Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatsblad 2021, 545 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatsblad 2021, 545 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 25 augustus 2021, 2021-0000155450, directie Financiële Markten;
Gelet op Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1095/2010, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014, (EU) nr. 806/2014 en (EU) 2015/2365, en de Richtlijnen 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2007/36/EG, 2014/59/EU en (EU) 2017/1132 (PbEU 2021, L 22), Verordening (EU) 2019/877 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 806/2014 met betrekking tot de verliesabsorptie- en herkapitalisatiecapaciteit van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (PbEU 2019, L 150), Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2014, L 173), en de artikelen 1:24, derde lid, 1:79, eerste lid, onderdeel b, 1:80, aanhef en onderdeel b, 1:81 en 1:94, eerste lid, onderdeel h, van de Wet op het financieel toezicht;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 22 september 2021, nr. W06.21.0259/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 26 oktober 2021, 2021-0000207817, directie Financiële Markten;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten wordt gewijzigd als volgt:
A
Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, een definitie toegevoegd, luidende:
verordening (EU) nr. 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1095/2010, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014, (EU) nr. 806/2014 en (EU) 2015/2365, en de Richtlijnen 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2007/36/EG, 2014/59/EU en (EU) 2017/1132 (PbEU 2021, L 22).
B
In artikel 2 wordt in het eerste lid, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
af. voor verordening (EU) nr. 2021/23 (herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen): de Nederlandsche Bank.
C
Artikel 3a, eerste zin, komt te luiden:
Als nationale afwikkelingsautoriteit in de zin van verordening (EU) nr. 806/2014 (gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme) en verordening (EU) nr. 2021/23 (herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen), belast met de uitvoering en handhaving van de bij of krachtens die verordeningen gestelde regels, wordt aangewezen de Nederlandsche Bank.
D
In artikel 7 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
l. verordening (EU) nr. 2021/23 (herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen).
E
Bijlage 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het onderdeel betreffende Verordening (EU) nr. 648/2012 (Emir) wordt in de numerieke volgorde «Artikel 45 bis» ingevoegd.
2. In het onderdeel betreffende Verordening (EU) nr. 600/2014 (MiFIR) wordt aan de opsomming van artikelen «Artikel 42, eerste lid» toegevoegd.
3. In het onderdeel betreffende Verordening (EU) nr. 806/2014 (gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme) wordt in de numerieke volgorde «artikel 10 bis, eerste lid» ingevoegd en wordt «artikel 12, eerste en tweede lid» vervangen door «artikel 12 tot en met 12 decies».
4. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
Artikel 9, eerste tot en met vierde lid, zesde tot en met elfde lid, dertiende en veertiende lid, zestiende tot en met eenentwintigste lid en drieëntwintigste lid |
Artikel 10, eerste lid en achtste tot en met tiende lid |
Artikel 12, zesde lid |
Artikel 13 |
Artikel 15, derde lid |
Artikel 16, derde lid, zesde en zevende lid |
Artikel 18, eerste, vijfde en zevende lid |
Artikel 19, eerste lid |
Artikel 20, eerste lid |
Artikel 23, derde lid |
Artikel 27, derde, vijfde en zesde lid |
Artikel 29, derde, vijfde en zesde lid |
Artikel 30, tweede, vierde en zesde lid |
Artikel 31 |
Artikel 33, zesde lid |
Artikel 34 |
Artikel 35, eerste lid |
Artikel 36, eerste lid |
Artikel 38, tweede lid |
Artikel 39 |
Artikel 40, zesde, negende en elfde lid |
Artikel 42, zevende en elfde lid |
Artikel 48, eerste lid |
Artikel 49, eerste lid |
Artikel 51, eerste en tweede lid |
Artikel 53, eerste en tweede lid |
Artikel 70, eerste lid |
Artikel 77, derde lid |
F
Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het onderdeel betreffende Verordening (EU) nr. 648/2012 (Emir) wordt in de numerieke volgorde ingevoegd:
45 bis |
2 |
2. In het onderdeel betreffende Verordening (EU) nr. 600/2014 (MiFIR) wordt aan de opsomming van artikelen toegevoegd:
Artikel 42, eerste lid |
3 |
3. In het onderdeel betreffende Verordening (EU) nr. 806/2014 (gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme) wordt in de numerieke volgorde ingevoegd:
Artikel 10 bis, eerste lid |
3 |
4. In het onderdeel betreffende Verordening (EU) nr. 806/2014 (gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme) wordt «artikel 12, eerste en tweede lid» vervangen door «artikel 12 tot en met 12 decies».
5. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
Artikel |
Boetecategorie |
---|---|
9, eerste tot en met vierde lid, zesde tot en met elfde lid, dertiende en veertiende lid, zestiende tot en met eenentwintigste lid en drieëntwintigste lid |
3 |
10, eerste lid en achtste tot en met tiende lid |
2 |
12, zesde lid |
2 |
13 |
3 |
15, derde lid |
2 |
16, derde lid, zesde en zevende lid |
2 |
18, eerste, vijfde en zevende lid |
2 |
19, eerste lid |
2 |
20, eerste lid |
2 |
23, derde lid |
2 |
27, derde, vijfde en zesde lid |
2 |
29, derde, vijfde en zesde lid |
2 |
30, tweede, vierde en zesde lid |
2 |
31 |
2 |
33, zesde lid |
2 |
34 |
2 |
35, eerste lid |
2 |
36, eerste lid |
2 |
38, tweede lid |
2 |
39 |
2 |
40, zesde, negende en elfde lid |
2 |
42, zevende en elfde lid |
2 |
48, eerste lid |
2 |
49, eerste lid |
2 |
51, eerste en tweede lid |
2 |
53, eerste en tweede lid |
2 |
70, eerste lid |
3 |
77, derde lid |
2 |
G
Aan Bijlage 3 wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
Artikel |
Functie |
---|---|
Artikelen 9, eerste tot en met vierde lid, zesde tot en met elfde lid, dertiende en veertiende lid, zestiende tot en met eenentwintigste lid en drieëntwintigste lid, 13 en 70, eerste lid |
beleid bepalen en leiding geven bij een centrale tegenpartij als bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, van verordening (EU) nr. 648/2012 (EMIR) |
1. Dit besluit treedt in werking met ingang van 12 februari 2022 met uitzondering van artikel I, onderdeel E, onder 2 en 3, en onderdeel F, onder 2 tot en met 4.
2. Artikel I, onderdeel E, onder 2, en onderdeel F, onder 2, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.
3. Artikel I, onderdeel E, onder 3, en onderdeel F, onder 3 en 4, treedt in werking met ingang van 1 januari 2022.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 8 november 2021
Willem-Alexander
De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra
Uitgegeven de twaalfde november 2021
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
Dit uitvoeringsbesluit strekt tot uitvoering van Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1095/2010, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014, (EU) nr. 806/2014 en (EU) 2015/2365, en de Richtlijnen 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2007/36/EG, 2014/59/EU en (EU) 2017/1132 (PbEU 2021, L 22) (hierna: de verordening) door middel van wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten (hierna: het besluit). Deze verordening is op 22 januari 2021 gepubliceerd en op 11 februari 2021 in werking getreden. De verordening wordt trapsgewijs van toepassing. Op 11 februari 2022 zal een eerste deel van de verordening van toepassing worden dat ziet op (de beoordeling van) het herstelplan. Het overgrote deel van de verordening wordt van toepassing op 12 augustus 2022 en als laatste worden op 11 februari 2023 artikel 9, veertiende lid, en artikel 20 van de verordening van toepassing.
Naast dit uitvoeringsbesluit wordt ook een voorstel voor een uitvoeringswet opgesteld. Het wetsvoorstel zal in het najaar van 2021 openbaar geconsulteerd worden. Hierin zullen specifieke wijzigingen van o.a. de Wet op het financieel toezicht (Wft), de Faillissementswet en enkele andere wetten worden opgenomen om de uitvoering van de verordening, voor zover nodig, verder te operationaliseren. De grondslagen voor de wijzigingen in dit uitvoeringsbesluit zijn reeds aanwezig in de Wft. Daarom is het niet noodzakelijk om te wachten op inwerkingtreding van de uitvoeringswet voordat de toezichthouder en afwikkelingsautoriteit aangewezen kunnen worden en bepalingen uit de verordening gesanctioneerd kunnen worden.
Daarnaast voorziet de verordening ook in wijziging van andere EU-wetgeving met afwijkende termijnen. Een ingevoegd artikel in de Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2014, L 173) (MiFIR) is met terugwerkende kracht van toepassing met ingang van 4 juli 2019 en een artikel in Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli inzake otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PbEU 2012, L 201) (EMIR) is tegelijkertijd met de verordening op 11 februari 2021 van toepassing geworden. Voor de wijzigingen in EMIR is het noodzakelijk om een artikel toe te voegen aan de bijlagen van het besluit. De overige wijzingen in EMIR en MiFIR behoeven geen aanpassing nu in de handhaving reeds is voorzien.
Naast de uitvoering van de verordening voert dit uitvoeringsbesluit een kleine wijziging door in de bijlages voor de uitvoering van de verordening verliesabsorptie- en herkapitalisatiecapaciteit van banken en beleggingsondernemingen.1 De inhoud van deze verordening wordt besproken in het wetsvoorstel Implementatiewet verliesabsorptie- en herkapitalisatiecapaciteit van banken en beleggingsondernemingen dat strekt tot implementatie van de richtlijn verliesabsorptie- en herkapitalisatiecapaciteit van banken en beleggingsondernemingen2 en de gelijknamige verordening. Aangezien die verordening reeds in werking is getreden, is het mogelijk om de handhaafbare artikelen toe te voegen aan het besluit. 3 Overige wijzigingen op AMvB-niveau die volgen uit de richtlijn zullen worden opgenomen in een apart implementatiebesluit. Omdat de implementatiewet nog niet is aangenomen, ontbreekt de grondslag voor de bepalingen die volgen uit de richtlijn en kunnen die wijzigingen niet in dit uitvoeringsbesluit worden opgenomen.
In onderstaande toelichting wordt verwezen naar de bevoegde autoriteit en afwikkelingsautoriteit. In terminologie van de Nederlandse financiële wet- en regelgeving is de bevoegde autoriteit de toezichthouder belast met het toezicht op de financiële onderneming. De afwikkelingsautoriteit4 houdt zich bezig met de afwikkeling van, in dit geval, centrale tegenpartijen (CTP’s).5
In paragraaf 2 wordt kort de inhoud van de verordening beschreven.6 Paragraaf 3 beschrijft de inhoud van dit uitvoeringsbesluit. In paragraaf 4 worden de financiële gevolgen en regeldrukkosten beschreven. Paragraaf 5 beschrijft de uitvoeringslasten en paragraaf 6 de consultatiereacties. Vervolgens zullen artikelsgewijs de wijzigingsonderdelen worden besproken. In de bijlage is een transponeringstabel opgenomen met de bepalingen uit de verordening die met dit uitvoeringsbesluit worden uitgevoerd.
Een CTP is een onderneming die een grote rol speelt binnen de infrastructuur van het financiële systeem. De CTP plaatst zich tussen de oorspronkelijke tegenpartijen van een effectentransactie (bijvoorbeeld een derivatencontract) en wordt zo de koper van elke verkoper en de verkoper aan elke koper. Hierdoor bestaat het tegenpartijrisico tussen de twee oorspronkelijk handelende partijen niet meer, maar neemt de CTP het gehele tegenpartijrisico op zich. Doordat de CTP dit voor een veelvoud van transacties doet en hierdoor de mogelijkheid krijgt om transacties te netteren, wordt het algehele risico in de markt kleiner. Het garanderen, netteren en administreren van transacties door de CTP wordt aangeduid als clearing. Niet iedereen kan als tegenpartij deelnemen aan een CTP. Dit is voorbehouden aan een kleine groep financiële ondernemingen (voornamelijk banken), die in de terminologie van de regelgeving clearingleden7 worden genoemd. In het geval dat één van deze clearingleden failliet zou gaan, zal de CTP de transactie die door dit clearinglid was aangegaan alsnog uitvoeren en de vordering leveren aan de tegenpartij. Om het risico af te dekken dat de CTP opdraait voor de verliezen als een clearinglid failliet gaat vraagt de CTP onderpand aan de clearingleden. Om te voorkomen dat een CTP niet meer aan zijn verplichtingen zou kunnen voldoen, bevat EMIR reeds een vergunningsregime voor CTP’s met prudentiële en organisatorische vereisten. De toename in gebruik van CTP’s, onder andere als gevolg van de door EMIR opgelegde verplichting om bepaalde type OTC-derivaten8 via CTP’s te moeten clearen, leidt ook tot nieuwe risico’s. Doordat de CTP als middelman tussen een veelvoud van transacties komt te staan, concentreren zich in de CTP liquiditeits- en kredietrisico’s. Dit is weliswaar inherent aan de functie van de CTP, namelijk zoveel mogelijk verschillende transacties tussen partijen onderling netteren om zo het totaal aan financiële transacties eenvoudiger en veiliger te maken, maar kan door die concentratie ook risico’s opleveren voor de financiële stabiliteit. Omdat CTP’s een dergelijke spilfunctie in het financiële stelsel vervullen, is een raamwerk voor herstel en afwikkeling nodig om de continuering van eventuele kritieke functies van de CTP’s te kunnen waarborgen. De verordening strekt ertoe de kans op een wanordelijk faillissement van een CTP zo klein mogelijk te maken.
De verordening kent een lang totstandkomingsproces. Reeds in 2016 publiceerde de Europese Commissie het voorstel voor de verordening.9 De opzet was om voor CTP’s ook een herstel- en afwikkelingsraamwerk op te zetten net zoals voor banken en beleggingsondernemingen is gedaan in de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen10 en de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme11. Hierdoor vertoont de verordening ook grote gelijkenissen met het afwikkelingskader voor banken en beleggingsondernemingen. De verordening creëert een kader voor herstel en afwikkeling om te voorkomen dat een CTP in een wanordelijk faillissement raakt en hierdoor niet meer zijn kritieke functies kan vervullen, met als risico dat het financiële systeem als geheel hierdoor een schok krijgt.
Voor het falen van de CTP dienen vooral haar clearingleden, aandeelhouders en crediteuren op te draaien. Slechts in uitzonderlijke gevallen is gebruik van overheidsinstrumenten voor financiële stabilisatie als allerlaatste redmiddel mogelijk. Indien er overheidsinstrumenten voor financiële stabilisatie worden ingezet, dient de verkregen steun weer terugbetaald te worden. Uitgangspunt blijft echter dat de fasen van herstel en afwikkeling beogen om zo veel mogelijk zonder overheidssteun de spilfuncties van de CTP in het financiële systeem te kunnen waarborgen.
De verordening bevat een aantal inhoudelijke bepalingen waaraan CTP’s zullen moeten voldoen. Als eerste zal een CTP een herstelplan opstellen (artikel 9 van de verordening). Hierin wordt beschreven welke maatregelen een CTP neemt in geval van een wanbetaling (van een clearinglid of interoperabele CTP) of een andere gebeurtenis dan wanbetaling om te zorgen dat zij haar rol kan blijven vervullen. De bevoegde autoriteit van de CTP beoordeelt dit herstelplan samen met het op grond van EMIR ingestelde toezichtcollege, en stelt indien nodig ook aanpassingen voor. Ook de afwikkelingsautoriteit van de CTP kan voorstellen doen. Tevens bevat artikel 9, veertiende lid, van de verordening de zogenoemde second skin in the game. Dit is kapitaal dat de CTP zelf moet inzetten in het geval van (een andere gebeurtenis dan) wanbetaling. Hierdoor zal de CTP zelf ook moeten bijdragen aan het absorberen van verliezen en daarmee het herstel en kan het niet de rekening geheel doorschuiven aan de aangesloten clearingleden en/of cliënten daarvan. Tevens wordt hiermee gezorgd dat er sprake is van de juiste prikkel voor de CTP om te zorgen dat de kans op wanbetaling wordt beperkt.
Tussen de fasen herstel en afwikkeling is er ook nog de mogelijkheid tot vroegtijdige-interventiemaatregelen (artikel 18). Hierbij kan de bevoegde autoriteit maatregelen (laten) nemen die in het herstelplan zijn opgenomen, of andere maatregelen die kunnen bijdragen aan het herstel van de CTP. Andere maatregelen zijn bijvoorbeeld wijzigingen in de bedrijfsstrategie of juridische of operationele aanpassingen van de structuur.
Mocht toepassing van het herstelplan (of vroegtijdige-interventiemaatregelen) onvoldoende blijken om de CTP in staat te stellen haar rol te kunnen blijven vervullen, komt de fase van afwikkeling. De doelstellingen voor afwikkeling zijn a) de continuïteit van de kritieke functies van de CTP te garanderen, zowel richting de clearingleden en cliënten daarvan als richting andere financiële marktinfrastructuren (denk aan betalingssystemen, andere CTP’s of centrale effectenbewaarinstellingen), b) het voorkomen van nadelige gevolgen voor het financiële stelsel en c) het zoveel mogelijk voorkomen van een beroep op overheidsmiddelen (artikel 21). Afwikkeling zal worden ingezet indien a) de CTP faalt of waarschijnlijk zal falen, b) redelijkerwijs niet te verwachten valt dat het herstelplan, contractuele regelingen, of maatregelen van een toezichthouder het falen kunnen voorkomen, en c) een afwikkelingsmaatregel genomen moet worden om een of meer afwikkelingsdoelstellingen te bereiken die niet in tenminste dezelfde mate bereikt zouden kunnen worden door normale insolventieprocedures te volgen (artikel 22).
Met het oog op de uitvoering van een eventuele afwikkeling stelt de afwikkelingsautoriteit een afwikkelingsplan op (artikel 12) waarin wordt beschreven welke afwikkelingsmaatregelen de afwikkelingsautoriteit kan treffen. Deze afwikkelingsmaatregelen zijn a) een besluit om te gaan afwikkelen (artikel 22), b) één of meerdere afwikkelingsinstrumenten toepassen (artikel 27) en de uitoefening van een of meer afwikkelingsbevoegdheden (artikelen 48 tot en met 58).
De verordening heeft rechtstreekse werking in de Nederlandse rechtsorde en behoeft als zodanig geen omzetting in Nederlandse wet- en regelgeving. Wel vergt de verordening nadere uitvoering.
Allereerst is het nodig om een afwikkelingsautoriteit aan te wijzen. Uit hoofde van de richtlijn herstel en afwikkeling banken en beleggingsondernemingen vervult een aparte divisie van De Nederlandsche Bank (DNB) deze rol reeds voor banken en beleggingsondernemingen.12 Met dit uitvoeringsbesluit zal DNB ook worden aangewezen als afwikkelingsautoriteit voor CTP’s. Naast een afwikkelingsautoriteit dient er ook een bevoegde autoriteit te worden aangewezen in het besluit. Dit zal DNB zijn, aangezien zij reeds toezicht houdt op de naleving van EMIR door CTP’s. Gelet op het vereiste van onafhankelijkheid dat op grond van artikel 3, derde lid, van de verordening geldt voor de afwikkelingsautoriteit, wordt aangesloten bij de reeds bestaande structuren binnen DNB voor de scheiding van taken.13 Zo zal de afwikkelingstaak worden ondergebracht bij de divisie resolutie, welke losstaat van de divisie toezicht. Bovendien zal organisatorisch gewaarborgd worden dat het afdelingshoofd dat verantwoordelijk is voor de afwikkeling van centrale tegenpartijen, niet ook verantwoordelijk is voor de afwikkeling van mogelijke clearingleden van de centrale tegenpartij in het kader van afwikkeling van banken.
Daarnaast wordt er in het besluit een nieuw onderdeel voor de verordening toegevoegd in de bijlagen 1 en 2 behorende bij de artikelen 4 en 5 van het besluit. Hierin worden artikelen uit de verordening opgenomen die handhaafbaar moeten zijn met een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete. Ook kunnen andere maatregelen opgelegd worden, zoals het openbaar maken van de overtreding en de naam van de overtreder.
Tevens worden er voor de wijzigingen aan de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme enkele artikelen toegevoegd aan de bijlages 1 en 2 bij het besluit. Deze zien op nieuw toegevoegde artikelen 10 bis en 12 bis tot en met 12 decies welke handhaafbaar gesteld moeten worden omdat zij verplichtingen bevatten die door banken nageleefd moeten worden. Daarnaast is ter herstel van een omissie een extra artikel toegevoegd aan de beboetbaar gestelde bepalingen die volgen uit de Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2014, L 173).
Dit uitvoeringsbesluit geeft uitvoering aan de verordeningen en levert geen regeldruk op, aangezien alle verplichtingen rechtstreeks volgen uit de verordeningen zelf. Het onderhavige uitvoeringsbesluit zelf brengt geen regeldrukeffecten met zich. Het adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft naar dit uitvoeringsbesluit gekeken maar brengt geen formeel advies uit in verband met het ontbreken van gevolgen voor de regeldruk.
DNB is gevraagd om een uitvoeringstoets. Naar aanleiding hiervan heeft DNB een uitgebreide uitvoeringstoets opgesteld waarin zij ingaat op de nieuwe rol die zij krijgt als toezichthouder en afwikkelingsautoriteit voor de verordening. DNB verwacht dat zij haar rol als toezichthouder goed kan uitvoeren, nu de werkzaamheden hiervoor in het verlengde liggen van haar reeds bestaande taken in het kader van EMIR. Door haar toezichttaken t.a.v. de verordening en haar taken in het kader van de afwikkeling van CTP’s bij afzonderlijke organisatie onderdelen onder te brengen, waarborgt DNB de noodzakelijke onafhankelijkheid voor de uitoefening van deze taken en wordt beoogd eventuele belangenconflicten te voorkomen.
DNB verwacht voldoende capaciteit en deskundigheid tot haar beschikking te hebben om de afwikkelingstaak goed vorm te geven. Wel geeft DNB aan dat er nog weinig ervaring is met afwikkeling van CTP’s en dat de sector in Nederland in ontwikkeling is, waardoor het zinvol is de geplande inzet in 2024 evalueren.
DNB merkt op dat de uitvoerbaarheid van de verordening deels afhankelijk is van de in voorbereiding zijnde uitvoeringswet. In het kader van de totstandkoming van deze uitvoeringswet zal een separate uitvoeringstoets worden gevraagd aan DNB.
Daarnaast merkt DNB op dat de verordening in enkele artikelen verplichtingen oplegt aan andere partijen dan de CTP. Dit zijn bijvoorbeeld de moederonderneming van de CTP of de bij de CTP aangesloten clearingleden en de cliënten daarvan. Sommige van deze partijen zullen zich bevinden in derde landen. Door middel van dit besluit wordt DNB bevoegd om uit hoofde van de verordening toezicht te houden op de naleving van de betreffende verplichtingen. DNB geeft in haar uitvoeringstoets aan dat de uitoefening van haar taken ten aanzien van entiteiten in derde landen complex is. DNB zal hiervoor bezien of een invulling van haar taken via bijvoorbeeld contractuele regelingen of via de samenwerking met andere afwikkelingsautoriteiten, via het afwikkelingscollege, mogelijk is. In dit kader is relevant dat de verordening voorziet in mogelijkheden om samenwerking met autoriteiten in derde landen te bewerkstelligen, door middel van afspraken over wederzijdse erkenning en handhaving.
DNB geeft in haar uitvoeringstoets tot slot aan te verwachten ook goed uitvoering te kunnen geven aan de verordening verliesabsorptie en herkapitalisatiecapaciteit.
Een concept van dit uitvoeringsbesluit is van 8 juni 2021 tot en met 6 juli 2021 openbaar geconsulteerd op www.internetconsultatie.nl. Er is hierop door één particulier gereageerd. Voor zover in deze reactie de beschikbare capaciteit en deskundigheid van DNB als toezichthouder en afwikkelingsautoriteit ter discussie wordt gesteld, geldt dat, zoals in het voorgaande is toegelicht, de uitvoerbaarheid van de verordening door DNB op dit moment niet ter discussie staat. De benodigde inzet en capaciteit van DNB zal in 2024 worden geëvalueerd. Voor het overige heeft de ontvangen consultatiereactie geen betrekking op de inhoud van het onderhavige besluit.
De verordening wordt toegevoegd aan de lijst met verordeningen in artikel 1 van het besluit.
In artikel 2 wordt DNB aangewezen als bevoegde autoriteit. Deze aanwijzing volgt uit artikel 2, zevende lid, van de verordening en sluit aan bij de aanwijzing van DNB als bevoegde autoriteit voor het toezicht op CTP’s op grond van EMIR.
Naast aanwijzing van de bevoegde autoriteit in artikel 2 van het besluit, zal op grond van artikel 3, eerste lid, van de verordening, een afwikkelingsautoriteit aangewezen worden in de zin van de verordening. Voor de verordening zal dat DNB zijn, net zoals DNB dat al is voor herstel en afwikkeling bij banken, beleggingsondernemingen en verzekeraars. Hiervoor is aanpassing van artikel 3a van het besluit noodzakelijk.
Op grond van artikel 82, tweede lid, onderdeel a, van de verordening moet de toezichthouder een overtreding en de naam van de overtreder openbaar kunnen maken. Om dit mogelijk te maken is de verordening toegevoegd aan de lijst van artikel 7 van het besluit.
Onder 1 wordt in de opsomming behorende bij EMIR een nieuw ingevoegd artikel 45 bis toegevoegd aan bijlage 1. Dit volgt uit artikel 87, achtste lid, van de verordening.
Onder 2 wordt in de opsomming behorende bij MiFIR een omissie hersteld door opname van artikel 42, eerste lid. De artikelen 40, eerste lid, 41, eerste lid, en 42, eerste lid, van MiFIR bevatten een zogenoemde productinterventiebevoegdheid voor respectievelijk de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA), de Europese Bankenautoriteit (EBA) en de nationale toezichthoudende instanties. Deze toezichthouders kunnen op grond van die bevoegdheid maatregelen treffen om het op de markt brengen, distribueren of verkopen van bepaalde financiële instrumenten of gestructureerde deposito’s tijdelijk of voor onbepaalde tijd te verbieden of te beperken. In bijlage 1 zijn reeds verwijzingen opgenomen naar de artikelen 40, eerste lid, en 41, eerste lid, MiFIR. Hierdoor kunnen de AFM of DNB een last onder dwangsom opleggen bij overtreding van een door ESMA of EBA op grond van artikel 40, eerste lid, respectievelijk artikel 41, eerste lid, getroffen tijdelijke maatregel. Ten onrechte is verzuimd om in bijlage 1 ook een verwijzing naar artikel 42, eerste lid, MiFIR op te nemen. Dat verzuim wordt thans hersteld zodat de AFM of DNB bij overtreding van een op grond van artikel 42, eerste lid, vastgestelde maatregel een last onder dwangsom op te leggen.
Onder 3 wordt in bijlage 1 het onderdeel behorende bij de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme aangepast. Enerzijds wordt het nieuw ingevoegde artikel 10 bis uit de verordening verliesabsorptie- en herkapitalisatiecapaciteit van banken en beleggingsondernemingen op de lijst opgenomen. Anderzijds wordt er bij artikel 12 de nieuwe artikelen 12 bis tot en met 12 decies toegevoegd aan de handhaafbare artikelen. Deze reeks van artikelen ziet op de berekening van het aan te houden minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva en dient handhaafbaar te zijn.
Onder 4 worden diverse bepalingen van de verordening toegevoegd aan bijlage 1 van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten. Hierdoor kan DNB bij overtreding van die bepalingen een last onder dwangsom opleggen.
De wijzigingsopdracht onder 1 voegt artikel 45 bis in de beboetbare artikelen van EMIR toe met een boetecategorie van 2.
Onder 2 wordt artikel 42, eerste lid, MiFIR toegevoegd aan de opsomming van artikelen in bijlage 2. Bij de vaststelling van de boetecategorie die geldt voor overtreding van dat artikel, is aangesloten bij de voor overtreding van artikel 40, eerste lid, of artikel 41, eerste lid, MiFIR geldende boetecategorie.
Onder 3 en 4 worden de artikelen 10 bis en 12 tot en met 12 decies toegevoegd aan het onderdeel behorende bij de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme. Bij de vaststelling van de boetecategorie die geldt voor overtreding van die artikelen is aangesloten bij de voor artikel 10 en 12 geldende boetecategorie 3 aangezien de nieuwe artikelen op dezelfde materie zien.
Onder 5 worden de bepalingen uit de verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen opgenomen op de bijlage 2 zodat het mogelijk is voor overtreding een bestuurlijke boete op te leggen. Op grond van artikel 82 van de richtlijn moet bij overtreding van de verordening naast een publieke verklaring (waarvoor wordt verwezen naar onderdeel D), een aanwijzing tot de mogelijkheden behoren. De aanwijzing is reeds mogelijk op grond van de artikelen 1:3a jo. 1:75 Wft. Daarnaast dienen inbreuken op de verordening beboet te kunnen worden met maximaal 10% van de netto jaaromzet indien de overtreder een rechtspersoon is en met maximaal €5 miljoen indien de overtreding wordt begaan door een natuurlijk persoon. Ook moet een tijdelijk verbod voor de leden van het leidinggevend orgaan of andere verantwoordelijke personen om een functie uit te oefenen in de CTP mogelijk zijn. In de systematiek van artikel 1:81 en 1:82 Wft zijn omzet gerelateerde boetes en het functieverbod (op grond van de artikelen 1:3a jo. 1:87 Wft) alleen mogelijk voor overtredingen die in de derde categorie zijn geplaatst. Om te voldoen aan de verordening zijn de in artikel 82, eerste lid, genoemde artikelen (9, 13 en 70) beboetbaar gesteld met een boete in de derde categorie. Op deze manier is het tijdelijke functieverbod mogelijk en kan een maximale boete van 10% van de netto jaaromzet opgelegd worden ten aanzien van een rechtspersoon en kan ten aanzien van een natuurlijk persoon een maximale boete van €5 miljoen worden opgelegd. De derde boetecategorie bepaalt de maximumboete die opgelegd kan worden. De toezichthouder zal in een concreet geval een passende boete bepalen aan de hand van de omstandigheden van het geval volgens de systematiek die is opgenomen in de artikelen 1 tot en met 4 van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector.
Op grond van artikel 82, tweede lid, onderdeel c, van de verordening moet het mogelijk zijn om bij overtreding van de artikelen 9, 13 en 70 als sanctie een tijdelijk verbod op te leggen aan degene die het beleid bepaalt of leiding geeft binnen een CTP, om functies in een CTP uit te oefenen. Om dit mogelijk te maken zijn de drie hiervoor genoemde artikelen opgenomen in een nieuw onderdeel in bijlage 3 van het besluit.
Artikel II regelt de inwerkingtreding van dit besluit. Hierbij wordt afgeweken van de vaste verandermomenten in verband met uitvoering van EU-wetgeving. Dit besluit treedt in werking op 12 februari 2022, dezelfde dag dat het eerste deel van de verordening in werking treedt. De toevoeging van artikel 42, eerste lid, MiFIR aan bijlagen 1 en 2 treedt, omdat het hier gaat om het herstel van een omissie, meteen op de dag na publicatie van dit besluit in het Staatsblad in werking. Voor de toevoeging van de artikelen aan de bijlages 1 en 2 uit de wijzigingsverordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme is de datum voor inwerkingtreding gezet op 1 januari 2022 nu dit volgt uit artikel 12 duodecies van die verordening.
De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra
BuEUVo = Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten Wft
Wft = Wet op het financieel toezicht
Bepaling EU-regeling |
Bepaling in implementatieregeling of bestaande regeling |
Beleids- ruimte |
Toelichting |
---|---|---|---|
2(7) |
Artikel 2 BuEUVo |
Geen |
Aanwijzen bevoegde autoriteit |
3(1) |
Artikel 3a BuEUVo |
Geen |
Aanwijzen afwikkelingsautoriteit |
82(1) |
Bijlagen 1 en 2 BuEUVo |
Geen |
Artikelen 9, 13 en 70 een boetecategorie 3 toegekend in bijlage 2. |
82(2)a |
Artikel 7 BuEUVo |
Geen |
Mogelijkheid tot openbaarmaking overtreding |
82(2)b |
Mogelijk op grond van artikel 1:75 Wft |
Geen |
Bevel tot staking activiteit |
82(2)c |
Bijlage 3 BuEUVo |
Geen |
Verbod voor leden van de directie van de CTP of andere natuurlijke personen om een functie uit te oefenen bij CTP’s |
82(2)d |
Mogelijk op grond van artikelen 1:81 en 1:82 Wft jo. artikelen 4 en 5 en bijlagen 1 en 2 BuEUVo |
Geen |
Administratieve boete van 10% jaaromzet |
82(2)e |
Mogelijk op grond van artikelen 1:81 en 1:82 Wft jo. artikelen 4 en 5 en bijlagen 1 en 2 BuEUVo |
Geen |
Administratieve boete van 5 miljoen indien overtreding door natuurlijke persoon |
82(2)f |
Mogelijk op grond van artikel 1:83 Wft jo. artikelen 4 en 5 en bijlagen 1 en 2 BuEUVo |
Geen |
Administratieve boeten oplopend tot tweemaal het bedrag van de met de inbreuk behaalde winst |
87(8) |
Bijlagen 1 en 2 BuEUVo |
Geen |
Handhaafbaarstelling artikel 45 bis EMIR |
De overige bepalingen van de verordening zullen worden toegelicht in de memorie van toelichting bij het voorstel voor de Uitvoeringswet herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen.
BuEUVo = Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten Wft
Bepaling EU-regeling |
Bepaling in implementatieregeling of bestaande regeling |
Beleids- ruimte |
Toelichting |
---|---|---|---|
10 bis, eerste lid |
Bijlages 1 en 2 BuEUVo |
Geen |
Handhaafbaarstelling artikel |
12 tot en met 12 decies |
Bijlages 1 en 2 BuEUVo |
Geen |
Handhaafbaarstelling artikelen |
De overige bepalingen van de verordening zullen worden toegelicht in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel voor de Implementatiewet verliesabsorptie- en herkapitalisatiecapaciteit van banken en beleggingsondernemingen.
Verordening (EU) 2019/877 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 806/2014 met betrekking tot de verliesabsorptie- en herkapitalisatiecapaciteit van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (PbEU 2019, L 150).
Richtlijn (EU) 2019/879 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Richtlijn 2014/59/EU met betrekking tot de verliesabsorptie- en herkapitalisatiecapaciteit van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en Richtlijn 98/26/EG (PbEU 2019, L 150).
De verordening verliesabsorptie- en herkapitalisatiecapaciteit van banken en beleggingsondernemingen wijzigt de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme (Verordening (EU) 806/2014) welk reeds in het besluit is opgenomen.
In het Engels wordt «resolution» gebruikt. Hoewel soms in het Nederlands ook wordt gesproken over resolutie(autoriteit) zal zoveel mogelijk «afwikkeling» worden gebruikt.
De Nederlandse afkorting voor centrale tegenpartijen is CTP, maar de Engelse afkorting CCP (Central Counterparty) is in het dagelijkse gebruik gangbaarder. Niettemin wordt in dit besluit de Nederlandse afkorting gehanteerd gezien dit ook de gebruikte afkorting is in de Nederlandse taalversie van de verordening is opgenomen.
Gezien het feit dat de verordening verliesabsorptie- en herkapitalisatiecapaciteit van banken en beleggingsondernemingen al uitgebreid besproken wordt in de Implementatiewet verliesabsorptie- en herkapitalisatiecapaciteit van banken en beleggingsondernemingen zal deze verordening niet in deze paragraaf besproken worden.
OTC staat voor «over-the-counter», in tegenstelling tot een op een beurs tot stand gekomen anonieme transactie.
Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2014, L 173).
Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PbEU 2014, L 225).
Tevens is DNB ook afwikkelingsautoriteit voor verzekeraars, maar dit volgt uit de Wft en niet uit Europese wetgeving.
Zie in dit kader ook de memorie van toelichting bij de Implementatiewet Europees kader voor herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen, Kamerstukken II 2014/15, 34 208, nr. 3, p. 43–45. Hierin wordt ingegaan op de structuren die binnen DNB zijn opgesteld naar aanleiding van de toekenning van de taak als afwikkelingsautoriteit voor banken en beleggingsondernemingen. Bij de invulling van de taak die DNB op grond van de verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen krijgt met dit besluit, wordt daarbij aangesloten.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2021-545.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.