Besluit van 5 juni 2020, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet register onderwijsdeelnemers en het Besluit register onderwijsdeelnemers

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 29 mei 2020, nr. WJZ/24514170(6732), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 56 van de Wet register onderwijsdeelnemers en artikel 75 van het Besluit register onderwijsdeelnemers;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 1. De Wet register onderwijsdeelnemers treedt, met uitzondering van de artikelen 2, 35, onderdelen B en D, 36, 37, onderdeel B, 38, onderdeel B, 39, onderdeel C, 40, onderdeel K, 42, 43 en 44, in werking met ingang van 1 juli 2020.

  • 2. De artikelen 35, onderdelen B en D, 37, onderdeel B, 38, onderdeel B, 39, onderdeel C, en 40, onderdeel K, van de Wet register onderwijsdeelnemers treden in werking met ingang van 1 juli 2021.

Artikel 2

  • 1. Het Besluit register onderwijsdeelnemers treedt, met uitzondering van de artikelen 2, derde lid, 57, onderdelen A en B, 58, 59, onderdelen B en C, 60, onderdelen B en C, 61, 70 en 74, in werking met ingang van 1 juli 2020.

  • 2. De artikelen 57, onderdelen A en B, 59, onderdelen B en C, en 60, onderdelen B en C, van het Besluit register onderwijsdeelnemers treden in werking met ingang van 1 juli 2021.

  • 3. Artikel 74, onderdeel B, onder 2, van het Besluit register onderwijsdeelnemers treedt in werking op het tijdstip waarop artikel III, onderdeel F, van de Wet van 14 oktober 2015 tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het regelen van keuzedelen waarop beroepsopleidingen mede worden gebaseerd (Stb. 2015, 390) in werking treedt.

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 5 juni 2020

Willem-Alexander

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

Uitgegeven de zeventiende juni 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Met dit besluit treden de Wet register onderwijsdeelnemers (Stb. 2019, 119) en het Besluit register onderwijsdeelnemers (Stb. 2019, 316) grotendeels in werking met ingang van 1 juli 2020. Het register onderwijsdeelnemers treedt echter nog niet in werking in Caribisch Nederland.

Artikel 2 van de Wet register onderwijsdeelnemers en artikel 2, derde lid, van het Besluit register onderwijsdeelnemers betreffen de uitbreiding van de reikwijdte van het register onderwijsdeelnemers tot de onderwijsinstellingen in Caribisch Nederland. De artikelen 36, 42, 43 en 44 van de wet en de artikelen 58, 61 en 70 van het besluit betreffen wijzigingen in andere wetgeving die samenhangt met de invoering van het register in Caribisch Nederland. Al deze bepalingen treden nu nog niet in werking.

De scholen in Caribisch Nederland waren niet aangesloten op het basisregister onderwijs (BRON). De bepalingen daarover in de sectorwetten zijn nooit in werking getreden (artikel 147 WPO BES, artikel 179 WVO BES en artikel 2.3.4 WEB BES). Vanaf augustus 2020 zullen er pilots plaatsvinden om de onderwijsinstellingen in Caribisch Nederland aan te sluiten op het register onderwijsdeelnemers. Als die pilots succesvol verlopen, dan zal de inwerkingtreding van het register onderwijsdeelnemers ook voor Caribisch Nederland geregeld worden.

In Europees Nederland zijn de bepalingen die samenhangen met de afschaffing van het papieren bewijs van uitschrijving uitgezonderd van de inwerkingtredingsdatum 1 juli 2020. Deze treden een jaar later in werking, met ingang van 1 juli 2021 (zie artikel 1, tweede lid, en artikel 2, tweede lid, van dit inwerkingtredingsbesluit). Zo kunnen scholen eerst nog een jaar ervaring opdoen met de gegevens die ze ten behoeve van de in- en uitschrijvingsprocedures verstrekt krijgen uit het register onderwijsdeelnemers (op grond van artikel 28 van het Besluit register onderwijsdeelnemers), voordat het papieren bewijs van uitschrijving wordt afgeschaft.

Tot slot wordt met dit besluit nog niet van alle onderdelen van artikel 74 van het Besluit register onderwijsdeelnemers geregeld wanneer ze in werking treden. Daarop is reeds ingegaan in de nota van toelichting bij het Besluit register onderwijsdeelnemers (Stb. 2019, 316, p. 85-86). Voor de volledigheid wordt hier echter nogmaals aangegeven wanneer de inwerkingtreding van die onderdelen voorzien wordt:

  • artikel 74, onderdeel A, en onderdeel B, onder 1, van het Besluit register onderwijsdeelnemers hangen samen met de (mogelijke) invoering van de eindtoets en het schooladvies in Caribisch Nederland. Vooralsnog wordt de inwerkingtreding van deze onderdelen niet voorzien, aangezien daarvoor eerst een aanpassing van de Wet primair onderwijs BES nodig is.

  • artikel 74, onderdeel C, onder 1, 2, 5, 6 en 7, hangt samen met de gegevens met betrekking tot het ontwikkelingsperspectief en de plaatsing van een onderwijsdeelnemer op een orthopedagogisch-didactisch centrum. Oorspronkelijk is beoogd dat deze gegevens slechts tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip hoeven te worden geleverd. Door deze onderdelen in de toekomst in werking te laten treden, vervalt de verplichting voor scholen om deze gegevens te leveren en worden ze niet langer in het register onderwijsdeelnemers opgenomen.

  • artikel 74, onderdeel C, onder 3 en 4, en onderdeel D, hangen samen met het (op termijn) vervallen van de verplichting voor onderwijsinstellingen op gegevens met betrekking tot de ambulante begeleiding van onderwijsdeelnemers te verstrekken aan de minister. Die verplichting vervalt zodra deze onderdelen in werking treden. Dat wordt geregeld in een volgend inwerkingtredingsbesluit.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

Naar boven