Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat | Staatsblad 2020, 309 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat | Staatsblad 2020, 309 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 3 juli 2020, nr. IenW/BSK-2020/110878, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Gelet op de artikelen 2, zesde lid, en 3, derde lid, van Verordening (EU) 2020/698 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 2020 tot vaststelling van specifieke en tijdelijke maatregelen naar aanleiding van de COVID-19-uitbraak in verband met de vernieuwing of verlenging van bepaalde certificaten, getuigschriften en vergunningen, en het uitstel van bepaalde periodieke controles en periodieke opleidingen op bepaalde gebieden van de vervoerswetgeving (PbEU 2020, L 165), en de artikelen 14, eerste lid, 81, eerste lid, 111, eerste lid, onderdeel b, 122, 126, vijfde lid, en 151d, aanhef en onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 22 juli 2020, no. W17.20.0262/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 26 augustus 2020, nr. IenW/BSK-2020/151790, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Reglement rijbewijzen wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 25aa wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. In dit artikel wordt verstaan onder Verordening (EU) 2020/698: Verordening (EU) 2020/698 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 2020 tot vaststelling van specifieke en tijdelijke maatregelen naar aanleiding van de COVID-19-uitbraak in verband met de vernieuwing of verlenging van bepaalde certificaten, getuigschriften en vergunningen, en het uitstel van bepaalde periodieke controles en periodieke opleidingen op bepaalde gebieden van de vervoerswetgeving (PbEU 2020, L 165).
2. In afwijking van artikel 25a, eerste lid, wordt de geldigheidsduur van een rijbewijs voor de categorieën AM, A1, A2, A, B, BE, C1, C1E, C, CE, D1, D1E, D of DE dat:
a. op of na 1 februari 2020 maar voor 1 september 2020 zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidstermijn, verlengd met twee maanden, met ingang van de dag na de datum waarop de administratieve verlenging op grond van artikel 3, eerste lid, van Verordening (EU) 2020/698 is verstreken;
b. op of na 1 september 2020 maar voor 1 december 2020 zijn geldigheid verliest door het verstrijken van de geldigheidstermijn, verlengd met negen maanden, met ingang van de dag na de datum waarop het rijbewijs zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidstermijn.
3. Artikel 3, eerste lid, van Verordening (EU) 2020/698 en het tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op rijbewijzen voor de categorie T.
4. Voor de toepassing van artikel 45, derde lid, wordt een rijbewijs waarvan de geldigheidsduur is verlengd overeenkomstig Verordening (EU) 2020/698 gelijkgesteld met een rijbewijs dat ongeldig is geworden door het verstrijken van de geldigheidsduur.
B
Na artikel 67i wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. In afwijking van de artikelen 67a, tweede lid, 67b, tweede lid, 67c, tweede lid, mogen de in die artikelleden genoemde slagingen voor het praktijkexamen voertuigbeheersing zijn behaald in de periode van 16 maart 2019 tot en met 30 september 2019.
2. In afwijking van de artikelen 67, onderdeel a, 67a, eerste lid, onderdeel a, 67b, eerste lid, onderdeel a, 67c, eerste lid, onderdeel a, 67d, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, 67e, tweede lid, 67f, tweede lid, 67g, tweede lid, 67h, tweede lid, 67ha, onderdeel a, 67i, onderdeel d, mogen de in die artikelonderdelen genoemde slagingen voor theorie-examens en door het daartoe bevoegde militair gezag afgegeven theoriecertificaten zijn behaald in de periode van 16 september 2018 tot en met 31 maart 2019.
3. In afwijking van de artikelen 67e, eerste lid, onderdeel a, 67f, eerste lid, onderdeel a, 67g, eerste lid, onderdeel a, 67h, eerste lid, onderdeel a, 67i, onderdeel c, mogen de in die artikelonderdelen genoemde slagingen voor theorie-examens zijn behaald in de periode van 16 maart 2018 tot en met 30 september 2018.
4. Met ingang van 1 december 2020 wordt:
a. in het eerste lid «16 maart 2019» vervangen door «1 juni 2019»;
b. in het tweede lid «16 september 2018» vervangen door «1 december 2018»;
c. in het derde lid «16 maart 2018» vervangen door «1 juni 2018».
C
Na artikel 103a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
In afwijking van de termijnen, bedoeld in de artikelen 101, vierde lid, en 103, eerste, derde, vijfde, zesde en zevende lid, wordt in de in artikel 25ab bedoelde gevallen bij gebleken geschiktheid de verklaring van geschiktheid in het rijbewijzenregister geregistreerd uiterlijk binnen 12 maanden na ontvangst van de eigen verklaring.
D
Aan artikel 156r worden twee leden toegevoegd, luidende:
3. De termijn, bedoeld in het eerste lid, wordt voor bestuurders die een op het rijbewijs vermeld getuigschrift van vakbekwaamheid of getuigschrift van nascholing hebben dat:
a. op of na 1 februari 2020 maar voor 1 september 2020 zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidstermijn, verlengd met maximaal twee maanden, met ingang van de dag na de datum waarop de administratieve verlenging op grond van artikel 2, eerste lid, van Verordening (EU) 2020/698 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 2020 tot vaststelling van specifieke en tijdelijke maatregelen naar aanleiding van de COVID-19-uitbraak in verband met de vernieuwing of verlenging van bepaalde certificaten, getuigschriften en vergunningen, en het uitstel van bepaalde periodieke controles en periodieke opleidingen op bepaalde gebieden van de vervoerswetgeving (PbEU 2020, L 165) is verstreken;
b. op of na 1 september 2020 maar voor 1 december 2020 zijn geldigheid verliest door het verstrijken van de geldigheidstermijn, verlengd met maximaal negen maanden, met ingang van de dag na de datum waarop het getuigschrift zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidstermijn.
4. De verlenging, bedoeld in het derde lid, wordt bepaald op basis van de datum waarop de eerste nascholingscursus is gevolgd, door verlenging van de periode waarbinnen die gevolgde cursus in aanmerking wordt genomen voor de registratie van een verklaring van nascholing, volgens het volgende schema:
Nascholingscursussen die zijn gevolgd in de periode van ... |
worden in aanmerking genomen tot en met ... |
---|---|
1 februari 2015 tot en met 15 maart 2015 |
31 oktober 2020 |
16 maart 2015 tot en met 30 april 2015 |
30 november 2020 |
1 mei 2015 tot en met 30 juni 2015 |
31 januari 2021 |
1 juli 2015 tot en met 31 augustus 2015 |
31 maart 2021 |
1 september 2015 tot en met 31 oktober 2015 |
31 mei 2021 |
1 november 2015 tot en met 30 november 2015 |
31 juli 2021 |
E
Na artikel 156ad wordt aan hoofdstuk VIIa een artikel toegevoegd, luidende:
1. De geldigheidsduur van een getuigschrift van vakbekwaamheid of getuigschrift van nascholing dat:
a. op of na 1 februari 2020 maar voor 1 september 2020 zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidstermijn, wordt verlengd met twee maanden, met ingang van de dag na de datum waarop de administratieve verlenging op grond van artikel 2, tweede lid, van Verordening (EU) 2020/698 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 2020 tot vaststelling van specifieke en tijdelijke maatregelen naar aanleiding van de COVID-19-uitbraak in verband met de vernieuwing of verlenging van bepaalde certificaten, getuigschriften en vergunningen, en het uitstel van bepaalde periodieke controles en periodieke opleidingen op bepaalde gebieden van de vervoerswetgeving (PbEU 2020, L 165) is verstreken;
b. op of na 1 september 2020 maar voor 1 december 2020 zijn geldigheid verliest door het verstrijken van de geldigheidstermijn, wordt verlengd met negen maanden, met ingang van de dag na de datum waarop het getuigschrift zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidstermijn.
2. De verlenging, bedoeld in het eerste lid, wordt niet in acht genomen bij de toepassing van artikel 48c.
F
Na artikel 180 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De artikelen 25ab en 103b, zoals die golden tot 1 december 2020, blijven van toepassing op rijbewijzen waarvan de geldigheid administratief is verlengd overeenkomstig artikel 25ab.
2. Artikel 156r, derde en vierde lid, zoals dat gold tot 1 december 2020, blijft van toepassing voor bestuurders waarvoor de termijn, bedoeld in artikel 156r, eerste lid, is verlengd overeenkomstig artikel 156r, derde en vierde lid.
3. Artikel 156ae, zoals dat gold tot 1 december 2020, blijft van toepassing op getuigschriften van vakbekwaamheid en getuigschriften van nascholing waarvan de geldigheid administratief is verlengd overeenkomstig artikel 156ae.
Artikel II, tweede lid, van het Tijdelijk besluit verlenging geldigheidsduur rijbewijs in bepaalde gevallen komt te luiden:
2. De artikelen 25aa, 103a, 145a, 148a en 152a van het Reglement rijbewijzen vervallen met ingang van 1 juni 2021.
Na artikel 16 van het Besluit voertuigen wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De geldigheidsduur van het keuringsbewijs, bedoeld in artikel 16, kan op aanvraag door de Dienst Wegverkeer worden verlengd met drie maanden indien vanwege de maatregelen ter bestrijding van COVID-19:
a. de eigenaar of houder van het voertuig niet in de gelegenheid is het voertuig voor het einde van de geldigheidsduur te laten keuren vanwege de uitoefening van een cruciaal beroep of omdat de eigenaar of houder of het voertuig zich in het buitenland bevindt; en
b. aannemelijk is dat het voertuig niet op enigerlei wijze ter keuring kan worden aangeboden bij de Dienst Wegverkeer of een ingevolge artikel 84 van de wet erkende natuurlijke persoon of rechtspersoon.
2. Ten behoeve van de verlenging, bedoeld in het eerste lid, wordt een vervangend keuringsbewijs verstrekt.
Na artikel 37 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Indien de in artikel 37 genoemde tijdelijke plaatsing of de tijdelijke maatregel gerealiseerd is in de periode van 16 maart 2020 tot 1 juli 2020 geldt, in afwijking van dat artikel, dat een verkeersbesluit nodig is indien de omstandigheden die tot de tijdelijke plaatsing of tot de tijdelijke maatregel leiden van langere duur zijn dan zes maanden.
1. De artikelen 25ab, 103b, 156r, derde en vierde lid, en 156ae van het Reglement rijbewijzen en artikel 16a van het Besluit voertuigen vervallen met ingang van 1 december 2020.
2. Artikel 68 van het Reglement rijbewijzen vervalt met ingang van 1 april 2021.
3. Artikel 37a van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer vervalt met ingang van 1 januari 2021.
1. Dit besluit, met uitzondering van de artikelen I, onderdeel B, III en IV, treedt in werking met ingang van 1 september 2020. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 augustus 2020, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt het terug tot en met 1 september 2020.
2. De artikelen I, onderdeel B, III en IV treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het besluit wordt geplaatst.
3. De artikelen III en IV werken terug tot en met 16 maart 2020.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 31 augustus 2020
Willem-Alexander
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
Uitgegeven de derde september 2020
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
Onderhavig tijdelijk besluit wijzigt het Reglement rijbewijzen (hierna: Rr) en heeft tot doel om de geldigheidsduur van alle rijbewijzen waarvan de geldigheid verstrijkt tussen 1 september 2020 en 1 december 2020 te verlengen met maximaal negen maanden, als de houders ervan als gevolg van maatregelen, of de directe na-ijleffecten van die maatregelen, ter bestrijding van COVID-19, niet in staat zijn geweest tijdig de beschikking te krijgen over een nieuw rijbewijs. Tevens worden de rijbewijzen waarvan de geldigheid is verlengd op grond van Verordening (EU) 2020/698 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 2020 tot vaststelling van specifieke en tijdelijke maatregelen naar aanleiding van de COVID-19-uitbraak in verband met de vernieuwing of verlenging van bepaalde certificaten, getuigschriften en vergunningen, en het uitstel van bepaalde periodieke controles en periodieke opleidingen op bepaalde gebieden van de vervoerswetgeving (PbEU 2020, L 165) (verder: de verordening) aanvullend verlengd met twee maanden. Hiervoor is gebruik gemaakt van de mogelijkheid die de verordening biedt. Tevens is een voorziening getroffen voor houders van een rijbewijs voor de (nationale) categorie T.
Verder is een met de verlenging samenhangende voorziening getroffen die ertoe strekt dat in de gevallen waarin de verlengingsregeling van toepassing is, voor het CBR aangepaste beslistermijnen gelden.
Op het terrein van de vakbekwaamheid van beroepschauffeurs bevat dit besluit bovendien nog een aanpassing voor de chauffeurs van wie de code 95 tijdens de genoemde periode verloopt. De verordening biedt ook de mogelijkheid dat lidstaten voor zover nodig voor maximaal zes maanden na 31 augustus 2020 of bovenop de reeds door de verordening gegeven verlenging of beide een extra verlenging in het leven kunnen roepen. De aanpassing voor code 95 is op dezelfde manier geregeld als voor de rijbewijzen.
Verder treft dit besluit een voorziening voor het kunnen verzoeken om uitstel van de algemene periodieke keuring (APK) in schrijnende gevallen.
Daarnaast is van de gelegenheid gebruik gemaakt om in het onderhavig besluit een aanpassing door te voeren in de geldigheidsduur van het Tijdelijk besluit verlenging geldigheidsduur rijbewijs in bepaalde gevallen. Geregeld is dat dit Tijdelijke besluit tot 1 juni 2021 in werking zal blijven. In de artikelsgewijze toelichting is hier nader op ingegaan. Deze verlenging heeft een indirecte relatie met de COVID-19 maatregelen.
Tenslotte wijzigt dit tijdelijke besluit het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW). Deze wijziging verlengt de termijn uit artikel 37 BABW van vier maanden waarna een verkeersbesluit noodzakelijk is tot zes maanden voor tijdelijke maatregelen die zijn getroffen tussen 16 maart 2020 en 1 juli 2020. Dit geeft wegbeheerders meer tijd om alsnog een verkeersbesluit te nemen voor verkeersmaatregelen die zijn getroffen in het kader van de COVID-19-crisis. Dit voorstel maakt het mogelijk dat voor verkeersmaatregelen die vóór 1 juli 2020 zijn getroffen de termijn wordt opgerekt met twee maanden. Voor tijdelijke verkeersmaatregelen die na 1 juli worden getroffen blijft de huidige termijn van vier maanden gelden.
Voor rijbewijshouders heeft de COVID-19-crisis grote gevolgen. Niet alleen waren er gedurende een aantal weken minder artsen die konden keuren als dat nodig of voorgeschreven is, maar ook waren als gevolg van COVID-19 alle theorie- en praktijkexamens van het CBR voor onbepaalde tijd stopgezet. Ook nu de beperkende maatregelen zijn opgeheven en er weer keuringen worden uitgevoerd, is er nog sprake van wachttijden en achterstanden en moet er een inhaalslag worden gemaakt. Hiervoor is naar verwachting een langere periode nodig dan de periode die is vastgelegd in de verordening. Daarom is, in aanvulling op de verordening, geregeld dat ook rijbewijzen waarvan de geldigheidsduur verstrijkt in de periode tussen 1 september 2020 en 1 december 2020, met negen maanden worden verlengd. Op deze manier kunnen ook deze rijbewijshouders nog blijven rijden in afwachting van het wegwerken van de opgelopen achterstanden die zijn ontstaan als gevolg van het feit dat er een bepaalde periode weinig of geen keuringen zijn uitgevoerd.
Verder is een korte aanvullende verlenging van twee maanden geregeld voor de rijbewijzen waarvan de geldigheid is verstreken in de periode tussen 1 februari en 1 september 2020. Dit is met name van belang voor de rijbewijzen waarvan de geldigheid bijvoorbeeld al in de eerste maanden van deze periode van de verlenging zijn verstreken. Die zouden anders het risico lopen dat hun eigen verklaring nog niet is afgehandeld, terwijl de verlenging op basis van de verordening al is afgelopen. Uit cijfers van het CBR blijkt dat het in de maanden februari tot en met maart 2020 gaat om zo'n 2390 rijbewijshouders. Bij de keuze van de termijnen is ook rekening gehouden met het belang van de verkeersveiligheid. Voor een verdere toelichting over de termijnen wordt verwezen naar paragraaf 3.
Bij het uitbreken van de COVID-19-crisis was voor de korte termijn besloten tot een gedoogbeleid dat inhield dat rijbewijshouders van wie de geldigheidsduur van het rijbewijs verstreek in de periode van 16 maart tot 1 juni 2020, toch mochten blijven rijden.1 Deze coulanceperiode is in feite voor de «Europese» rijbewijzen vervangen door de verordening.
De verordening is op 25 mei 2020 vastgesteld en met ingang van 28 mei 2020 in werking getreden. Op basis van hiervan is de geldigheidsduur van alle rijbewijzen die verliepen in de periode tussen 1 februari 2020 en 1 september 2020 verlengd met zeven maanden, gerekend van het verstrijken van de geldigheidstermijn van het rijbewijs.
De verordening biedt de lidstaten de mogelijkheid om, na instemming van de Commissie en in aansluiting op de verordening, een aanvullende voorziening te treffen als maatregelen die door een lidstaat zijn genomen in het kader van de bestrijding van COVID-19 tot een verdere verlenging van de in de verordening genoemde termijnen noodzaken. Wel moet zo'n verdere verlenging beperkt zijn tot de periode gedurende welke de problemen om rijbewijzen en certificaten te verlengen naar verwachting zullen voortduren in de desbetreffende lidstaat en mag de verlenging niet langer duren dan zes maanden.
Verlenging in Nederland is nodig om te voorkomen dat mensen buiten hun toedoen met een verlopen rijbewijs komen te zitten. Van 16 maart tot en met 10 mei 2020 is het voor rijbewijshouders die een medische keuring of rijtest dienden te ondergaan onmogelijk geweest om te voldoen aan de eisen die het CBR hiertoe stelt. Er werden immers niet of nauwelijks keuringen en testen uitgevoerd. Ook is het voor beroepschauffeurs niet mogelijk geweest tijdig hun code 95 te verlengen, omdat het niet mogelijk was nascholingscursussen te registreren.
Sinds 11 mei 2020 zijn versoepelingen van de maatregelen ter bestrijding van COVID-19 in werking getreden en kan weer worden gekeurd. Echter, niet alle artsen zijn daarmee direct van start gegaan en ook niet alle rijbewijshouders konden direct terecht bij de arts. Daar komt bij dat sommige rijbewijshouders meerdere keuringen dienen te ondergaan. De rijtesten bij het CBR zijn vanaf 11 mei 2020 weer geleidelijk opgestart. De cursussen voor de nascholing zijn vanaf diezelfde datum, met inachtneming van de anderhalve meter afstand, ook weer opgestart. Naar verwachting zullen de ontstane achterstanden op 1 september 2020 nog niet zijn ingehaald.
Als gevolg van bovengenoemde maatregelen was het aantal keuringsverslagen en medische rapporten dat bij het CBR is ingediend gedurende de periode dat de maatregelen van kracht waren aanzienlijk lager dan gemiddeld (circa 45.000 minder). Dit getal betreft dus keuringsverslagen en medische rapporten die niet zijn ontvangen ten opzichte van de gemiddelde instroom. Dit verschil laat zich niet anders verklaren dan door de plotselinge daling van de keuringscapaciteit. Uitgangspunt is derhalve dat als gevolg van de COVID-19-maatregelen 45.000 medische keuringen zijn uitgesteld.
Deze uitgestelde keuringen (voor een klein deel van kandidaten die voor het eerst een rijbewijs willen halen) moeten dus alsnog plaatsvinden en komen bovenop de reguliere instroom van keuringen van rijbewijshouders (circa 10.000 per week) die een eigen verklaring bij het CBR hebben ingediend en van wie het rijbewijs later verloopt.
Het CBR heeft geen invloed heeft op een aantal factoren, zoals de mate waarin en snelheid waarmee keuringsartsen en medisch specialisten weer voor 100% keuren, en de gevolgen van een eventuele tweede of zelfs derde COVID-19-uitbraak. En om de achterstanden bij de keuringen in te lopen, zal voor een bepaalde periode zelfs boven de 100 % van de gebruikelijke capaciteit moeten worden gekeurd.
De artsen die keuringen doen in het kader van het rijbewijs zijn in drie categorieën te verdelen:
1. De keuringsartsen. Dit zijn er totaal circa 25.000. Hieronder vallen ook commerciële artsenorganisaties die naar verwachting snel van start zullen gaan. Maar er zijn ook individuele artsen die dit werk erbij doen. Deze groep keuringsartsen zal eerder geneigd zijn nu niet te keuren met het oog op de eigen gezondheid en die van patiënten.
2. De bedrijfsartsen. Deze zijn pas recent weer (deels) begonnen met het uitvoeren van keuringen. Rijbewijshouders met een C/D-categorie moeten zich medisch laten keuren door een door het CBR aangewezen arts (bedrijfsarts).
3. De medisch specialisten. De reguliere zorg heeft van 16 maart tot 11 mei 2020 grotendeels stilgelegen en wordt nu geleidelijk weer opgestart. Daarbij zal prioriteit worden gegeven aan patiënten met de grootste zorgbehoefte. De verwachting is dat zij als gevolg van COVID-19 veel «achterstallig» werk hebben. Daarnaast zullen er ook veel patiënten zijn die gedurende de COVID-19-piek de zorg hebben gemeden.
De periode die het keuringsysteem nodig heeft om de extra stroom van 45.000 keuringen te verwerken, is sterk afhankelijk van de mate en de snelheid waarmee keuringsartsen en medisch specialisten hun werkzaamheden hervatten. Het aantal rapporten dat het CBR gemiddeld wekelijks ontving voor de COVID-19-crisis (10.000) is hiervoor een indicator.
De cijfers laten zien dat na 11 mei 2020 (de eerste dag dat de keuringen weer mochten plaatsvinden) nog enige weken het aantal keuringsrapporten en medische rapportages achterliep bij het gemiddelde. Het is aannemelijk dat met name de commerciële keuringsdiensten extra medische keuringen hebben verricht om verliezen uit de periode daarvoor goed te maken.
Hiertegenover staat dat, zoals eerder is opgemerkt, er ook individuele artsen zijn die dit werk erbij doen, en dat bepaalde medisch specialisten die veel «achterstallig» werk hebben.
Het is dus onduidelijk in welke mate en met welke snelheid de inzet van keuringsartsen en medisch specialisten ten behoeve van keuringen zich gaat herstellen. Aangenomen wordt dat er over het geheel genomen sprake zal zijn van een (weliswaar afnemende) schaarste in keuringscapaciteit ten opzichte van een toegenomen vraag vanuit de periode dat de COVID-19-maatregelen van toepassing waren. Het is daarom de verwachting dat, ook nu de instroom van het aantal keuringsverslagen en medische rapporten weer op het oude niveau is, het nog tot in het eerste kwartaal van 2021 zal duren voordat de na-ijleffecten van de uitgestelde keuringen zijn opgelost. Hierbij wordt rekening gehouden met een structureel verhoogde terugstroom van 5 à 10% van keuringsverslagen en medische rapporten. De verwachting is echter dat de gevraagde verlenging van zowel de referentieperiode als de geldigheidsduur van rijbewijzen voldoende zal zijn om het risico te dekken dat mensen door de COVID-19 maatregelen niet kunnen voldoen aan de vereisten die het CBR stelt voor vernieuwing van het rijbewijs.
Dit houdt in dat gebruik moet worden gemaakt van de ruimte die op grond van de verordening mogelijk is. Dit laat uiteraard onverlet dat, zoals ook is afgestemd met het ministerie van Justitie en Veiligheid, het uitgangspunt is dat de achterstanden zo snel mogelijk worden weggewerkt en dat de aanvullende referentieperiode van drie maanden dient als vangnetconstructie.
Het CBR prioriteert op de verloopdatum van het rijbewijs en neemt vanaf medio april 2020 een keuringsverslag dat binnenkomt in relatie tot een verlopen rijbewijs (vrijwel) direct in behandeling. Dit geldt derhalve ook voor rijbewijzen met een geldigheidsduur korter dan vijf jaar. Vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid is het immers van belang dat de beoordeling van de geschiktheid van deze rijbewijshouders zo snel mogelijk wordt afgerond. Met het oog hierop zullen deze rijbewijshouders worden gewezen op de noodzaak bij het indienen van de eigen verklaring niet te wachten tot kort voor het verstrijken van die extra geldigheidsduur, maar daarbij uit te gaan van de verloopdatum van het rijbewijs. Tevens zullen zij erop worden gewezen goed na te denken of het echt nodig en verstandig is om auto te rijden zolang de keuring niet is afgrond en bij voorkeur zo veel mogelijk af te zien van autorijden.
Bij de verlenging van code 95 speelt het volgende. De RDW heeft aangegeven dat het hier naar verwachting gaat om 2.400 chauffeurs die hun code 95 niet hebben kunnen verlengen, omdat ze geen nascholing konden volgen. Nu het weer mogelijk is om nascholing te doen, zullen de cursussen die niet konden doorgaan alsnog worden gegeven, naast de cursussen die al gepland stonden voor de maanden mei tot en met december 2020. Daarbij speelt de omstandigheid dat opleidingsinstituten zich dienen te houden aan de anderhalve meter richtlijn. Dit speelt met name voor de praktijktrainingen in de bus of vrachtwagen.
De verlenging van code 95 zal mogelijk voor veel buschauffeurs een probleem gaan opleveren. De code 95 verloopt voor veel van hen op 10 september 2020 en het is niet zeker dat de nascholingscapaciteit zodanig is dat zij voor die datum kunnen worden nageschoold. Hierbij speelt ook een rol dat het openbaar vervoer weer zijn normale dienstregeling heeft hervat en er weer naar het buitenland kan worden gereisd, waardoor er voor de buschauffeurs minder tijd is voor het volgen van cursussen.
Het is, puur kijkend naar de beschikbaarheid van nascholing, lastig te beargumenteren dat een verlenging van de geldigheidsduur van de code 95 met negen maanden nodig is.
Omdat de looptijd van de code 95 echter in de meeste gevallen is gekoppeld aan die van het rijbewijs, is het verdedigbaar om de verlenging op dezelfde manier toe te passen als bij de rijbewijzen, om te voorkomen dat chauffeurs twee keer de gang naar het gemeentehuis moeten maken (namelijk een keer voor het «verzilveren» van hun nieuwe code 95 en daarna nog een keer voor het verlengen van het rijbewijs). Is de looptijd van de code 95 gelijk aan die van het rijbewijs en is het rijbewijs verlopen, dan kan de code 95 pas worden vernieuwd als de chauffeur geschikt is bevonden. De verlenging houdt dus in dat codes 95 waarvan de geldigheid is verstreken in de periode van 1 februari 2020 tot 1 september 2020 in aanvulling op de verlenging van zeven maanden op grond van de verordening, nog eens met twee maanden extra worden verlengd.
Om te voorkomen dat beroepschauffeurs na 1 september 2020 in de problemen komen of op extra kosten worden gejaagd, is daarnaast de periode waarbinnen de geldigheid van codes 95 kan verlopen om in aanmerking te komen voor een verlenging, verlengd met drie maanden. Dat houdt in dat ook voor codes 95 die verlopen in de periode van 1 september 2020 tot 1 december 2020 de geldigheid wordt verlengd, en wel met negen maanden (zeven op grond van de verordening plus de twee extra maanden die ook gaan gelden voor de rijbewijzen die verlopen in de periode van 1 februari 2020 tot 1 september 2020).
Bij bovenstaande berekeningen is ervan uit gegaan dat de versoepelingen het komende half jaar kunnen worden gecontinueerd. De kans is evenwel niet denkbeeldig dat er een tweede uitbraak volgt in het najaar, omdat door de verdergaande versoepelingen opnieuw drukte kan ontstaan, waardoor de medische zorg opnieuw extra zal worden belast. Mocht dit onverhoopt het geval zijn, dan is het goed denkbaar dat de maatregelen tegen verdere verspreiding van COVID-19 (waaronder het verbod voor contactberoepen en het stilleggen van de nascholing) weer tijdelijk moeten worden aangescherpt. In dat geval zal een verlenging van drie maanden sowieso nodig zijn.
De verordening bepaalt dat een lidstaat die van oordeel is dat de verlenging van rijbewijzen waarschijnlijk tot na 31 augustus 2020 onmogelijk zal blijven door de maatregelen die hij heeft genomen om de verspreiding van COVID-19 te voorkomen of te beperken, een met redenen omkleed verzoek kan indienen om te worden gemachtigd de in artikel 3, eerste lid, van de verordening genoemde perioden te verlengen. Dat verzoek kan betrekking hebben op de periode tussen 1 februari 2020 en 31 augustus 2020, de periode van zeven maanden, of beide. De verlenging wordt beperkt ter weerspiegeling van de periode waarin de verlenging van het rijbewijs naar verwachting onmogelijk dan wel zeer moeilijk zal zijn vanwege de bestrijding van COVID-19, en mag in geen geval langer zijn dan zes maanden.
Op basis hiervan is een met redenen omkleed verzoek aan de Commissie voorgelegd. Hierin is de Commissie gevraagd in te stemmen met het voorstel om ook de geldigheid van rijbewijzen te verlengen, met drie maanden, indien de geldigheid verloopt tussen 1 september 2020 en 1 maart 2021 en met het voorstel om de geldigheid van rijbewijzen die verlopen of zijn verlopen in de periode van 1 februari 2020 tot 1 september 2020 extra te verlengen met drie maanden.
De Commissie heeft evenwel te kennen gegeven, na overleg met haar Juridische Dienst, uit te gaan van andere uitgangspunten dan waar Nederland van is uitgegaan bij het voorgelegde voorstel. De Commissie stelt dat:
• de referentieperiode (dat is de periode van 1 februari 2020 tot 1 september 2020) kan worden verlengd met maximaal zes maanden;
• indien gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid tot verlenging van de referentieperiode, worden de rijbewijzen die verlopen in die aanvullende referentieperiode verlengd met zeven maanden. Dit volgt automatisch uit de verordening;
• als gebruik wordt gemaakt van zowel de mogelijkheid om de geldigheidsduur van de rijbewijzen die verlopen gedurende de in de verordening vastgelegde referentieperiode te verlengen (met maximaal zes maanden), als van de mogelijkheid van verlenging van de referentieperiode, dan moet die extra verlenging van de geldigheidsduur ook worden toegepast op rijbewijzen die verlopen in de aanvullende referentieperiode, ook als dit strikt genomen niet noodzakelijk zou zijn gelet op de stand van zaken rond COVID-19.
Dit standpunt van de Commissie heeft geleid tot aanpassing van de aanvankelijk voorgestelde verlengingsduur van de referentieperiode, als van de duur waarmee de geldigheid van de rijbewijzen wordt verlengd. Om zoveel mogelijk aan te sluiten bij het oorspronkelijke voorstel, rekening houdend met de belangen van de betrokken rijbewijshouders, de verkeersveiligheid en de uitvoerbaarheid voor het CBR, is ervoor gekozen om de referentieperiode te verlengen met drie maanden en de geldigheidsduur extra te verlengen met twee maanden.
Tevens zijn, ten opzichte van het ontwerpbesluit dat aan de Afdeling advisering van de Raad van State is aangeboden voor advies, in de artikelen 25ab, 156r en 156ae het vierde, (nieuwe) vierde, respectievelijk tweede lid geschrapt. Dit houdt verband met het standpunt van de Commissie dat een lidstaat niet een verlenging kan regelen voor een andere lidstaat, maar de keuzes die andere (lid)staten hebben gemaakt op grond van de verordening moet respecteren.
Een vergelijkbare verlengingsmogelijkheid is er overigens ook voor de APK. Nederland heeft er echter voor gekozen geen gebruik te maken van de mogelijkheid die de verordening biedt om de termijn waarbinnen de APK moet plaatsvinden te verlengen met zeven maanden als de APK-termijn verstrijkt of is verstreken in de periode tussen 1 februari 2020 en 1 september 2020. Daarmee is de verlengingsmogelijkheid niet relevant voor Nederland. De APK-dienstverlening kon in Nederland namelijk normaal doorlopen. Alleen voor schrijnende gevallen wordt op individuele verzoeken een uitstel van drie maanden verleend (zie paragraaf 4.7). Dit is met de Europese Commissie gedeeld.
De verlengingsregeling op grond van dit besluit is van toepassing op alle rijbewijshouders van wie het rijbewijs verstrijkt op of na 1 september 2020 en voor 1 december 2020.
Dat betekent dat ook de rijbewijshouders op wie het Tijdelijk besluit verlenging geldigheidsduur rijbewijs in bepaalde gevallen van toepassing is en ook houders van een rijbewijs met een kortere geldigheidsduur dan vijf jaar eronder vallen, uiteraard onder de voorwaarde dat hun rijbewijs in de genoemde periode ongeldig wordt door het verstrijken van de geldigheidsduur.
Voor deze doelgroep wordt de geldigheidsduur van het rijbewijs verlengd met maximaal negen maanden. Met het administratief verlengde rijbewijs zullen de houders ook in de andere lidstaten mogen blijven rijden.
Daarnaast is een aanvullende voorziening getroffen voor de houders van een rijbewijs dat tussen 1 februari en 1 september 2020 (derhalve in de periode die wordt bestreken door de verordening) ongeldig is geworden door het verstrijken van de geldigheidsduur en dat op grond van die verordening met zeven maanden administratief is verlengd. Deze administratieve verlenging wordt met nog eens twee maanden verlengd. Op deze wijze wordt het risico verkleind dat houders van rijbewijzen waarvan de geldigheid met name in februari, maart en april 2020 is verlopen na 1 september 2020 niet meer kunnen rijden, omdat de verlenging op grond van de verordening is verstreken, ze niet vallen onder het onderhavig besluit, maar de vereiste keuring nog niet heeft kunnen plaatsvinden vanwege de achterstanden die zijn ontstaan bij het uitvoeren van deze keuringen.
Hoewel de verordening niet van toepassing is op de rijbewijscategorie T (de categorie T is immers geen categorie die in Richtlijn 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende het rijbewijs (PbEU 2006, L 403) is vastgelegd), wordt voor de duur van de verordening de daarin bedoelde verlenging ook toegepast op houders van deze categorie. Op deze manier geldt ook voor houders van een rijbewijs voor de categorie T dat, indien de geldigheid van die categorie verloopt of is verlopen in de periode van 1 februari 2020 tot 1 september 2020, die geldigheid met zeven maanden is verlengd.
De administratieve verlenging van twee maanden bovenop de zeven maanden geldt voor alle rijbewijscategorieën. Dit is in lijn met de inhoud van de verordening. Zoals eerder is aangegeven, geldt de verlenging ook voor de rijbewijscategorie T.
Voor de rijbewijshouders die mede vallen onder de werking van het Tijdelijk besluit verlenging geldigheidsduur rijbewijs in bepaalde gevallen zal het rijbewijs in eerste instantie zijn of worden verlengd overeenkomstig de verordening, dan wel het onderhavige besluit. Zo nodig vindt dan nog een aanvulling van de administratieve verlenging plaats tot maximaal een jaar na het verstrijken van de oorspronkelijke geldigheidsduur van het afgegeven rijbewijs overeenkomstig het Tijdelijk besluit verlenging geldigheidsduur rijbewijs in bepaalde gevallen. De rijbewijshouders van 75 jaar of ouder van wie de geldigheid van het rijbewijs verstrijkt op of na 1 december 2020, maar voor 1 juni 2021, vallen gewoon onder de voorziening uit het Tijdelijk besluit verlenging geldigheidsduur rijbewijs in bepaalde gevallen. Voor voorbeelden ter verduidelijking wordt verwezen naar de voorbeelden in paragraaf 4.3.
In aanvulling op het voorgaande wordt erop gewezen dat de verlengingsregeling niet van toepassing is op rijbewijzen die ongeldig zijn verklaard wegens ontbrekende geschiktheid of rijvaardigheid, of vanwege het niet meewerken aan een opgelegd onderzoek of opgelegde educatieve maatregel. Dit volgt uit de formulering dat de verlengingsregeling alleen van toepassing is op rijbewijzen die ongeldig zijn geworden door het verstrijken van de geldigheidsduur.
De verlengingsregeling is evenmin van toepassing op rijbewijzen die van rechtswege ongeldig zijn geworden op grond van artikel 123b van de Wegenverkeerswet 1994.
De EU-rijbewijzen van houders die overeenkomstig de verordening zijn verlengd, hetzij direct op basis van de verordening, hetzij op basis van een besluit van de desbetreffende lidstaat op grond van de verordening, worden hier ook erkend als geldig.
De verlengingsregeling is niet van toepassing op niet-EU-rijbewijshouders die hun rijbewijs moeten omwisselen. De Wegenverkeerswet 1994 bepaalt dat dergelijke rijbewijzen binnen 185 dagen moeten omgewisseld. Daarover is met de Tweede Verzamelspoedwet COVID-19 in artikel 108a van de Wegenverkeerswet 1994 geregeld dat personen waarvan de termijn van 185 dagen is verstreken (of verstrijkt) tussen 1 februari en 1 september 2020, coulance wordt geboden. Zij mogen dus met hun buitenlands rijbewijs blijven rijden in Nederland tot 1 oktober 2020, mits het buitenlandse rijbewijs geldig is of door het verstrijken van de geldigheidsduur is verstreken tussen 1 februari en 1 september 2020.
De verlengingsregeling heeft primair tot doel zo veel mogelijk te voorkomen dat rijbewijshouders niet meer beschikken over een geldig rijbewijs omdat de beperkende maatregelen om COVID-19 te bestrijden bijvoorbeeld rijbewijskeuringen voor een bepaalde periode onmogelijk hebben gemaakt. Daarnaast wordt ruimte gecreëerd voor het CBR om de daardoor ontstane achterstanden weg te werken. Dit kan alleen als ook een voorziening is getroffen voor de aanpassing van de beslistermijnen van het CBR in de Eigen Verklaring-procedure in de gevallen die onder de werking van deze regeling vallen (de gevallen beschreven in artikel 25ab). Hoewel het in deze gevallen het CBR niet kan worden verweten dat de wettelijke termijnen niet kunnen worden nageleefd, verdient het toch de voorkeur om een voorziening te treffen. Hierbij is aangesloten bij de systematiek die al geldt voor de gevallen bedoeld in het Tijdelijk besluit verlenging geldigheidsduur rijbewijs in bepaalde gevallen. Het betreft hier, net als de verlengingsregeling zelf, een tijdelijke voorziening en betreft alle rijbewijsaanvragen, ook de aanvragen die op zichzelf niet onder de verlengingsregeling vallen.
Als het CBR tot het oordeel komt dat de betrokken rijbewijshouder geschikt is, registreert het een verklaring van geschiktheid (VvG) in het rijbewijzenregister en meldt het dat aan de rijbewijshouder. Met deze VvG vraagt de betrokkene vervolgens volgens de bestaande procedures een nieuw rijbewijs aan. De geldigheid van het oude, (administratief verlengde), rijbewijs vervalt uiterlijk met ingang van de dag na de datum waarop de administratieve verlenging eindigt, of zodra aan betrokkene het nieuwe rijbewijs is uitgereikt. Als betrokkene na het verstrijken van de administratieve geldigheidsduur van zijn eerder afgegeven rijbewijs pas een nieuw rijbewijs aanvraagt, kan hij totdat hij de beschikking heeft gekregen over dat nieuwe rijbewijs niet rijden.
Als het CBR heeft besloten geen VvG te registreren omdat betrokkene als niet geschikt is beoordeeld, verklaart het het oude rijbewijs ongeldig, dan wel maakt het een aantekening in het rijbewijzenregister. Betrokkene mag dan niet meer rijden met het oude rijbewijs en moet dit inleveren. De administratieve verlenging is dan immers vervallen wegens gebleken ongeschiktheid. In dit geval is artikel 124, eerste lid, onderdeel d, juncto vierde en zevende lid, van de Wegenverkeerswet 1994 van toepassing. Op deze manier is verzekerd dat, met het oog op het belang van de verkeersveiligheid, de verlengde geldigheidsduur wordt beëindigd zodra is vastgesteld dat de betrokken rijbewijshouder niet langer beschikt over de vereiste geschiktheid.
Mocht tijdens de verlengingsperiode blijken dat de betrokkene niet meewerkt aan de behandeling van zijn Eigen Verklaring, dan zal het CBR besluiten geen VvG te registreren en het rijbewijs ongeldig verklaren. Dat besluit wordt uiteraard ook bekendgemaakt aan de betrokken rijbewijshouder. En het oude rijbewijs moet worden ingeleverd.
Waar het administratief verlengde rijbewijs geldt als een geldig rijbewijs zijn verder ook de maatregelen op grond van de vorderingsprocedure uit de artikelen 130 tot en met 134 van de Wegenverkeerswet 1994 van toepassing. Als het vermoeden bestaat dat de houder van zo'n rijbewijs niet langer beschikt over de vereiste rijvaardigheid of geschiktheid, brengt de politie op de gebruikelijke wijze een mededeling uit aan het CBR In de daarvoor in aanmerking komende gevallen wordt de geldigheid geschorst en als komt vast te staan dat betrokkene niet langer beschikt over de vereiste rijvaardigheid of geschiktheid, wordt het (administratief verlengde) rijbewijs ongeldig verklaard.
Een bezwaar- of beroepsprocedure tegen een besluit van het CBR, bijvoorbeeld om geen VvG te registreren, schorst het besluit van het CBR niet en zal dus niet leiden tot de volledige termijnverlenging.
Een paar voorbeelden kunnen de bepaling of een rijbewijshouder binnen de doelgroep valt en de duur van de verlenging verduidelijken.
Rijbewijs geldig tot ... |
Valt de houder binnen de doelgroep van... |
Toelichting |
||
---|---|---|---|---|
Verordening (alle rijbewijzen die verlopen in de periode 1-2-2020 tot 1-9-2020, voor alle categorieën1 en leeftijden)? |
Tijdelijk besluit verlenging geldigheidsduur rijbewijs in verband met COVID-19 (alle rijbewijzen die verlopen tussen 1-2-2020 en 1-12-2020, voor alle categorieën en leeftijden)? |
Tijdelijke besluit verlenging geldigheidsduur in bepaalde gevallen (rijbewijzen voor de categorieën AM, A1, A2, A, B, BE en T, waarvan de houder 70 jaar of ouder is, mits het rijbewijs een geldigheidsduur had van 5 jaar of langer)? |
||
1 januari 2020 (of eerdere datum, mits de eigen verklaring is ingediend voor het verstrijken van de geldigheidsduur en op of na 1-12-2018) |
Nee |
Nee |
Is de rijbewijshouder 70 jaar of ouder, dan dient in het rijbewijsregister te worden nagekeken of de rijbewijshouder onder dit Tijdelijke besluit valt (is in het rijbewijsregister aangegeven). |
De rijbewijshouder valt niet binnen de doelgroep van de verordening (rijbewijs is verlopen voor 1 februari 2020) en ook niet binnen de doelgroep van het Tijdelijk besluit verlenging geldigheidsduur rijbewijs in verband met COVID-19. Als betrokkene dan 70 jaar of ouder is, kan deze binnen de doelgroep van het Tijdelijk besluit verlenging geldigheids-duur in bepaalde gevallen vallen, en heeft hij een verlenging gekregen van maximaal een jaar op grond van dat Tijdelijk besluit. Hij mag dan alleen in Nederland rijden. |
1 februari 2020 |
Ja, geldigheidsduur rijbewijs wordt verlengd met zeven maanden, gerekend vanaf einde van de geldigheidsduur. |
Ja, geldigheidsduur rijbewijs verlengd met twee extra maanden, in aanvulling op de zeven maanden van de verordening. |
Is de rijbewijshouder 70 jaar of ouder dan dient in het rijbewijsregister nagekeken te worden of de rijbewijshouder onder dit Tijdelijke besluit valt (is in het rijbewijsregister aangegeven). |
De rijbewijshouder valt binnen de doelgroep van de verordening. Op grond hiervan geldt voor deze rijbewijshouder dat het rijbewijs nog zeven maanden langer als geldig wordt beschouwd vanaf de verloopdatum van het rijbewijs. Dit geldt voor rijbewijzen die verlopen in de periode van 1 februari tot 1 september 2020. Gedurende deze zeven maanden mag met dat verlopen rijbewijs ook in andere lidstaten van de EU worden gereden, dus in het voorbeeld tot 1 september 2020. Betrokkene valt ook binnen de doelgroep van het Tijdelijk besluit verlenging geldigheidsduur rijbewijs in verband met COVID-19. Op basis daarvan wordt de geldigheidsduur van zijn rijbewijs nog eens met twee maanden verlengd, tot 1 november 2020. Gedurende deze tijd mag hij met dat verlopen rijbewijs ook in andere lidstaten van de EU rijden. Als betrokkene 70 jaar of ouder is, kan deze binnen de doelgroep van het Tijdelijk besluit verlenging geldigheidsduur in bepaalde gevallen vallen. Als dat het geval is, is er nog een aanvullende verlenging tot uiterlijk 1 februari 2021 (dat is de datum tot wanneer hij zijn verlenging zou hebben gekregen op grond van dat Tijdelijk besluit). Hij mag dan in de periode van 1 november 2020 tot 1 februari 2021 alleen in Nederland rijden. |
31 augustus 2020 |
Ja, geldigheidsduur rijbewijs wordt verlengd met zeven maanden, gerekend vanaf einde van de geldigheidsduur. |
Ja, geldigheidsduur rijbewijs verlengd met twee extra maanden, in aanvulling op de zeven maanden van de verordening. |
Is de rijbewijshouder 70 jaar of ouder, dan dient in het rijbewijsregister nagekeken te worden of de rijbewijshouder onder dit Tijdelijke besluit valt (is in het rijbewijsregister aangegeven). |
De rijbewijshouder valt binnen de doelgroep van de verordening. Op grond hiervan geldt voor deze rijbewijshouder de verlenging met zeven maanden. Gedurende deze tijd mag betrokkene met dat verlopen rijbewijs, dus tot en met 31 maart 2021, ook in andere lidstaten van de EU rijden. Betrokkene valt ook binnen de doelgroep van het Tijdelijk besluit verlenging geldigheidsduur rijbewijs in verband met COVID-19. Op basis daarvan wordt de geldigheidsduur van het rijbewijs nog eens met twee maanden verlengd, dus tot en met 31 mei 2021. Gedurende deze tijd mag hij met dat verlopen rijbewijs ook in andere lidstaten van de EU rijden. Is betrokkene 70 jaar of ouder en valt hij binnen de doelgroep van het Tijdelijk besluit verlenging geldigheidsduur in bepaalde gevallen, dan volgt nog een aanvullende verlenging tot 1 september 2021. In de periode van 1 juni 2021 tot 1 september 2021 mag hij alleen in Nederland rijden. |
1 september 2020 |
Ja, door de verlenging van de referentie-periode. |
Ja, geldigheidsduur rijbewijs verlengd met negen maanden. |
Is de rijbewijshouder 70 jaar of ouder, dan dient in het rijbewijsregister nagekeken te worden of de rijbewijshouder onder dit Tijdelijke besluit valt (is in het rijbewijsregister aangegeven). |
De rijbewijshouder valt door de verlenging van de referentieperiode binnen de doelgroep van de verordening. Hij krijgt dus de verlenging van zeven maanden op grond van de verordening. Betrokkene valt ook binnen de doelgroep van het Tijdelijk besluit verlenging geldigheidsduur rijbewijs in verband met COVID-19. Op basis van het bovenstaande wordt de geldigheidsduur van zijn rijbewijs met nog eens twee maanden verlengd, dus tot 1 juni 2021. Gedurende deze tijd mag hij met dat verlopen rijbewijs ook in andere lidstaten van de EU rijden. Als betrokkene 70 jaar of ouder is en binnen de doelgroep van het Tijdelijk besluit verlenging geldigheidsduur in bepaalde gevallen vallen, dan volgt een aanvullende verlenging tot uiterlijk 1 september 2021 op grond van dat Tijdelijk besluit. Hij mag dan alleen in Nederland rijden. |
1 december 2020 |
Nee |
Nee |
Is de rijbewijshouder 70 jaar of ouder, dan dient in het rijbewijsregister nagekeken te worden of hij onder dit Tijdelijke besluit valt (is in het rijbewijsregister aangegeven). |
De rijbewijshouder valt niet binnen de doelgroep van de verordening (rijbewijs verloopt na 1 september 2020) en ook niet binnen de doelgroep van het Tijdelijk besluit verlenging geldigheidsduur rijbewijs in verband met COVID-19. Is betrokkene 70 jaar of ouder, en valt hij binnen de doelgroep van het Tijdelijk besluit verlenging geldigheidsduur in bepaalde gevallen vallen, dan heeft hij een verlenging gekregen van maximaal een jaar op grond van dat Tijdelijk besluit. Hij mag dan alleen in Nederland rijden. |
Voor het verrichten van beroepsvervoer moeten bestuurders van vrachtwagens en bussen in het bezit zijn van een zogenoemd getuigschrift van vakbekwaamheid of getuigschrift van nascholing. Dat getuigschrift staat op het rijbewijs als code 95 achter de desbetreffende rijbewijscategorieën (C1, C1E, C, CE, D1, D1E, D of DE). De code 95 heeft een geldigheid van vijf jaar. Voor het behouden van de code 95 moet elke vijf jaar ten minste 35 uur nascholing worden gevolgd. Als die uren zijn gevolgd en door het CBR zijn geregistreerd en omgezet in een zogenoemde verklaring van nascholing, kan de code 95 op het rijbewijs worden verlengd.
Door de beperkende maatregelen in verband met de bestrijding van COVID-19 is het voor beroepschauffeurs niet altijd mogelijk gebleken te voldoen aan de verplichtingen voor de code 95. Van sommige rijbewijshouders is de code 95 verlopen voordat die verlengd kon worden, voor anderen was het niet meer mogelijk tijdig voldoende nascholingscursussen te volgen en te laten registreren, omdat het CBR vanaf 16 maart 2020 is gestopt met het registreren van nascholingscursussen vanwege de voornoemde beperkende maatregelen. De meeste opleidingsinstituten zijn vanaf 11 mei 2020 weer voorzichtig gestart met het geven van nascholing met inachtneming van de richtlijnen van het RIVM. Vanaf 18 mei kunnen weer nascholingscursussen worden geregistreerd. Dit impliceert dat de omvang van de cursusgroepen in de eerste periode beperkt zal zijn. Het is niet zeker dat de opleidingscapaciteit voldoende zal zijn om de inhaalslag tijdig te kunnen maken. Daarnaast speelt het probleem dat bij de meeste buschauffeurs de code 95 op 10 september 2020 verloopt. De verordening regelt ook een verlenging van de codes 95 die zijn verlopen in de periode tussen 1 februari en 1 september 2020 met zeven maanden na het verstrijken van de geldigheidsduur ervan.
Een verlenging van de referentieperiode na 1 september 2020 voor drie maanden en een extra verlenging van de geldigheidsduur van twee maanden bovenop de zeven maanden die geldt voor de codes 95 die verliepen in de periode van 1 februari 2020 tot 1 september 2020, net als bij de rijbewijzen, ligt vanwege het voorgaande ook in de rede voor de code 95. Daarnaast is de looptijd van het rijbewijs en van de code 95 in veel gevallen gekoppeld, waardoor een andere verlenging tot een onwenselijk divergentie van de twee zou leiden (met als mogelijke consequentie dat kort na elkaar twee keer een rijbewijs moet worden aangevraagd). De verlenging houdt in dat dus ook de geldigheid van codes 95 die verlopen in de periode van 1 september 2020 tot 1 december 2020 met negen maanden worden verlengd.
Voor de korte termijn was reeds besloten tot een gedoogbeleid dat inhield dat beroepschauffeurs van wie de code 95 is verstreken in de periode van 16 maart tot 1 juni 2020, toch mochten blijven rijden.2
De verlenging geldt uitsluitend voor de lopende termijn van vijf jaar waarbinnen de nascholing zou moeten worden gedaan. De originele einddatum van de code 95 vormt de basis voor het berekenen van de nieuwe einddatum van de code 95 op het rijbewijs. Dat gebeurt op de reguliere manier, volgens de bestaande regels daarvoor.
De verlenging geldt ook voor de termijn waarbinnen nascholing moet worden gedaan. Die is normaliter vijf jaar, maar wordt maximaal voor dezelfde termijn verlengd als de code 95 en het rijbewijs. De praktische uitvoering ervan wordt gedaan door verlenging van de geldigheid van reeds gevolgde nascholingscursussen. Wanneer hiervoor geen maatregel zou worden getroffen, zouden die niet meer in aanmerking genomen kunnen worden als ze niet allemaal binnen een tijdvak van vijf jaar voor de aanvraag van de verklaring van nascholing zijn gevolgd. Aangezien de geldigheidsduur van de code 95 is verlengd, moet dat ook gelden voor de nascholingscursussen.
De verlenging van de geldigheid van nascholingscursussen is moeilijk uitvoerbaar voor elke cursus afzonderlijk. Daarom is gekozen voor een verdeling in verschillende categorieën; afhankelijk van de periode waarin een cursusresultaat zou verlopen, is de geldigheid ervan tot een bepaalde datum verlengd. Die verlengingen zijn als volgt verwerkt:
Cursusresultaten die verlopen in de periode ... |
tot en met ... |
blijven geldig tot ... |
Verlenging |
---|---|---|---|
1 februari 2020 |
15 maart 2020 |
1 november 2020 |
7½ tot 9 maanden |
16 maart 2020 |
30 april 2020 |
1 december 2020 |
7 tot 8½ maanden |
1 mei 2020 |
30 juni 2020 |
1 februari 2021 |
7 tot 9 maanden |
1 juli 2020 |
31 augustus 2020 |
1 april 2021 |
7 tot 9 maanden |
1 september 2020 |
31 oktober 2020 |
1 juni 2021 |
7 tot 9 maanden |
1 november 2020 |
30 november 2020 |
1 augustus 2021 |
8 tot 9 maanden |
Op deze manier is de maximale verlenging van cursusresultaten zo veel mogelijk in overeenstemming met de verlenging van de codes 95. Hoewel in theorie een cursusresultaat korter verlengd kan zijn dan tot het einde van de verlengde geldigheid van de code 95, zal dit in de praktijk zelden voorkomen. Veel cursusresultaten zullen dateren van na 1 december 2015. Daarvoor hoeft geen verlenging geregeld te worden, omdat die nascholingscursussen sowieso in aanmerking worden genomen. Die vallen immers sowieso binnen de termijn van vijf jaar. Ook zal dit niet tot problemen leiden, omdat ervan uit wordt gegaan dat een beroepschauffeur die de code 95 nodig heeft voor de uitoefening van het beroep niet tot het laatste moment zal wachten met het «inwisselen» van de cursusresultaten voor de nieuwe verklaring van nascholing om daarmee een nieuwe code 95 op het rijbewijs aan te kunnen vragen.
Ook kan het voorkomen dat door het van kracht worden van de beperkende maatregelen ter bestrijding van COVID-19 en de opschorting van examens door het CBR voor rijbewijskandidaten de geldigheidstermijn verstrijkt (of dreigt te verstrijken) van de resultaten van theorie-examens, theoriecertificaten of, voor de rijbewijscategorieën A, A1 en A2, het praktijkexamen voertuigbeheersing. In de Kamerbrief van 15 april 20203 is al aangegeven dat coulance werd betracht voor certificaten en examenuitslagen die vervielen tussen 16 maart en 1 juni 2020, door die te verlengen tot 1 december 2020. Inmiddels is duidelijk dat ook een verlenging nodig is voor certificaten en examenuitslagen die na 1 juni 2020 vervallen, omdat het afnemen van praktijkexamen niet tijdig op een voldoende niveau is. Daarom zijn de betreffende certificaten en examenuitslagen die zouden verlopen tussen 1 juni 2020 en 1 oktober 2020 verlengd tot en met 31 maart 2021. Dit is ook aangekondigd in de Kamerbrief van 28 mei 2020.4 Er is niet voor gekozen om alle certificaten en examenuitslagen tot en met 31 maart 2021 geldig te verklaren, omdat de opgedane kennis en vaardigheden te ver zouden zijn weggezakt als er een te lange tijd zit tussen het halen van het theorie-examen en het praktijkexamen (of tussen het praktijkexamen voertuigbeheersing en het praktijkexamen verkeersdeelneming voor de rijbewijscategorieën A, A1 en A2).
De APK-dienstverlening heeft de afgelopen maanden relatief bestendig door kunnen gaan. Auto’s konden gewoon worden gekeurd en garages boden bijvoorbeeld een haal- en brengservice om verplaatsingen en contacten te beperken.
Desalniettemin is er een beperkte groep mensen waarvoor de uitvoering van de APK ondanks de voorzetting van de dienstverlening niet mogelijk was. De Dienst Wegverkeer (RDW) krijgt sinds 16 maart 2020, toen de beperkende maatregelen ter bestrijding van COVID-19 werden ingevoerd, meldingen van schrijnende situaties waarbij men niet op tijd in de gelegenheid was om het voertuig APK te laten keuren. Personen met een vitaal beroep of personen die door COVID-19 vastzitten in het buitenland en die echt geen gelegenheid hebben om de APK te laten uitvoeren, kunnen contact opnemen met de RDW. Er wordt dan geprobeerd om in overleg tot een goede oplossing te komen.
Wanneer echt geen oplossing kon worden gevonden waarbij het voertuig kan worden aangeboden voor de APK, wordt in deze gevallen de termijn waarbinnen de APK moet worden uitgevoerd bij deze voertuigen met drie maanden verlengd door afgifte van een nieuw keuringsbewijs met een uitgestelde datum. De eigenaren of houders hebben dus drie maanden langer de tijd om de APK uit te laten voeren en kunnen in die tijd met het voertuig blijven rijden. De schrijnende gevallen worden binnen de RDW door het Technisch Kennis Centrum beoordeeld en aan het bestuur voor akkoord voorgelegd. Door dit centraal te organiseren borgt de RDW een uniforme toepassing van deze criteria en is er voldoende borging dat alleen in de uiterste gevallen een verlenging wordt verleend. Tot medio mei was er sprake van ongeveer 700 gevallen, waarvan naar schatting 95% van de gevallen personen betreft die gestrand waren in het buitenland.
Bij de beoordeling wordt onder andere gekeken of aannemelijk is dat het voertuig in het buitenland is, of de voertuigeigenaar een cruciaal beroep heeft, of niemand anders het voertuig kan (laten) aanbieden voor een APK en of er geen gebruik kan worden gemaakt van een haal- en brengservice. Als hier sprake van is, wordt dit voorgelegd aan de directie van de RDW, die vervolgens besluit een uitzondering te maken of niet. In sommige gevallen is een verlenging van meer dan drie maanden nodig, maar omdat dat niet vooraf is in te schatten, moet dan opnieuw een verzoek tot verlenging worden ingediend dat dan wordt beoordeeld.
Deze regeling wordt al sinds maart toegepast, maar het werd noodzakelijk geacht hier alsnog (met terugwerkende kracht) een formeel karakter aan te geven. De desbetreffende bepaling komt te vervallen met ingang van 1 december 2020. Aangesloten is bij de looptijd die is geregeld voor de rijbewijzen en de vakbekwaamheidsdocumenten.
Het CBR en de RDW hebben aangegeven dat zij voor de uitvoering van de regeling niets hoeven aan te passen aan hun processen of aan de ICT. Het CBR en de RDW zullen via de website en de klantenservice communiceren over de regeling en vragen van burgers beantwoorden. Het informeren van burgers gebeurt in samenwerking en afstemming met de Rijksoverheid.
Voor wat betreft de verlenging van de APK voor schrijnende gevallen heeft de RDW zelf een werkproces ingericht. Hieraan zijn nauwelijks lasten verbonden.
Zowel CBR als RDW hebben aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het aangepaste voorstel waarvoor naar aanleiding van de mailwisseling met de Commissie is gekozen.
Over het ontwerpbesluit heeft afstemming plaatsgevonden met het Ministerie van Justitie en Veiligheid over de handhaving ten aanzien van rijbewijzen. Hieruit is het volgende gebleken. Indien een rijbewijshouder met een verlengd rijbewijs (dus een rijbewijs met een verlopen geldigheidsdatum erop) staande wordt gehouden door de politie, zal de politie aan de hand van de verloopdatum op het rijbewijs controleren of het een rijbewijs is waar het onderhavige besluit op van toepassing is en tot wanneer de verlenging dan geldt. In aanvulling hierop zal de politie, als deze periode is verstreken, een check uitvoeren in het rijbewijzenregister om te controleren of sprake is van een codering voor een administratieve verlenging op basis van het Tijdelijk besluit verlenging geldigheidsduur van rijbewijzen in bepaalde gevallen. Dit vraagt een extra handeling van de politie. Verder geeft de politie aan dat goede communicatie over de diverse regimes die gelden in 2020 en 2021 essentieel is om deze verlenging goed uit te voeren. Daarom is ook is door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat een informatieve brief gezonden naar politie en het OM.
Gaat het om een rijbewijs dat is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, dan zal moeten worden gekeken of de verlenging wel of niet van toepassing is op het desbetreffende rijbewijs. De afgevende lidstaat kan immers gebruik hebben gemaakt van de zogenoemde opt-out-clausule, de mogelijkheid te bepalen dat de administratieve verlenging niet geldt voor rijbewijzen en/of de code 95, afgegeven door die lidstaat. Als de lidstaat geen gebruik heeft gemaakt van die opt-out-clausule, zal moeten worden nagegaan of de lidstaat wel of geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid de referentieperiode te verlengen, de geldigheidsduur extra te verlengen, dan wel beide. De politie is hier bij bovengenoemde brief eveneens nader over geïnformeerd.
De handhaving op de APK-plicht wordt gedaan door middel van een registervergelijking en kan ook door middel van digitale controle of staandehouding plaatsvinden. Voor alle gevallen zal de verlenging voor de handhaafbaarheid geen probleem opleveren, omdat ten behoeve van de verlenging een nieuw keuringsrapport met een nieuwe datum wordt afgegeven. Ook in het kentekenregister is de nieuwe APK-datum vermeld.
Er zijn geen alternatieven overwogen, omdat de bepalingen uit de verordening leidend zijn.
Het besluit heeft geen ingrijpende gevolgen voor het CBR of de RDW.
De keuze in het onderhavige besluit voor de verlenging van het rijbewijs zoals die is beschreven, is voor rijbewijshouders de gemakkelijkste oplossing. Rijbewijshouders van wie het rijbewijs op grond van de verordening of op basis van dit besluit is verlengd, kunnen, als dat weer mogelijk is, ook in andere lidstaten van de EU rijden. Verder hoeven de betrokken rijbewijshouders geen actie te ondernemen om de verlenging aan te vragen.
Voor de verlenging van de APK dient wel een verzoek ingediend te worden, maar hiervoor is een relatief laagdrempelig en klantgericht proces ingericht dat goed lijkt te werken.
De betrokkenen ondervinden van de verlenging zelf geen regeldruk.
Zoals opgemerkt, hoeven rijbewijshouders in principe niets te doen of aan te vragen. De nalevingskosten van dit besluit zijn op zichzelf dus nihil.
Een verzoek tot verlenging van de APK kost de betrokkene niets.
Aan de regeling voor de verlenging van rijbewijzen kleeft een beperking, die (indirect) effect heeft op de regeldruk en nalevingskosten voor burgers.
Deze beperking doet zich voelen in het geval men zich moet legitimeren en hiervoor het rijbewijs wil gebruiken. Als gevolg van de regeling blijft het rijbewijs geldig en dus zal er formeel sprake zijn van een geldig identiteitsbewijs, ondanks dat het aan de hand van de geldigheidsduur op het document zelf ongeldig lijkt. Dit zal naar de overheidsorganisaties en de niet-overheidsorganisaties die het rijbewijs accepteren als identiteitsbewijs worden gecommuniceerd. Het valt echter niet geheel uit te sluiten dat na het verstrijken van de geldigheidsduur het rijbewijs in de praktijk in veel gevallen niet als zodanig te gebruiken is. Op het fysieke document staat immers een verlopen geldigheidsdatum. Aangezien er, in aansluiting op de verordening, sprake is van een algemene verlenging van de geldigheidsduur voor iedere rijbewijshouder, in tegenstelling tot wat het geval was bij het Tijdelijk besluit verlenging geldigheidsduur rijbewijzen in bepaalde gevallen, zou een verlopen rijbewijs sneller kunnen worden geaccepteerd. Voor zorgafname geldt momenteel sowieso een coulance voor verlopen identiteitsbewijzen.
De alternatieven die het ATR in zijn advies op dit punt heeft voorgesteld zijn niet overgenomen.
Zo is de optie waarbij de rijbewijshouder naast een tijdelijke administratieve verlenging van het rijbewijs (op aanvraag) voorzien wordt van een tijdelijk fysiek (rijbewijs)document niet wenselijk gebleken. Dit zou een aanpassing van de looptijd van het rijbewijs in het rijbewijzenregister vergen. De RDW heeft deze aanpassing bij een eerdere gelegenheid (de totstandkoming van het Tijdelijk besluit verlenging geldigheidsduur rijbewijzen in bepaalde gevallen) aangemerkt als zeer risicovol (in termen van kans op fouten). De kosten die dit met zich meebrengt vormen een ander bezwaar. Daarnaast is elke aanvullende documentatie, zoals uitdraaien of brieven van de RDW of het CBR evenmin een optie vanwege de fraudegevoeligheid. Ook is de optie om de RDW automatisch tijdelijke rijbewijzen te laten verstrekken aan de doelgroep van de hand gewezen. In het huidige systeem ligt het initiatief bij de rijbewijshouder die een aanvraag moet doen en gegevens moet aanleveren, en is de gemeente de bevoegde autoriteit die het rijbewijs afgeeft. Omdat dit een tijdelijk besluit betreft, is het onwenselijk af te wijken van het bestaande systeem. En ten aanzien van alle opties geldt dat het onderhavige besluit niet leidt tot het registreren van aanvullende gegevens in het rijbewijzenregister.
Personen die vallen onder de werking van deze regeling wordt daarom aangeraden voor de zekerheid een ander legitimatiebewijs bij zich te hebben.
Het onderhavige besluit leidt niet tot registratie van meer gegevens dan thans reeds is geregeld in de regelgeving. Voor de verlenging van het rijbewijs hoeven geen gegevens geregistreerd te worden; deze geldt van rechtswege.
Effectief beleid moet rekening houden met de mentale vermogens van burgers. Daarom wordt bij voorgenomen beleid en regelgeving vooraf getoetst of de regeling «doenlijk» is voor burgers.
De verlenging van rijbewijzen, codes 95 en examenuitslagen is ingevoerd, omdat burgers last hadden en nog hebben van het feit dat een bepaalde tijd geen of zeer weinig rijbewijskeuringen, cursussen en examens hebben plaatsgevonden als gevolg van de COVID-19-maatregelen. Na het opheffen van die maatregelen zal het naar verwachting ook nog een enige tijd duren voordat alles weer bij het oude is. Dit bracht onrust bij de burger en onzekerheid of men tijdig een nieuw rijbewijs zou ontvangen, de nascholing voor code 95 kon doen of een praktijkexamen kon afleggen. De invoering van de verlenging zal voor de meeste personen in de doelgroep weinig mentale belasting opleveren. Voor een aantal personen zal het ook verlichting bieden, in de wetenschap dat zij (tijdelijk) mogen blijven autorijden.
Als men in de doelgroep valt, geldt de verlenging zonder meer. Wel kan het zo zijn dat sommige personen uit de doelgroep – ondanks het feit dat hun rijbewijs of code 95 verlengd is – terughoudend zullen zijn met rijden, omdat het fysieke document dat zij in hun bezit hebben de verlopen datum toont. Dit kan voor sommige burgers lastig te begrijpen zijn. Ook kan dit onzekerheid geven voor het geval men zich moet identificeren. De betrokkenen moeten zich ook bedenken dat ze een ander identiteitsbewijs bij zich moeten dragen en dat ze alleen buiten Nederland kunnen rijden als de verlenging voortvloeit uit artikel 25ab (zie paragraaf 6.3.3). In de communicatie richting de doelgroep zal dit punt extra aandacht behoeven. Daarover is meer opgemerkt in paragraaf 9.
Wat betreft de verlenging van de examenresultaten is dit probleem minder groot. Die resultaten zijn alleen van belang voor de kandidaat in relatie tot het CBR voor het kunnen doen van praktijkexamen. Met de zekerheid dat de behaalde examenresultaten zijn verlengd, geeft dat de betrokkenen rust dat ze niet snel hoeven te vrezen dat behaalde examenresultaten vervallen.
Ook voor de verlenging van de APK is het doenvermogen bekeken. Geconstateerd is dat, alhoewel een verzoek moet worden ingediend om een verlenging te krijgen, dit in de praktijk niet tot problemen leidt. Personen die de APK niet kunnen laten uitvoeren weten dat ze hiervoor bij de RDW moeten zijn en weten hun weg goed te vinden, zo heeft de ervaring geleerd. Het aantal personen dat een verzoek doet komt namelijk grofweg overeen met de verwachtingen.
Het ontwerpbesluit is tot stand gekomen in overleg met het CBR en de RDW. Aan hen is ook een concept voor een uitvoeringstoets voorgelegd. De aanpassing als gevolg van het standpunt van de Europese Commissie is ook voorgelegd aan het CBR en de RDW. Daarnaast zijn het College van Procureurs-Generaal (OM) de Nationale Politie (politie) en het Verbond van Verzekeraars (VvV) geraadpleegd. Tevens is het ontwerpbesluit voorgelegd aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR). Omdat het alleen gaat over een tijdelijke aanpassing van artikelen die de geldigheidsduur van rijbewijzen, certificaten of getuigschriften vakbekwaamheid betreffen, is in overleg met de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) ervan afgezien het ontwerpbesluit aan de AP voor te leggen. Vanwege de bijzondere omstandigheden, verband houdende met COVID-19, kon worden afgezien van de anders gebruikelijke voorhangprocedure op grond van artikel 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid. Wel zijn beide Kamers van het parlement bij brief geïnformeerd.5 Ten slotte heeft intensief overleg plaatsgevonden met het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
Voor de aanpassingen ten aanzien van de APK en het BABW is respectievelijk overleg gevoerd met de RDW en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).
Het ontwerpbesluit is niet voorgelegd voor internetconsultatie, omdat hier sprake is van spoedregelgeving. Om die reden kon worden afgezien van internetconsultatie.6
Het CBR heeft een uitvoeringstoets op het ontwerpbesluit uitgebracht.
Voor wat betreft de vakbekwaamheid had het CBR in de bijlage bij de uitvoeringstoets nog een drietal aandachtspunten ten aanzien van de werkbaarheid van het besluit. Die zijn bij nader rapport overgenomen in het besluit.
Ten eerste was sprake van een verschrijving. Er was daarnaast nog onvoldoende helderheid gegeven over wat de verlenging zou betekenen voor de vaststelling van een nieuw getuigschrift van nascholing dat op het rijbewijs zou worden gezet. Ook dat is verduidelijkt in de toelichting en het derde lid van het nieuwe artikel 156ae van het Reglement rijbewijzen. Het derde punt betrof de verlenging van de zogenoemde nascholingstermijn. Ook die is verduidelijkt, in het besluit en paragraaf 4.4 van de toelichting.
Het CBR heeft aangegeven ook te kunnen instemmen met de voorstellen, zoals thans opgenomen in het onderhavige besluit.
De RDW heeft aangegeven te kunnen instemmen met de voorstellen, zoals opgenomen in het onderhavige besluit.
Het OM en de politie hebben op ambtelijk niveau aangegeven te kunnen instemmen met de voorstellen.
OM en politie hebben wel aandacht gevraagd voor het belang van een eenduidig overzicht van de verschillende regelingen voor de handhaving. Dat overzicht is gegeven door middel van een brief aan hen.
Het VvV heeft aangegeven het voorstel in welwillende overweging te zullen nemen. Voor het VvV is het belangrijk dat er een juridische grondslag is voor een administratieve verlenging. Daarnaast is een belangrijk aandachtspunt dat mensen met een éénjarig rijbewijs zo kort mogelijk van dit vangnet gebruik maken en dat deze groep rijbewijshouders in de communicatie wordt opgeroepen goed na te denken over het rijden voor het besluit is genomen over de geschiktheid.
Het ATR heeft op 28 mei 2020 een advies uitgebracht over het ontwerpbesluit. Het college constateert dat wijzigingen in het voorstel geen structurele regeldrukeffecten hebben. Er kunnen wel (beperkte) kennisnamekosten aan de orde zijn voor rijbewijshouders en examenkandidaten. Deze kennisnamekosten kunnen worden beperkt door passende communicatie. Het college ziet geen aanleiding voor adviespunten ten aanzien van de gevolgen voor de regeldruk bij het wijzigingsvoorstel.
Daarnaast adviseert het college:
1. de knelpunten weg te nemen die ontstaan door het niet kunnen gebruiken van het verlopen rijbewijs als geldig legitimatiebewijs en daarbij door het ATR genoemde alternatieven te overwegen. Het gaat daarbij om mogelijkheden die neerkomen op het verstrekken van een echtheidsverklaring of nieuw tijdelijk rijbewijs of het downloaden van een juridisch bindend overzicht van bij de RDW bekende gegevens, waaronder de geactualiseerde geldigheidsduur;
2. in de toelichting te verduidelijken of andere lidstaten gehouden zijn de (Nederlandse) verlenging van de code 95 te erkennen;
3. de Nederlandse verlengingsregeling af te stemmen met andere lidstaten, zodat knelpunten als gevolg van het mogelijk niet erkennen van een verlopen code 95 voor chauffeurs worden voorkomen.
Op het eerste adviespunt is reeds ingegaan in paragraaf 7.3.3. In deze paragraaf zijn tevens het ATR op dit punt voorgestelde alternatieven van de hand gewezen, omdat ze hetzij leiden tot fraudegevoeligheid, hetzij tot vergaande aanpassingen in de geautomatiseerde systemen.
In reactie op het tweede en derde adviespunt wordt opgemerkt dat afstemming met andere lidstaten zal plaatsvinden binnen de reguliere overleggremia op het terrein van handhaving. De aard en het doel van de verordening en de geboden verlengingsmogelijkheid is uiteraard wel dat die binnen de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte en Zwitserland worden geëerbiedigd en dat met het administratief verlengde rijbewijs dus overal binnen de EU gereden kan worden.
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid heeft aangegeven onder een aantal voorwaarden in te stemmen met een verlenging van de referentieperiode van drie maanden. Op deze punten is op verschillende plaatsen in de toelichting ingegaan (zie paragrafen 2 en 9).
Op verzoek van de VNG is naar ruimte gezocht om de in artikel 37 BABW genoemde termijn van vier maanden te verlengen.
Het is van groot belang dat de doelgroep en de handhaving goed worden geïnformeerd over de inhoud en het proces van de regeling en wat dit voor hen betekent, een en ander ook in relatie tot het reeds bestaande Tijdelijk besluit verlenging geldigheidsduur rijbewijs in bepaalde gevallen. Ook het ATR heeft hier in zijn advies op gewezen. Het moet duidelijk zijn voor de rijbewijshouder of en zo ja wanneer het verlengde rijbewijs ook geldig is in het buitenland. Ook zullen rijbewijshouders worden gewezen op de noodzaak bij het indienen van de eigen verklaring niet te wachten tot kort voor het verstrijken van die extra geldigheidsduur, maar daarbij uit te gaan van de verloopdatum van het rijbewijs. Tevens zullen zij erop worden gewezen goed na te denken of het echt nodig en verstandig is om auto te rijden zolang de keuring niet is afgerond en bij voorkeur zo veel mogelijk af te zien van autorijden.
Dit vergt goede communicatie en afstemming vanuit het CBR, de RDW en de Rijksoverheid. De communicatie op Rijksoverheid.nl over de verordening die van kracht is geworden op 28 mei 2020 heeft hiertoe reeds een goede aanzet gedaan. Het het CBR en de Rijksoverheid trekken samen op en hebben de communicatie inzake de verlenging met elkaar afgestemd. Het CBR wordt door burgers die een VvG aanvragen vaak gezien als het eerste aanspreekpunt.
Politie en OM zijn daarnaast apart geïnformeerd over de regelingen bij brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 18 juni 2020. Gelet op de aanpassingen in het onderhavige besluit, wordt deze brief geactualiseerd.
Over de verlengingsmogelijkheid voor de APK wordt door de RDW gecommuniceerd, zij het passief, in die gevallen waar betrokkenen zich melden bij de RDW en blijkt dat er geen enkele mogelijkheid is om de APK te laten uitvoeren.
Aandacht dient te worden gegeven aan goede communicatie vanuit de Rijksoverheid, in afstemming met het CBR, over de verordening en de verlenging daarvan. Dit om te voorkomen dat rijbewijshouders het aanvragen van een nieuw rijbewijs uitstellen, omdat toch niet wordt gehandhaafd. Het is daarin belangrijk aan te geven dat het proces van het vernieuwen van het rijbewijs gewoon doorgaat en tijd kost. Het merendeel van rijbewijshouders kan gewoon verlengen en heeft geen last van COVID-19-gerelateerde problemen. Die last hebben de rijbewijshouders die moeten worden gekeurd, mogelijk wel. De pointe van de voorlichting dient te zijn: zet zo snel mogelijk de nodige stappen voor verlenging, uitgaande van de geldigheid die op het rijbewijs vermeld staat; het proces kan gewoon doorgaan, de dienstverlening loopt gewoon door. Kom je toch in de problemen, omdat je niet naar arts kunt, dan is het belangrijk om mobiel te kunnen blijven en daarom is het vangnet vanuit Europa georganiseerd en de aanvullende verlenging daarvan in Nederland. Maar de rijbewijshouder zal er wel op worden gewezen om, zo lang de keuring nog niet heeft plaatsgevonden, goed na te denken of het verstandig is om de weg op te gaan.
Dit besluit treedt ten aanzien van de verlenging van rijbewijzen en de code 95 in werking met ingang van 1 september 2020, dan wel met ingang van de dag na de datum van publicatie in het Staatsblad. In dat laatste geval werkt het besluit terug tot en met 1 september 2020. Gelet op het belang voor de betrokken rijbewijshouders is geen rekening gehouden met de systematiek van vaste verandermomenten van regelgeving uit aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Het betreft spoedregelgeving en vertraging van de invoering zal leiden tot meer nadelen voor de betrokkenen (zie aanwijzing 4.17, vijfde lid, onderdeel b). Zonder dit besluit worden of blijven rijbewijzen ongeldig ten gevolge van de opgelopen achterstanden die weer het gevolg zijn van de COVID-19-maatregelen. Het is wenselijk dat met het onderhavige besluit zo spoedig mogelijk te verzachten of te voorkomen.
Op grond van de verordening dient de duur van dit besluit ten aanzien van de verdere verlenging van de geldigheidsduur van rijbewijzen en codes 95 zo kort mogelijk te zijn, en mag het in elk geval niet langer duren dan zes maanden. Op basis van gegevens van het CBR en gelet op het aantrekken van de medische keuringen is gekozen voor de einddatum van 1 december 2020. Op deze wijze wordt zekerheid verschaft aan de betrokken rijbewijshouders en heeft het CBR de ruimte om de als gevolg van de COVID-19-maatregelen opgelopen achterstanden weg te werken.
Het Tijdelijk besluit verlenging geldigheidsduur rijbewijs in bepaalde gevallen zal met zes maanden worden verlengd. Het CBR heeft aangegeven dat de ontwikkeling van het aantal verlopen rijbewijzen ongewis is, zeker in die gevallen waarin het CBR afhankelijk is van keuringsverslagen. De werkvoorraad van het CBR daalt weliswaar, maar de inschatting van het CBR is dat die op 1 december 2020 nog niet het gewenste niveau zal hebben bereikt. Grootste onzekerheid is de instroom van de eigen verklaringen en de vraag hoe snel extra capaciteit bij het CBR kan worden aangetrokken om de aanvragen van een VvG te beoordelen. Op basis van deze inschattingen en onzekerheden heeft het CBR aangegeven dat verlenging nog met zes maanden nodig zal zijn. Op deze wijze wordt deze rijbewijshouders een extra vangnet geboden.
De wijzigingen ten aanzien van de verlenging van de geldigheid van examenresultaten en de APK treden in werking met ingang van de dag na publicatie van dit besluit in het Staatsblad. Ook hier is sprake van spoedregelgeving. Bovendien wordt aan de verlengingsmogelijkheid voor de APK terugwerkende kracht verleend, omdat de RDW deze voorziening in de praktijk al bood sinds het begin van de beperkende maatregelen ter bestrijding van COVID-19 (16 maart 2020).
De wijziging ten aanzien van de verlenging van de termijn voor het verplicht nemen van een verkeersbesluit treedt ook in werking met ingang van de dag na publicatie van dit besluit in het Staatsblad en werkt terug tot 16 maart 2020. Ook hier is sprake van spoedregelgeving. De bepaling vervalt met ingang van 1 januari 2021. Omdat zij uitsluitend maatregelen betreft die genomen zijn voor 1 juli 2020 kan zij zes maanden later komen te vervallen.
Dit onderdeel bevat met het nieuwe artikel 25ab van het Rr de essentie van het besluit. Dit nieuwe artikel bevat een aanvulling op artikel 25a van het Rr, waarin de geldigheidsduur van rijbewijzen is geregeld.
Het eerste lid bevat een definitiebepaling van de verordening, zodat de titel in de latere leden niet uitgeschreven hoeft te worden ten behoeve van de leesbaarheid.
In het nieuwe artikel 25ab, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van het Rr is geregeld dat de geldigheidsduur van het laatst afgegeven rijbewijs met twee maanden wordt verlengd voor rijbewijzen die op of na 1 februari 2020 maar voor 1 september 2020 ongeldig zijn geworden door het verstrijken van de geldigheidstermijn. Deze extra verlenging gaat in met ingang van de dag na de datum waarop de administratieve verlenging op grond van artikel 3, eerste lid, van de verordening is verstreken.
Voor rijbewijzen die op of na 1 september 2020 maar voor 1 december 2020 ongeldig worden door het verstrijken van de geldigheidstermijn geldt een verlenging van negen maanden. Deze verlenging gaat in met ingang van de dag na de datum waarop het rijbewijs zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidstermijn.
In het derde lid is bepaald dat de verlenging van negen maanden ook geldt voor de rijbewijscategorie T, zowel als die zijn verlopen, of verlopen, in de periode van 1 februari 2020 tot 1 september 2020, als voor rijbewijzen van de categorie T die verlopen in de periode van 1 september 2020 tot 1 december 2020.
In het vierde lid is bepaald dat voor de toepassing van artikel 45, derde lid, van het Rr een rijbewijs waarvan de geldigheidsduur is verlengd overeenkomstig de verordening, wordt gelijkgesteld met een rijbewijs dat ongeldig is geworden door het verstrijken van de geldigheidsduur.
Houders van een EU-rijbewijs dat ongeldig is geworden door het verstrijken van de geldigheidsduur moeten bij hun omwisselingsaanvraag een door het gezag dat het rijbewijs heeft afgegeven gewaarmerkte verklaring aanleveren, waaruit blijkt dat door dat gezag tegen de aanvrager geen maatregelen van bestuursrechtelijke of strafrechtelijke aard betreffende de beperking, schorsing, intrekking of nietigverklaring van de rijbevoegdheid zijn getroffen en dat bij dat gezag ook overigens geen bezwaar tegen afgifte van een rijbewijs bestaat. Het is evenwel gewenst dat deze eis ook blijft gelden ten aanzien van rijbewijshouders van wie de geldigheid van het rijbewijs is verlengd op grond van de verordening of het onderhavige besluit. De verlenging op grond van de verordening en op grond van het onderhavige besluit heeft immers alleen tot doel formeel te regelen dat de houder iets langer met dat verlopen rijbewijs kan blijven rijden, nu hij buiten zijn schuld dat rijbewijs niet tijdig heeft kunnen omwisselen. Voor alle duidelijkheid is dit expliciet bepaald in artikel 25ab, vierde lid, van het Rr.
In dit onderdeel is in het nieuwe (tijdelijke) artikel 68 van het Rr geregeld dat de geldigheidsduur van het behaalde examen voertuigbeheersing voor de rijbewijscategorieën A1, A2 en A en behaalde theoriecertificaten zijn verlengd. Dat is vormgegeven door te bepalen dat examenuitslagen en theoriecertificaten die zijn behaald in een bepaalde periode in het verleden, waardoor die nu zouden (zijn) verlopen, nog tot een bepaalde datum geldig zijn. Daarmee wordt de reguliere geldigheidstermijn van één, anderhalf of twee jaar opgerekt.
In het eerste lid gaat het om het behalen van het eerste deel van het praktijkexamen voor de rijbewijscategorieën A1, A2 en A: het praktijkexamen voertuigbeheersing. In het tweede lid betreft het de behaalde theorie-examens en de door het daartoe bevoegde militair gezag afgegeven theoriecertificaten ten behoeve van de verklaring van rijvaardigheid voor de rijbewijscategorieën AM, A1, A2, A, en B. Het derde lid is van toepassing op theoriecertificaten ten behoeve van de verklaring van rijvaardigheid voor de rijbewijscategorieën C1, C, D1 en D.
In het eerste tot en met derde lid is de eerste «tranche» van de verlenging geregeld voor examenresultaten en theoriecertificaten die verlopen in de periode van 16 maart tot en met 31 mei 2020. Die blijven geldig tot 1 december 2020. Na die datum geldt er een verlenging van de examenresultaten en theoriecertificaten die (zouden) vervallen in de periode van 1 juni tot en met 30 september 2020 tot 1 april 2021 (wanneer het onderhavige artikel vervalt).
Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 4.6 van het algemeen deel van deze nota van toelichting.
In dit onderdeel is een nieuw artikel 103b ingevoerd. Hierin is de aanpassing geregeld van de beslistermijnen van het CBR in de EV-procedure in de gevallen, beschreven in artikel 25ab.
Deze onderdelen hebben betrekking op de verlenging van de geldigheid van gevolgde nascholingscursussen (artikel 156r, derde en vierde lid) en van getuigschriften van vakbekwaamheid en getuigschriften van nascholing op rijbewijzen (artikel 156ae, eerste lid). Het tweede lid van artikel 156ae bepaalt dat deze verlenging niet in acht wordt genomen bij de bepaling van de einddatum van een nieuwe code 95 op het rijbewijs. Dan wordt gerekend met de oorspronkelijke einddatum van de huidige code 95. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 4.4.
In het in dit onderdeel opgenomen nieuwe artikel 181 is het overgangsrecht geregeld. Zie hierover paragraaf 10 van het algemeen deel van deze nota van toelichting. Dit artikel geeft duidelijkheid wat rechtens is als de geldigheid van de artikelen uit dit besluit komen te vervallen.
Het Tijdelijk besluit verlenging geldigheid rijbewijs in bepaalde gevallen wordt verlengd tot 1 juni 2021. Het CBR heeft aangegeven dat de ontwikkeling van het aantal verlopen rijbewijzen gegeven de omstandigheden op dit moment ongewis is, zeker in die gevallen waarin het CBR afhankelijk is keuringsverslagen. Daarnaast daalt de werkvoorraad van het CBR, maar is de inschatting van het CBR dat deze op 1 december 2020 naar alle waarschijnlijkheid nog niet het gewenste niveau zal hebben bereikt. Op basis van de algemene onzekerheid met betrekking tot de effecten van de COVID-19-crisis, hoe de ontwikkeling van de instroom van gezondheidsverklaringen zich zal ontwikkelen en of de werving van medische capaciteit op hetzelfde niveau kan worden gecontinueerd als voor de COVID-19-uitbraak heeft het CBR aangegeven dat verlenging van het Tijdelijk besluit verlenging geldigheid rijbewijs in bepaalde gevallen met zes maanden nodig is.
In artikel III is met een nieuw artikel 16a van het Besluit voertuigen de bevoegdheid voor de RDW gecreëerd om voor schrijnende gevallen de termijn waarbinnen de APK moet worden uitgevoerd met drie maanden op te schorten. De eigenaar of houder van het voertuig moet een verzoek hiertoe indienen. Deze wordt beoordeeld door de RDW. De gevallen waarin een dergelijk verzoek kan worden gehonoreerd staan in het artikel omschreven. Als een verlenging wordt gegeven, wordt een nieuw keuringsbewijs afgegeven waarop de nieuwe APK-datum staat. Een verlenging kan meerdere keren voor hetzelfde voertuig worden verleend; als na drie maanden blijkt dat de verzoeker nog steeds niet in staat is de APK te laten uitvoeren, kan hij opnieuw een verzoek indienen. Er zij verder verwezen naar paragraaf 4.6 van deze toelichting.
Door de COVID-19-crisis hebben gemeenten op korte termijn tijdelijke verkeersmaatregelen getroffen om de mobiliteit in de 1,5 meter samenleving op een veilige wijze te organiseren. Vanwege de dringende omstandigheid hebben sommige gemeenten deze tijdelijke COVID-19-verkeersmaatregelen getroffen zonder een verkeersbesluit (op grond van artikel 34 e.v. van het BABW). In artikel 37 van het BABW is bepaald dat bij langere duur dan vier maanden de verlenging van de maatregel krachtens een verkeersbesluit moet plaatsvinden.
De VNG heeft aangegeven dat deze termijn van vier maanden voor gemeenten in deze crisis veelal onvoldoende is om de na afloop van die termijn benodigde verkeersbesluiten te kunnen nemen. Gemeenten hebben om meer tijd gevraagd om de verkeersbesluiten in orde te kunnen maken en hebben gevraagd de termijn tijdelijk te verlengen.
Door de termijn van vier maanden voor maatregelen die zijn genomen tussen 16 maart en 1 juli 2020 tijdelijk te verlengen tot zes maanden, hebben gemeenten meer tijd om de benodigde verkeersbesluiten te nemen. Om de rechtsbescherming van burgers en andere belanghebbenden niet onnodig te beperken is gekozen voor een beperkte en tijdelijke verlenging van de termijn.
Zoals eerder is aangegeven heeft het besluit een tweeledig doel: voorkomen dat de rijbewijshouder in de problemen komt, maar ook om het CBR in de gelegenheid te stellen de ontstane achterstanden in te lopen die het gevolg zijn van het feit dat gedurende een aantal weken geen of zeer weinig keuringen of nascholingen hebben kunnen plaatsvinden. Om zoveel mogelijk zekerheid te geven voor de rijbewijshouders is gekozen voor een geldigheidsduur van het besluit tot 1 december 2020. De geldigheidsduur van het besluit tot 1 december 2020 moet worden gezien als een vangnetconstructie voor die rijbewijzen die na 1 september 2020 verlopen en die echt niet tijdig konden worden verlengd. De verwachting is echter dat de gevraagde verlenging van zowel de referentieperiode als de geldigheidsduur van rijbewijzen voldoende zal zijn om het risico te dekken dat mensen door de COVID-19 maatregelen niet kunnen voldoen aan de vereisten die het CBR stelt voor vernieuwing van het rijbewijs.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
Brieven van 10 juli 2020, Kamerstukken II 2019/20, 29 398, nr. 842, en Kamerstukken I 2019/20, 35 434, nr. D.
In lijn met het kabinetsstandpunt zoals vastgelegd in Kamerstukken II 2009/10, 29 279, nr. 114 en Kamerstukken II 2012/13, 29 362, nr. 224.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2020-309.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.