Wet van 26 oktober 2016 tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs BES met betrekking tot enkele kwaliteitsaspecten in het beroepsonderwijs

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het ter verbetering van de kwaliteit van het beroepsonderwijs op enkele aspecten, wenselijk is onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs aan te passen om een goede klachtenprocedure en klachtencommissie te verankeren; medezeggenschap te regelen in relatie tot schoolkosten; de sanctietrajecten bij het intrekken van de licentie van bekostigde opleidingen bij onvoldoende kwaliteit in te korten en de erkenningsprocedure van niet-bekostigde instellingen aan te scherpen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet educatie en beroepsonderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.4.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «een diploma of certificaat als bedoeld in artikel 7.4.6» vervangen door: een diploma als bedoeld in artikel 7.4.6 of een certificaat als bedoeld in artikel 7.2.3.

2. De laatste volzin van lid 1a komt te luiden: Het tweede tot en met elfde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

3. Na het tweede lid worden, onder vernummering van het derde tot en met zevende lid tot zevende tot en met elfde lid, vier leden ingevoegd, luidend:

  • 3. In afwijking van het eerste lid kan Onze Minister de aanvraag toewijzen voor anderhalf jaar, indien een aanvraag wordt gedaan door:

    • a. een bevoegd gezag dat geen andere beroepsopleiding verzorgt waaraan een diploma of certificaat als bedoeld in het eerste lid is verbonden, of

    • b. een bevoegd gezag dat drie jaren of minder voorafgaand aan de aanvraag voor een andere beroepsopleiding die het verzorgt, een waarschuwing als bedoeld in artikelen 6.1.5 of 6.2.3 heeft ontvangen, indien de inspectie uit een oogpunt van kwaliteitsbewaking hiertoe aanleiding ziet.

  • 4. Bij toepassing van het derde lid wordt de toewijzing na de in het derde lid bedoelde periode van anderhalf jaar voor onbepaalde tijd van rechtswege verlengd, tenzij Onze Minister uiterlijk twee maanden voordat die periode van anderhalf jaar is verstreken, besluit om de desbetreffende beschikking in te trekken omdat:

    • a. de opleiding in de praktijk van onvoldoende kwaliteit blijkt te zijn,

    • b. het bevoegd gezag heeft aangegeven geen verlenging te wensen, of

    • c. de opleiding niet binnen één jaar na de toewijzing is gestart.

  • 5. Indien een beschikking op grond van het vierde lid, onderdeel a, is ingetrokken, brengt het bevoegd gezag, alvorens het een nieuwe aanvraag als bedoeld in het eerste lid of lid 1a indient, zodanige verbeteringen aan dat aannemelijk is dat de desbetreffende opleiding of opleidingen in de praktijk wel van voldoende kwaliteit zal respectievelijk zullen, zijn.

  • 6. Indien een toewijzing als bedoeld in het derde lid wordt gedaan, informeert het bevoegd gezag de deelnemers en aspirant-deelnemers daarover en over de mogelijkheden om hun opleiding elders af te ronden in het geval dat de beschikking wordt ingetrokken.

4. In het elfde lid wordt «zesde» telkens vervangen door: tiende.

B

In artikel 1.4a.1, achtste lid, wordt «een opleiding educatie» vervangen door: een opleiding educatie als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel a,.

C

De aanhef van artikel 2.2.2, zevende lid, komt te luiden:

  • 7. Deelnemers die niet als ingezetene zijn ingeschreven in de basisregistratie personen tellen alleen mee, indien:.

Ca

In artikel 6.1.2a, tweede lid, wordt «jaarverslag» vervangen door «bestuursverslag» en wordt «artikel 1.4.1, derde lid» vervangen door: artikel 1.4.1, zevende lid.

Cb

In artikel 6.1.3, vierde lid, wordt «jaarverslag» vervangen door: bestuursverslag.

D

Artikel 6.1.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «geen diploma of certificaat als bedoeld in artikel 7.4.6» vervangen door: geen diploma als bedoeld in artikel 7.4.6 of certificaat als bedoeld in artikel 7.2.3.

2. Het vierde lid vervalt en het vijfde lid wordt vernummerd tot vierde lid.

E

Artikel 6.2.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «artikel 1.4.1, zesde lid» vervangen door: artikel 1.4.1, tiende lid.

2. In het tweede lid wordt «diploma of certificaat als bedoeld in artikel 7.4.6» vervangen door: diploma als bedoeld in artikel 7.4.6 of certificaat als bedoeld in artikel 7.2.3.

F

Artikel 6.4.4, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Onze Minister kan de registratie ambtshalve beëindigen wanneer er gedurende ten minste één jaar geen deelnemers meer zijn ingeschreven aan de opleiding en de inspectie uit een oogpunt van kwaliteitsbewaking hiertoe aanleiding ziet.

Fa

Artikel 7.2.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde, vierde en tiende lid wordt «artikel 1.4.1, derde lid» telkens vervangen door: artikel 1.4.1, zevende lid.

2. In het tiende lid wordt «jaarverslag» vervangen door: bestuursverslag.

G

Na artikel 7.4.8 wordt het volgende artikel ingevoegd:

Artikel 7.4.8a. Klachten

  • 1. Het bevoegd gezag draagt zorg voor een behoorlijke behandeling van klachten van deelnemers, aspirant-deelnemers, voormalige deelnemers en examendeelnemers, personeel en overige betrokkenen bij het onderwijs of de praktijkbegeleiding van de instelling over gedragingen van het bevoegd gezag of ten behoeve van de instelling met taken belaste personen.

  • 2. Het bevoegd gezag voorziet in de klachtbehandeling met overeenkomstige toepassing van in elk geval de artikelen 9:3 tot en met 9:7, eerste lid, 9:8, eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met e, en derde lid, eerste volzin, 9:9, 9:10, eerste lid, tweede lid, onderdelen b en c, en derde lid, 9:11, 9:12, eerste lid, 9:12a, 9:15 en 9:16 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3. Het bevoegd gezag voorziet in een klachtencommissie die is belast met de behandeling van en advisering over klachten en die bestaat uit ten minste drie leden die geen deel uitmaken van een bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1.1, onder w, waaronder een voorzitter die niet werkzaam is voor of bij het bevoegd gezag.

  • 4. Op een ieder die is betrokken bij de uitvoering van dit artikel is artikel 2:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Het bevoegd gezag stelt voor de instelling een regeling vast waarin de klachtbehandeling met inachtneming van de voorgaande leden nader is uitgewerkt en maakt deze openbaar.

H

Artikel 7.4.11, zesde lid, komt te luiden:

  • 6. De artikelen 7.4.8, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, en 7.4.8a, zijn van overeenkomstige toepassing.

I

In artikel 8a.2.2, derde lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel m door een puntkomma, het volgende onderdeel toegevoegd:

  • n. het beleid met betrekking tot het beperkt en beheersbaar houden van de middelen die van de deelnemers worden gevraagd voor schoolkosten die door het bevoegd gezag noodzakelijk worden bevonden.

ARTIKEL II

De Wet educatie en beroepsonderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 7.4.10 wordt het volgende artikel ingevoegd:

Artikel 7.4.10a. Klachten

  • 1. Ouders dan wel deelnemers, en personeelsleden kunnen bij de klachtencommissie, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, een klacht indienen over gedragingen en beslissingen van het bevoegd gezag of het personeel, waaronder discriminatie, dan wel het nalaten van gedragingen en het niet nemen van beslissingen door het bevoegd gezag of het personeel.

  • 2. Het bevoegd gezag treft een regeling voor de behandeling van klachten. Deze regeling vermeldt in ieder geval:

    • a. de instelling van een klachtencommissie, die klachten behandelt,

    • b. de wijze waarop de klachtencommissie haar werkzaamheden verricht,

    • c. de termijn waarbinnen de klager een klacht kan indienen en

    • d. de termijn waarbinnen mededeling plaatsvindt van het oordeel, bedoeld in het zesde lid, en hoe bij noodzakelijke afwijking van deze termijn wordt gehandeld.

  • 3. Deze regeling strekt ter vervanging van klachtenregelingen op grond van andere voorschriften dan dit artikel en strekt niet ter vervanging van een andere voorziening die op grond van een wettelijke regeling, niet zijnde een klachtenregeling, voor de klager openstaat of heeft opengestaan.

  • 4. Deze regeling

    • a. voorziet erin dat de klachten worden behandeld door een klachtencommissie die bestaat uit ten minste drie leden, waaronder een voorzitter die geen deel uitmaakt van het bevoegd gezag en niet werkzaam is voor of bij het bevoegd gezag, en

    • b. waarborgt dat aan de behandeling van een klacht niet wordt deelgenomen door een persoon op wiens gedraging de klacht rechtstreeks betrekking heeft.

  • 5. De klager en degene over wie is geklaagd krijgen de gelegenheid:

    • a. hun zienswijze mondeling of schriftelijk toe te lichten en

    • b. zich bij de behandeling van de klacht te laten bijstaan.

  • 6. De klachtencommissie vormt zich een oordeel over de gegrondheid van de klacht en deelt dit oordeel, al dan niet vergezeld van aanbevelingen, schriftelijk mede aan de klager, degene over wie is geklaagd en het bevoegd gezag.

  • 7. Het bevoegd gezag deelt de klager en de klachtencommissie, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, binnen 4 weken na ontvangst van het in het zesde lid bedoelde oordeel van de klachtencommissie schriftelijk mede of hij het oordeel over de gegrondheid van de klacht deelt en of hij naar aanleiding van dat oordeel maatregelen zal nemen en zo ja welke. Bij afwijking van de in de eerste volzin bedoelde termijn, doet het bevoegd gezag daarvan met redenen omkleed mededeling aan de klager en de klachtencommissie onder vermelding van de termijn waarbinnen het bevoegd gezag zijn standpunt bekend zal maken.

  • 8. Degene die betrokken is bij de uitvoering van dit artikel en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijze moet vermoeden, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.

  • 9. Gegevens die betrekking hebben op een klacht worden bewaard op een plaats die uitsluitend toegankelijk is voor de leden van de klachtencommissie en het bevoegd gezag.

B

Aan artikel 7.4.13 wordt het volgende lid toegevoegd:

  • 6. Artikel 7.4.10a is van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL III

Indien het bij koninklijke boodschap van 19 februari 2015 ingediende voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het regelen van keuzedelen waarop beroepsopleidingen mede worden gebaseerd (Kamerstukken 34 160), tot wet is of wordt verheven, en artikel I, onderdeel B, onder 2, van die wet later in werking treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als, artikel I, onderdeel A, onder 3, van deze wet, wordt in die wet in artikel I, onderdeel B, onder 2, «In het zesde lid» vervangen door: In het tiende lid.

ARTIKEL IV

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te Wassenaar, 26 oktober 2016

Willem-Alexander

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Uitgegeven de achtste november 2016

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 34 347

Naar boven