Besluit van 6 september 2012 tot het vaststellen van regels met betrekking tot congestie op de elektriciteitsnetten (Besluit congestiemanagement elektriciteit)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 26 oktober 2011, nr. WJZ / 11148129;

Gelet op artikel 24a, achtste lid, van de Elektriciteitswet 1998;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 4 mei 2012, nr. W15.11.0457/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 30 augustus 2012, nr. WJZ / 12071702;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

bieding:

de opgave van een producent aan een netbeheerder die in ieder geval de omvang, duur en prijs van het ter beschikking gestelde vermogen omvat;

transportprognose:

de planning van de som van afname of invoeding per netaansluitpunt dat valt onder de verantwoordelijkheid van de afnemer;

wet:

de Elektriciteitswet 1998.

Artikel 2

Een netbeheerder stelt op grond van technische specificaties van het net of netgedeelte en op basis van het geheel aan voorzienbare verzoeken om transport van de op dat net of netdeel aangesloten afnemers een congestiegebied vast.

Artikel 3

Na het vaststellen van een congestiegebied, informeert de netbeheerder zo spoedig mogelijk de in het congestiegebied aanwezige afnemers in ieder geval over:

  • a. de grenzen van het congestiegebied;

  • b. de verwachte omvang van congestie;

  • c. de verwachte periode waarin congestiemanagement wordt toegepast;

  • d. de procedures van congestiemanagement;

  • e. de maatregelen die de netbeheerder treft om de congestie op te heffen.

Artikel 4

  • 1. Een afnemer in een congestiegebied met een aansluiting vanaf een doorlaatwaarde zoals vastgesteld in de voorwaarden, bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de wet, dan wel degene die voor de afnemer programma-verantwoordelijkheid draagt, dient dagelijks een transportprognose voor de volgende dag of voor een door de netbeheerder vastgestelde periode van meerdere dagen bij de netbeheerder in overeenkomstig de specificaties die de netbeheerder heeft opgesteld en bekendgemaakt.

  • 2. De netbeheerder gaat na of op basis van de ingediende transportprognoses alle gevraagde transporten in een congestiegebied kunnen worden uitgevoerd.

  • 3. De netbeheerder kan een afnemer, bedoeld in het eerste lid, dan wel degene die programma-verantwoordelijkheid voor de afnemer draagt tot een door de netbeheerder vastgesteld tijdstip toestaan de ingediende transportprognose bij te stellen.

  • 4. Indien de beschikbare transportcapaciteit in het congestiegebied onvoldoende is om de volgens de transportprognoses aangegeven transporten uit te voeren, past de netbeheerder congestiemanagement toe.

Artikel 5

Indien de netbeheerder congestiemanagement moet toepassen op de in het congestiegebied opgewekte duurzame elektriciteit, past de netbeheerder congestiemanagement toe in de volgende volgorde:

  • a. als eerste productie-installaties die uitsluitend gebruik maken van een hernieuwbare energiebron die kan worden opgeslagen om op een later tijdstip te worden aangewend voor de productie van duurzame elektriciteit;

  • b. als tweede afvalverbrandingsinstallaties die deels duurzame elektriciteit opwekken;

  • c. als derde productie-installaties die uitsluitend gebruik maken van een hernieuwbare energiebron die niet kan worden opgeslagen om op een later tijdstip te worden aangewend voor de productie van duurzame elektriciteit.

Artikel 6

  • 1. Een afnemer die in een congestiegebied een productie-installatie in stand houdt waarop congestiemanagement van toepassing is geeft door middel van een bieding per productie-installatie aan de netbeheerder de hoeveelheid elektriciteit aan die hij ten opzichte van de door hem of door degene die voor hem programma-verantwoordelijkheid draagt op grond van artikel 4 ingediende transportprognose minder zal invoeden op het net.

  • 2. De netbeheerder kan, voorafgaand aan de toepassing van het eerste lid, afnemers die in een congestiegebied een productie-installatie in stand houden waarop congestiemanagement van toepassing is, verzoeken door middel van een bieding aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de hoeveelheid elektriciteit aan te geven die zij ten opzichte van de door hen of door degene die voor de afnemer programma-verantwoordelijkheid draagt op grond van artikel 4 ingediende transportprognose minder zullen invoeden op het net.

  • 3. De afnemer, bedoeld in het eerste en tweede lid, geeft per bieding tevens aan tot welke categorie van de volgende categorieën de productie-installatie behoort:

    • a. productie-installatie voor niet-duurzame elektriciteit;

    • b. productie-installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling;

    • c. productie-installatie als bedoeld in artikel 5, onderdeel a;

    • d. productie-installatie als bedoeld in artikel 5, onderdeel b;

    • e. productie-installatie als bedoeld in artikel 5, onderdeel c.

Artikel 7

  • 1. De netbeheerder rangschikt de afnemers, bedoeld in artikel 6, eerste lid, op volgorde van de biedingen die zijn uitgebracht op basis van artikel 6, waarbij de hoogst geboden prijs als hoogste wordt gerangschikt.

  • 2. De netbeheerder meldt aan de afnemers, bedoeld in het eerste lid, de tijdstippen waarop en de hoeveelheid elektriciteit die zij minder op het net moeten invoeden.

Artikel 8

  • 1. De netbeheerder die een congestiegebied heeft vastgesteld, verzoekt afnemers die buiten een congestiegebied een productie-installatie in stand houden door middel van een bieding aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de hoeveelheid elektriciteit aan te geven die zij ten opzichte van de door hen of door degene die voor de afnemer programma-verantwoordelijkheid draagt ingediende transportprognoses meer kunnen invoeden op het net.

  • 2. Indien de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet geen biedingen of onvoldoende biedingen heeft ontvangen, is een afnemer die buiten het congestiegebied een productie-installatie vanaf een in de voorwaarden, bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de wet, vastgesteld vermogen in stand houdt, verplicht door middel van een bieding aan deze netbeheerder de hoeveelheid elektriciteit aan te geven die hij tegen de in zijn bieding vermelde prijs meer zal invoeden op het net.

Artikel 9

  • 1. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet rangschikt de afnemers, bedoeld in artikel 8, op volgorde van de biedingen die zijn uitgebracht op basis van artikel 8, waarbij de laagst geboden prijs als hoogste wordt gerangschikt.

  • 2. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet meldt aan de afnemers, bedoeld in het eerste lid, de tijdstippen waarop en de hoeveelheid elektriciteit die zij meer op het net moeten invoeden.

Artikel 10

De netbeheerder maakt op een geschikte wijze informatie openbaar over:

  • a. het instellen van een congestiegebied en de grenzen daarvan;

  • b. de maatregelen die de netbeheerder treft over de wijze waarop de congestie structureel wordt opgelost;

  • c. de maatregelen die de netbeheerder heeft getroffen om congestie zoveel mogelijk te beperken;

  • d. de biedingen, bedoeld in de artikelen 6 en 8, die de netbeheerder heeft ontvangen, waarbij geen bedrijfsvertrouwelijke gegevens openbaar worden gemaakt.

Artikel 11

Dit besluit treedt in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 12

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit congestiemanagement elektriciteit.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 6 september 2012

Beatrix

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M. J. M. Verhagen

Uitgegeven de vierentwintigste oktober 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

1. Doel en aanleiding

Dit besluit strekt tot nadere uitwerking van artikel 24a van de Elektriciteitswet 1998. In dit artikel wordt bepaald op welke wijze de netbeheerder congestiemanagement toe moet passen in het geval de capaciteit van (een deel van) het net ontoereikend is om alle gevraagde transporten uit te voeren. Vooropgesteld staat dat de netbeheerder reeds de wettelijke plicht heeft om transportschaarste binnen alle redelijkheid te voorkomen door de infrastructuur aan te passen op de transportbehoefte. Congestiemanagement is derhalve alleen van toepassing in situaties van transportschaarste die de netbeheerder niet heeft weten te voorkomen. Congestie op een net of een netvlak is bovendien van tijdelijke aard omdat de netbeheerder de plicht heeft om situaties van transportschaarste zo snel mogelijk op te heffen door investeringen te doen in transportcapaciteit.

Wanneer zich evenwel congestie voordoet, dan dient de netbeheerder voorrang te geven aan het transport van duurzame elektriciteit die binnen een congestiegebied is opgewekt. Rechtvaardiging voor dit «voorrang voor duurzaam» principe wordt gevonden in Richtlijn 2009/28/EC. Deze richtlijn staat zowel voorrang op de toegang tot het net als voorrang bij distributie en transmissie voor. Uitgangspunt is te komen tot zo min mogelijk belemmeringen voor duurzaam geproduceerde elektriciteit. In Nederland is de aansluiting op het net voor zowel duurzame als niet-duurzame productie-installaties al gegarandeerd. Voorrang aan duurzaam geproduceerde stroom wordt daarom gegeven bij distributie en transmissie in geval transportcapaciteit tekort schiet, bij congestie. Congestiemanagement wordt dan getrapt ingezet, waarbij niet duurzame elektriciteit uit conventionele productie-installaties als eerste wordt gereduceerd, gevolgd door uit hoogrenderende warmtekrachtkoppeling en biomassa geproduceerde elektriciteit en als laatste zon-PV en windenergie. Op deze wijze wordt verzekerd dat, voor zover dit technisch verantwoord is, alle aangeboden duurzaam geproduceerde elektriciteit wordt getransporteerd.

De belangrijkste principes van congestiemanagement zijn in artikel 24a opgenomen. Het achtste lid bevat een delegatiebevoegdheid voor het vaststellen van nadere regels met betrekking tot congestiemanagement. Deze nadere regels hebben betrekking op de procedures met betrekking tot het te hanteren systeem, de vaststelling van de omvang van het congestiegebied, verantwoordelijkheidsverdeling en de voorrangsregels voor duurzame producenten. Tijdens de behandeling van de wet in de Eerste Kamer is besloten het onderdeel over de verdeling van de kosten van congestiemanagement (voorlopig) niet in werking te laten treden (Eerste Kamer 2010–2011, nr. 31 904, L). Naar aanleiding van de voorlichting van de Raad van State van 27 september 2010 over dit onderdeel heeft met de Europese Commissie overleg plaatsgevonden of de voorgestelde wijze van kostentoedeling aan producenten in het congestiegebied verenigbaar is met Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van Richtlijn 2003/54/EG (PbEU L 211) (verder: derde elektriciteitsrichtlijn). Uit dit overleg is gebleken dat de voorgestelde kostentoedeling op een aantal bezwaren stuit (zie Tweede Kamer 2011–2012, 32 774, nr. 4). In het onderhavige besluit wordt de wettelijke bepaling omtrent de kostentoedeling aan producenten in het congestiegebied daarom in het onderhavige besluit niet nader uitgewerkt. Indien een netbeheerder kosten maakt voor congestiemanagement worden deze kosten ter uitvoering van zijn wettelijk taken op grond van artikel 16 van de Elektriciteitswet 1998 gesocialiseerd en bij de eindgebruikers van elektriciteit in rekening worden gebracht.

Vooruitlopend op de verankering van congestiemanagement in de Elektriciteitswet 1998, is in artikel 18a van de Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit bepaald dat de voorwaarden die de netbeheerders jegens de afnemers hanteren, moeten voorzien in maatregelen die bijdragen aan een betere benutting van de beschikbare transportcapaciteit. Nu congestiemanagement in hoofdlijnen wordt geregeld in de Elektriciteitswet 1998 en dit besluit, zal artikel 18a van bovengenoemde regeling gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze algemene maatregel van bestuur vervallen.

2. Systematiek congestiemanagement

In het achtste lid, onderdeel b, van artikel 24a, van de Elektriciteitswet 1998, is vastgelegd dat de procedures voor het oplossen van congestie kunnen verschillen per gebied en per netbeheerder afhankelijk van:

  • de mate en aard van congestie in het congestiegebied (dus per congestiegebied is er één set regels);

  • de vraag of er sprake is van congestie in het netvlak van de regionale of landelijke netbeheerder.

Dat betekent dat er verschillende systemen van congestiemanagement gehanteerd zouden kunnen worden, met dien verstande dat er altijd binnen één congestiegebied één regime geldt. Gezien de grootte van Nederland en het feit dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet een primaire rol zal spelen in vrijwel alle gevallen waarbij sprake is van congestie, wordt nu één regime van congestiemanagement, namelijk dat van system redispatch, vastgelegd. Dit regime zal worden gebruikt door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet en de regionale netbeheerders. Daarbij is de netbeheerder de centrale partij voor de uitvoering en toepassing van congestiemanagement. Dat geschiedt op basis van biedingen van marktpartijen voor het af- en opregelen.

Binnen dat regime kan op basis van de mate en aard van de congestie wel worden gevarieerd ten aanzien van de mate waarin verplichtingen gelden. In de voorwaarden op basis van artikel 31, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 (in de Netcode en Systeemcode) wordt nader geregeld op welke wijze de netbeheerder congestiemanagement toepast. Het onderhavig besluit bepaalt de hoofdlijnen van congestiemanagement die nader kunnen ingevuld in voornoemde codes. Artikel 31, eerste lid, onderdeel l, van de Elektriciteitswet 1998, biedt uitdrukkelijk de mogelijkheid om in de voorwaarden de wijze waarop netbeheerders congestiemanagement toepassen op te nemen. Het voordeel hiervan kan zijn dat op basis van doelmatigheid de netbeheerder mogelijkheden heeft om de maatregelen ter beheersing van de congestie af te stemmen op de situatie en de verwachte transportproblemen. Het hanteren van een vrijwillige en verplichte fase van inbieden voor het opregelen van vermogen is een voorbeeld van invulling van deze variatie. Het onderhavige besluit laat ruimte voor een dergelijke invulling van de nadere voorwaarden die door netbeheerders dienen te worden opgesteld.

Van belang is voorts nog om op te merken dat artikel 24a van de Elektriciteitswet zich uitsluitend richt op taken en verplichtingen van de netbeheerder en van de producent. De reikwijdte van het onderhavige besluit is voor wat betreft het op- en afregelen dan ook beperkt tot de producent. Dat laat onverlet de rol die ook niet-producerende afnemers kunnen spelen in het kader van het oplossen van congestieproblemen (door meer of minder te verbruiken). Zij kunnen op vrijwillige basis deelnemen aan het systeem van congestiemanagement. In de technische codes kunnen additionele eisen en voorwaarden worden vastgelegd die in dat verband aan afnemers worden gesteld.

In vergelijking tot andere modellen (zie toelichting: Tweede Kamer 2009–2010, 31 904, nr. 10 en Tweede Kamer 2010–2011 32 774, nr. 2) heeft system redispatch belangrijke voordelen: het is economisch efficiënt (waarborgt goedkoopste productie) en heeft relatief lage transactiekosten en lage administratieve lasten. Het sluit aan bij bestaande mechanismen en verantwoordelijkheden van partijen en is daarmee het meest eenvoudig te implementeren. Het is een systeem dat in meerdere lidstaten van de Europese Unie wordt toegepast en waarvan de effecten bekend zijn. In het licht van de Europese marktintegratie is ook van belang een systeem te kiezen waarbij verzekerd is dat volgende stappen op het gebied van marktkoppeling inpasbaar zijn. Wel is er een verhoogd risico op oplopende kosten wanneer de congestie meer structureel wordt. Indien nodig zullen aanvullende maatregelen worden getroffen om economische efficiency te borgen (zie ook: TK 32 774, nr. 4).

De ruimte voor Nederland om het nationale congestiemanagementsysteem vorm te geven wordt beperkt door Richtlijn 2009/72 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en Verordening 714/2009 betreffende voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit. De nadere uitwerking in Europese Codes van regels in verband met allocatie van transportcapaciteit en congestie op het transmissienetwerk heeft ondermeer consequenties voor de positie van interconnectoren en grensoverschrijdende handel in stroom. In dit Besluit wordt niet vooruitgelopen op de Europese uitwerking van deze regels en mede op advies van de NMa is dit besluit zodanig geformuleerd dat kan worden meebewogen met Europese ontwikkelingen.

3. Indienen transportprognoses

Voor een optimale benutting van het net is het essentieel dat de netbeheerder kan beschikken over een goed inzicht in de te verwachten elektriciteitstransporten en de daadwerkelijk optredende netbelasting. Alleen dan kan het moment van daadwerkelijk optreden van transportbeperkingen op adequate wijze worden voorzien. Ten aanzien van de informatievoorziening die nodig is om eventuele transportbeperkingen te kunnen vaststellen zijn accurate transportprognoses van cruciaal belang. Het besluit sluit hierbij aan bij de codes: de afnemer of degene die voor de afnemer programma-verantwoordelijkheid draagt zorgt ervoor dat de dag voorafgaand aan de dag van uitvoering transportprognoses worden ingediend bij de netbeheerder. In de voorwaarden kan worden bepaald vanaf welke doorlaatwaarde van de aansluiting deze verplichting geldt. Hiermee kan bijvoorbeeld worden voorkomen dat voor aansluitingen van ten hoogste 3*80 A (de aansluiting van kleinverbruikers) per aansluiting een transportprognose moet worden ingediend. Thans leveren de vergunninghouders, de partijen die programma-verantwoordelijkheid voor de kleinverbruikers dragen, op grond van de technische codes gebruik van door de netbeheerder vastgestelde verzamelpunten in het kader van het aanleveren transportprognoses. Een afnemer die op grond van de Elektriciteitswet 1998 zelf programmaverantwoordelijkheid heeft, kan bepaalde taken in het kader van deze verplichtingen uitbesteden aan derden. Op welke wijze deze afnemer dit regelt is een kwestie van privaatrecht. In het geval van handhaving is echter de afnemer de relevante partij waarop toezicht wordt gehouden.

In artikel 12 van de Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit is reeds opgenomen dat in de voorwaarden, bedoeld in artikel 31 van de Elektriciteitswet 1998, regels moeten worden opgenomen met betrekken tot het indienen van transportprognoses. Artikel 3 van het onderhavige besluit is een verbijzondering van artikel 12 van voornoemde regeling en is alleen van toepassing op afnemers die in een congestiegebied op een net zijn aangesloten. Op afnemers buiten een congestiegebied blijven de op grond van artikel 12 van die regeling vastgestelde voorwaarden van toepassing.

De verplichting transportprognoses in te dienen geldt al sinds lange tijd en deze verplichting blijft ook in stand. Aangezien er tot voor kort echter geen sprake was van capaciteitsproblemen werden de transportprognoses door de netbeheerders vooral gebruikt als een globale indicatie in het kader van hun transporttaken. Sterke afwijkingen van de prognoses waren in principe mogelijk zonder dat dit grote problemen leidde. Deze situatie is nu gewijzigd.

Het verkrijgen van inzicht in de verwachte transporten is in alle gevallen en onder alle omstandigheden van belang, maar in de situatie waarbij de netbeheerder een congestiegebied heeft vastgesteld, is het des te belangrijker dat volledige en zo nauwkeurig en betrouwbaar mogelijke transportprognoses tijdig ter beschikking worden gesteld door alle aangeslotenen, ongeacht de aard van de energiebron. Immers, op basis daarvan dient de netbeheerder te beslissen of hij het systeem van congestiemanagement toepast of niet, met al zijn (financiële) consequenties. In de voorwaarden die op basis van artikel 31 van de Elektriciteitswet 1998 worden gehanteerd kunnen de gezamenlijke netbeheerders nadere eisen stellen aan ondermeer de wijze waarop transportprognoses worden ingediend, de inhoud en kwaliteit daarvan en het tijdstip waarop.

Het is aan de netbeheerder om op basis van de ingediende transportprognoses vast te stellen of alle gevraagde transporten in elke tijdeenheid uitgevoerd kunnen worden gezien de totaal beschikbare capaciteit op die momenten. Indien de netbeheerder vaststelt dat congestie op zal treden, kan hij afnemers (of de partij die voor de afnemer programma-verantwoordelijkheid draagt) de gelegenheid geven de ingediende transportprognose bij te stellen. Deze bijgestelde transportprognose wordt dichter op het moment van de verwachte congestie ingediend. Partijen zullen hun transportprognose bijstellen aan de hand van de laatste kennis en dat deze prognoses dus meer aansluiten bij de uiteindelijke behoefte aan transportcapaciteit. Afnemers moeten een juiste prikkel krijgen om zo adequaat mogelijke prognoses in te dienen. Het is van belang dat er voor congestiegebieden extra eisen gesteld kunnen worden en dat afwijkingen van eenmaal ingediende transportprognoses niet meer zonder extra voorwaarden kunnen worden toegestaan. Overigens ligt het voor de hand dat de netbeheerder wel ruimte biedt voor afwijkingen van de transportprognose door afnemers als die de congestie verminderen. Transportprognoses worden in situaties met (dreigende) capaciteitstekorten een veel belangrijker sturingsinstrument dan voorheen. Daar horen ook eisen en verplichtingen bij die voor alle partijen gelden. Sommige partijen hebben er in de consultatie op gewezen dat er geen instrumenten in de codes voorhanden zijn om de naleving van de transportprognoses af te dwingen. Die constatering is onjuist; de NMa heeft de bevoegdheid om bij overtreding van krachtens artikel 36 van de Elektriciteitswet 1998 vastgestelde regels (codes) handhavend op te treden. Daar komt nu bij dat het indienen van transportprognoses op grond van dit besluit verplicht wordt gesteld, en kan de NMa op basis van artikel 77i, eerste lid, onder b, van de Elektriciteitswet 1998 bestuurlijke boetes opleggen aan partijen die zich niet aan hun wettelijke verplichtingen op grond van het bepaalde bij of krachtens artikel 24a, achtste lid, houden. Het indienen van transportprognoses of bijgestelde transportprognoses op basis van de voorwaarden zoals die door de netbeheerder worden gehanteerd, is op grond van dit besluit nu onderdeel geworden van deze verplichtingen. De door de netbeheerder te hanteren voorwaarden moeten vooraf bekend en transparant zijn zodat tijdig voor alle contractpartijen duidelijkheid bestaat over de eisen aan transportprognoses en de consequenties van afwijkingen.

4. Biedingen ten behoeve van afregelvermogen

Indien op basis van de ingediende transportprognoses verwacht wordt dat in een bepaald deel van het net transportbeperkingen kunnen optreden, is het omwille van de leveringszekerheid en netveiligheid van belang dat de netbeheerder daags tevoren zekerheid heeft over de mogelijkheden die hij heeft om maatregelen te treffen voor het beheersen van de verwachte transportbeperkingen. Hiervoor is het noodzakelijk dat producenten waarop congestiemanagement van toepassing is deelnemen aan biedingen ten behoeve van afregelvermogen. Biedingen betreffen de hoeveelheid vermogen die afnemers die een productie-installatie in stand houden (kort gezegd producenten) bereid zijn minder te produceren en de prijs die ze daarvoor over hebben. Afnemers die op grond van artikel 4 geen transportprognoses hoeven in te dienen, hoeven ook geen biedingen bij de netbeheerder in te dienen. Dit betreft bijvoorbeeld de kleinverbruiker die door middel van een zonnepaneel of een micro-warmtekrachtkoppelingsinstallatie elektriciteit opwekt en de hoeveelheid opwekte elektriciteit die hij niet zelf verbruikt invoedt op het net.

De netbeheerder kan producenten waarop congestiemanagement van toepassing is daarom verplichten dagelijks voor de dag daarop biedingen te doen waarbij per productie-installatie in het congestiegebied wordt aangegeven tegen welke prijs zij bereid zijn minder elektriciteit in te voeden op het net. Voorafgaand aan deze verplichte fase kan de netbeheerder de betreffende producenten verzoeken een bieding voor het afregelen van vermogen in te dienen. De netbeheerder heeft deze mogelijkheid, maar hoeft deze vrijwillige fase niet toe te passen. Indien bijvoorbeeld vanwege de omvang van het congestiegebied niet is te verwachten dat via een vrijwillige fase voldoende biedingen voor het afregelen van vermogen zullen worden ingediend, is het niet nuttig om eerst een vrijwillige fase te organiseren.

Inbieden van vermogen dient te geschieden per productie-installatie in het congestiegebied. Een systeem waarbij op basis van productieportfolio wordt ingeboden, is niet transparant en het uiteindelijke effect van de biedingen op de netcapaciteit kan door de netbeheerder niet worden vastgesteld. Het is van belang dat op basis van productie-installatie kan worden herleid vanaf welke locaties de vraag om transportcapaciteit wordt verminderd dan wel vergroot. De netbeheerder dient op basis van de biedingen vast te kunnen stellen of er technisch voldoende vermogen beschikbaar wordt gesteld om het congestieprobleem effectief op te kunnen lossen.

De betreffende bieding heeft betrekking op het gehele productievolume dat ter beschikking kan worden gesteld. Verder wordt bepaald dat deze bieding vier elementen moeten bevatten, te weten de omvang, de tijdseenheid, de prijs van het ter beschikking gestelde vermogen en tenslotte tot welke categorie (zoals beschreven in artikel 5 van dit besluit betreffende de rangorde) de productie-installatie behoort. Artikel 24a, vijfde lid, van de Elektriciteitswet 1998 geeft de netbeheerder relatief ruime bevoegdheden in dit kader. De aanduiding van de categorie waartoe de productie-installatie behoort is nodig voor de netbeheerder om de rangorde te kunnen bepalen bij het afregelen van het ter beschikking gestelde vermogen. Dit element is nieuw ten opzichte van de regeling betere benutting transportcapaciteit en de codevoorstellen. In de technische codes kunnen nadere regels worden gesteld aan het moment waarop de bieding moet worden gedaan en eventueel andere eisen die aan de bieding en het indienen ervan worden gesteld.

De getrapte inzet van congestiemanagement, waarbij elektriciteit uit conventionele productie-installaties als eerste wordt gereduceerd, betekent ook dat alleen de producenten waarop congestiemanagement van toepassing is, kunnen deelnemen aan de biedingen om productievermogen te beperken. Deelname aan deze biedingen door categorieën producenten waarop congestiemanagement (nog) niet van toepassing is, zou tot uitkomsten kunnen leiden die tegengesteld zijn aan het «voorrang voor duurzaam» principe uit Richtlijn 2009/28/EC, namelijk het onnodig afregelen van duurzaam vermogen.

5. Biedingen ten behoeve van opregelvermogen

Het besluit bevat een bepaling met betrekking tot het opregelvermogen buiten het congestiegebied en de wijze waarop de netbeheerder de beschikking krijgt over dit vermogen. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet is de netbeheerder die zorgt voor alle handelingen die nodig zijn in het kader van opregelen van vermogen.

Na een melding aan aangeslotenen buiten het congestiegebied door de netbeheerder kunnen producenten die zijn gevestigd buiten het congestiegebied biedingen doen voor extra vermogen dat zij voor de volgende dag bereid zijn ter beschikking te stellen aan de netbeheerder. Deze biedingen kunnen in principe worden gedaan door iedere willekeurige producent buiten het congestiegebied. Door iedere partij in de gelegenheid te stellen te participeren wordt de liquiditeit en efficiëntie van de markt bevorderd en dient te worden bewerkstelligd dat extra vermogen tegen zo laag mogelijke kosten door de netbeheerder kan worden verkregen. Gezien het totaal opgestelde flexibele vermogen is de veronderstelling dat de markt voor congestiemanagement aantrekkelijk genoeg is voor partijen om te verzekeren dat er in voldoende mate zal worden voorzien in de behoefte van de netbeheerder aan extra vermogen. Tevens mag verwacht worden dat dit een adequate concurrentie op prijs als effect heeft zodat de kosten die de netbeheerder vervolgens moet doorberekenen zo laag mogelijk worden gehouden. Overigens betreft de Netcode reeds een verplichting om dagelijks het vermogen dat meer of minder kan worden geproduceerd aan te bieden (artikel 5.1.1.a.1). Het ligt voor de hand dat de netbeheerder deze regel strakker zal handhaven in het geval van congestiemanagement. Het lijkt dan ook niet noodzakelijk om in het onderhavige besluit extra initiële verplichtingen op te nemen voor alle partijen om opregelvermogen ter beschikking te stellen. Overigens is het van belang er op te wijzen dat niet vastligt dat ingeboden vermogen zondermeer door de netbeheerder wordt afgeroepen. De netbeheerder zal er op toe moeten zien dat opregelacties niet elders tot nieuwe congestieproblemen leiden.

Op basis van artikel 24a van de Elektriciteitswet 1998 kan een producent buiten het congestiegebied door de netbeheerder worden verzocht zijn productie te verhogen. Dat verzoek hoeft dus niet alle producenten te betreffen maar kan dus ook gericht zijn aan een enkele specifieke partij. Dat laat ruimte voor een tweetrapsraket die aansluit bij de intentie van de wet om alle geïnteresseerde partijen in staat te stellen mee te bieden. Opregelvermogen wordt dan in eerste instantie op vrijwillige basis ter beschikking gesteld. Voorkomen moet echter worden dat er om strategische overwegingen geen of te weinig biedingen zijn waardoor de kosten van het opregelen onnodig hoog worden. Een verplichting voor bepaalde partijen buiten het congestiegebied (eventueel boven een bepaalde grens) om te bieden kan dan in tweede instantie een optie zijn als de netbeheerder vaststelt dat er te weinig vermogen wordt ingeboden om de congestie op te lossen. Dit dient zeker in die fase dan ook de volledig geplande productie van de eenheid te betreffen.

Voorwaarden voor het inrichten van het biedsysteem en de relatie met andere bestaande systemen als het regel- en reservevermogen en de onbalansmarkt zijn transparantie, doelmatigheid en beperking van de kosten voor de eindgebruiker. Relevant in dit kader is de nieuwe procedure die de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet op 2 juni 2010 heeft ingevoerd (zie www.tennet.org, Uitvoeringsregels met betrekking tot de Net- en Systeemcode). Dat betreft de introductie van een extra biedladder voor overige doeleinden, los van het regel- en reservevermogen en met een langere afroeptijd. Ook blokbiedingen worden met dit voorstel gefaciliteerd. Dit biedt zowel de netbeheerder als marktpartijen een grotere mate van zekerheid.

6. Doelmatigheid

Onderhavig besluit is van toepassing indien zich de situatie voordoet dat congestie op (een deel van) het net dreigt te ontstaan en de netbeheerder congestiemanagement toepast. Het toepassen van congestiemanagement is echter niet altijd verplicht. Artikel 22 van de Elektriciteitswet 1998 geeft netbeheerders de taak om transport van elektriciteit uit te voeren, tenzij hij redelijkerwijs geen capaciteit beschikbaar heeft. In artikel 24, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 is bepaald dat de netbeheerder congestiemanagement dient af te wegen alvorens zich te beroepen op het redelijkerwijs niet beschikbaar hebben van capaciteit. In artikel 24a, eerste lid, is de hoofdregel opgenomen dat de netbeheerder in een congestiegebied de daar opgewekte duurzame elektriciteit transporteert en op de overige daar opgewekte elektriciteit congestiemanagement toepast. Om die reden is ook de deelname aan de biedingen voor afregelvermogen voorbehouden aan producenten waarop congestiemanagement van toepassing is (zie § 2).

De netbeheerder mag alleen afzien van het toepassen van congestiemanagement indien het toepassen daarvan de veiligheid en betrouwbaarheid van de netten en van het transport van elektriciteit over de netten niet op de meest doelmatige wijze kan waarborgen. De «tenzij» bepalingen in de artikelen 24 en 24a hebben tot gevolg dat de netbeheerder een zekere ruimte heeft ten aanzien van de toepassing van de verplichtingen die volgen uit deze artikelen. Er zijn in het kader van de marktconsultatie over het ontwerp van het onderhavige besluit vragen gesteld over de ruimte die de netbeheerder wordt geboden, met name over de betekenis van «doelmatigheid» bij het toepassen van congestiemanagement door de netbeheerder. Het is daarbij van belang op te merken dat artikel 24a geen delegatiebepaling kent om het begrip doelmatigheid nader in te vullen. Uit de inbreng tijdens de consultatie blijkt dat het ontbreken van een nadere invulling in lagere regelgeving tot onzekerheid kan leiden bij marktpartijen.

De term doelmatigheid is echter geen volledig open norm in relatie tot de afweging om congestiemanagement al dan niet uit te voeren. Uit de parlementaire geschiedenis van de wet blijkt dat de ruimte die de netbeheerder heeft om transportaanvragen te weigeren zo klein mogelijk moet zijn. In het wetsvoorstel was opgenomen dat de netbeheerder zou mogen afzien van congestiemanagement indien het toepassen daarvan niet redelijk of niet proportioneel zou zijn. Het amendement Jansen c.s. (Tweede Kamer 2009–2010, 31 904, nr. 51) heeft hier een wijziging in aangebracht, door de afweging om congestiemanagement toe te passen niet af te laten hangen van «redelijkheid en proportionaliteit» maar door enkel te verwijzen naar de doelmatige borging van de veiligheid en de betrouwbaarheid van het net en het transport. In de toelichting bij dit amendement is opgenomen dat doelmatige borging beter aansluit bij artikel 8 van richtlijn 2004/8/EG en artikel 16 van richtlijn 2009/28/EG, waarbij de gewaarborgde toegang tot het net of de voorrang op transport ook uitsluitend wordt gekoppeld aan het doelmatig waarborgen van de betrouwbaarheid en veiligheid van de netten. Op die manier dient maximale zekerheid te worden geboden aan producenten van duurzame energie.

In de toelichting bij het amendement wordt tevens verwezen naar artikel 16, eerste lid, onder b, van de Elektriciteitswet 1998. Uit deze toelichting blijkt dat de keuze voor «veiligheid», «betrouwbaarheid», en «op de meest doelmatige wijze waarborgen van het transport van elektriciteit» direct is overgenomen uit artikel 16, eerste lid, onder b, van de Elektriciteitswet 1998. Bij de verwijzing naar dat artikel is tevens aangegeven dat er oog dient te zijn voor situaties waarbij het om meer (bedrijfs)economische redenen voor de netbeheerder niet te verantwoorden valt om investeringen te doen in tijdelijke voorzieningen op het gebied van congestiemanagement als er binnen afzienbare tijd structurele oplossingen voorhanden zouden zijn om capaciteitsproblemen op te lossen. Als er sprake zou zijn van evidente kapitaalvernietiging aan de kant van netbeheerder (door noodzakelijke investeringen in verband met congestiemanagement) omdat er op korte termijn structurele oplossingen voor (duurzame) producenten beschikbaar komen, van congestiemanagement kan worden afgezien. Dat betekent dat de netbeheerder de mogelijkheid geeft om op basis van zijn kerntaak een bredere afweging te maken bij het vinden van oplossingen voor de beperkte transportcapaciteit. Daarbij bepaalt de netbeheerder of congestiemanagement de meest doelmatige manier is om de beperkte transportcapaciteit op te heffen ofwel dat er andere oplossingen zijn. Niet voor niets neemt ook in de tariefreguleringssystematiek de efficiencytoets een prominente rol in. Kosten die moeten worden gemaakt om congestiemanagement toe te kunnen passen, dienen ook een dergelijke efficiencytoets te kunnen doorstaan. Het niet toepassen van congestiemanagement op basis van het doelmatigheidsbegrip van het eerste lid van artikel 24 van de Elektriciteitswet 1998 is dus uitsluitend gerelateerd aan bedrijfseconomische overwegingen van de netbeheerder en betreft niet de mogelijke bredere financieel economische effecten voor andere partijen dan de netbeheerder.

De netbeheerder is primair de partij die invulling dient te geven aan dit artikel 24. Dat is ook begrijpelijk, want de doelmatigheidsafweging is sterk situationeel bepaald en is mede afhankelijk van de netconfiguratie die in de verschillende regio’s verschillend kunnen zijn. In de praktijk zal ervaring worden opgedaan met het al dan niet toepassen van congestiemanagement en zal hierdoor een nadere invulling ontstaan.

7. Consultatie

Op 21 mei 2010 heeft het ministerie van Economische Zaken een consultatie geïnitieerd met betrekking tot de voorgenomen lagere regelgeving op basis van artikel 24a van de Elektriciteitswet 1998. De volgende partijen hebben schriftelijk gereageerd: EnergieNed, NetbeheerNL, VME, VOEG, Cogen, Pawex, VEMW, Corus, LTO Glaskracht, Advanced Power, Vereniging Afvalbedrijven en C.GEN.

Het principe van voorrang voor duurzaam in het algemeen wordt door alle partijen onderschreven. Onderwerpen waar meerdere partijen opmerkingen over maken of hun zorgen over uiten betreffen de wijze van kostentoerekening, de invulling van het begrip doelmatigheid, het belang van transparantie en verantwoording, de rol van transportprognoses en de biedladder voor congestiemanagement in relatie tot het bestaande systeem van regel- en reservevermogen.

Omdat de kosten van congestiemanagement voorlopig worden gesocialiseerd wordt op dit punt niet verder inhoudelijk ingegaan.

Het begrip doelmatigheid en de afwezigheid van een nadere juridische invulling daarvan roept een gevoel van onzekerheid op bij partijen. In paragraaf 6 van het algemeen deel van de toelichting is daarom alsnog ingegaan op het begrip doelmatigheid.

Omdat een reëel en effectief alternatief voor de transportprognoses als basis van de toerekening van congestiekosten ontbreekt en er bovendien alle ruimte is om in de codes voorwaarden te stellen aan de afrekenbaarheid, blijft dit voorstel ongewijzigd.

Bij partijen werd zeer verdeeld gereageerd op de wijze waarop een congestiegebied moet worden vastgesteld. Sommige partijen willen een zo groot mogelijk gebied, anderen juist zo klein mogelijk. In het besluit is opgenomen dat de grootte primair gebaseerd moet zijn op technische parameters. Dit wordt overigens ook door meerdere partijen onderschreven. Hierbij is het van belang dat de netbeheerder adequaat en transparant verantwoording aflegt over de wijze waarop hij het gebied heeft vastgesteld. Dit is nader toegelicht bij het betreffende artikel.

De discussie over een biedladder voor congestiemanagement en het al dan niet integreren daarvan met het systeem van regel- en reservevermogen lijkt vooral verband te houden met enerzijds de wens van netbeheerders om risico’s ten aanzien van de bedrijfsvoering en leveringszekerheid te beperken door al zoveel mogelijk day ahead de congestie opgelost te hebben en anderzijds de wens van producenten en handelaren om intraday flexibiliteit te behouden en het portfolio optimaal af te stemmen op vraag en aanbod. Of het biedsysteem dat wordt gehanteerd in het kader van congestiemanagement direct is gerelateerd aan de biedladder voor «overige doeleinden», of dat daar in de technische codes nog andere voorstellen voor worden gedaan is aan de gezamenlijke netbeheerders. Een punt dat verder nog werd ingebracht door producenten en ook door VEMW is het feit dat het inbieden van het gehele productievolume voor het afregelen dient te geschieden op basis van technisch bereik en niet op basis van commerciële contracten. Daarbij wordt verwezen naar start-stop problematiek en het belang dat basislastcentrales op een bepaald minimum niveau zouden moeten blijven draaien. Dit is een kwestie die primair samenhangt met de doelstelling van voorrang voor duurzaam, namelijk de reductie van CO2 uitstoot. Het besluit is op basis van deze inbreng zo geformuleerd dat er geen beletsel bestaat om af te regelen op basis van technisch bereik.

Ten aanzien van de rangorde bij voorrang is nog een aantal losstaande opmerkingen geplaatst. Gewezen dient in dit kader te worden op het feit dat hoogrenderende warmtekrachtkoppeling reeds op wetsniveau (artikel 24a, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998) een bepaalde status toebedeeld heeft gekregen. Derhalve wordt deze categorie niet nogmaals genoemd in onderhavig besluit.

8. Uitvoerings- en handhavingstoets

Op 2 februari 2011 is de uitvoerings- en handhavingstoets van de NMa ontvangen. Het concept besluit is naar de mening van de NMa uitvoerbaar en handhaafbaar mits er rekening wordt gehouden met drie opmerkingen.

Ten eerste vraagt de NMa zich af of het vastleggen van nadere regels ten aanzien van congestiemanagement bij algemene maatregel van bestuur verstandig is in het licht van Richtlijn 2009/72/EG. Dit omdat bepalingen in die richtlijn gevolgen zouden kunnen hebben voor de bevoegdheid tot vaststelling van het onderhavige besluit. Ook zullen nationale regels over congestiemanagement volgens de NMa geleidelijk plaatsmaken voor Europese richtsnoeren en netcodes op dat terrein. Ten aanzien van de verhouding tussen de derde elektriciteitsrichtlijn en de nationale wetgeving, wijst de NMa op de invloed van de vast te stellen Europese codes op de nationale codes. Zoals de NMa opmerkt, is het van belang dat zolang onderwerpen slechts globaal in Europese netcodes zijn geregeld, de nationale codes bij kunnen dragen aan de doelstellingen van de derde elektriciteitsrichtlijn. Dit vraagt om maatwerk op het gebied van de nationale codes.

Met betrekking tot de ontwikkeling van mogelijke Europese regels over procedures voor congestiemanagement ben ik van mening dat het vaststellen van netcodes en richtsnoeren op Europees niveau niet per definitie betekent dat nationale lagere regelgeving dan niet meer mogelijk zou zijn. De NMa stelt terecht dat (nadere) nationale afspraken uiteraard zullen moeten passen in die Europese kaders, en zaken als effectiviteit en transparantie van de regels moeten dan goed in de gaten worden gehouden. Tegelijkertijd kan niet worden gewacht totdat die Europese regels zullen zijn vastgesteld. De timing daarvan is onzeker.

Ten tweede stelt de NMa dat de plicht voor netbeheerders om eindverbruikers actief te betrekken bij congestiemanagement, ontbreekt. De NMa adviseert een dergelijke verplichting op te leggen aan netbeheerders zodat wordt verzekerd dat ook alle afnemers, in het bijzonder de grootzakelijke eindverbruikers, in potentie actief deel kunnen nemen aan het systeem congestiemanagement. Ik ben het eens met de NMa dat het verhogen of verlagen van het verbruik een efficiënte oplossing van congestieproblemen kan zijn. Zowel de Elektriciteitswet 1998 als het onderhavige besluit laten daar ook alle ruimte toe. Eindverbruikers kunnen actief worden betrokken door netbeheerders op vrijwillige basis. In de voorfase van het toepassen van congestiemanagement is dit mogelijk door het bijstellen van transportprognoses door afnemers. Daarmee kan op voorhand een bijdrage worden geleverd aan het verminderen van mogelijk optredende congestie. In artikel 3 is voorts al een informatieplicht opgenomen ten aanzien van de aangeslotenen in het congestiegebied. Op die manier worden ook (zakelijke) afnemers op de hoogte gesteld van de toepassing van congestiemanagement en gewezen op de mogelijkheid daarin te participeren. Indien zakelijke eindverbruikers bereid zijn om op vrijwillige basis hun verbruik te verhogen of te verlagen kan dat een efficiënte manier zijn om de congestie te beperken. Op basis van het advies van de Raad is het aan te bevelen dat de netbeheerders het congestiemanagement systeem dusdanig inrichten dat deze eindverbuikers ook daadwerkelijk kunnen inbieden. Een verplichting hiertoe ontbreekt echter in de Elektriciteitswet 1998. Ik zal de NMa wel verzoeken dit aspect mee te nemen in de monitoring van de werking van congestiemanagement.

Het derde punt betreft het biedsysteem voor het op- en afregelen van productievermogen. Dit is een additioneel systeem naast de overige biedladders die door de netbeheerder worden gehanteerd. Daarvan meent de NMa dat een samenhangende en eenduidige systematiek van biedingen bijdraagt aan de uitvoerbaarheid voor de markt en het toezicht door de NMa. Ik kan mij daarin geheel vinden. Ik ga er vanuit dat de netbeheerders in samenspraak met marktpartijen zullen voorzien in een dusdanig samenhangende en eenduidige inrichting van de biedsystematiek dat de uitvoerbaarheid voor alle betrokken marktpartijen daarmee wordt vergemakkelijkt. De technische Codes kunnen als basis dienen om dit adequaat te regelen en ook effectief toezicht daarop te borgen.

Met de redactionele opmerkingen van de Nma is rekening gehouden.

9. Regeldruk

In lijn met het kabinetsbeleid is ook bij het opstellen van het onderhavige besluit het uitgangspunt gehanteerd om regeldrukkosten te voorkomen of te minimaliseren. Het onderhavige besluit treedt alleen in werking in situaties van transportschaarste die de netbeheerder, ondanks zijn wettelijke plicht om transportschaarste zo snel mogelijk op te heffen, niet heeft weten te voorkomen. Deze uitgangspunten brengen met zich mee dat de kosten die voortvloeien uit het toepassen van congestiemanagement niet alleen zo veel mogelijk beperkt worden, maar tevens van tijdelijke aard zijn. Congestiemanagement is immers niet meer nodig op het moment dat de netcapaciteit weer voldoet aan de vraag. Dat betekent dat de daarmee verbonden kosten op dat moment ook niet meer aan de orde zijn. Er wordt momenteel in slechts enkele gebieden tijdelijk transportschaarste voorzien (Noord Nederland en Maasvlakte). Het valt desondanks niet geheel uit te sluiten dat er in de toekomst nog meer gebieden met transportschaarste kunnen ontstaan. Dit hangt af van ondermeer de grootte, locatie en snelheid van de bouw van nieuwe productiecapaciteit door bedrijven, investeringen in de infrastructuur door de netbeheerder en afstemming tussen beide.

Teneinde congestie te kunnen vaststellen en daarbij voorrang voor duurzaam opgewekte elektriciteit te kunnen realiseren, worden middels dit besluit nadere eisen gesteld aan het indienen van transportprognoses door de afnemers. Uit artikel 26 van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 12 van de Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit volgt reeds dat in voorwaarden, bedoeld in artikel 31 van de Elektriciteitswet 1998, regels worden gesteld over het indienen van transportprognoses. Op grond van de Netcode hebben afnemers met een gecontracteerd nominaal vermogen van 2 MW en meer de verplichting om transportprognoses in te dienen. In de praktijk dienen de PV-partijen ook transportprognoses in voor afnemers met een lager gecontracteerd vermogen. Gezien het belang van de transportprognoses in het verband met een effectieve uitvoering van congestiemanagement wordt deze codevoorwaarde ook in dit besluit vastgelegd. De netbeheerder kan de verplichting tot het indienen van transportprognoses voor aangeslotenen op een net dat ligt in een congestiegebied zo nodig aanscherpen ten opzichte van de verplichting die reeds in de code is opgenomen, door een verlaging van de grens van 2 MW. Aangezien kleinverbruikers (kleine windmolens, zonnepanelen, kleine warmtekrachtkoppelingsinstallaties) geen invloed hebben op het ontstaan van congestie is er geen reden deze op grond van dit besluit te verplichten tot het indienen van individuele transportprognoses.

In dit besluit worden nadere regels gesteld aan de informatievoorziening van afnemers inzake de in te dienen transportprognoses. Een PV-partij dient bij het indienen van de transportprognoses aan te geven welke klanten binnen een congestiegebied op het net zijn aangesloten. Dit zijn eenmalige kosten die de afnemer dan wel PV-partij dient te maken. In Nederland zijn ongeveer 30 volledig erkende PV partijen. PV partijen hebben een bestaand ICT-systeem voor kerngegevens voor hun eigen portfolio en van de partijen die hun programmaverantwoordelijkheid hebben uitbesteed. Dit besluit vereist dat behalve de EAN-code ook informatie over de locatie en het vermogen van de productie-installatie direct beschikbaar is. Op dit moment is dat niet standaard het geval. Samengevat zijn worden er derhalve twee nieuwe elementen geïntroduceerd ten opzichte van de bestaande praktijk: extra eisen aan de transportprognoses en een nadere aanduiding van de herkomst van de bieding. Aanpassing van het bestaande systeem heeft eenmalige investeringskosten tot gevolg. Dat betreft ten eerste automatiseringskosten met betrekking tot het toevoegen van extra informatieregels in het aansluitingenregister. Het invoeren en controleren hiervan wordt geschat op 1 week werk à € 5.000 per bedrijf. Voor 30 PV partijen zijn dat eenmalige administratieve lasten van € 150.000. Tweede kostenpost is het achterhalen van de betreffende informatie bij aangesloten partijen in het portfolio van de PV partij. Uitgaande van de schatting van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet dat het aantal afnemers dat het hier betreft niet meer dan enkele honderden is, bedragen deze eenmalige administratieve lasten maximaal ongeveer € 3000,– (30 x 2 uur à € 49). Er zijn geen nieuwe terugkerende kosten, omdat er nu reeds sprake is van een vereiste reguliere informatiestroom naar netbeheerders. Van belang is dat naast de introductie van twee nieuwe elementen er een lastenverlichting ten opzichte van de huidige situatie ontstaat voor producenten van duurzame elektriciteit. Zij behoeven namelijk in beginsel niet meer te participeren in de biedingsystematiek (zie hieronder).

De producenten waarop congestiemanagement van toepassing is, worden door de netbeheerder ingelicht als er daadwerkelijk congestie dreigt op te treden. De netbeheerder geeft producenten dan eerst de mogelijkheid om vrijwillig een bieding in te dienen voor het afregelvermogen binnen het congestiegebied. Gezien de omvang en het aantal producenten in Nederland is de verwachting dat een dertigtal partijen gebruik zullen maken van deze mogelijkheid en dat de congestie met de biedingen van deze groep producenten kan worden opgelost. Het is vooraf echter niet duidelijk hoe vaak deze situatie van congestiemanagement zich zal voordoen omdat dit afhangt van vele (markt)variabelen zoals de elektriciteitsprijs in binnen- en buitenland. Een ruwe schatting voor de congestiegebieden Maasvlakte, Noord Nederland en Zuidwest Nederland leidt tot de volgende maximale kosten voor bedrijven.

De systematiek van het doen van biedingen voor het op- of afregelen door producenten is de kern van het congestiemanagement. Ook nu wordt er bij congestie op het net al gebruik gemaakt van een systeem waarbij producenten biedingen kunnen doen. Een belangrijk deel van de inhoudelijke verplichtingen rondom de biedingensystematiek heeft dus betrekking op bestaande praktijk. Aangezien het systeem van congestiemanagement nu wettelijk is verankerd is voor de volledigheid onderstaande kwantificering van de bijbehorende kosten bijgevoegd. Bij de berekening van de lasten wordt uitgegaan van de schatting dat er gedurende een jaar voor 80% van de tijd (300 dagen per jaar) congestie plaatsvindt in deze drie congestiegebieden. In deze gebieden zullen naar schatting 30 producenten op vrijwillige basis biedingen voor afregelvermogen indienen. Als er voor elke dag met congestie één uur voorbereidingstijd à € 50,– per uur nodig is voor de bieding, komt dat neer op jaarlijkse kosten van ongeveer € 450.000,–. Behalve dat van belang is dat de biedingensystematiek uitgaat van een verdienpotentieel voor de betreffende producenten, zullen de producenten in hun biedingen ongetwijfeld rekening houden met de hier beschreven kosten. Er mag derhalve van worden uitgegaan dat er vanwege de vergoeding door de netbeheerder de facto geen meerkosten voor bedrijven ontstaan.

Het bedrag van € 450.000,– gaat uit van het oplossen van de congestie in de vrijwillige biedfase. Als er in de vrijwillige fase niet genoeg biedingen worden gedaan om de congestie op te lossen dienen alle producenten die op basis van hun transportprognose op het net wensen in te voeden een bieding te doen voor afregelvermogen. De kans op deze situatie is klein, aangezien bedrijven aan het bieden kunnen verdienen, maar kan niet met alle zekerheid uitgesloten worden. In geval er altijd een verplichte fase nodig is voor het oplossen van de congestie zullen zowel producenten die zelf transportprognoses indienen als PV-partijen die dit namens hun klanten doen, een bieding moeten doen voor het afregelvermogen. In het uiterste scenario moeten ook producenten van duurzame elektriciteit een bieding voor afregelvermogen indienen. In beide gevallen bestaat er verdienpotentieel voor de biedende partijen. Daarbij zal uit uitgangspunt gelden dat zij hun marginale kosten minimaal zullen willen terugverdienen via de vergoeding door de netbeheerder. Op basis van een inschatting van de netbeheerders bedraagt het aantal producenten in dat uiterste scenario maximaal enkele honderden producenten op landelijk niveau, die echter niet gelijkelijk over Nederland zijn gevestigd. Per congestiegebied kan het aantal producenten uitkomen op maximaal 100 producenten, waardoor de kosten voor het bieden in het uiterste geval uitkomen op een maximum per congestiegebied van ongeveer € 1,5 miljoen per jaar (300 dagen x 100 producenten x 1 uur à € 50,–). Omgerekend naar landelijk niveau komen de kosten in geval van een verplichte fase daarmee uit op maximaal € 4,5 miljoen euro per jaar. Ook hier geldt echter dat betreffende partijen deze kosten zullen kunnen terugverdienen door middel van de biedingen die zij doen en de bijbehorende vergoeding door de netbeheerder. Het aantal partijen dat een bieding indient kan lager zijn indien producenten ervoor kiezen het bieden uit te besteden aan een PV-partij. PV-partijen zullen beschikken over de noodzakelijke ict-systemen waardoor het vooral voor kleinere producenten aantrekkelijk is om deze taak uit te besteden. De mogelijkheden voor een gemiddelde kostendekkendheid van de lasten die voortvloeien uit deze nadere regels zijn derhalve aanzienlijk. Omdat er door de vergoeding door de netbeheerder geen meerkosten voor producenten ontstaan is er geen sprake van inhoudelijke nalevingskosten. Bovendien geldt dat de kosten niet structureel zijn, gezien het feit dat congestiemanagement niet meer nodig is op het moment dat de netcapaciteit weer voldoet aan de vraag.

II. Artikelen

Artikel 2

Indien de maximale transportcapaciteit ontoereikend is om alle elektriciteit te kunnen transporteren is er sprake van congestie. Als de netbeheerder de mogelijkheid tot congestie voorziet dient de netbeheerder een congestiegebied vast te stellen. Dit is een geografische weergave van het net(deel) waarop ontoereikende transportcapaciteit beschikbaar is, met de daarop aangesloten afnemers. Het doel bij het vastleggen van het congestiegebied is om de omvang daarvan te beperken tot het net(deel) waar zich de fysieke knelpunten voordoen en tot de aangeslotenen op datzelfde net(deel) die fysiek kunnen bijdragen aan het daadwerkelijk optreden van transportschaarste. Voor dat laatste geldt dat dit over het algemeen afnemers die zijn aangesloten op een ander net dan de laagspanningsnetten. Op laagspanningsnetten worden kleinverbruikers en installaties zoals zonnepanelen, kleine windmolens, kleine warmtekrachtkoppelingsinstallaties en noodaggregaten aangesloten. Veel van de eventuele opgewekte elektriciteit van deze partijen is voor eigen gebruik en indien er al wordt ingevoed op het laagspanningsnet, zal dit ook door eindgebruikers die op dit laagspanningsnet zijn aangesloten worden verbruikt. Zij kunnen derhalve niet of nauwelijks bijdragen aan het ontstaan van congestie op hogere netniveaus. Ook voor het oplossen van congestie kunnen afnemers op laagspanningsnetten geen rol spelen vanwege het ontbreken van real-time metingen of mogelijkheden om transporten vooraf (per benodigde tijdseenheid) aan te geven of daarop te sturen.

Een congestiegebied wordt derhalve vastgesteld op grond van de technische specificaties van het net. De technische specificaties van het net liggen vast in het ontwerp van het net en in de wijze waarop de netbeheerder zijn net in werking houdt. Deze specificaties bepalen of er sprake is van een tekort aan transportcapaciteit. Verschillende onderdelen van een net of netdeel kunnen ertoe leiden dat er sprake is van een tekort aan transportcapaciteit. Daarbij valt te denken aan de capaciteit van de kabels zelf, maar ook aan een transformator/koppelpunt tussen verschillende netdelen (van dezelfde netbeheerder) of netten (koppeling met een net van een andere netbeheerder). Economische of markttechnische overwegingen dienen hierbij derhalve geen rol te spelen.

Alle afnemers in het congestiegebied worden door de netbeheerder tijdig op de hoogte gesteld over het vormen van een congestiegebied zodat deze partijen hun bedrijfsvoering eventueel rekening mee kunnen houden. De producenten die zich binnen het congestiegebied bevinden, worden tevens op de hoogte gesteld van de aangepaste procedures die voor deze partijen gelden.

Artikel 3

Indien een netbeheerder een congestiegebied vaststelt, heeft dat consequenties voor de afnemers die in dat gebied zijn aangesloten op het net. In artikel 3 wordt bepaald dat de netbeheerder deze afnemers tijdig zekerheid dient te geven over de betekenis van het instellen van een congestiegebied en de te volgen procedures die hieraan verbonden zijn. Dit sluit aan op het besluit van de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit van 15 juli 2010 tot wijziging van de Netcode, Meetcode, Tarievencode en Begrippenlijst Elektriciteit in verband met betere benutting netcapaciteit. De informatie dient tijdig kenbaar te worden gemaakt aan de aangeslotenen binnen het congestiegebied. Het staat de netbeheerder vrij te kiezen op welke wijze deze informatie wordt verstrekt, zolang deze maar toegankelijk is. Op deze manier kunnen ook de afnemers buiten het congestiegebied er bij hun bedrijfsvoering rekening mee houden dat er op enig moment congestiemanagement kan worden toegepast en zij worden gevraagd een opgave te doen voor ter beschikking stellen van vermogen voor het opregelen.

Artikel 4

Indien een netbeheerder een congestiegebied heeft vastgesteld, is het van groot belang dat hij weet op welke momenten er daadwerkelijk congestie kan ontstaan. In artikel 4 is daarom opgenomen dat degenen de afnemer dan wel degene die voor de afnemers programmaverantwoordelijkheid draagt dagelijks transportprognoses moeten indienen. De verplichting om transportprognoses geldt voor afnemers die beschikken over een aansluiting met een in de technische codes vastgestelde doorlaatwaarde. Voor een optimale benutting van het net is het essentieel dat de netbeheerder kan beschikken over een goed inzicht in de te verwachten elektriciteitstransporten en de daadwerkelijk optredende netbelasting. Alleen dan kan het moment van daadwerkelijk optreden van transportbeperkingen op adequate wijze worden voorzien. Ten aanzien van de informatievoorziening die nodig is om eventuele transportbeperkingen te kunnen vaststellen zijn de transportprognoses van cruciaal belang. De afnemer of zijn PV-partij dienen de dag voorafgaand aan de dag van uitvoering transportprognoses in bij de netbeheerder. Het verkrijgen van inzicht in de verwachte transporten is in alle gevallen en onder alle omstandigheden van belang, maar in de situatie waarbij de netbeheerder een congestiegebied heeft vastgesteld, is het des te belangrijker dat volledige en zo nauwkeurig mogelijke transportprognoses tijdig ter beschikking worden gesteld door aangeslotenen. In de voorwaarden die op basis van artikel 31 van de Elektriciteitswet 1998 worden gehanteerd kunnen de gezamenlijke netbeheerders nadere eisen stellen aan ondermeer de wijze waarop transportprognoses worden ingediend, de inhoud en kwaliteit daarvan en het tijdstip waarop.

Het is aan de netbeheerder om op basis van de ingediende transportprognoses vast te stellen of alle gevraagde transporten in elke tijdeenheid uitgevoerd kunnen worden gezien de totaal beschikbare capaciteit op die momenten. Het is van belang dat er voor congestiegebieden beperkingen gelden en dat afwijkingen van transportprognoses niet meer zonder extra voorwaarden kunnen worden toegestaan.

Artikel 5

In artikel 24a van de Elektriciteitswet 1998 is bepaald dat elektriciteit die volledig wordt geproduceerd met behulp van hernieuwbare energiebronnen ingeval van congestie bij voorrang toegang krijgt tot het elektriciteitsnet. Er is daarnaast aanleiding om onderscheid te maken tussen de verschillende soorten hernieuwbare energiebronnen om de voorrangsregel op zo effectief mogelijke wijze toe te passen. De beschikbaarheid van een aantal energiebronnen is namelijk afhankelijk van natuurlijke omstandigheden, zoals de aanwezigheid van zon of wind. Deze energiebronnen kunnen niet worden opgeslagen voor benutting op een later tijdstip en zijn dus niet regelbaar. Andere duurzame energiebronnen zoals biomassa kunnen wel worden opgeslagen voor benutting op een later tijdstip. De producent moet aan de netbeheerder aangeven tot welke categorie zijn productie-installatie behoort. Indien een producent meerdere typen productie-installaties achter één aansluiting heeft, wordt de aansluiting als één productie-installatie gezien en wel van de minst duurzame categorie. Indien zich zowel een niet-duurzame productie-installatie als een windmolen achter één aansluiting bevinden, worden beide installaties als niet-duurzaam aangemerkt.

Daarnaast nemen afvalverbrandingsinstallaties een bijzondere positie in. De bijproducten bij het verbranden van afval zijn warmte en elektriciteit. Een deel (ongeveer 48%) van deze elektriciteit wordt opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen. De primaire taak van afvalverbrandingsinstallaties is, zoals de naam al aangeeft, het verbranden van afval. Daarom worden afvalverbrandingsinstallaties niet beschouwd als primaire elektriciteitsproductiebedrijven. De wettelijke taak, opgenomen in het Besluit verbranden afvalstoffen, betreft de implementatie van verplichting omtrent afvalbeheer en afvalverbranding op grond van artikel 9, achtste lid, van richtlijn nr. 96/61/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (PbEG L 257) en richtlijn nr. 2000/76/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 4 december 2000 betreffende de verbranding van afval (PbEG L 332). Deze taak om afval te verbranden betreft een taak van algemeen belang (op 9 juni 2009 door het Hof van Justitie bevestigd in zaak C-480/06) en kan niet worden stopgezet om een probleem op een heel ander vlak, te weten congestie op het elektriciteitsnet, op te lossen.

Om bovengenoemde redenen voorziet de onderhavige maatregel in een nadere rangorde bij de toepassing van congestiemanagement. Daarbij wordt aangetekend dat een nader onderscheid binnen de categorie duurzame elektriciteit alleen relevant is indien het afregelen van met fossiele brandstoffen of kernenergie (geproduceerde elektriciteit en elektriciteit opgewekt door middel van hoogrenderende warmtekrachtkoppeling te weinig oplevert om de transportschaarste op te heffen of indien in het congestiegebied alleen duurzame producenten aanwezig zijn.

Indien één van deze situaties aan de orde is zal congestiemanagement als eerste worden toegepast op productie-installaties die uitsluitend gebruik maken van een hernieuwbare energiebron die kan worden opgeslagen om op een later tijdstip te worden aangewend. Wanneer het afregelen van deze installaties nog steeds te weinig oplevert zal het congestiemanagement op afvalverbrandingsinstallaties die deels duurzame elektriciteit opwekken worden toegepast.

Pas als ook het afregelen van afvalverbrandingsinstallaties te weinig oplevert zal congestiemanagement worden toegepast op productie-installaties die uitsluitend gebruik maken van een hernieuwbare energiebron die niet kan worden opgeslagen. Dit betreft zon, wind en water.

Artikel 6

Indien verwacht wordt dat in een bepaald deel van het net transportbeperkingen kunnen optreden, is het van belang dat de netbeheerder minimaal daags tevoren zekerheid heeft over de mogelijkheden die hij heeft om maatregelen te treffen voor het beheersen van de verwachte transportbeperkingen. Hiervoor is het noodzakelijk dat afnemers in het congestiegebied die elektriciteit invoeden op het net en die daartoe een melding hebben ontvangen van de netbeheerder deelnemen aan een biedingsysteem. Biedingen betreffen de hoeveelheid vermogen die zij bereid zijn minder te produceren en de prijs die ze daarvoor vragen. Deze prijs is primair gerelateerd aan de uitgespaarde brandstofkosten. De netbeheerder kan besluiten om producenten in het congestiegebied eerst vrijwillig een bieding voor het afregelen van vermogen in te laten dienen. De aanduiding van de categorie waartoe de productie-installatie behoort is nodig voor de netbeheerder om de rangorde te kunnen bepalen bij het afregelen van het ter beschikking gestelde vermogen.

Artikel 7

De netbeheerder lost de verwachte transportbeperkingen op met behulp van het vermogen dat hem middels de biedingen van producenten ter beschikking is gesteld. De selectie van biedingen die door de netbeheerder daadwerkelijk worden afgeroepen geschiedt door het hanteren van een biedladder. De producent die het meest biedt om voor een deel of geheel te worden afgeregeld, wordt als eerste door de netbeheerder geselecteerd. Op deze manier wordt de hoogst mogelijke opbrengst verzekerd. Deze selectie gaat door totdat het totale af te regelen vermogen is bereikt dat nodig is om de verwachte transportbeperkingen op te heffen. Aangeslotenen waarvan de bieding wordt afgeroepen krijgen hierover op de dag voorafgaand aan de dag van de verwachte congestie bericht. Omdat vervolgens de transportprognoses en de bijbehorende energieprogramma’s gewijzigd moeten worden wordt dit bericht vergezeld van informatie over tijdseenheid en afgeroepen hoeveelheid terug te regelen vermogen.

Artikel 8

Na een melding aan afnemers die buiten het congestiegebied een productie-installatie instand houden door de netbeheerder kunnen zij biedingen doen voor extra vermogen dat zij voor de volgende dag bereid zijn ter beschikking te stellen aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet. Deze biedingen kunnen worden gedaan door iedere producent buiten het congestiegebied. Daarmee wordt de liquiditeit en efficiëntie van de markt bevorderd en dient te worden bewerkstelligd dat extra vermogen tegen zo laag mogelijke kosten door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet kan worden verkregen. Niet uitgesloten kan worden dat er situaties kunnen zijn dat er op vrijwillige basis geen biedingen worden gedaan. Ook is het mogelijk dat er minder biedingen zijn dan wat op basis van het totaal beschikbaar gesteld vermogen in de markt verwacht zou mogen worden

Artikel 9

De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet zorgt er voor dat de totale geprognosticeerde productie ook werkelijk wordt geproduceerd door het afroepen van beschikbaar gesteld extra vermogen buiten het congestiegebied. Ook hiervoor wordt een biedladder gehanteerd. Hierbij wordt de producent die tegen de laagste kosten voor een bepaalde tijdseenheid bereid is extra vermogen ter beschikbaar te stellen door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet als eerste geselecteerd. Deze selectie gaat door totdat het totale af te roepen extra vermogen is bereikt dat nodig is om het vermogen dat in het congestiegebied minder mag worden geproduceerd te compenseren. De totale productie blijft landelijk gezien dus gelijk, maar er vindt een verschuiving plaats van de locatie waar de elektriciteit wordt geproduceerd.

Omdat vervolgens de transportprognoses en de bijbehorende energieprogramma’s gewijzigd moeten worden wordt dit bericht vergezeld van informatie over tijdseenheid en afgeroepen hoeveelheid extra productie.

Artikel 10

Artikel 10 bepaalt dat de netbeheerder transparantie moet betrachten over de wijze waarop hij congestiemanagement uitvoert. Dit houdt in dat de netbeheerder op een geschikte wijze openbaarheid verschaft over het instellen van een congestiegebied, de maatregelen die hij over de wijze waarop de congestie structureel wordt opgelost en de getroffen maatregelen om congestie zoveel mogelijk te beperken. Omdat aan congestiemanagement kosten zijn verbonden die in rekening worden gebracht bij bepaalde producenten, dient de netbeheerder ook informatie te verschaffen over de biedingen die hij van producenten heeft ontvangen voor het afregelen en opregelen. De vertrouwelijkheid van de gegevens van producenten dient hierbij wel te worden gewaarborgd. Hiertoe is in artikel opgenomen dat de netbeheerder geen bedrijfsvertrouwelijke informatie openbaar mag maken.

Artikel 11

Dit besluit treedt op hetzelfde tijdstip in werking als artikel 24a van de Elektriciteitswet 1998. Hierbij wordt afgeweken van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten. De reden is dat congestie in het net zich op in 2012 kan voordoen. Om in dat geval voorrang voor duurzaam geproduceerde elektriciteit te garanderen is het ongewenst het besluit per 1 januari 2013 in werking te laten treden.

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M. J. M. Verhagen


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven