Wet van 23 mei 2011 tot wijziging van de Waterwet en de Waterschapswet en intrekking van de wet van 18 december 1985, houdende enige voorzieningen ten behoeve van de inzet en bekostiging van muskusrattenvangers, tot regeling van de zorgplicht ter voorkoming van schade aan waterstaatswerken veroorzaakt door muskusratten en van financiële bijdragen aan verbetering van primaire waterkeringen van de waterschappen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat de waterschappen een bijdrage leveren aan de bekostiging van verbetering van primaire waterkeringen, en dat met het oog op een efficiëntere toedeling van taken de voorkoming van schade aan waterstaatswerken veroorzaakt door muskus- en beverratten aan hen wordt overgedragen, en dat het daarom noodzakelijk is enige voorzieningen te treffen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Waterwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 3.2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.2A

Het waterschap draagt zo goed mogelijk zorg voor het voorkomen van schade aan waterstaatswerken veroorzaakt door muskus- en beverratten.

B

In artikel 7.1, eerste lid, worden in de alfabetische rangschikking de volgende definities ingevoegd:

gebouwde onroerende zaak:

gebouwde onroerende zaak als bedoeld in artikel 117, eerste lid, onder d, van de Waterschapswet;

ingezetene:

ingezetene als bedoeld in artikel 116, onder a, van de Waterschapswet.

C

Het opschrift van hoofdstuk 7, paragraaf 5, komt te luiden:

§ 5 Financiering en bekostiging maatregelen primaire waterkeringen

D

Na artikel 7.23 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 7.24

  • 1. Ter bestrijding van de kosten verbonden aan de uitvoering van maatregelen als bedoeld in artikel 7.23, eerste lid, is een waterschap een jaarlijkse bijdrage aan Onze Minister verschuldigd.

  • 2. De jaarlijkse bijdrage wordt berekend volgens de formule:

    B = 40,5 × 106 (I/IT + WG/WGT), waarin

    B voorstelt: de te berekenen bijdrage in euro’s;

    I voorstelt: het aantal ingezetenen in het gebied van het waterschap op de peildatum;

    IT voorstelt: het aantal ingezetenen in de gebieden van de waterschappen tezamen op de peildatum;

    WG voorstelt: de som van de op basis van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde waarden van de gebouwde onroerende zaken in het gebied van het waterschap op de peildatum;

    WGT voorstelt: de som van de op basis van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde waarden van de gebouwde onroerende zaken in de gebieden van de waterschappen tezamen op de peildatum.

  • 3. De peildatum, bedoeld in het tweede lid, is 1 januari 2010 voor de jaarlijkse bijdrage over de kalenderjaren 2011 tot en met 2014 en voor elke daaropvolgende aaneengesloten periode van vier kalenderjaren telkens 1 januari van het laatste kalenderjaar dat voorafgaat aan de betrokken periode.

Artikel 7.25

Ten behoeve van de vaststelling van de hoogte van de bijdrage, bedoeld in artikel 7.24, verschaft het dagelijks bestuur van een waterschap Onze Minister voor 1 augustus van het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de peildatum valt, de volgende gegevens:

  • a. het aantal ingezetenen in het gebied van het waterschap op de peildatum, en

  • b. de som van de op basis van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde waarden van de gebouwde onroerende zaken in het gebied van het waterschap op de peildatum.

Artikel 7.26

  • 1. Onze Minister stelt voor 1 oktober van het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de peildatum valt de hoogte van de ingevolge artikel 7.24 verschuldigde bijdrage over het desbetreffende kalenderjaar en de drie daarop volgende kalenderjaren vast.

  • 2. Onze Minister kan de bijdrage invorderen bij dwangbevel.

ARTIKEL II

De Waterschapswet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt na het tweede lid een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. De zorg voor het watersysteem, bedoeld in het tweede lid, omvat mede het voorkomen van schade aan waterstaatswerken veroorzaakt door muskus- en beverratten, bedoeld in artikel 3.2A van de Waterwet.

B

Artikel 117 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Uit de opbrengsten van de watersysteemheffing worden tevens de op grond van artikel 7.24 van de Waterwet verschuldigde bijdragen bekostigd.

ARTIKEL III

De wet van 18 december 1985, houdende enige voorzieningen ten behoeve van de inzet en bekostiging van muskusrattenvangers (Stb. 1985, 715), wordt ingetrokken.

ARTIKEL IV

Indien artikel I van deze wet na 1 augustus 2011 in werking treedt:

  • a. voldoet het waterschap binnen een maand na het tijdstip van die inwerkingtreding aan de verplichting bedoeld in artikel 7.25 van de Waterwet, voor de eerste periode van vier kalenderjaren;

  • b. stelt Onze Minister van Verkeer en Waterstaat binnen drie maanden na het tijdstip van die inwerkingtreding de in artikel 7.26, eerste lid, van de Waterwet bedoelde bijdrage voor de eerste periode van vier kalenderjaren vast.

ARTIKEL IVA

  • 1. Met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet is de ambtenaar die in dienst is van de provincie en werkzaam is als muskusrattenvanger van rechtswege in dienst van het waterschap in het gebied waarvan hij werkzaam is.

  • 2. De overgang van de in het eerste lid bedoelde ambtenaar vindt plaats in dezelfde salarispositie, op dezelfde voet en in dezelfde rechtstoestand als voor die ambtenaar gold op de dag voorafgaande aan de datum bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de in dat lid bedoelde ambtenaar die in het gebied van meerdere waterschappen werkzaam is, met dien verstande dat hij van rechtswege in dienst is bij het waterschap waarin de oppervlakte van zijn werkgebied het grootste is. De in de vorige volzin bedoelde waterschappen treffen in overleg een regeling met betrekking tot de bekostiging en inzet van de ambtenaar.

  • 4. Voor de toepassing van dit artikel worden onder ambtenaren mede op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzame personen begrepen.

ARTIKEL IVB

Onze Minister van Infrastructuur en Milieu zendt binnen vijftien maanden na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en effecten van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL V

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 23 mei 2011

Beatrix

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Uitgegeven de achtste juni 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 32 474

Naar boven