Wet van 9 juli 2014 tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met beëindiging van de voorschotregeling en vaststelling van een grondslag voor het stellen van regels ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het hebben van het hoofdverblijf in dezelfde woning

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de voorschotregeling te beëindigen en de ongehuwde pensioengerechtigde meer duidelijkheid te verschaffen onder welke omstandigheden hij voor de toepassing van de Algemene Ouderdomswet wordt aangemerkt als gehuwd of als echtgenoot omdat hij met een andere ongehuwde persoon een gezamenlijke huishouding voert;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Algemene Ouderdomswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, zevende lid, komt te luiden:

  • 7. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het hoofdverblijf in dezelfde woning hebben als bedoeld in het vierde en vijfde lid, aanhef, en het blijk geven zorg te dragen voor een ander als bedoeld in het vierde lid.

B

Artikel 17, tweede lid, vervalt.

C

Artikel 22 komt te luiden:

Artikel 22

  • 1. De Sociale verzekeringsbank verleent op aanvraag aan personen die vanaf 1 januari 2013 tot en met een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip de leeftijd van 65 jaar bereiken een voorschot op het ouderdomspensioen in de vorm van een renteloze lening.

  • 2. De voorschotverlening gaat in op de dag waarop de persoon, bedoeld in het eerste lid, de leeftijd van 65 jaar bereikt.

  • 3. Het bedrag van het voorschot over een maand, respectievelijk van het voorschot over twee maanden wordt verrekend met het ouderdomspensioen over de eerste zes volledige kalendermaanden, respectievelijk de eerste twaalf volledige kalendermaanden na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.

  • 4. Dit artikel vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

D

Artikel 63 vervalt.

E

In hoofdstuk VIII wordt na artikel 64b een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 64c

Artikel 17, tweede lid, zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B, van de Wet van 9 juli 2014 tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met beëindiging van de voorschotregeling en vaststelling van een grondslag voor het stellen van regels ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het hebben van het hoofdverblijf in dezelfde woning (Stb. 2014, 307) blijft van toepassing op pensioengerechtigden ten aanzien waarvan dat artikellid is toegepast tot het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de in dat artikellid gestelde voorwaarden.

ARTIKEL II

De Wet werk en bijstand wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 15, derde lid, wordt «met ingang van 1 juli 2017» vervangen door: op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

B

In artikel 31, vijfde lid, wordt «met ingang van 1 juli 2017» vervangen door: op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

ARTIKEL III

Indien het bij koninklijke boodschap van 11 november 2013 ingediende voorstel van wet Wijziging van de Wet werk en bijstand en enkele andere socialezekerheidswetten (Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten) (33 801) tot wet is of wordt verheven en artikel VI, onderdeel A, van die wet later in werking treedt dan artikel I, onderdeel A, van deze wet wordt artikel VI van die wet als volgt gewijzigd:

Voor onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

0A

In artikel 1, zevende lid, wordt «als bedoeld in het vierde en vijfde lid, aanhef,» vervangen door: als bedoeld in het vierde en vijfde lid, aanhef, en artikel 9, eerste lid,.

ARTIKEL IV

Indien het bij koninklijke boodschap van 11 november 2013 ingediende voorstel van wet Wijziging van de Wet werk en bijstand en enkele andere socialezekerheidswetten (Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten) (33 801) tot wet is of wordt verheven en artikel VI, onderdeel D, van die wet later in werking treedt dan artikel I, onderdeel B, van deze wet, komt artikel VI, onderdeel D, van die wet te vervallen.

ARTIKEL V

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld en kunnen terugwerken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te Wassenaar, 9 juli 2014

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

Uitgegeven de twaalfde augustus 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 33 853

Naar boven