Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat wijziging van het cultuursubsidiestelsel
in verband met bezuinigingen op de cultuurbegroting noodzakelijk is en het van toepassing
verklaren van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen op de cultuurfondsen wenselijk
is;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet op het specifiek cultuurbeleid wordt als volgt gewijzigd:
B
Na artikel 9 wordt een artikel ingevoegd dat luidt:
Artikel 9a
De Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is van toepassing op een fonds, met uitzondering
van artikel 22 van die wet, voor zover het besluiten betreft die het bestuur van een
fonds neemt ter uitvoering van de in artikel 9, eerste lid, bedoelde taak.
ARTIKEL II
De Wet tot behoud van cultuurbezit wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 14a, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt «artikel 1 onder d van de Monumentenwet» vervangen door: artikel
1, onder d, van de Monumentenwet 1988.
2. In onderdeel c wordt na «artikel 1» en na «nummers 1°, 2° en 3°» een komma geplaatst.
B
In artikel 14b, eerste lid, wordt «artikel 2, tweede lid, van verordening (EEG) nr.
3911/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 9 december 1992 betreffende
de uitvoer van cultuurgoederen (PbEG L. 395)» vervangen door: artikel 2, tweede lid,
van verordening (EG) nr. 116/2009 van de Raad van de Europese Unie van 18 december
2008 betreffende de uitvoer van cultuurgoederen (PbEU L. 39).
ARTIKEL III
De Uitvoeringswet UNESCO-verdrag 1970 inzake onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht
van cultuurgoederen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 8 komt als volgt te luiden:
Artikel 8
Met het toezicht op de naleving van het bij deze wet bepaalde en met het daartoe nodige
onderzoek zijn belast de inspecteur, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet tot
behoud van cultuurbezit, en de ambtenaren, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van
die wet.
B
In artikel 9 wordt «artikel 8, onder a,» vervangen door: artikel 8.
ARTIKEL IV
Indien het bij koninklijke boodschap van 14 januari 2011 ingediende voorstel van wet
houdende regels inzake de normering van bezoldigingen van topfunctionarissen in de
publieke en semipublieke sector (Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke
en semipublieke sector) (Kamerstukken II 2010/11, 32 600), tot wet is of wordt verheven, wordt bijlage 1, onder Ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap, van die wet als volgt gewijzigd:
2. De onderdelen 25 tot en met 29 worden vernummerd tot 24 tot en met 28.
ARTIKEL V
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Gegeven te ’s-Gravenhage, 23 maart 2012
Beatrix
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
H. Zijlstra
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J. W. E. Spies
Uitgegeven de zesentwintigste april 2012
De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten