Besluit van 15 december 2014 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Verzamelwet Veiligheid en Justitie 2013 en de Wet van 22 januari 2014 tot wijziging van de Wet van 2 juli 2003 tot uitvoering van de Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van de Europese Unie van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PbEG L12) in verband met de herschikking van die Verordening ingevolge Verordening (EU) nr. 1215/2012 van de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PbEU L351) (Uitvoeringswet EU-executieverordening en Verdrag van Lugano) (Stb. 2014, 40)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 10 december 2014, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 594223;

Gelet op artikel XLVII van de Verzamelwet Veiligheid en Justitie 2013 en artikel II van de Wet van 22 januari 2014 tot wijziging van de Wet van 2 juli 2003 tot uitvoering van de Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van de Europese Unie van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PbEG L12) in verband met de herschikking van die Verordening ingevolge Verordening (EU) nr. 1215/2012 van de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PbEU L351) (Uitvoeringswet EU-executieverordening en Verdrag van Lugano) (Stb. 2014, 40);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

  • 1. Met ingang van 1 januari 2015 treedt de Verzamelwet Veiligheid en Justitie 2013 in werking, met uitzondering van:

    • a. artikel II, onderdeel B;

    • b. artikel III, onderdeel E, onder 1, onder a;

    • c. artikel IV

    • d. artikel V;

    • e. artikel XVI;

    • f. artikel XIX, onderdeel A;

    • g. artikel XXa;

    • h. artikel XXVI, onderdelen B en C;

    • i. artikel XXVII, onderdeel C;

    • j. artikel XXXI, onderdeel G;

    • k. artikel XXXII, onderdeel B;

    • l. artikel XXXVII, onderdeel A;

    • m. artikel XXXVIII, onderdeel B;

    • n. artikel XLII;

    • o. artikel XLIII;

    • p. artikel XLIV.

  • 2. Artikel III, onderdeel E, onder 1, onder a, van de Verzamelwet Veiligheid en Justitie 2013 treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

  • 3. Met ingang van 10 januari 2015 treden in werking:

    • a. artikel XXa van de Verzamelwet Veiligheid en Justitie 2013;

    • b. de Wet van 22 januari 2014 tot wijziging van de Wet van 2 juli 2003 tot uitvoering van de Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van de Europese Unie van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PbEG L12) in verband met de herschikking van die Verordening ingevolge Verordening (EU) nr. 1215/2012 van de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PbEU L351) (Uitvoeringswet EU-executieverordening en Verdrag van Lugano) (Stb. 2014, 40).

Onze Minister van Veiligheid en Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 15 december 2014

Willem-Alexander

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Uitgegeven de tweeëntwintigste december 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Behoudens een aantal onderdelen, treedt met ingang van 1 januari 2015 de Verzamelwet Veiligheid en Justitie 2013 (hierna: de Verzamelwet) in werking. Met ingang van 10 januari 2015 treedt daarnaast de Wet van 22 januari 2014 tot wijziging van de Wet van 2 juli 2003 tot uitvoering van de Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van de Europese Unie van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PbEG L12) in verband met de herschikking van die Verordening ingevolge Verordening (EU) nr. 1215/2012 van de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PbEU L351) (Uitvoeringswet EU-executieverordening en Verdrag van Lugano) (Stb. 2014, 40) in werking. Met ingang van diezelfde datum treedt ook artikel XXa van de Verzamelwet in werking, dat een reparatie bevat van artikel 7 van de Uitvoeringswet EG-executieverordening zoals deze bepaling komt te luiden na inwerkingtreding van de voornoemde wet van 22 januari 2014.

Ingevolge aanwijzing 174, derde lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving en de brief aan de Tweede Kamer van 11 december 2009 over de systematiek van vaste verandermomenten (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309) dient de termijn tussen de publicatiedatum van een wet en het tijdstip van inwerkingtreding minimaal twee maanden te zijn. Omdat inwerkingtreding op 1 januari 2015 deels nodig is vanwege hoge private nadelen die dreigen te ontstaan bij verlate inwerkingtreding van artikel XXI, onderdeel B, van de Verzamelwet (wijziging van artikel 27 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften) en deels wenselijk is vanwege de juridisch-technische reparaties in de wet, is gebruik gemaakt van de uitzonderingsgronden die worden geboden door aanwijzing 174, vierde lid, onder a en c (aanmerkelijk ongewenste private nadelen en reparatieregelgeving, zie ook de tabel op pagina 4 van genoemde brief). Totdat de wijziging van artikel 27 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften in werking treedt, kan bij de inning van verkeersboetes geen verhaal zonder dwangbevel worden genomen. In plaats daarvan zal de inning in handen moeten worden gegeven van deurwaarders (verhaal met dwangbevel). De kosten van deze wijze van verhaal zijn hoger dan de kosten van verhaal zonder dwangbevel en komen voor rekening van de burger.

De onderdelen van de Verzamelwet die nog niet in werking treden, betreffen bepalingen die wijziging aanbrengen in voorschriften met betrekking tot de aanhef van dwangbevelen, grossen, vonnissen en andere documenten die een executoriale titel verschaffen. Deze onderdelen strekken ertoe de archaïsche aanhef «In naam des Konings» of in «In naam der Koningin» die voor de desbetreffende documenten is voorgeschreven, te wijzigen in een hedendaags equivalent («In naam van de Koning»). De desbetreffende onderdelen zullen op een later moment in werking worden gesteld teneinde betrokken partijen (rechtspraak, notariaat en gerechtsdeurwaarders) de gelegenheid te bieden om zich voor te bereiden op het gebruik van de nieuwe aanhef, nu formulieren voor dwangbevelen, grossen en dergelijke waarop de oude aanhef is gedrukt, na inwerkingtreding van de desbetreffende wetswijzigingen niet langer bruikbaar zullen zijn.

Twee bepalingen van de Verzamelwet zullen in het geheel niet in werking treden. Artikel XIX, onderdeel A, treedt niet in werking in verband met wetsvoorstel 34 013 (Onderzoek in het lichaam). Dit wetsvoorstel, dat momenteel in behandeling is bij de Tweede Kamer, doet voornoemd onderdeel namelijk vervallen. Artikel XXVI, onderdeel C, treedt niet in werking in verband met de inwerkingtreding van de Participatiewet met ingang van 1 januari 2015. De Participatiewet wijzigt de citeertitel van de Wet werk en bijstand in Participatiewet, terwijl in voornoemd artikel nog wordt gesproken over de Wet werk en bijstand. Artikel XXVI, onderdeel C, zal bij gelegenheid van een volgende verzamelwet worden geschrapt.

De inwerkingtreding van de artikelen IV en XVI van de Verzamelwet is geregeld in de Verzamelwet zelf (zie artikel XLVII, tweede lid). Deze twee artikelen zijn daarom duidelijkheidshalve in het eerste lid van het enig artikel van dit besluit uitgezonderd.

Met betrekking tot de wetswijzigingen in de artikelen III, onderdeel E, onder 1, onder a, en IV, onderdeel B, van de Verzamelwet is tot slot het volgende van belang. Logischerwijs gaat de wijziging in artikel IV, onderdeel B, van de zinsnede met betrekking tot de Gemeentewet in bijlage 2 van de Awb uit van de tekst van die zinsnede zoals die ingevolge artikel III, onderdeel E, onder 1, onder a, komt te luiden. In verband hiermee is bewerkstelligd dat de inwerkingtredingstijdstippen van beide onderdelen op elkaar aansluiten.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Naar boven