Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2021, 423 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2021, 423 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, gedaan mede namens Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, van 22 april 2021, nr. WJZ/27383862 (10745), directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op de artikelen 8, vierde lid, 12, zesde en zevende lid, 15, zesde lid, 18, vierde lid, en 24, tweede lid, van de Wet register onderwijsdeelnemers en artikel LXIV, eerste lid, van de Wet van 12 februari 2020 tot wijziging van de verschillende wetten op met name het terrein van onderwijs, cultuur en media in verband met voornamelijk wetstechnische en redactionele verbeteringen (Verzamelwet OCW 2020) (Stb. 2020, 76);
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 23 juni 2021, nr. W05.21.0122/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, uitgebracht mede namens Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, van 30 augustus 2021, nr. WJZ/28555336 (10745), directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit register onderwijsdeelnemers wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt na «als bedoeld in de WPO of de WPO BES» ingevoegd «voor zover van toepassing».
b. In onderdeel b, vervalt «indien van toepassing».
c. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
c. de aanduiding dat de onderwijsdeelnemer deelneemt aan een bij ministeriële regeling aangewezen experiment op grond van artikel 2 van de Experimentenwet onderwijs;
d. voor zover het bevoegd gezag van de onderwijsinstelling dat wenst, het pedagogisch-didactisch onderwijsconcept.
2. Aan het tweede lid worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
i. de aanduiding dat de onderwijsdeelnemer deelneemt aan een bij ministeriële regeling aangewezen experiment als bedoeld in artikel 2 van de Experimentenwet onderwijs;
j. voor zover het bevoegd gezag van de onderwijsinstelling dat wenst, het pedagogisch-didactisch onderwijsconcept.
3. Aan het derde lid worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, zeven onderdelen toegevoegd, luidende:
f. plaatsing in een internationale schakelklas;
g. deelname aan tweetalig onderwijs;
h. de aanduiding dat de onderwijsdeelnemer een talent op het gebied van topsport, dans of muziek is, aan een daartoe door de minister aangewezen onderwijsinstelling;
i. de aanduiding dat de onderwijsdeelnemer deelneemt aan een bij ministeriële regeling aangewezen experiment als bedoeld in artikel 2 van de Experimentenwet onderwijs;
j. de aanduiding dat de onderwijsdeelnemer deelneemt aan een bij ministeriële regeling aangewezen pilot die betrekking heeft op de bijzondere inrichting van het onderwijs aan een school, bedoeld in artikel 25, 29, zesde lid, of 58, derde lid, WVO of artikel 61 of 72, zevende lid, WVO BES;
k. deelname aan een technasium;
l. voor zover het bevoegd gezag van de onderwijsinstelling dat wenst, het pedagogisch-didactisch onderwijsconcept.
4. In het eerste lid, onderdeel d, tweede lid, onderdeel j, en derde lid, onderdeel l, vervalt «voor zover het bevoegd gezag van de onderwijsinstelling dat wenst,».
B
In artikel 13, tweede lid, wordt na «basisregistratie personen,» ingevoegd «of als de onderwijsdeelnemer niet is opgenomen in de basisregistratie personen,».
C
In artikel 21, derde lid, wordt na «het adres dat van hem is opgenomen in de basisregistratie personen,» ingevoegd «of als de onderwijsdeelnemer niet is opgenomen in de basisregistratie personen,».
D
Na artikel 26 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Aan het College voor toetsen en examens worden ten behoeve van de aanmelding van onderwijsdeelnemers voor een staatsexamen of ten behoeve van de examinering van die onderwijsdeelnemers het persoonsgebonden nummer en de in de bijlage aangeduide basisgegevens van die onderwijsdeelnemers verstrekt.
E
Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. In het eerste lid (nieuw) vervalt «het persoonsgebonden nummer,».
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Bij de verstrekking wordt het persoonsgebonden nummer vervangen door een ander nummer of een code op een zodanige wijze dat de onderwijsdeelnemer niet geïdentificeerd of identificeerbaar is.
F
Na artikel 39 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Aan Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport worden voor de uitvoering van subsidieregelingen op grond van de Kaderwet VWS-subsidies desgevraagd de in de bijlage aangeduide basisgegevens van onderwijsdeelnemers verstrekt. Daarbij wordt het persoonsgebonden nummer vervangen door een ander nummer of een code op een zodanige wijze dat de onderwijsdeelnemer niet geïdentificeerd of identificeerbaar is.
G
Artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het opschrift wordt toegevoegd: «en het lerarenregister».
2. In het eerste en tweede lid wordt «bedoeld in de artikelen 15 en 17, eerste en tweede lid, onderdelen a en b, verstrekt» vervangen door «bedoeld in de artikelen 15 en 17, eerste lid en tweede lid, onderdelen a en b, van onderwijsdeelnemers verstrekt».
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Aan Onze Minister worden voor zijn taken met betrekking tot het beheer van het lerarenregister, bedoeld in de WPO, WEC, WVO en WEB, het persoonsgebonden nummer en de diplomagegevens, bedoeld in de artikelen 15 en 17, eerste lid en tweede lid, onderdeel a, van onderwijsdeelnemers verstrekt.
H
Na artikel 48 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Aan Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat worden voor zijn taken met betrekking tot de afgifte van vaarbevoegdheidsbewijzen als bedoeld in artikel 20 van de Wet zeevarenden het persoonsgebonden nummer en de diplomagegevens, bedoeld in de artikelen 15 en 17, eerste lid en tweede lid, onderdelen a en b, van onderwijsdeelnemers verstrekt.
1. Aan Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit worden voor de registratie van personen in het register, bedoeld in artikel 4.3 van de Wet dieren, het persoonsgebonden nummer en de diplomagegevens, bedoeld in de artikelen 15 en 17, eerste lid en tweede lid, onderdelen a en b, van onderwijsdeelnemers verstrekt.
2. Aan Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit worden voor het toezicht op de naleving van artikel 3.11 van het Besluit houders van dieren het persoonsgebonden nummer en de diplomagegevens, bedoeld in de artikelen 15 en 17, eerste lid, en tweede lid, onderdeel b, van onderwijsdeelnemers verstrekt.
I
In artikel 54, tweede lid, wordt «artikel 17, eerste lid, en tweede lid, onderdelen c tot en met g» vervangen door «de artikelen 15 en 17, eerste lid, en tweede lid, onderdelen c tot en met g».
J
De bijlage wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift en in de tekst wordt «de artikelen 23 tot en met 39» vervangen door «de artikelen 23 tot en met 39a».
2. De tabel wordt vervangen door de tabel in de bijlage bij dit besluit.
1. Dit besluit treedt, met uitzondering van artikel I, onderdelen A, onder 3 en 4, D, G, I en J, in werking met ingang van 1 januari 2022.
2. Artikel I, onderdelen A, onder 3, D, G, I en J, van dit besluit treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het geplaatst wordt, met dien verstande dat:
a. onderdeel A, onder 3, daarbij terugwerkt tot en met 1 augustus 2021; en
b. de onderdelen D en I daarbij terugwerken tot en met 1 april 2021.
3. Artikel I, onderdeel A, onder 4, van dit besluit treedt in werking met ingang van 1 augustus 2022.
4. Artikel XXVIII van de Wet van 12 februari 2020 tot wijziging van de verschillende wetten op met name het terrein van onderwijs, cultuur en media in verband met voornamelijk wetstechnische en redactionele verbeteringen (Verzamelwet OCW 2020) (Stb. 2020, 76) treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit geplaatst wordt.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 1 september 2021
Willem-Alexander
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob
Uitgegeven de negende september 2021
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
artikel |
23 |
24 |
25, eerste en tweede lid |
25, derde lid |
25, vierde lid |
25, vijfde lid |
25, zesde en zevende lid |
26 |
26a |
27 |
28, eerste lid |
28, tweede lid |
29 |
30 |
31 |
32 |
33 |
34 |
35 |
36 |
37 |
38 |
39, eerste lid |
39a |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
ontvanger en doel: |
M.OCW |
M.OCW |
M.OCW |
M.OCW |
M.OCW |
M.OCW |
M.OCW |
IvhO |
CvTE |
bestuur |
bestuur |
bestuur |
bestuur |
samenwerkingsverband |
college B&W |
college B&W |
college B&W |
CBS |
SVB |
UWV |
Belastingdienst |
SBB |
M.SZW |
M.VWS |
|
te verstrekken basisgegevens: |
bekostiging, planning, beleid en toezicht |
verkeer met bestuur over bekostiging |
uitvoering WSF 2000 en WSF BES |
uitvoering WTOS |
uitvoering Les- en cursusgeldwet |
uitvoering WOOS |
informeren ouders zeer zwak onderwijs |
toezicht onderwijs |
staatsexamens |
eigen onderwijs-deelnemers |
in- en uitschrijving PO/VO |
in- en uitschrijving MBO/HO |
evaluatie schooladvies |
vsv en jongeren in kwetsbare positie |
Participatiewet e.a. |
Wet publieke gezondheid |
Wet inburgering |
Kaderwet VWS-subsidies |
|||||||
Identificerende gegevens |
|||||||||||||||||||||||||
4, eerste lid, onderdeel a |
geslachtsnaam |
- |
– |
– |
– |
x |
x |
x |
– |
x |
x |
x |
x |
x |
– |
x |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
4, eerste lid, onderdeel b |
voornamen |
- |
– |
– |
– |
x |
x |
x |
– |
x |
x |
x |
x |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
4, eerste lid, onderdeel c |
geslacht |
x |
WEB, WEB BES, WHW |
– |
– |
x |
– |
– |
x |
x |
x |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
4, eerste lid, onderdeel d |
adres |
- |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
x |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
4, eerste lid, onderdeel e |
postcode |
x |
WVO, WEB, WEB BES, WHW |
– |
– |
– |
x |
x |
x |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
x |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
4, eerste lid, onderdeel f |
geboortedatum |
– |
WPO, WPO BES, WEC, WVO, WVO BES, WEB, WEB BES |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
x |
x |
x |
x |
– |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
4, eerste lid, onderdeel g |
overlijdensdatum |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
4, eerste lid, onderdeel h |
geboorteplaats |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
4, eerste lid, onderdeel i |
geboorteland |
x |
WVO, WVO BES |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
4, eerste lid, onderdeel j |
geboorteland ouders |
x |
WVO, WVO BES |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
4, eerste lid, onderdeel k |
nationaliteit |
x |
WEB, WEB BES, WHW |
x |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
4, eerste lid, onderdeel l |
verblijf in en vertrek uit Nederland |
x |
WPO, WPO BES, WEC, WVO, WVO BES |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
4, eerste lid, onderdeel m |
verblijfsrecht vreemdeling |
x |
WEB, WEB BES |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
Inschrijvingsgegevens |
|||||||||||||||||||||||||
algemeen |
|
||||||||||||||||||||||||
5, eerste lid, onderdeel a |
registratienummer onderwijsinstelling |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
– |
– |
x |
x |
x |
5, eerste lid, onderdeel b |
datum inschrijving |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
– |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
5, eerste lid, onderdeel c |
datum uitschrijving |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
SO/VSO |
|||||||||||||||||||||||||
5, tweede lid, onderdeel a |
begin- en einddatum toelaatbaarheidsverklaring |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
5, tweede lid, onderdeel b |
indicatie soort verblijf |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
5, tweede lid, onderdeel c |
registratienummer samenwerkingsverband |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
Vavo |
|||||||||||||||||||||||||
5, derde lid, onderdeel b |
hoogste vooropleiding |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
5, derde lid, onderdeel c |
inschrijvingsvorm |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
5, derde lid, onderdeel d |
samenwerkingscollege |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
5, derde lid, onderdeel e |
organisatorische eenheid |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
5, derde lid, onderdeel f |
reden beëindiging inschrijving |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
x |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
Beroepsonderwijs |
|||||||||||||||||||||||||
5, derde lid, onderdeel a |
datum wijziging inschrijving |
x |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
5, derde lid, onderdeel b |
hoogste vooropleiding |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
5, derde lid, onderdeel c |
inschrijvingsvorm |
x |
x |
x |
x |
x |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
5, derde lid, onderdeel d |
samenwerkingscollege |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
5, derde lid, onderdeel e |
organisatorische eenheid |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
5, derde lid, onderdeel f |
reden beëindiging inschrijving |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
x |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
HO |
|
||||||||||||||||||||||||
5, vierde lid, onderdeel a |
vooropleiding |
x |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
5, vierde lid, onderdeel b |
inschrijvingsvorm |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
5, vierde lid, onderdeel c |
reden beëindiging inschrijving |
x |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
Opleidingsgegevens |
|||||||||||||||||||||||||
PO |
|||||||||||||||||||||||||
6, eerste lid, onderdeel a |
groep |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
6, eerste lid, onderdeel b |
voor- en vroegschoolse educatie |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
6, eerste lid, onderdeel c |
deelname experiment |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
6, eerste lid, onderdeel d |
pedagogisch-didactisch onderwijsconcept |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
SO/VSO |
|||||||||||||||||||||||||
6, tweede lid, onderdeel a |
soort onderwijs |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
6, tweede lid, onderdeel b |
onderwijssoort |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
6, tweede lid, onderdeel c |
groep of leerjaar |
x |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
6, tweede lid, onderdeel d |
uitstroomprofiel |
x |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
6, tweede lid, onderdeel e |
schoolsoort |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
x |
x |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
6, tweede lid, onderdeel f |
leerweg |
x |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
6, tweede lid, onderdeel g |
profiel |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
x |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
6, tweede lid, onderdeel h |
doorlopende leerroute vmbo-mbo |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
6, tweede lid, onderdeel i |
deelname experiment |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
6, tweede lid, onderdeel j |
pedagogisch-didactisch onderwijsconcept |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
VO |
|||||||||||||||||||||||||
6, derde lid, onderdeel a |
leerjaar |
x |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
6, derde lid, onderdeel b |
schoolsoort |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
x |
x |
– |
x |
x |
– |
x |
x |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
6, derde lid, onderdeel c |
leerweg |
x |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
x |
x |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
6, derde lid, onderdeel d |
profiel |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
6, derde lid, onderdeel e |
doorlopende leerroute vmbo-mbo |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
6, derde lid, onderdeel f |
internationale schakelklas |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
6, derde lid, onderdeel g |
tweetalig onderwijs |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
6, derde lid, onderdeel h |
talent in topsport, dans of muziek |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
6, derde lid, onderdeel i |
deelname experiment |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
6, derde lid, onderdeel j |
bijzondere inrichting onderwijs |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
6, derde lid, onderdeel k |
technasium |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
6, derde lid, onderdeel l |
pedagogisch-didactisch onderwijsconcept |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
Vavo |
|
||||||||||||||||||||||||
6, vierde lid, onderdeel a |
opleidingsvorm |
x |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
– |
x |
– |
6, vierde lid, onderdeel b |
opleiding |
x |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
– |
x |
– |
6, vierde lid, onderdeel c |
programma vavo |
x |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
6, vierde lid, onderdeel d |
aantal uren onderwijs per week |
x |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
Beroepsonderwijs |
|||||||||||||||||||||||||
6, vijfde lid, onderdeel a |
opleidingsvorm |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
x |
x |
– |
6, vijfde lid, onderdeel b |
code opleidingsdomein, kwalificatiedossier of kwalificatie |
x |
x |
x |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
x |
x |
x |
6, vijfde lid, onderdeel c |
niveau van de beroepsopleiding |
x |
x |
x |
x |
x |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
x |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
6, vijfde lid, onderdeel d |
leerweg |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
6, vijfde lid, onderdeel e |
doorlopende leerroute vmbo-mbo |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
HO |
|||||||||||||||||||||||||
6, zesde lid, onderdeel a |
opleidingsvorm |
x |
x |
x |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
– |
x |
– |
6, zesde lid, onderdeel b |
opleiding of onderwijseenheid |
x |
x |
x |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
– |
– |
x |
6, zesde lid, onderdeel c |
opleidingsfase |
x |
x |
x |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
Resultaatgegevens |
|||||||||||||||||||||||||
PO |
|||||||||||||||||||||||||
7, eerste lid, onderdeel a |
uitslag eindtoets (of reden niet afleggen eindtoets) |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
7, eerste lid, onderdeel b |
schooladvies |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
SO |
|
||||||||||||||||||||||||
7, tweede lid, onderdeel a, onder 1° |
uitslag eindtoets (of reden niet afleggen eindtoets) |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
7, tweede lid, onderdeel a, onder 2° |
schooladvies |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
VSO |
|||||||||||||||||||||||||
7, tweede lid, onderdeel b, onder 1° |
vakken waarin examen is afgelegd |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
7, tweede lid, onderdeel b, onder 2° |
cijfers schoolexamen |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
7, tweede lid, onderdeel b, onder 3° |
cijfers centraal examen |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
7, tweede lid, onderdeel b, onder 5° |
eindcijfers |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
7, tweede lid, onderdeel b, onder 6° |
uitslag (deel)eindexamen |
x |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
7, tweede lid, onderdeel b, onder 7° |
behaalde diploma |
x |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
– |
x |
– |
VO |
|
||||||||||||||||||||||||
7, derde lid, onderdeel a |
vakken waarin examen is afgelegd |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
7, derde lid, onderdeel b |
cijfers schoolexamen |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
7, derde lid, onderdeel c |
cijfers centraal examen |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
7, derde lid, onderdeel e |
eindcijfers |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
7, derde lid, onderdeel f |
uitslag (deel)eindexamen |
x |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
7, derde lid, onderdeel g |
behaalde diploma |
x |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
– |
x |
– |
Vavo |
|||||||||||||||||||||||||
7, vierde lid, onderdeel a |
behaalde certificaten, data waarop de certificaten zijn behaald |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
7, vierde lid, onderdeel b |
vakken examen |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
7, vierde lid, onderdeel c |
cijfers schoolexamen |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
7, vierde lid, onderdeel d |
cijfers centraal examen |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
7, vierde lid, onderdeel f |
eindcijfers |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
7, vierde lid, onderdeel g |
uitslag (deel)eindexamen |
x |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
x |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
7, vierde lid, onderdeel h |
behaalde diploma |
x |
– |
– |
x |
x |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
– |
x |
x |
Beroepsonderwijs |
|||||||||||||||||||||||||
7, vijfde lid, onderdeel a |
uitstroomniveau, behaalde diploma of certificaat |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
– |
x |
– |
7, vijfde lid, onderdeel b |
datum diploma of certificaat |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
x |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
7, vijfde lid, onderdeel c |
eindcijfer(s) aangewezen examenonderdelen |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
7, vijfde lid, onderdeel d |
onderdelen kwalificatie en keuzedelen waaraan certificaat is verbonden |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
x |
7, vijfde lid, onderdeel e |
keuzedelen die met goed gevolg zijn afgesloten |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
7, vijfde lid, onderdeel f |
keuzedelen die niet met goed gevolg zijn afgesloten |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
HO |
|||||||||||||||||||||||||
7, zesde lid, onderdeel a |
datum afsluitend examen bacheloropleiding |
x |
x |
x |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
– |
x |
– |
7, zesde lid, onderdeel b |
datum afsluitend examen masteropleiding |
x |
x |
x |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
– |
x |
– |
Overige basisgegevens |
|||||||||||||||||||||||||
PO |
|||||||||||||||||||||||||
8, eerste lid, onderdeel a |
niet-Nederlandse culturele achtergrond |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
8, eerste lid, onderdeel b |
bekostigingsindicatie |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
8, eerste lid, onderdeel c |
begin- en einddatum ontwikkelingsperspectief |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
8, eerste lid, onderdeel d |
begin- en einddatum plaatsing opdc en registratienummer opdc |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
SO/VSO |
|||||||||||||||||||||||||
8, tweede lid, onderdeel a |
niet-Nederlandse culturele achtergrond |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
8, tweede lid, onderdeel b |
bekostigingsindicatie |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
8, tweede lid, onderdeel c |
bekostigingscategorie |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
Begeleiding door WEC-instelling |
|||||||||||||||||||||||||
8, derde lid, onderdeel a |
registratienummer instelling waaraan leraar is verbonden |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
8, derde lid, onderdeel b |
begin- en einddatum periode waarvoor de onderwijsdeelnemer wordt of is begeleid |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
Begeleiding door epilepsieschool |
|||||||||||||||||||||||||
8, vierde lid, onderdeel a |
registratienummer school waaraan leraar is verbonden |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
8, vierde lid, onderdeel b |
begin- en einddatum periode waarvoor onderwijsdeelnemer wordt of is begeleid |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
VO |
|||||||||||||||||||||||||
8, vijfde lid, onderdeel a |
aanduiding minderheidsgroep en verblijfsduur |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
8, vijfde lid, onderdeel b |
begin- en einddatum ontwikkelingsperspectief |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
8, vijfde lid, onderdeel c |
begin- en einddatum plaatsing opdc en registratienummer opdc |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
Beroepsonderwijs |
|||||||||||||||||||||||||
8, zesde lid, onderdeel a |
beroepspraktijkvorming |
x |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
– |
– |
x |
– |
x |
8, zesde lid, onderdeel b |
handicap of chronische ziekte |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
8, zesde lid, onderdeel c |
voor bekostiging in aanmerking komen van deelnemer of diploma |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
HO |
|||||||||||||||||||||||||
8, zevende lid |
vrijstelling betalen collegegeld |
x |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
Het voorliggende besluit biedt de grondslag voor een aantal gegevensverstrekkingen van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) aan andere bestuursorganen. Het betreft gegevens uit het register onderwijsdeelnemers die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van wettelijke taken van deze bestuursorganen.
Deze toelichting wordt gegeven mede namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media.
Op 1 juli 2020 is de nieuwe registerwetgeving met betrekking tot onderwijsdeelnemers in werking getreden (Stb. 2020, 166). Met de Wet register onderwijsdeelnemers, het Besluit register onderwijsdeelnemers (hierna: BRO) en de Regeling register onderwijsdeelnemers is de registerwetgeving toegankelijker en flexibeler gemaakt. Artikel 24 van de Wet register onderwijsdeelnemers bepaalt dat gegevens uit het register onderwijsdeelnemers aan andere bestuursorganen kunnen worden verstrekt, voor zover deze bestuursorganen bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen. Ook de wettelijke taak waarvoor de verstrekking plaatsvindt en de te verstrekken gegevens worden bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld. Dit besluit geeft hier verder uitvoering aan.
De gegevensverstrekkingen die met dit besluit mogelijk worden gemaakt, zijn:
• Verstrekking van basisgegevens aan het College voor toetsen en examens (hierna: CvTE) ten behoeve van de aanmelding van onderwijsdeelnemers voor een staatsexamen en de examinering van die onderwijsdeelnemers;
• Verstrekking van basisgegevens aan de minister van OCW voor de uitvoering van de Subsidieregeling praktijkleren;
• Verstrekking van basisgegevens aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: VWS) voor de uitvoering van de Subsidieregeling stageplaatsen zorg II en de Subsidieregeling vaccinatie stageplaatsen zorg;
• Verstrekking van diplomagegevens aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: LNV) voor de registratie van personen in het diergeneeskunderegister;
• Verstrekking van diplomagegevens aan de minister van LNV ten behoeve van het toezicht op de naleving van artikel 3.11 Besluit houders van dieren;
• Verstrekking van diplomagegevens aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (hierna: IenW) voor de uitvoering van zijn taken met betrekking tot de afgifte van vaarbevoegdheidsbewijzen op grond van de Wet zeevarenden.
Deze gegevensverstrekkingen worden hierna toegelicht. Daarnaast wordt met dit besluit de set basisgegevens in het register onderwijsdeelnemers uitgebreid met enkele opleidingsgegevens. Hierop wordt nader ingegaan in paragraaf 2.7.
Leerlingen sluiten het voortgezet onderwijs (VO) af door een eindexamen af te leggen. Voor leerlingen die in het reguliere VO staan ingeschreven, bestaat het eindexamen uit het schoolexamen en het centraal examen. Op grond van de examenvoorschriften is het niet toegestaan dat zij in hetzelfde jaar het eindexamen afleggen op een reguliere school en staatsexamen doen.1 Het CvTE heeft onder andere als taak om staatsexamens VO af te nemen. De controle of aan de bedoelde voorwaarde wordt voldaan, kan nu niet worden uitgevoerd omdat het CvTE niet beschikt over inschrijvingsgegevens van de staatsexamenkandidaten. De relevante inschrijvingsgegevens (onderdeel van de basisgegevens) zijn bij DUO bekend en zijn opgenomen in het register onderwijsdeelnemers, maar tot nog toe ontbrak een grondslag om deze gegevens te verstrekken aan het CvTE. Het gebrek aan controle leidde tot verkeerde verwachtingen bij scholen over de examenmogelijkheden van hun leerlingen. Omdat dubbele aanmeldingen niet werden gecorrigeerd, konden scholen de indruk krijgen dat leerlingen uit het reguliere VO ook staatsexamens mogen afleggen. Dat is niet het geval.
Een kandidaat die staatsexamen wil doen en daarbij eerder behaalde resultaten wil inbrengen, moet nu afschriften overleggen.2 Het CvTE is op dit moment bevoegd om bepaalde diplomagegevens te ontvangen (artikel 54 BRO). Deze omvatten echter niet de onderwijsresultaten die niet hebben geleid tot afgifte van een diploma. Deze onderwijsresultaten maken wel deel uit van de basisgegevens. In de verstrekking van deze (basis)gegevens aan het CvTE voorziet de wetgeving nu niet.
Met dit besluit is een wettelijke grondslag gecreëerd op basis waarvan de minister van OCW (DUO) basisgegevens mag verstrekken aan het CvTE, om het CvTE in staat te stellen te controleren of aanmeldingen voor het staatsexamen rechtmatig zijn en of bepaalde onderwijsresultaten eerder zijn behaald door de kandidaat.
Het CvTE is opgenomen in het BRO als een bestuursorgaan waaraan basisgegevens mogen worden verstrekt ten behoeve van aanmelding en examinering van kandidaten voor staatsexamens (zie artikel 26a BRO). In de bijlage bij het BRO is nader bepaald welke gegevens dit betreft.
De Subsidieregeling praktijkleren heeft tot doel werkgevers te stimuleren tot het bieden van praktijkleerplaatsen en werkleerplaatsen door middel van de verstrekking van subsidie. De subsidie is een tegemoetkoming in de kosten van een werkgever voor de begeleiding van een leerling, deelnemer of student (VO, VSO, MBO en HO) of een tegemoetkoming in de loonkosten of begeleidingskosten van een promovendus of technologisch ontwerper in opleiding (HO). Deze regeling wordt namens de minister van OCW uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Om te beoordelen of werkgevers in aanmerking komen voor subsidie is het noodzakelijk te beschikken over onderwijsdeelnamegegevens van de onderwijsdeelnemers in het VO, VSO, MBO en HO waarvoor werkgevers subsidie aanvragen. Deze gegevens zijn als basisgegevens opgenomen in het register onderwijsdeelnemers.
De Subsidieregeling praktijkleren is gebaseerd op de Wet overige OCW-subsidies. Het BRO maakt het mogelijk om gegevens aan de minister van OCW te verstrekken voor de uitvoering van deze wet (artikel 25, vijfde lid, BRO), waarbij de bijlage bij het BRO specificeert om welke gegevens het gaat. De in de bijlage aangeduide gegevens omvatten echter niet alle gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de Subsidieregeling praktijkleren.
Door de voor de Subsidieregeling praktijkleren noodzakelijke gegevens vanuit het register onderwijsdeelnemers ter beschikking te stellen aan RVO, kan RVO het aanvraagformulier voor de subsidie voorzien van een aantal vooraf ingevulde gegevens. Er zullen ook nauwelijks nog extra gegevens of documenten bij de aanvragers hoeven te worden opgevraagd naar aanleiding van een ingediende aanvraag. De administratieve lasten die met het aanvragen van subsidie gemoeid zijn, worden hierdoor verminderd. Mogelijk krijgt de regeling hierdoor een beter bereik; een aantal kleinere aanvragers zullen met een vooraf ingevuld aanvraagformulier wel de stap gaan zetten om subsidie aan te vragen. Daarnaast neemt de betrouwbaarheid van de gegevens toe, doordat zij afkomstig zijn uit het register onderwijsdeelnemers.
De bijlage bij het BRO is met betrekking tot de op grond van artikel 25, vijfde lid, te verstrekken gegevens uitgebreid met een aantal gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de Subsidieregeling praktijkleren.
De minister van VWS verleent subsidie aan zorginstellingen voor het realiseren van stageplaatsen voor studenten die een zorgopleiding volgen (momenteel op grond van de Subsidieregeling stageplaatsen zorg II). De minister van VWS verleent ook subsidie aan onderwijsinstellingen die zorgopleidingen verzorgen voor het aanbieden en toedienen van vaccinatie tegen hepatitis B aan studenten die een zorgopleiding volgen (Subsidieregeling vaccinatie stageplaatsen zorg). Beide subsidieregelingen zijn gebaseerd op de Kaderwet VWS-subsidies en worden uitgevoerd door de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I).
Om deze subsidies te kunnen verstrekken, heeft de minister van VWS gegevens over onderwijsdeelname van de desbetreffende studenten nodig, waaruit blijkt dat ze zijn ingeschreven voor deze zorgopleidingen en in dat kader stage lopen. Deze gegevens zijn als basisgegevens opgenomen in het register onderwijsdeelnemers. Indien de minister van VWS deze gegevens niet kan verkrijgen uit het register onderwijsdeelnemers, dienen zij bij de aanvrager van de subsidie te worden opgevraagd. Bovendien is de betrouwbaarheid van de gegevens dan minder gewaarborgd. De Wet register onderwijsdeelnemers en het BRO voorzien momenteel niet in gegevensverstrekking aan de minister van VWS voor dit doel.
Het BRO is aangepast om de noodzakelijke inschrijvings- en stagegegevens uit het register onderwijsdeelnemers te verstrekken aan de minister van VWS, zodat op basis van betrouwbare gegevens kan worden besloten hoeveel subsidie naar de zorginstellingen en onderwijsinstellingen gaat en de administratieve lasten voor de aanvragers worden beperkt (zie het nieuwe artikel 39a). In de bijlage bij het BRO is nader bepaald welke gegevens dit betreft.
In de Wet dieren is bepaald dat de minister van LNV een openbaar register bijhoudt van personen die een opleiding op het gebied van de diergeneeskunde met goed gevolg hebben voltooid en andere personen die worden toegelaten tot het beroepsmatig verrichten van diergeneeskundige handelingen (diergeneeskunderegister).3 Het register wordt namens de minister van LNV beheerd door het CIBG. Het CIBG toetst of degene die in het diergeneeskunderegister wil worden opgenomen, beschikt over de juiste beroepskwalificaties door middel van het controleren van de behaalde opleiding. Voor dit doeleinde verstrekt de onderwijsdeelnemer het originele diploma dan wel een gewaarmerkte kopie daarvan aan het CIBG. Met behulp van de diplomagegevens die zijn opgenomen in het diplomaregister kan de echtheid van de door de onderwijsdeelnemer verstrekte gegevens worden geverifieerd. Momenteel ontbreekt echter de wettelijke grondslag om uit het register onderwijsdeelnemers diplomagegevens aan het CIBG te verstrekken voor dit doel.
Het BRO is aangepast om het CIBG inzage in de relevante diplomagegevens uit het register onderwijsdeelnemers te geven, zodat de diplomagegevens van de aanvrager die in het diergeneeskunderegister wil worden opgenomen op juistheid kunnen worden gecontroleerd. Zie het nieuwe artikel 48b, eerste lid, BRO. Dit is vergelijkbaar met artikel 50 BRO, waarin geregeld is dat aan de minister van VWS, als beheerder van een register als bedoeld in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) diplomagegevens worden verstrekt voor de beoordeling van aanvragen om inschrijving in dat register.
Op grond van het Besluit houders van dieren dient een persoon («de beheerder») die bedrijfsmatig gezelschapsdieren houdt in het bezit te zijn van een bewijs van vakbekwaamheid voor de diergroep die hij houdt. Het gaat hier om bijvoorbeeld dierenwinkels en fokkers. De beheerder moet bij een inspectie ter naleving van het Besluit houders van dieren een kopie van het bewijs van vakbekwaamheid (diploma of certificaat mbo of hbo) ter beschikking stellen aan de toezichtsambtenaar.4 De ambtenaren van de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID), de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en de politie zijn door de minister van LNV belast met het toezicht op de naleving.5 Het gaat hier om systematisch toezicht op een grote categorie inrichtingen waarin bedrijfsmatig gezelschapsdieren worden gehouden. In Nederland zijn er duizenden van dit soort inrichtingen waarop toezicht wordt gehouden.6 Als onderdeel van dit toezicht wordt gekeken of de beheerders beschikken over een bewijs van bekwaamheid.
Deze toezichthouders kunnen echter op dit moment de authenticiteit van het bewijs van vakbekwaamheid niet verifiëren, omdat zij geen inzage hebben in de diplomagegevens uit het register onderwijsdeelnemers. Zij kunnen weliswaar op incidentele basis op grond van hun huidige bevoegdheid inzage in de diplomagegevens vorderen.7 Echter, zoals hierboven vermeld gaat het hier om systematisch toezicht waarvoor structurele gegevensverstrekking uit het diplomaregister noodzakelijk is. Daarvoor ontbreekt de juridische grondslag.
Om de vorengenoemde toezichthouders in staat te stellen om de authenticiteit van het bewijs van vakbekwaamheid te verifiëren aan de hand van diplomagegevens uit het register onderwijsdeelnemers, ten behoeve van het uitvoeren van bestuursrechtelijk toezicht op de naleving van artikel 3.11 Besluit houders van dieren is het BRO aangepast (zie het nieuwe artikel 48b, tweede lid). Juridisch gezien is in het BRO sprake van een verstrekking van gegevens aan de minister van LNV, aangezien hij verantwoordelijk is voor het Besluit houders van dieren. De feitelijke verstrekking vindt plaats aan de door die minister aangewezen toezichthouders, zoals hiervoor genoemd.
In de Wet zeevarenden is onder meer de afgifte van vaarbevoegdheidsbewijzen geregeld. De minister van IenW geeft vaarbevoegdheidsbewijzen af indien de aanvrager onder meer aan bepaalde beroepsvereisten voldoet. Op grond van artikel 19, tweede lid, Wet zeevarenden kan aan deze beroepsvereisten worden voldaan door het afronden van een nautische beroepsopleiding in het MBO of HBO. Namens de minister van IenW is Kiwa Register belast met het afgeven van vaarbevoegdheidsbewijzen. Kiwa Register controleert in dit kader of aanvragers over de vereiste diploma’s beschikken. Het is op dit moment voor Kiwa Register niet mogelijk om de authenticiteit van diploma’s te controleren door inzage in diplomagegevens uit het register onderwijsdeelnemers. Hiervoor ontbreekt de juridische grondslag.
Het doel is om de minister van IenW (Kiwa Register) in staat te stellen om mbo- en hbo-diploma’s in de afstudeerrichting scheepvaart te verifiëren aan de hand van diplomagegevens uit het register onderwijsdeelnemers, ten behoeve van de afgifte van vaarbevoegdheidsbewijzen. Hiertoe wordt het BRO uitgebreid (zie artikel 48a BRO). In de Bijlage bij het BRO wordt nader bepaald welke gegevens dit betreft.
In artikel 6 BRO zijn per sector al verschillende opleidingsgegevens opgenomen als onderdeel van de basisgegevens in het register onderwijsdeelnemers. Aan deze opleidingsgegevens worden enkele gegevens toegevoegd die met name voor de beleidsvorming door de minister van belang zijn. Het gaat hier onder meer om het gegeven dat de onderwijsdeelnemer onderwijs volgt in een internationale schakelklas of aan een school voor talenten op het gebied van sport, dans of muziek, dan wel deelneemt aan een bij ministeriële regeling aangewezen experiment of pilot. In de artikelsgewijze toelichting bij artikel I, onderdeel A, wordt hier nader op ingegaan.
Vanwege de verwerking van persoonsgegevens in het kader van het register onderwijsdeelnemers zijn in verband met de bescherming van persoonsgegevens een aantal bepalingen relevant.
De Grondwet bepaalt in artikel 10, eerste lid, dat een ieder recht heeft op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen. Ook artikel 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie gaat over het recht op bescherming van persoonsgegevens. Volgens artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) is geen inmenging in het privéleven van een persoon toegestaan van enig openbaar gezag, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Tot slot zijn van belang de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (UAVG).
Voor de zes nieuwe gegevensverstrekkingen die met dit besluit worden geregeld, is een data protection impact assessment (DPIA) uitgevoerd. Hieruit blijkt het volgende.
Uit de DPIA is naar voren gekomen dat de verwerking van de inschrijvings- en resultaatgegevens door het CvTE ten behoeve van de aanmelding en examinering van de staatsexamens in het verlengde ligt van de doelen waarvoor de gegevens in het register onderwijsdeelnemers zijn opgenomen.8 Toegang krijgen tot de inschrijvings- en resultaatgegevens is noodzakelijk en evenredig, want zonder deze gegevens kan het CvTE haar wettelijke taken niet naar behoren uitvoeren. Meer in het bijzonder kan het CvTE zonder deze gegevens met onvoldoende zekerheid vaststellen of een onderwijsdeelnemer regulier onderwijs volgt danwel of de onderwijsdeelnemer in het verleden een bepaald onderwijsresultaat heeft behaald. De rechten van de examenkandidaten die voortvloeien uit de AVG worden niet beperkt, en de risico’s zijn verwaarloosbaar. Daarnaast kan de examenkandidaat te allen tijde aangeven of bepaalde eerder behaalde resultaten wel of niet betrokken mogen worden in de uitslagbepaling.
Uit de DPIA blijkt dat het verstrekken van de leerling- en studentgegevens over de inschrijving (in het PO, VO, MBO en HO) en de gevolgde praktijkstage (in het MBO) aan de minister van OCW voor de uitvoering van de Subsidieregeling praktijkleren in het verlengde ligt van het doel waarvoor de gegevens in het register onderwijsdeelnemers zijn opgenomen. Toegang krijgen tot deze basisgegevens is noodzakelijk en evenredig, want zonder deze gegevens kan RVO haar wettelijke taken – het beoordelen van de rechtmatigheid van de subsidieaanvragen – niet naar behoren uitvoeren. De rechten van de studenten die voortvloeien uit de AVG worden niet beperkt, en het risico dat persoonsgegevens van onderwijsdeelnemers bij onbevoegden terecht komen, wordt als zeer gering ingeschat. Het gebruik van de leerling- en studentgegevens over de inschrijving (in het PO, VO, MBO en HO) en de gevolgde praktijkstage (in het MBO) uit het register onderwijsdeelnemers door RVO leidt tot administratieve lastenverlichting voor betrokkenen.
Uit de DPIA blijkt dat het verstrekken van de noodzakelijke inschrijvings- en stagegegevens uit het register onderwijsdeelnemers aan de minister van VWS voor de uitvoering van de subsidieregelingen voor stageplaatsen in de zorg in het verlengde ligt van het doel waarvoor de gegevens in het register onderwijsdeelnemers zijn opgenomen. Toegang krijgen tot deze basisgegevens is noodzakelijk en evenredig, want zonder deze gegevens kan VWS haar wettelijke taken – het beoordelen van de rechtmatigheid van de subsidieaanvragen – niet naar behoren uitvoeren. De rechten van de studenten die voortvloeien uit de AVG worden niet beperkt, en de het risico’s dat persoonsgegevens van onderwijsdeelnemers bij onbevoegden terecht komen, wordt als zeer gering ingeschat. Het gebruik van de inschrijvings- en stagegegevens uit het register onderwijsdeelnemers door VWS leidt tot administratieve lastenverlichting voor betrokkenen.
Uit de DPIA blijkt dat het verstrekken van diplomagegevens aan de minister van LNV voor de registratie van personen in het diergeneeskunderegister in het verlengde ligt van de doelen waarvoor de gegevens in het register onderwijsdeelnemers zijn opgenomen. Toegang krijgen tot de diplomagegevens is noodzakelijk en evenredig, omdat met een directe inzage van het diplomaregister van DUO beter geverifieerd kan worden of de betrokkene het relevante diploma heeft behaald. Het aanvraagproces voor registratie in het diergeneeskunderegister kan sneller worden afgehandeld en de uitvoeringskosten worden verlaagd. De rechten van de onderwijsdeelnemers die voortvloeien uit de AVG worden niet beperkt, en het risico dat persoonsgegevens van onderwijsdeelnemers bij onbevoegden terecht komen wordt als zeer gering ingeschat. Het introduceren van een aantal nieuwe gegevens en inzage in de datum van het afsluitend examen lijken niet risicodragend dan wel -verhogend te zijn. Er zijn derhalve geen aanvullende maatregelen nodig.
Uit de DPIA blijkt dat het verstrekken van diplomagegevens aan de minister van LNV ten behoeve van het toezicht op de naleving van artikel 3.11 Besluit houders van dieren in het verlengde ligt van de doelen waarvoor de gegevens in het register onderwijsdeelnemers zijn opgenomen. Toegang krijgen tot de diplomagegevens is noodzakelijk en evenredig, want zonder deze gegevens kunnen de LID, NVWA, RVO en de politie hun toezichthoudende en handhavingstaken niet naar behoren uitvoeren. De rechten van de onderwijsdeelnemers die voortvloeien uit de AVG worden niet beperkt, en de risico’s zijn gering. Het op te vragen gegeven is reeds geminimaliseerd en bestaat uit het terugmelden van enkele gegevens van het opgevraagde diploma of certificaat en voor welke diersoort het geldig is. Er zal sneller kunnen worden gecontroleerd of wordt voldaan aan geldende wet- en regelgeving. Dierenleed kan worden voorkomen of verminderd, omdat sneller kan worden ingegrepen als artikel 3.11 Besluit houders van dieren niet wordt nageleefd.
Uit de DPIA blijkt dat het verstrekken van diplomagegevens aan de minister van IenW met betrekking tot de afgifte van vaarbevoegdheidsbewijzen op grond van de Wet zeevarenden in het verlengde ligt van de doelen waarvoor de gegevens in het register onderwijsdeelnemers zijn opgenomen. Toegang krijgen tot de diplomagegevens is noodzakelijk en evenredig, want zonder deze gegevens kan de minister van IenW haar wettelijke taken niet naar behoren uitvoeren. De rechten van de onderwijsdeelnemers die voortvloeien uit de AVG worden niet beperkt, en de risico’s zijn gering. Het Kiwa Register beschikt al over het onderliggende diploma waarop dezelfde gegevens staan als in het Register. De check in het register onderwijsdeelnemers van DUO is enkel ter verificatie.
Een ontwerp van dit besluit is op 26 juni 2020 voor advies voorgelegd aan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). De AP heeft hierover op 20 augustus 2020 advies uitgebracht.9 Daarbij heeft de AP opmerkingen gemaakt over twee onderdelen van het ontwerp-besluit. Dat betreft enerzijds het opleidingskenmerk als nieuw basisgegeven en anderzijds gegevens voor de uitvoering van subsidieregelingen. Hierna wordt op deze beide punten ingegaan.
In het oorspronkelijke ontwerp werd voorgesteld om het gegeven «opleidingskenmerk» als nieuw basisgegeven in het register onderwijsdeelnemers op te nemen. Met dit gegeven werd beoogd bijzonderheden binnen het reguliere onderwijsaanbod (zoals deelname aan een pilot, experiment of bijzondere leerroute) te kunnen registreren. Het opleidingskenmerk zou bij ministeriële regeling nader ingevuld worden. De AP adviseerde om de mogelijkheid van een generiek geformuleerd opleidingskenmerk te schrappen, omdat de gekozen systematiek naar het oordeel van de AP te veel flexibiliteit met zich meebracht en tot een potentieel grote inbreuk op de bescherming van persoonsgegevens zou kunnen leiden. De AP was daarnaast van mening dat het bij ministeriële regeling nader specificeren van het opleidingskenmerk geen waarborg vormde omdat de ministeriële regeling (in het aan de AP voorgelegde ontwerpbesluit) juridisch gezien niet verplicht was.10
Naar aanleiding van dit onderdeel van het advies van de AP is het besluit aangepast. Het bevat nu niet meer een generiek geformuleerd opleidingskenmerk voor alle onderwijssectoren. In plaats daarvan zijn in het besluit zelf enkele nieuw in het register op te nemen opleidingsgegevens benoemd. Het gaat hier onder meer om het gegeven dat de onderwijsdeelnemer onderwijs volgt in een internationale schakelklas of aan een school voor talenten op het gebied van sport, dans of muziek.11 Daarnaast is de ruimte om gegevens met betrekking tot deelname aan een experiment in het register op te nemen, verder ingekaderd. Voor het primair en voortgezet onderwijs is bepaald dat deze gegevens opgenomen kunnen worden in het register voor zover het een experiment betreft als bedoeld in de Experimentenwet onderwijs. Het besluit bepaalt daarbij dat een dergelijk experiment dan ook bij ministeriële regeling benoemd moet zijn, om gegevens over deelname daaraan te registreren in het register onderwijsdeelnemers. Op dat punt is de nadere specificatie, anders dan het geval was bij het opleidingskenmerk, dus niet vrijblijvend.
Ten aanzien van de in het ontwerpbesluit opgenomen grondslagen om uit het register onderwijsdeelnemers gegevens te verstrekken ten behoeve van de uitvoering van subsidieregelingen op het terrein van praktijkleren en stageplaatsen in de zorg, merkte de AP op dat zij er nog niet van overtuigd was, dat voor uitvoering van deze subsidieregelingen persoonsgegevens van onderwijsdeelnemers nodig zijn. Het was de AP zonder nadere toelichting niet duidelijk waarom niet kan worden volstaan met eenvoudige, door de subsidieontvanger op te geven, gekwantificeerde gegevens over aantallen onderwijsdeelnemers en periodes.
De subsidiëring van praktijkleerplaatsen en stageplaatsen vindt plaats onder specifieke voorwaarden, opgenomen in de subsidieregelingen. Voor de controle of aan deze voorwaarden is voldaan, kan niet worden volstaan met alleen geaggregeerde gegevens van de subsidieaanvrager over aantallen onderwijsdeelnemers en periodes. Dit kan als volgt worden toegelicht. Een praktijkleerplaats of stageplaats kan alleen voor subsidie in aanmerking komen als deze is aangeboden in het kader van specifieke, door de subsidieregelingen aangewezen, opleidingen. Zo komen volgens de Subsidieregeling praktijkleren, als het gaat om mbo-opleidingen, alleen praktijkleerplaatsen voor subsidie in aanmerking die deel uitmaken van een opleiding in de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) en benoemt de Subsidieregeling stageplaatsen zorg II voor welke zorgopleidingen stageplaatsen kunnen worden gesubsidieerd.12 Dit betekent dat RVO, die de Subsidieregeling praktijkleren uitvoert, dient te weten of een praktijkleerplaats waarvoor een werkgever subsidie aanvraagt daadwerkelijk is vervuld door een specifieke BBL-student waarvoor subsidie is aangevraagd. VWS, die de Subsidieregeling stageplaatsen zorg II uitvoert, moet kunnen bepalen of een stage waarvoor een zorginstelling subsidie aanvraagt, is gevolgd in het kader van een aangewezen zorgopleiding. Met slechts geaggregeerde gegevens van de subsidieaanvrager kan dit door respectievelijk RVO of VWS niet met voldoende betrouwbaarheid worden vastgesteld. Hierdoor zouden werkgevers, zorginstellingen en onderwijsinstellingen rechtstreeks bevraagd moeten worden met betrekking tot inschrijfgegevens van de betreffende onderwijsdeelnemers. Dit zou de uitvoerbaarheid van beide regelingen sterk verminderen en veel administratieve lasten met zich meebrengen, naast het gegeven dat dan eveneens persoonsgegevens heen en weer gezonden moeten worden.13 Om dit te voorkomen is het noodzakelijk dat zowel RVO als VWS enkele inschrijfgegevens van de onderwijsdeelnemer, die beschikbaar zijn in het register onderwijsdeelnemers, uit het register verstrekt kunnen krijgen. Daarnaast geldt dat de subsidie voor praktijkleren slechts wordt verstrekt voor de nominale duur van een opleiding.14 In het geval van een driejarige mbo-opleiding betekent dit dat de praktijkleerplaats van een student gedurende ten hoogste drie jaar wordt gesubsidieerd. De praktijkleerplaats van de student moet hiervoor door de jaren heen gevolgd kunnen worden. Dit is niet mogelijk als de subsidieaanvrager na afloop van het studiejaar waarin praktijkleerplaatsen zijn gerealiseerd, alleen geaggregeerde gegevens over het betreffende studiejaar aanlevert.15
Voor een goede uitvoering van de subsidieregelingen en om oneigenlijk gebruik te voorkomen, is het voor de subsidieverstrekkers onontbeerlijk om te beschikken over een (beperkt) aantal gegevens uit het register onderwijsdeelnemers. Er worden niet meer gegevens verstrekt dan noodzakelijk is voor het uitvoeren van de subsidietaak.
Een ontwerp van dit besluit heeft van 1 juli tot en met 12 augustus 2020 opengestaan voor openbare internetconsultatie. Dat heeft geen reacties opgeleverd die betrekking hadden op het besluit.
Dit besluit heeft geen gevolgen voor de Rijksbegroting.
Een ontwerp van dit besluit is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). ATR heeft het besluit niet geselecteerd voor formele advisering, de advisering is ambtelijk afgedaan.
Bedrijven en burgers maken kosten om verplichtingen uit wet- en regelgeving correct na te leven en alle voorschriften op te volgen. Dit noemen we regeldrukkosten. Het gaat hierbij om administratieve lasten en om inhoudelijke nalevingskosten. Aan dit besluit zijn geen inhoudelijke nalevingskosten verbonden.
Voor wat betreft de administratieve lasten hebben twee onderdelen van dit besluit gevolgen voor die lasten. Dit betreft de gegevensverstrekking voor de uitvoering van de Subsidieregeling praktijkleren en voor de subsidieregelingen voor stageplaatsen in de zorg. Door deze gegevensverstrekkingen hoeven er bij de subsidieaanvragers (werkgevers en zorginstellingen) minder gegevens over onderwijsdeelname te worden opgevraagd.
De opname van enkele extra opleidingsgegevens in het register onderwijsdeelnemers heeft naar verwachting niet tot nauwelijks gevolgen voor de administratieve lasten van scholen. Het betreft gegevens die door de scholen nu ook al geregistreerd worden in de leerlingenadministratie. Scholen die deelnemen aan een experiment of pilot zijn nu ook al verplicht om gegevens aan te leveren over de effecten van hun deelname of medewerking te verlenen aan een onderzoek. Door gegevens over welke onderwijsdeelnemers meedoen aan een experiment of pilot in het register onderwijsdeelnemers op te nemen, hoeven onderwijsinstellingen deze gegevens niet meer afzonderlijk, buiten het register om te verstrekken.
DUO heeft een uitvoeringstoets uitgevoerd op een concept van dit besluit. Daarbij zijn ook de Inspectie van het Onderwijs en de Accountantsdienst Rijk (ADR) betrokken. Geconcludeerd is dat het besluit uitvoerbaar en handhaafbaar is. Ten aanzien van het destijds nog in het ontwerp-besluit opgenomen opleidingskenmerk heeft DUO opmerkingen gemaakt over de invoering daarvan in het hoger onderwijs. Mede naar aanleiding van het advies van de AP (zie paragraaf 4.1 van deze nota van toelichting) is het besluit echter aangepast, zodat er nu geen sprake meer is van het opnemen van het opleidingskenmerk in het register onderwijsdeelnemers. In plaats daarvan zijn voor het primair en voortgezet onderwijs enkele gegevens toegevoegd aan het register. Voor het hoger onderwijs wijzigt dit besluit niets aan de in het register opgenomen gegevens.
Dit besluit heeft geen gevolgen voor Caribisch Nederland. Het register onderwijsdeelnemers is op dit moment voor Caribisch Nederland nog niet in werking getreden. Zodra artikel 2 van de Wet register onderwijsdeelnemers en artikel 2, derde lid, van het BRO in werking treden, wordt het register onderwijsdeelnemers ingevoerd in Caribisch Nederland. Dat zal dan zijn met inbegrip van de opleidingsgegevens die met dit besluit aan de set basisgegevens in het register zijn toegevoegd. Het BRO voorziet vooralsnog voor Caribisch Nederland niet in de invoering van de overige typen gegevens in het register (vrijstellingsgegevens, verzuimgegevens en diplomagegevens).
De subsidieregelingen waarvoor op grond van dit besluit basisgegevens zullen worden verstrekt zijn alleen in Europees Nederland van toepassing. Daarnaast geldt dat de Wet register onderwijsdeelnemers niet van toepassing is op Caribisch Nederland voor zover het betreft de diplomagegevens van onderwijsdeelnemers. De verstrekking van diplomagegevens aan nieuwe bestuursorganen op grond van dit besluit heeft daardoor geen gevolgen voor (onderwijsdeelnemers uit) Caribisch Nederland.
Met dit onderdeel worden voor het primair en voortgezet onderwijs enkele gegevens toegevoegd aan de opleidingsgegevens, als onderdeel van de basisgegevens in het register onderwijsdeelnemers.
De minister kan scholen op grond van de Experimentenwet onderwijs toestaan om bij wijze van experiment onderwijs te verzorgen dat valt buiten de kaders van de afzonderlijke onderwijswetten. Voor evaluatie en monitoring is het van belang om te kunnen volgen welke leerlingen aan een dergelijk experiment deelnemen. Bij ministeriële regeling wordt bepaald met betrekking tot welke experimenten er gegevens over deelname daaraan in het register onderwijsdeelnemers worden opgenomen.16
Gegevens met betrekking tot deelname aan een experiment als bedoeld in de Experimentenwet onderwijs zijn toegevoegd in artikel 6, eerste, tweede en derde lid, omdat die leden zien op de onderwijswetten waarop ook de Experimentenwet onderwijs van toepassing is (WPO, WPO BES, WEC, WVO en WVO BES).
De verschillende sectorwetten zelf bieden eveneens een grondslag voor bepaalde experimenten («ruimte voor innovatie»).17 In tegenstelling tot de experimenten onder de Experimentenwet onderwijs dienen er voor deze experimenten, binnen de kaders van de onderwijswetten, bij algemene maatregel van bestuur (amvb) regels gesteld te worden. Als van deze «ruimte voor innovatie» gebruik wordt gemaakt, dan wordt bij amvb bepaald van welke wetsartikelen er afgeweken mag worden. Indien er behoefte bestaat om ook van dergelijke experimenten op individueel niveau gegevens te registreren in het register onderwijsdeelnemers, dan zal daartoe zo nodig het BRO worden gewijzigd. Dat is op dit moment niet het geval. Met het onderhavige besluit worden er geen gegevens m.b.t. dergelijke experimenten opgenomen in het register. Maar hierbij valt te denken aan experimenten zoals die met betrekking tot doorlopende leerlijnen vmbo-mbo (Besluit experiment doorlopende leerlijnen vmbo-mbo 2014–2022). Inmiddels is dat experiment als structurele mogelijkheid in de wet opgenomen (wet sterk beroepsonderwijs, Stb. 2020, 157). Gegevens over deelname aan een doorlopende leerroute vmbo-mbo zijn bij Besluit van 8 juli 2020 tot wijziging van het Besluit register onderwijsdeelnemers en tot intrekking van het Besluit experimenten doorlopende leerlijnen vmbo-mbo 2014–2022 in verband met de invoering van doorlopende leerroutes vmbo-mbo (Stb. 2020, 248) opgenomen in het BRO.
Scholen kunnen onderwijs geven volgens een bepaald pedagogisch-didactische onderwijsconcept. Daarbij moet gedacht worden aan bijvoorbeeld Dalton, Jenaplan of Montessori. Een deel van die concepten wordt niet in alle gevallen op de gehele school toegepast, maar soms slechts op een of enkele klassen. Ook kunnen er op één school meerdere pedagogisch-didactische onderwijsconcepten toegepast worden. De Inspectie van het onderwijs baseert zich bij het toezicht op scholen in het funderend onderwijs mede op het pedagogisch-didactisch concept volgens welke het onderwijs aan de school wordt vormgegeven. Tot nog toe hield de Inspectie van het onderwijs zelf per school bij welke concepten de school aanbiedt. De gegevens waren echter moeilijk te achterhalen en de informatie was bovendien foutgevoelig en verouderde snel. Hierdoor werden ook bij het opstellen van de Staat van het Onderwijs problemen ervaren.18
Door het onderwijsconcept op leerlingniveau op te nemen in het register onderwijsdeelnemers kan de Inspectie gerichter toezicht houden op de kwaliteit van het onderwijs in samenhang met het pedagogisch-didactische onderwijsconcepten dat een school aanbiedt. De opname van gegevens over het pedagogisch-didactisch onderwijsconcept in het register zorgt er eveneens voor dat deze gegevens bij beleidsonderzoek in opdracht van de minister kunnen worden benut en niet steeds bij de scholen hoeven te worden opgevraagd. Bij ministeriële regeling zullen de verschillende pedagogisch-didactische onderwijsconcepten nader gespecificeerd worden.
Leerlingen in een internationale schakelklas (ISK) zijn leerlingen uit het buitenland die de Nederlandse taal nog onvoldoende beheersen om in een reguliere klas te worden geplaatst. In het register zijn al gegevens opgenomen over hoe lang een leerling in Nederland is (artikel 4, eerste lid, onderdeel l, BRO; dat gegeven wordt bijvoorbeeld gebruikt t.b.v. de vaststelling van de bekostiging voor nieuwkomers). Daarmee is er echter nog geen zicht op het aantal leerlingen in een ISK en hoeveel van hen aanvullende bekostiging ontvangen. Het gegeven of een onderwijsdeelnemer in een ISK zit wordt opgenomen in het register om zicht te krijgen op het effect van ISK’s op de verdere onderwijsloopbaan van leerlingen. Maar ook om de leerlingen die op de ISK zitten beter in beeld te krijgen en te houden om zo beter te kunnen sturen op het functioneren van de ISK.
Artikel 6a, onderdeel b, WVO biedt scholen de ruimte om het onderwijsprogramma deels in een andere taal dan het Nederlands in te richten. Het bevoegd gezag moet daarvoor dan wel een gedragcode vaststellen. Als er op een school tweetalig onderwijs wordt gegeven, dan zal dat niet altijd voor alle leerlingen van toepassing zijn. Om de effecten van het tweetalig onderwijs te monitoren wordt in het register onderwijsdeelnemers geregistreerd welke leerlingen tweetalig onderwijs volgen of gevolgd hebben.
Met artikel 6, derde lid, onderdeel h, wordt verwezen naar zogenaamde Loot-leerlingen als bedoeld in de Beleidsregel verstrekking licentie Topsporttalentschool VO 2020 en DAMU-leerlingen als bedoeld in de Beleidsregel DAMU-licentie VO 2020. Dit zijn leerlingen met een talent op het gebied van topsport respectievelijk dans of muziek.
Op grond van de genoemde beleidsregels is door de minister een licentie Topsporttalentschool respectievelijk een DAMU-licentie verstrekt aan scholen voor voortgezet onderwijs die specifiek ingericht zijn op het verzorgen van onderwijs aan deze leerlingen.
Enigszins in het verlengde van de hiervoor genoemde experimenten ligt de bijzondere inrichting van het onderwijs aan een school, op grond waarvan de minister kan toestaan dat van enkele bepalingen in de WVO wordt afgeweken (artikel 25 WVO). Het onderwijs valt dan wel binnen de kaders van de WVO, maar de school kan vanwege de bijzondere inrichting niet aan alle inrichtingsvoorschriften voldoen. Daarbij gaat het vaak om een pilot die niet op alle leerlingen aan de gehele school van toepassing is, zoals bijvoorbeeld de pilot pro/vbo.19 Met artikel 6, derde lid, onderdeel j, BRO wordt geregeld dat ook gegevens over deelname aan een dergelijke pilot in het register onderwijsdeelnemers kan worden opgenomen (als dat bij ministeriële regeling is aangewezen).
Met dit lid wordt gedoeld op leerlingen die het technasium volgen, wat een landelijke formule is voor bètatechnisch onderwijs op havo en vwo. Als op een school technasium wordt aangeboden, is dit niet van toepassing op alle leerlingen. Om de effecten van het technasium te kunnen monitoren, bijvoorbeeld voor de doorstroom naar techniekgerelateerde opleidingen, wordt in het register onderwijsdeelnemers geregistreerd welke leerlingen technasium volgen of gevolgd hebben.
Ten behoeve van de aanpak van verzuim en voortijdig schoolverlaten is het van belang dat als onderdeel van de verzuimgegevens in het register onderwijsdeelnemers een adres van de onderwijsdeelnemer is opgenomen. Dat bepaalt immers onder verantwoordelijkheid van welke gemeente de jongere valt. Adresgegevens worden gewoonlijk aan de verzuimgegevens in het register onderwijsdeelnemers toegevoegd vanuit de basisregistratie personen. De onderwijsinstelling hoeft die dan ook in de meeste gevallen niet aan de minister te verstrekken. Indien een onderwijsdeelnemer echter (nog) niet is opgenomen in de basisregistratie personen, dan ontbreken adresgegevens. In dat geval moet de onderwijsinstelling die op grond van deze wijziging van artikel 21, derde lid, BRO wel leveren.
Het CvTE is verantwoordelijk voor de uitvoering van de staatsexamens voortgezet onderwijs (artikel 2, derde tot en met vijfde lid, van de Wet College voor toetsen en examens). Ten behoeve van de aanmelding en examinering dient het CvTE te kunnen beschikken over bepaalde basisgegevens uit het register onderwijsdeelnemers.
Op grond van artikel 54 BRO worden al diplomagegevens verstrekt aan het CvTE, maar dat volstaat niet in alle gevallen. Daarom wordt in artikel 26a BRO nu ook geregeld dat het CvTE basisgegevens verstrekt krijgt. Voor wat betreft de formulering van artikel 26a is aangesloten bij die van artikel 54 BRO, op grond waarvan het CvTE reeds diplomagegevens uit het register onderwijsdeelnemers verstrekt krijgt. In de bijlage is aangegeven welke basisgegevens aan het CvTE worden verstrekt.
In artikel 38 wordt een correctie aangebracht. Bij de verstrekking van basisgegevens uit het register onderwijsdeelnemers aan de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven (SBB) wordt geen gebruik gemaakt van het persoonsgebonden nummer van de onderwijsdeelnemer. In plaats daarvan vindt de verstrekking van basisgegevens aan de SBB plaats met een pseudoniemnummer. Hiertoe is de verwijzing naar het persoonsgebonden nummer geschrapt en is een nieuw tweede lid aan het artikel toegevoegd.
De minister van VWS verstrekt op grond van de Kaderwet VWS-subsidies diverse subsidies op het terrein van de volksgezondheid. Daartoe behoren ook subsidies aan zorginstellingen die op grond van de Subsidieregeling stageplaatsen zorg II of de Subsidieregeling vaccinatie stageplaatsen zorg stageplaatsen beschikbaar stellen aan studenten van mbo- en ho-opleidingen die als onderdeel van hun opleiding een stage volgen bij de betreffende zorginstelling. Voor de verdeling van de subsidies is van belang hoeveel studenten er in het kader van hun opleiding een stage volgen bij de betreffende zorginstelling. Omdat het daarbij niet nodig is om individuele onderwijsdeelnemer te kunnen identificeren, wordt bij de verstrekking van gegevens het persoonsgebonden nummer vervangen door een pseudoniem. Zo kan wel gecontroleerd worden of stages niet dubbel worden gesubsidieerd.
Deze subsidieregelingen worden onder verantwoordelijkheid van de minister van VWS uitgevoerd door de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I). De feitelijke verstrekking van gegevens vindt in dit geval dan ook plaats aan DUS-I. Op grond van artikel 39a BRO, in combinatie met de bijlage bij het BRO, kunnen voor de uitvoering van subsidieregelingen door de minister van VWS de hiervoor benodigde gegevens van onderwijsdeelnemers in het middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs, vanuit het register onderwijsdeelnemers worden verstrekt.
Met het nieuwe derde lid van artikel 48 BRO wordt invulling gegeven aan artikel 18, derde lid, onderdeel c, van de Wet register onderwijsdeelnemers (zoals dat komt te luiden met de Verzamelwet OCW 2020). Ten behoeve van het beheer van het lerarenregister kan de minister gebruik maken van de diplomagegevens van leraren en docenten.
In artikel 48a is de verstrekking van diplomagegevens aan de minister van IenW geregeld voor zijn taken met betrekking tot de afgifte van vaarbevoegdheidsbewijzen. Deze worden namens de minister van IenW in mandaat uitgevoerd door Kiwa Register, een rechtspersoon met een wettelijke taak.20 Feitelijk worden diplomagegevens daarom aan Kiwa Register verstrekt, maar wettelijk gezien betreft het een verstrekking aan de minister van IenW. Laatstgenoemde is immers verantwoordelijk voor de uitvoering van deze wettelijke taak.
In artikel 48b is de verstrekking van diplomagegevens aan de minister van LNV geregeld voor een tweetal wettelijke taken van die minister:
• Het eerste lid betreft de verstrekking van diplomagegevens ten behoeve van opname van personen in het diergeneeskunderegister. Daarbij gaat het om diplomagegevens van zowel opleidingen op het niveau van het hoger onderwijs (dierenarts) als het middelbaar beroepsonderwijs (dierenartsassistent/ paraveterinair). Het beheer van het diergeneeskunderegister wordt namens de minister van LNV uitgevoerd door CIBG. De feitelijke verstrekking van gegevens vindt in dit geval dan ook plaats aan CIBG.
• Het tweede lid ziet op het toezicht op de naleving van het Besluit houders van dieren. Voor dit toezicht zijn diplomagegevens nodig met betrekking tot in het middelbaar beroepsonderwijs behaalde certificaten waarmee de houders van dieren kunnen aantonen te beschikken over een vakbekwaamheidsbewijs voor het houden van een specifieke categorie dieren. De minister van LNV heeft voor dit toezicht de LID, de NVWA, RVO en de politie aangewezen als toezichthouders.21 De feitelijke gegevensverstrekking voor dit toezicht vindt dus plaats aan deze toezichthouders.
In artikel 54, tweede lid, BRO wordt een omissie hersteld. Verzuimd was om ook te verwijzen naar de identificerende gegevens die deel uitmaken van de diplomagegevens (artikel 15 BRO).
De tabel in de bijlage bij het BRO is geheel opnieuw vastgesteld. Hieronder wordt ingegaan op de wijzigingen die met het onderhavige besluit in de tabel zijn aangebracht:
Artikel 25, vijfde lid, BRO bepaalt in combinatie met de bijlage bij het besluit welke gegevens verstrekt kunnen worden aan de minister van OCW in verband met de uitvoering van subsidieregelingen op grond van de Wet overige OCW-subsidies (Woos). De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) voert de Subsidieregeling praktijkleren uit in opdracht van de minister van OCW. Dit betreft een subsidieregeling op grond van de Woos, die valt onder de gegevensverstrekking aan de minister op grond van artikel 25, vijfde lid, BRO.
Ten behoeve van de uitvoering van de Subsidieregeling praktijkleren zijn meer gegevens nodig dan tot nog toe aangegeven in de bijlage bij het BRO. Daarom zijn in de kolom met betrekking tot artikel 25, vijfde lid, de volgende gegevens toegevoegd:
– leerjaar; VSO en VO (artikel 6, tweede lid, onderdeel c, en derde lid, onderdeel a, BRO)
– uitstroomprofiel; VSO (artikel 6, tweede lid, onderdeel d, BRO);
– leerweg; VSO (artikel 6, tweede lid, onderdeel f, BRO);
– leerweg; VO en MBO (artikel 6, derde lid, onderdeel c, en vijfde lid, onderdeel d, BRO);
– opleidingsvorm; MBO (artikel 6, vijfde lid, onderdeel a, BRO);
– code opleidingsdomein; MBO (artikel 6, vijfde lid, onderdeel b, BRO);
– datum diploma; VSO, VO en MBO (artikel 7, tweede lid, onderdeel b, onder 7°, derde lid, onderdeel g, vierde lid, onderdeel h, en vijfde lid, onderdeel a, BRO).
Aan de tabel is een kolom toegevoegd met betrekking tot de verstrekking van basisgegevens aan het College voor toetsen en examens op grond van artikel 26a BRO (zie verder de toelichting bij artikel I, onderdeel D).
Aan de tabel is een kolom toegevoegd met betrekking tot de verstrekking van basisgegevens aan de minister van VWS op grond van artikel 39a BRO (zie verder de toelichting bij artikel I, onderdeel F).
Naast de bovengenoemde wijzigingen is de tabel uitgebreid met enkele regels wat betreft de opleidingsgegevens die aan artikel 6 van het besluit zijn toegevoegd (zie hierover verder de toelichting bij artikel I, onderdeel A). Deze gegevens worden slechts verstrekt aan de minister, de inspectie, het bestuur van de onderwijsinstelling waar een onderwijsdeelnemer is ingeschreven of ingeschreven is geweest, en aan het CBS.
Dit besluit treedt grotendeels in werking met ingang van 1 januari 2022, het eerstvolgende vaste verandermoment na publicatie. Een aantal onderdelen treedt eerder, de dag na publicatie van het besluit, in werking. Dit geldt in de eerste plaats voor artikel I, onderdelen D en I, inzake de gegevensverstrekking aan het CvTE. Met betrekking tot de uitbreiding van de gegevensverstrekking aan het CvTE is voorts gekozen voor terugwerkende kracht tot 1 april 2021 zodat er voor de aanmelding en examinering van kandidaten voor de staatsexamens in 2021 reeds gebruik gemaakt kan worden van gegevens die al in het register bekend zijn. Met deze gegevens kan worden vastgesteld of staatsexamenkandidaten de voor het verkrijgen van ontheffingen vereiste onderwijsresultaten hebben behaald en of zij niet reeds ingeschreven zijn op een reguliere VO-school (zie paragraaf 2.1).
Voor het voortgezet onderwijs worden de nieuwe opleidingsgegevens door DUO reeds opgevraagd vanaf de start van het schooljaar 2021-2022. Artikel I, onderdeel A, onder 3, treedt dan ook de dag na publicatie in werking en werkt terug tot en met 1 augustus 2021 (dit betreft de wijzigingen met betrekking tot artikel 6, derde lid, BRO). Voor het primair onderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs zullen de nieuwe opleidingsgegevens opgevraagd worden vanaf 1 januari 2022. Omdat een aantal scholen mogelijk meer tijd nodig zal hebben om de gegevens over het pedagogisch-didactisch onderwijsconcept op leerlingniveau aan te kunnen leveren, wordt dat pas vanaf 1 augustus 2022 verplicht gesteld (artikel I, onderdeel A, onder 4). Voor die tijd kunnen de gegevens wel al vrijwillig worden aangeleverd door het bevoegd gezag.
De wijziging van de bijlage bij het BRO (artikel I, onderdeel J) treedt eveneens de dag na publicatie van het besluit in werking. Hierdoor kan RVO bij de beoordeling van de subsidieaanvragen op grond van de Subsidieregeling praktijkleren voor de subsidieronde in 2021 reeds gebruik maken van de benodigde basisgegevens van onderwijsdeelnemers. Stagebedrijven hoeven hierdoor niet bevraagd te worden om aanvullende gegevens aan te leveren ter onderbouwing van hun subsidieaanvraag. Ook zijn hiermee de uitvoeringskosten voor RVO in 2021 en 2022 lager dan wanneer voor dit onderdeel van het besluit aangesloten zou worden bij inwerkingtreding op het vaste verandermoment 1 januari 2022.
Met het vierde lid wordt de inwerkingtreding geregeld van artikel XXVIII van de Verzamelwet OCW 2020 (Stb. 2020, 76). Dat artikel wijzigt artikel 18, derde lid, van de Wet register onderwijsdeelnemers en hangt samen met artikel I, onderdeel G, van het onderhavige besluit. Met artikel I, onderdeel G, wordt in artikel 48 BRO invulling gegeven aan artikel 18, derde lid, van de Wet register onderwijsdeelnemers, zoals gewijzigd door de Verzamelwet OCW 2020. Het betreft hier de gegevensverstrekking aan de minister van OCW ten behoeve van het beheer van het lerarenregister. De wijziging van de Wet register onderwijsdeelnemers en van het BRO op dit punt dienen beide gelijktijdig in werking te treden. Ook hier is gekozen voor inwerkingtreding met ingang van de dag na de datum van publicatie van dit besluit omdat het hier een reparatie betreft. Door de inwerkingtreding van artikel XXVIII van de Verzamelwet OCW 2020 en artikel I, onderdeel G, van dit besluit wordt voorzien in de juiste grondslag voor gegevensgebruik door de minister voor zijn taken ten behoeve van het beheer van het lerarenregister.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven
Artikel 12 Staatsexamenbesluit VO bepaalt dat betrokkene een gewaarmerkte kopie van het diploma, getuigschrift, certificaat of ander bewijsstuk waarop het verzoek om ontheffing berust dient te overleggen aan het CvTE.
Geschat wordt dat er 1.725 fokkers van honden en katten zijn, 2.260 bedrijven in de detail- en groothandel en ongeveer 625 pensions en asielen (Stb. 2014, 232, p. 17).
Zie artikel 4, eerste lid, van de Subsidieregeling praktijkleren en artikel 1, onderdeel c, en bijlagen 1 tot en met 4 van de Subsidieregeling stageplaatsen zorg II.
Het betreft gegevens over onderwijsdeelnemers op ca. 130.000 praktijkleerplaatsen en ca. 122.000 stageplaatsen.
Artikel 17 van de Subsidieregeling praktijkleren bepaalt dat een aanvraag voor subsidie wordt ingediend uiterlijk op 16 september na het studiejaar waarvoor subsidie wordt gevraagd.
Gedacht moet worden aan bijvoorbeeld de experimenten met vroeg vreemdetalenonderwijs of het experiment ruimte in onderwijstijd (allen PO).
Zo werd in het Technisch rapport «Variëteit en vernieuwing» bij de Staat van het Onderwijs 2019 aangegeven dat het lastig was om goede data voor dit onderzoek boven water te krijgen («Er is helaas geen registerdata beschikbaar voor de pedagogisch didactische concepten of voor de profielscholen», aldus het technisch rapport). Inspectie van het Onderwijs, Technisch rapport «Variëteit en vernieuwing», Utrecht: april 2019, p. 4.
Praktijkonderwijs (pro) is oorspronkelijk ingericht om leerlingen, voor wie vaststaat dat zij geen diploma op het niveau van voorbereidend beroepsonderwijs (vbo) kunnen halen, voor te bereiden op functies op de arbeidsmarkt. In de praktijk blijkt echter dat een groot aantal leerlingen zich bevindt op een grensgebied tussen pro en vbo. Bij de start van een leerling in het VO is daarom niet altijd duidelijk waar een leerling beter op zijn of haar plaats is. Daarom bieden scholen in andere schoolsoorten regelmatig verschillende vormen van maatwerk aan, zoals gemengde brugklassen. Ook in het pro is er behoefte aan meer mogelijkheden tot maatwerk voor de groep leerlingen die zich op het snijvlak pro/vbo bevindt. Met de Beleidsregel vbo/pro (Stcrt. 2018, 67074) wordt bezien of een pro/vbo-onderbouwklas, die voorbereidt op de bovenbouw van het vbo, tegemoetkomt aan de behoefte voor meer maatwerk in het pro.
Op grond van het Besluit mandaat en machtiging Kiwa N.V. (I) is Kiwa Register onder andere belast met de afgifte van vaarbevoegdheidsbewijzen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2021-423.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.