Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 19 juni 2015, 2015-0000156236, tot wijziging van de bedragen genoemd in de Regeling vaststelling grondslagen IOAW en Regeling vaststelling grondslagen IOAZ met ingang van 1 juli 2015

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 5, derde en vierde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, en 5, vierde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling vaststelling grondslagen IOAW wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

  • 1. De grondslag voor de werkloze werknemer en de echtgenoot die beiden 21 jaar of ouder zijn wordt vastgesteld op: € 1.586,22.

  • 2. De grondslag voor de alleenstaande werkloze werknemer, die met een of meer meerderjarige personen in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft, wordt vastgesteld op: € 793,11.

  • 3. De grondslag voor de alleenstaande werkloze werknemer wordt vastgesteld op: € 1.226,02.

B

Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

  • 1. De grondslag voor de alleenstaande werknemer, bedoeld in artikel 63e, eerste lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers wordt voor:

    • a. de periode van 1 juli 2015 tot en met 31 december 2015 vastgesteld op: € 1.182,59;

    • b. 2016 vastgesteld op: € 1.118,26;

    • c. 2017 vastgesteld op: € 1.008,71;

    • d. 2018 vastgesteld op: € 900,96.

  • 2. Het eerste lid, onderdeel a, vervalt met ingang van 1 januari 2016.

  • 3. Het eerste lid, onderdeel b, vervalt met ingang van 1 januari 2017.

  • 4. Het eerste lid, onderdeel c, vervalt met ingang van 1 januari 2018.

  • 5. Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2019.

ARTIKEL II

De Regeling vaststelling grondslagen IOAZ wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

  • 1. De grondslag voor de gewezen zelfstandige en de echtgenoot wordt vastgesteld op: € 1.586,22.

  • 2. De grondslag voor de alleenstaande gewezen zelfstandige wordt vastgesteld op: € 793,11.

  • 3. De grondslag voor de alleenstaande gewezen zelfstandige, die met een of meer meerderjarige personen in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft, wordt vastgesteld op: € 1.226,02.

B

Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

  • 1. De grondslag voor de alleenstaande gewezen zelfstandige, bedoeld in artikel 63b, eerste lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen wordt voor:

    • a. de periode van 1 juli 2015 tot en met 31 december 2015 vastgesteld op: € 1.182,59;

    • b. 2016 vastgesteld op: € 1.118,26;

    • c. 2017 vastgesteld op: € 1.008,71;

    • d. 2018 vastgesteld op: € 900,96.

  • 2. Het eerste lid, onderdeel a, vervalt met ingang van 1 januari 2016.

  • 3. Het eerste lid, onderdeel b, vervalt met ingang van 1 januari 2017.

  • 4. Het eerste lid, onderdeel c, vervalt met ingang van 1 januari 2018.

  • 5. Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2019.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 19 juni 2015

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

TOELICHTING

In de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) zijn de netto bedragen opgenomen waaraan de op grond van artikel 5 van de IOAW en IOAZ door de minister vast te stellen grondslagen netto gelijk dienen te zijn. De genoemde bedragen dienen te worden aangepast met ingang van de dag waarop het netto minimumloon en het netto minimumjeugdloon wijzigen, zonder de daarin begrepen aanspraak op vakantietoeslag.

Aangezien met ingang van 1 juli 2015 het bruto minimumloon met 0,40% wordt verhoogd, dienen de in de IOAW en de IOAZ genoemde netto bedragen eveneens te worden aangepast. Hierop aansluitend dienen de in de IOAW en IOAZ bedoelde grondslagen eveneens met ingang van 1 juli 2015 te worden aangepast. Deze regeling strekt daartoe.

Per 1 juli 2015 treedt de kostendelersnorm in werking bij de IOAW en IOAZ. Alleenstaande en alleenstaande ouders met een bijstandsuitkering op grond van de IOAW of IOAZ en die een woning delen met één of meer meerjarige huisgenoten ontvangen dan niet langer 70% van de gehuwdennorm, maar zullen uiteindelijk 50% van de gehuwdennorm ontvangen. De kostendelersnorm wordt bij de IOAW en IOAZ in vijf stappen ingevoerd. Per 1 juli 2015 tot en met 31 december 2015 zal een samenwonende alleenstaande (ouder) 68% van de gehuwdennorm ontvangen. Vervolgens:

  • per 1 januari 2016 ontvangt de kostendelende alleenstaande (ouder) 65% van de gehuwdennorm;

  • per 1 januari 2017 ontvangt de kostendelende alleenstaande (ouder) 60% van de gehuwdennorm;

  • per 1 januari 2018 ontvangt de kostendelende alleenstaande (ouder) 55% van de gehuwdennorm;

  • per 1 januari 2019 ontvangt de kostendelende alleenstaande (ouder) 50% van de gehuwdennorm.

In de Regeling vaststelling grondslagen IOAW en Regeling vaststelling grondslagen IOAZ worden ook de grondslagen van de normen bekend gemaakt die gelden voor het overgangsrecht.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

Naar boven