIKEL XIV INWERKINGTREDING
-
1. Deze regeling treedt, met uitzondering van de artikelen IV en VIII, in werking met
ingang van 1 januari 2019.
-
2. Artikel IV treedt in werking op het tijdstip waarop artikel IV van het Besluit van
18 oktober 2018 tot wijziging van diverse AMvB’s van het Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid in verband met technische wijzigingen (Stb. 2018, 404) in werking treedt.
-
3. Artikel VIII treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli
2015.
TOELICHTING
1. Algemeen
Deze verzamelregeling wijzigt enkele ministeriële regelingen op het terrein van het
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De wijzigingen zijn enkel technisch
van aard. In het artikelsgewijze deel van deze toelichting wordt ingegaan op de gewijzigde
ministeriële regelingen.
2. Toelichting op de wijziging van de Reïntegratieregeling
Deze verzamelregeling wijzigt de Reïntegratieregeling ten aanzien van de inkomensbestanddelen
die meetellen voor de vaststelling van de hoogte van het inkomen bij een aanvraag
voor (leef)vervoersvoorzieningen en voorzieningen bij inschakeling in en ondersteuning
bij arbeid als zelfstandige. In de artikelen 4 en 12a van de Reïntegratieregeling,
ontbraken met de verwijzing naar artikel 3:2, eerste en tweede lid, van het Algemeen
inkomensbesluit socialezekerheidswetten (AIB), als inkomensbestanddelen de inkomens
uit uitkeringen op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
gewezen zelfstandigen (IOAZ), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
werkloze werknemers (IOAW) de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW) en de
Participatiewet. Het uitzonderen van de inkomens uit de genoemde uitkeringen was,
anders dan de buiten beschouwing blijvende bedragen, bedoeld in artikel 7 van de Reïntegratieregeling,
niet beoogd bij de totstandkoming van de Wet WIA en het Inkomensbesluit Wet WIA en
bij de vervanging van dat besluit door het thans geldende AIB.
De huidige uitvoeringspraktijk bij het UWV was in die zin geraakt door bovenstaande
dat de IOAZ, de IOAW en de IOW overeenkomstig de geldende Reïntegratieregeling werden
uitgezonderd van het rekeninkomen voor de inkomenstoets. Ten aanzien van de uitkering
op grond van de Participatiewet was de uitvoeringspraktijk van meetellen in het rekeninkomen
onveranderd gebleven ondanks wijzigingen in het AIB.
Gegeven bovenstaande onvolkomenheden was wijziging van zowel de Reïntegratieregeling
als de uitvoeringspraktijk noodzakelijk om weer tot de beoogde wijze van vaststelling
van het rekeninkomen te komen. Deze verzamelregeling repareert de onvolkomenheden
in de Reïntegratieregeling ten aanzien van de genoemde uitkeringen. Ten aanzien van
onvolkomenheden in de uitvoeringspraktijk heeft het UWV de werkinstructies aangepast
in die zin dat de inkomens uit IOAZ, IOAW en IOW voortaan worden meegenomen in het
rekeninkomen.
Deze wijzigingsregeling vult bij de bepaling van inkomensbestanddelen in artikel 4
en artikel 12a specifiek aan op uitkeringen verstrekt in het kader van de IOAZ, IOAW,
IOW en de Participatiewet. Het UWV heeft gezien de technische aard van de wijziging
en de voorgeschiedenis, een uitvoeringstoets op deze wijzigingsregeling gedaan. Uitkomst
van de toets is dat de wijziging in de uitvoeringspraktijk ten aanzien van de IOAZ
en IOAW per 1 januari 2019 uitvoerbaar is.
De genoemde inkomensbestanddelen worden met inwerkingtreding van deze verzamelregeling
door UWV betrokken bij de afhandeling van nieuwe aanvragen voor een voorziening. Gelet
op de systematiek is niet aannemelijk dat het meetellen van uitkeringen op grond van
deze wetten tot overschrijding van de inkomensgrens zal leiden. De IOAW en de IOAZ
vullen het totale inkomen van de werkloze werknemer respectievelijk de gewezen zelfstandige
en zijn eventuele echtgenoot aan tot het bijstandsniveau. Inkomsten uit of in verband
of overig inkomen van hemzelf of zijn echtgenoot worden met de uitkering verrekend
(artikel 9). Wat wordt verstaan onder inkomen uit arbeid of overig inkomen is nader
uitgewerkt in het AIB.
Voor die bestaande gevallen waar bij uitzondering wel sprake is van overschrijding
van de inkomensgrens met gevolgen voor de verstrekking van de voorziening, is in deze
regeling voorzien in een overgangsregeling om de gelegenheid te bieden zich daarop
voor te bereiden. Deze overgangsbepaling houdt in dat de wijziging voor hen eerst
na een half jaar per 1 juli 2019 in werking treedt. Wanneer toepassing van de nieuwe
inkomensregels leidt tot overschrijding van de inkomensgrens kan de voorziening pas
na 6 maanden worden beëindigd. In de artikelen 5, vijfde lid, en 15b, vierde lid van
het Reïntegratiebesluit is namelijk bepaald dat beëindiging van de voorziening wegens
overschrijding van de inkomensgrens, eerst plaatsvindt met ingang van de datum gelegen
zes maanden nadat de persoon aan wie de voorziening is verleend van de voorgenomen
beëindiging in kennis is gesteld.
Hieruit volgt dat voor personen aan wie al een voorziening was toegekend, de wijzigingen
in de verstrekking van voorzieningen op zijn vroegst 1 januari 2020, een jaar na inwerkingtreding
van onderhavige regeling, zullen ingaan.
Deze wijzigingsregeling introduceert een gewenningsperiode van zes maanden voor gevallen
waarbij sprake is van een verhoging van de eigen bijdrage voor de vervoersvoorziening.
Thans is een gewenningsperiode van zes maanden op grond van de artikelen 5, vijfde
lid, en 15b, vierde lid van het Reïntegratiebesluit voorbehouden aan gevallen waarbij
sprake is van beëindiging van de vervoersvoorziening. In de praktijk is de verhoging
van de eigen bijdrage in voorkomende gevallen dusdanig van omvang gebleken dat het
kabinet gewenning aan de nieuwe situatie op eenzelfde manier als bij beëindiging van
de vervoersvoorziening, wenselijk acht. Deze wijzigingsregeling zorgt ervoor dat alle
gevallen bij overschrijding van de inkomensgrens gelijk worden behandeld op het punt
van gewenning.
3. Uitvoeringstoets UWV
De uitvoeringstoets van het UWV ziet enkel op de wijziging van de Reïntegratieregeling.
Het UWV acht de wijzigingen in de Reïntegratieregeling met de beoogde datum inwerkingtreding
van 1 januari 2019 uitvoerbaar, handhaafbaar en haalbaar. De overige wijzigingen in
de Verzamelregeling SZW 2019 zijn technisch van aard en hebben geen gevolgen voor
de uitvoering door UWV.
4. Financiële gevolgen
De incidentele uitvoeringskosten van de wijzigingen in de Reïntegratieregeling bedragen
naar schatting € 20.000,–. De wijzigingen brengen geen structurele kosten met zich
mee. De gewenningsperiode brengt wel extra programmakosten met zich mee van circa
€ 455.000,– per jaar. Deze kosten komen ten laste van het Voorzieningenbudget.
Artikelsgewijs
Artikel I
De Wet overleg minderhedenbeleid (WOM) faciliteerde periodiek overleg met de tot het
Landelijk overleg minderheden (LOM) toegelaten samenwerkingsverbanden over beleidsvoornemens
ten aanzien van de integratie van minderheden en over ontwikkelingen die voor minderheden
van belang konden zijn met het oog op te voeren integratiebeleid. Als gevolg van herijking
van de overlegvorm ten behoeve van het integratiebeleid, is de WOM op 23 juli 2013
ingetrokken (Stb. 2013, 237 en 299). Na intrekking van de WOM kregen de LOM-samenwerkingsverbanden via de Regeling
afbouw subsidiëring overleg minderhedenbeleid tot 1 januari 2015 de tijd en ruimte
om hun activiteiten af te bouwen (Stcrt. 2013, 20480). Op 1 januari 2015 zijn de subsidies aan de LOM-organisaties beëindigd en is de
afbouwregeling beëindigd. Nu de afbouwregeling is beëindigd en materieel geen functie
meer heeft is deze ingetrokken.
Artikel II
Dit betreft de intrekking van een aantal regelingen die geen werking meer hebben.
Artikelen III, VII en IX
(Half)jaarlijks worden bedragen en percentages in SZW-wet- en regelgeving herzien.
In genoemde wet- en regelgeving staat voorgeschreven hoe de bedragen en percentages
worden berekend en gepubliceerd. In de artikelen 5, derde lid, van de Regeling financiering
en verantwoording IOAW, IOAZ en Bbz 2004, 19 van de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers
2014 en 5, derde lid, van de Regeling vermogenswaardering Ioaz zijn de woorden ‘bekend
gemaakt’ vervangen door het woord ‘medegedeeld’. De bedragen en percentages vloeien
rechtstreeks voort uit de wetgeving. Er is geen nadere besluitvorming over mogelijk.
Het enige wat moet geschieden is de publicatie. Er is gekozen voor meedelen omdat
dit beter bij het karakter van de publicatie past.
Artikel IV
De Regeling op grond van Besluit ex artikel 66a ANW 2014 is door de wijziging van
artikel 4, tweede lid, van het Besluit ex artikel 66a ANW 2014 (zie artikel IV van
het Besluit van 18 oktober 2018 tot wijziging van diverse AMvB’s van het Ministerie
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in verband met technische wijzigingen (Stb. 2018, 404) overbodig geworden en is daarom ingetrokken.
Artikel V, onderdeel A
In artikel 7, onderdeel h, van de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ is bepaald
dat een kostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk van ten hoogste
€ 150,– per maand met een maximum van € 1.500,– per jaar niet tot de middelen, bedoeld
in artikel 31 van de Participatiewet, worden gerekend. Deze maximale bedragen zijn
overeenkomstig de onbelaste vergoeding in verband met het verrichten van vrijwilligerswerk,
zoals vastgelegd in artikel 2, zesde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.
In het regeerakkoord ‘Vertrouwen in de toekomst’ is opgenomen dat de maximale onbelaste
vrijwilligersvergoeding wordt verhoogd met € 200,–, met als ingangsdatum 1 januari
2019.1
Artikel 7 van de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ is zo aangepast dat direct
verwezen wordt naar de genoemde bedragen in artikel 2, zesde lid, van de Wet op de
loonbelasting 1964. Een wijziging van de bedragen in laatstgenoemd artikellid zal
hiermee automatisch doorwerken en er is geen indexatie artikel als 7a meer nodig.
Artikel V, onderdeel B
Vanwege overlap in de tekst over het aanvraagformulier vangnetuitkering in artikel
10, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit Participatiewet is ervoor gekozen de
zinsnede te schrappen in de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ.
Artikel VI, onderdeel A
De Tijdelijke wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria is vervallen
met ingang van 31 juli 2017.2 Via de Verzamelregeling SZW 2019 zijn alle verwijzingen naar deze tijdelijke wet
daarom verwijderd. Het betreft de artikelen 3.4 van de Regeling SUWI, 1.1, 5.29a en
5.29b van de Regeling Wfsv en 1 van de Subsidieregeling ESF 2007–2013 (herzien).
Artikel VI, onderdelen B tot en met E
In de Regeling SUWI wordt op enkele plaatsen nog verwezen naar de Inspectie Werk en
Inkomen (IWI). Deze inspectiedienst is in 2012 samengevoegd met de Arbeidsinspectie
en de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst tot de Inspectie SZW. De verouderde
verwijzingen zijn geactualiseerd.
Artikel VI, onderdeel F
Het vervallen van paragraaf 5.2.3, met enig artikel 5.21, hangt samen met het vervallen
van artikel 43 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen per 1 januari
2016.3 Dit artikel bevatte een bevoegdheid van de Minister van SZW om regels te stellen
voor het ter kennis brengen van besluiten van het UWV en de SVB aan de Inspectie SZW.
Aangezien deze besluiten worden gepubliceerd in de Staatscourant en de internetsites
van die organisaties, en de Inspectie SZW ook op die manier de besluiten kan inzien,
kon dat artikel vervallen. Artikel 5.21 van de Regeling SUWI was gebaseerd op het
vervallen artikel 43 en kan dus ook vervallen.
Artikel VIII
Met een wijziging van de Regeling vaststelling grondslagen IOAZ in 20154 zijn de doelgroepen genoemd in het tweede en derde lid door elkaar gehaald. Abusievelijk
is de zinsnede ‘die met een of meer meerderjarige personen in dezelfde woning zijn
hoofdverblijf heeft’ opgenomen in het derde lid in plaats van in het tweede lid. Dit
was niet de bedoeling en dient gecorrigeerd te worden. Deze wijziging werkt terug
tot en met het tijdstip van de bedoelde wijziging, te weten 1 juli 2015. Met deze
wijziging is nadrukkelijk geen inhoudelijke wijziging beoogd.
Artikel X, onderdelen A, C en D
De Tijdelijke wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria is komen
te vervallen met ingang van 31 juli 2017.5 Met deze wijziging vervalt de verwijzing naar die wet in de artikelen 1.1, 5.29a,
derde lid, onderdeel b, en 5.29b, onderdeel a, van de Regeling Wfsv (zie ook de toelichting
bij de wijziging van artikel VI, onderdeel A).
Artikel X, onderdeel B
De bepalingen in paragraaf 2 van afdeling 1 van hoofdstuk 5 over de vergoeding van
de remigratiebijdragen door UWV aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
vervallen. Deze bepalingen geven nadere administratieve regels voor de informatie
uitwisseling tussen SVB en UWV over de remigratiebijdragen, de berekening en het moment
van betaling van de vergoeding. De grondslag voor deze regels in artikel 102 van de
Wfsv is met ingang van 1 januari 2018 reeds vervallen.6 De vergoeding had betrekking op de besparing op de werkloosheidsuitkering van de
remigrant. De werkloosheidsuitkering wordt immers beëindigd op het moment van remigratie.
De vergoeding betrof een gering bedrag en was bewerkelijk en had geen effect op het
EMU-saldo.
Artikel XI, onderdeel A
Artikel 4 is aangepast in verband met het wegnemen van de genoemde omissie. Het artikel
is zodanig gewijzigd dat ook uitkeringen op grond van de IOAZ, de IOAW en de IOW alsmede
algemene bijstandsuitkeringen op grond van de Participatiewet bij de inkomenstoets
(leef)vervoersvoorzieningen, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het Reïntegratiebesluit,
tot het inkomen moeten worden gerekend. Voor wat betreft bijstandsuitkeringen moet
alleen rekening worden gehouden met uitkeringen van algemene bijstand als bedoeld
in artikel 5, aanhef en onder b, van de Participatiewet. Met bijzondere bijstand als
bedoeld in artikel 5, aanhef en onderdeel d, van de Participatiewet behoeft geen rekening
te worden gehouden.
Artikel XI, onderdeel B
In het nieuwe tweede lid van artikel 12 is bepaald dat de verhoging van de eigen bijdrage
wegens overschrijding van de inkomensgrens plaats vindt met ingang van de datum gelegen
zes maanden nadat de betrokken persoon van de voorgenomen verhoging in kennis is gesteld.
Artikel XI, onderdeel C
In verband met het wegnemen van de genoemde omissie is ook artikel 12a aangepast.
In artikel 12a is aangegeven welke inkomensbestanddelen tot het inkomen moeten worden
gerekend bij de inkomenstoets voor voorzieningen bij inschakeling in en ondersteuning
bij arbeid als zelfstandige, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, van het Reïntegratiebesluit.
Ook dit artikel is zodanig gewijzigd dat ook uitkeringen op grond van de IOAZ, de
IOAW en de IOW alsmede algemene bijstandsuitkeringen op grond van de Participatiewet
bij de inkomenstoets voorzieningen bij inschakeling en ondersteuning bij arbeid als
zelfstandige, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, van het Reïntegratiebesluit, tot
het inkomen moeten worden gerekend. Ook bij deze inkomenstoets moet alleen rekening
worden gehouden met uitkeringen van algemene bijstand als bedoeld in artikel 5, aanhef
en onder b, van de Participatiewet. Met bijzondere bijstand als bedoeld in artikel
5, aanhef en onderdeel d, van de Participatiewet behoeft geen rekening te worden gehouden.
Artikel XI, onderdeel D
In verband met het opnemen van een overgangsbepaling is in dit artikel geregeld dat
een nieuw paragraafopschrift wordt ingevoegd.
Artikel XI, onderdeel E
In dit artikel is een overgangsbepaling opgenomen. Voor personen aan wie voor 1 januari
2019 met toepassing van de artikelen 4 en 12a van de Reïntegratieregeling reeds een
voorziening is toegekend, blijft de bestaande regeling nog een half jaar langer gelden.
Vanaf 1 juli 2019 zal ook voor de bestaande gevallen de nieuwe wijze van vaststelling
van het inkomen gaan gelden. Wanneer de inkomensgrens wordt overschreden, wordt de
voorziening ingevolge artikel 5, vijfde lid, en 15b, vierde lid, van het Reïntegratiebesluit
niet eerder dan na 6 maanden beëindigd. Dit houdt in dat wanneer na toepassing van
de aangepaste Reïntegratieregeling blijkt dat er voor mensen die reeds aanspraak maken
op een voorziening de inkomensgrens wordt overschreden, een (vervoers)voorziening
of een voorziening bij inschakeling in en ondersteuning bij arbeid als zelfstandige
op z’n vroegst 1 januari 2020 kan worden beëindigd.
Artikel XII
Verwezen wordt naar de toelichting bij artikel VI, onderdeel A.
Artikel XIII
In de toelichting bij de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
van 29 april 2008 tot wijziging van de SZW-subsidieregeling preventie van arbeidsuitval
(beëindiging) (Stcrt. 2008, 88) is aangegeven dat de SZW-Subsidieregeling preventie van arbeidsuitval wordt ingetrokken
zodra duidelijk is dat lopende aangelegenheden met betrekking tot laatstgenoemde regeling
definitief zijn afgehandeld. Dit laatste is aan de orde; de regeling is daarom ingetrokken.
Ook de Subsidieregeling Dagindeling en de Subsidieregeling Dagindeling ESF-3 zijn
ingetrokken, nu deze ook zijn uitgewerkt.
Artikel XIV
Artikel XIV regelt de inwerkingtreding van deze regeling. Artikel XIV, eerste lid,
bepaalt dat 1 januari 2019 de inwerkingtredingsdatum van het overgrote deel van de
regeling zal zijn. In het tweede lid van artikel XIV is een uitzondering gemaakt op
de inwerkingtredingsdatum van artikel IV. De intrekking van de Regeling op grond van
Besluit ex artikel 66a ANW 2014 hangt samen met de wijziging van het Besluit ex artikel
66a ANW 2014, die is opgenomen in artikel IV van het Besluit van 18 oktober 2018 tot
wijziging van diverse AMvB's van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
in verband met technische wijzigingen (Stb. 2018, 404) en dient daarom op het zelfde tijdstip in werking te treden.
In het derde lid van artikel XIV is een uitzondering gemaakt op de inwerkingsdatum
van artikel VIII. Vanwege een omissie in de regeling vaststelling grondslagen IOAZ
die zo snel mogelijk hersteld dient te worden is in artikel XIV, tweede lid, bepaald
dat artikel VIII in werking treedt de dag na publicatie in de Staatscourant en terug
werkt tot en met 1 juli 2015.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees