Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer | Staatsblad 2010, 770 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer | Staatsblad 2010, 770 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 18 juni 2010, nr. BJZ2010014465, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Gelet op de artikelen 9.2.2.1, voor zover het betreft artikel I, onderdeel G, 10.41 tot en met 10.43, 10.44, derde lid, en voor zover het betreft artikel I, onderdelen H en I, 21.8 van de Wet milieubeheer;
De Raad van State gehoord (advies van 12 augustus 2010, nr. W08.10.0243/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 1 november 2010, nr. BJZ2010027731;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
kunststoffen of mengsels daarvan, mits deze niet zijn vermengd met andere afvalstoffen en zij overeenkomstig een specificatie zijn vervaardigd.
B
Artikel 2, tweede lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel 1° komt te luiden:
1°. als bedoeld in categorie 28.4 van bijlage I, onder C, bij het Besluit omgevingsrecht,.
2. Aan onderdeel 1° wordt een zinsnede toegevoegd, luidende:
niet zijnde een inrichting voor:
a. uitsluitend het opslaan, overslaan, bewerken, verwerken of het verrichten van een combinatie van deze handelingen met betrekking tot schone kunststoffen,
b. uitsluitend het opslaan, overslaan, bewerken, verwerken of het verrichten van een combinatie van deze handelingen met betrekking tot banden,
c. uitsluitend een combinatie van de handelingen van het opslaan, overslaan, bewerken of verwerken met betrekking tot papier, textiel, ferro- of non-ferrometalen, schroot, schone kunststoffen, glas, banden of een combinatie van deze afvalstoffen,
d. uitsluitend het verrichten van de handelingen: het opslaan, overslaan, bewerken of een combinatie van deze handelingen met betrekking tot batterijen en accu’s als bedoeld in artikel 1, onderdelen a en b, van de Regeling beheer batterijen en accu’s 2008, producten als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur, autowrakken als bedoeld in artikel 1, onder b, van het Besluit beheer autowrakken, of een combinatie daarvan, of,
e. uitsluitend het verrichten van een combinatie van de handelingen, bedoeld in de onderdelen a tot en met d;.
3. Aan het slot van onderdeel 2° wordt «, of» vervangen door een puntkomma.
4. Aan het slot van onderdeel 3° wordt «, en» vervangen door een puntkomma.
5. Na onderdeel 3° worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
4°. voor het sorteren van bouw- en sloopafvalstoffen met een opslagcapaciteit van meer dan 50 m3, of
5°. voor het composteren van groenafval met een verwerkingscapaciteit van meer dan 50 m3 per jaar, en.
C
Artikel 2, tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. de afgifte, bedoeld onder a, geen betrekking heeft op bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen die behoren tot een in bijlage I aangegeven categorie.
D
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vijfde lid, onderdeel a, wordt «twee weken» vervangen door: vier weken.
2. Onder vernummering van het zesde lid tot zevende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
6. Degene die een melding als bedoeld in artikel 10.40, eerste lid, van de wet doet, bewaart gedurende ten minste vijf jaar de begeleidingsbrieven of de elektronische versie hiervan.
E
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het tweede lid wordt een zinsnede toegevoegd, luidende:
, met dien verstande dat een melding als bedoeld in de artikelen 32 en 42 van het Besluit bodemkwaliteit en artikel 2a van het Besluit gebruik meststoffen wordt gelijkgesteld met het voldoen aan de in artikel 10.38, derde lid, van de wet gestelde verplichting.
2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Bij regeling van Onze Minister kunnen categorieën van inrichtingen worden aangewezen die zijn vrijgesteld van de verplichting, bedoeld in het tweede lid.
F
In artikel 6, vierde lid, wordt «zesde lid» vervangen door: zevende lid.
G
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «een persoon als bedoeld in artikel 10.37, tweede lid, onder a of b, van de wet, niet zijnde een persoon als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a» vervangen door: een ander persoon of toepast binnen of buiten de eigen inrichting.
2. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:
3. Voor zover geen code van de afvalstoffenlijst van toepassing is wordt aan artikel 6, derde lid, uitvoering gegeven door melding van de van toepassing zijnde code van de gecombineerde nomenclatuur, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van verordening nr. 2658/87/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PbEG L 256).
H
In artikel 8, tweede lid, wordt «een in de bijlage bij dit besluit aangegeven categorie» vervangen door: een in bijlage II aangegeven categorie.
I
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «een persoon als bedoeld in het eerste lid» vervangen door: een persoon die krachtens artikel 2 verplicht is om melding te maken van aan hem afgegeven afvalstoffen.
2. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: De meldingsinstantie kan het nummer intrekken als de persoon ingevolge artikel 2 niet langer verplicht is tot het melden van de aan hem afgegeven afvalstoffen.
3. In het derde lid wordt «drie jaar» vervangen door: vijf jaar.
J
Artikel 11, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt «bedrijfsafvalstoffen» vervangen door: bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen.
2. Onderdeel d komt te luiden:
d. niet-beroepsmatig ingezameld papier of textiel;.
3. Toegevoegd worden drie onderdelen, luidende:
e. ingezamelde huishoudelijke afvalstoffen waarvan kan worden aangetoond dat deze rechtstreeks worden vervoerd naar een inrichting waar die afvalstoffen uitsluitend worden overgeslagen;
f. bedrijfsafvalstoffen naar soort en aard vergelijkbaar met huishoudelijke afvalstoffen waarvan kan worden aangetoond dat deze rechtstreeks worden vervoerd naar een inrichting waar die bedrijfsafvalstoffen uitsluitend worden overgeslagen;
g. veegvuil, marktafval, drijfafval en RKG-slib waarvan kan worden aangetoond dat deze rechtstreeks worden vervoerd naar een inrichting waar die bedrijfsafvalstoffen uitsluitend worden overgeslagen.
K
De bijlage bij het besluit wordt als volgt gewijzigd:
1. De bijlage wordt aangeduid als bijlage II, behorende bij artikel 8.
2. Voor bijlage II (nieuw) wordt een bijlage ingevoegd, luidende:
1. afvalstoffen die binnen een inrichting als bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onder a, zijn ontstaan en binnen die inrichting nuttig worden toegepast of worden verwijderd;
2. afvalstoffen die door een persoon die buiten Nederland is gevestigd en ten aanzien waarvan een kennisgeving op grond van de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen is gedaan;
3. onbeheerd aangetroffen bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen, die door of vanwege een bestuursorgaan worden opgeruimd;
4. bedrijfsafvalstoffen in een hoeveelheid van niet meer dan 50 kilogram per afgifte;
5. gevaarlijke afvalstoffen die worden afgegeven aan een inrichting waarin gevaarlijke afvalstoffen uitsluitend in een hoeveelheid van niet meer dan 50 kilogram per afgifte in ontvangst mogen worden genomen;
6. ingezamelde huishoudelijke afvalstoffen, voor zover zij uitsluitend worden overgeslagen;
7. bedrijfsafvalstoffen naar soort en aard vergelijkbaar met huishoudelijke afvalstoffen, voor zover zij uitsluitend worden overgeslagen;
8. veegvuil, marktafval, drijfafval en RKG-slib, voor zover zij uitsluitend worden overgeslagen.
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot
’s-Gravenhage, 8 november 2010
Beatrix
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus
Uitgegeven de negentiende november 2010
De Minister van Veiligheid en Justitie,
I. W. Opstelten
Op 1 januari 2005 is het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen (verder te noemen: het besluit) in werking getreden. Door aanvaarding van het amendement Schreijer-Pierik (Kamerstukken II 2000/01, 26 638, nr. 17) heeft de wetgever bepaald dat de uitwerking van de regels omtrent het melden van ontvangsten en afgiften van afvalstoffen op centraal niveau dient te geschieden. Het besluit komt hieraan tegemoet.
In 2005 vroeg de Tweede Kamer om een versnelde evaluatie1. Aanleiding hiervoor waren reacties uit het bedrijfsleven. De Tweede Kamer wilde weten of de verplichtingen voor bedrijven die voortkomen uit het besluit in verhouding staan tot het doel van het besluit en tot de lasten voor het bedrijfsleven. Ook vroeg de Tweede Kamer naar de gevolgen van het niet integraal uitzonderen van de groene lijst afvalstoffen in het besluit.
De evaluatie is uitgevoerd in nauwe samenwerking met bedrijfsleven en handhavende instanties. In het rapport «Balans in verplichting, doel en last van het Besluit melden» (d.d. 21 februari 2007)2 zijn de bevindingen vastgelegd. Een belangrijke aanbeveling in het rapport is het inrichten van een taakgroep waaraan het ministerie van VROM, vertegenwoordigers van de relevante brancheorganisaties en handhavende instanties en het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (verder te noemen: het LMA) deelnamen. Deze taakgroep had tot doel de koppeling van het besluit aan het Inrichtingen- en vergunningenbesluit en de consequenties daarvan kritisch te bezien in het licht van de intentie van het besluit.
Als hoofdlijn is gekozen voor een brede samenwerking met alle betrokken partijen, waarbij het doel is om een zo breed mogelijk draagvlak te krijgen voor de aanpassingen van het besluit. Een tweede doel is dat er zoveel als mogelijk een reductie van administratieve lasten voor het bedrijfsleven wordt bewerkstelligd. De uitwerking heeft geresulteerd in een beter uitvoerbaar en aanvaardbaar besluit, zowel voor het bedrijfsleven als voor de handhavende instanties. Ten opzichte van de berekende administratieve lasten bij het in werking treden van het besluit op 1 januari 2005, is er een aanzienlijke reductie van de administratieve lasten behaald.
De primaire doelstelling van het besluit, het genereren van handhavingsinformatie voor het ondersteunen van toezicht op en handhaving van de afvalstoffenwetgeving, komt voor de belangrijke afvalstromen niet in het geding. Ook de monitoring voor rapportages aan de Europese Commissie en de Tweede Kamer blijft geborgd.
Er zijn meerdere bijeenkomsten geweest waarin de taakgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van het ministerie van VROM, relevante brancheorganisaties en handhavende instanties een groot aantal ingediende voorstellen tot aanpassing van het besluit, heeft besproken. Het ministerie van VROM heeft de haalbaarheid van de afgesproken voorstellen getoetst en aangegeven of en op welke wijze tot aanpassing van het besluit kan worden overgegaan.
Binnen de systematiek van het besluit is gekeken naar het melden van ontvangsten en afgiften aan het LMA, het gebruik van de begeleidingsbrief en de inzamelaarsregeling.
Naast de reeds van de meldingsplicht uitgezonderde afvalstoffen, zoals papier, schroot, textiel, ferro- en non-ferrometalen en glas, vervalt bijvoorbeeld ook de meldingsplicht voor banden en schone kunststoffen, omdat deze afvalstoffen nauwelijks milieubelastend zijn en voor de ketenhandhaving niet interessant. Ook voor inrichtingen die afvalstoffen afkomstig uit het publieke domein uitsluitend overslaan vervalt de meldingsplicht. Kleine hoeveelheden afvalstoffen van huishoudens en daarmee naar aard vergelijkbaar bedrijfsafval (horeca-afval en kantoren-, winkel en dienstenafval/kwd-afval) worden binnen deze inrichtingen uitsluitend overgeslagen tot grotere hoeveelheden. Marktafval, drijfafval, veegvuil/-afval en RKG-slib (slib uit riolen, kolken en gemalen) zijn afvalstoffen die vallen onder sectorplan 9 van het Landelijk afvalbeheerplan. De verwerking van ontvangstmeldingen van al die kleine hoeveelheden is erg arbeidsintensief, brengt veel administratieve lasten met zich mee en de herkomst van deze afvalstoffen voorafgaand aan de overslag is voor toezichtsdoeleinden niet interessant.
Daarentegen komt er op verzoek van het bedrijfsleven een uitbreiding van de meldingsplicht naar alle sorteerinrichtingen voor bouw- en sloopafval en groencomposteerinrichtingen. Dit brengt met zich mee dat er dan ook vanuit handhavingsoogpunt voldoende aandacht moet zijn voor deze categorie bedrijven. De motivering hierbij is dat bouw- en sloopafval en groenafval regelmatig op onjuiste wijze wordt verwijderd, vooral bij de kleinere inrichtingen. Door de meldingsplicht hiervoor in te voeren, worden illegale praktijken zoveel mogelijk voorkomen en kan en zal er met de meldgegevens in de hand adequater gehandhaafd worden. Overigens worden in dit deel van de markt niet veel nieuwkomers verwacht.
Betoncentrales, asfaltinstallaties en bedrijven die ruw staal vervaardigen zijn aangewezen productiebedrijven, die geen afgiftemelding meer hoeven te doen, wanneer bij de productie van beton, asfalt of staal afval opnieuw wordt bewerkt tot product. Na de verwerking van dit afval is er sprake van een product en heeft een afgiftemelding geen meerwaarde.
Bij het vervoer van afvalstoffen uit het publieke domein door of in opdracht van de gemeente is niet langer nodig dat er een begeleidingsbrief aanwezig is, wanneer dit afval – aantoonbaar – ten behoeve van overslag naar een inrichting waar de genoemde afvalstoffen uitsluitend worden overgeslagen, wordt vervoerd. Afvalstoffen uit het publieke domein zijn uit huishoudens ingezamelde afvalstoffen en daarmee naar aard vergelijkbaar bedrijfsafval. Onder naar aard vergelijkbare afvalstoffen wordt verstaan: horeca- en kwd-afval. Voor het vervoer van marktafval, drijfvuil, veegvuil/afval en RKG-slib geldt deze uitzondering ook. Het gaat hier om kleine hoeveelheden afvalstoffen die worden gebracht naar een inrichting waar de genoemde afvalstoffen uitsluitend worden overgeslagen. De maximumduur voor het overslaan is 48 uur. Daarna is er sprake van opslaan. Het niet meer aanwezig moeten hebben van een begeleidingsbrief scheelt het bedrijfsleven veel arbeid en brengt dus een aanzienlijke lastenverlichting met zich mee. De handhaving zal zich gaan richten op het afval dat in grotere hoeveelheden de eerdergenoemde inrichting verlaat.
In het geval van meer transporten afkomstig van één locatie naar één bestemming van dezelfde soort bedrijfsafvalstoffen met een zelfde samenstelling kan worden volstaan met één begeleidingsbrief per werkweek in hetzelfde transportmiddel, waarbij in de vrije ruimte van of in een bijlage bij de begeleidingsbrief het aantal en de tijdstippen van de transporten zijn vastgelegd. Dit is geregeld in ministeriële Regeling melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen. Er is hier gekozen voor een praktische oplossing om een lastenverlichting voor het bedrijfsleven te bewerkstelligen.
Voor een aantal afvalstromen geldt al een vereenvoudigde meldingsprocedure, de zogenaamde inzamelaarsregeling. Deze wordt uitgebreid met onder meer banden, veegvuil, rioolslib en afvalstoffen die behoren tot de code 17 van de Europese Afvalstoffenlijst (Eural), zoals bitumineus bouw- en sloopafval, voor zover het geen gevaarlijk afval is. Dit geeft voor de bedrijven die deze afvalstoffen inzamelen bij verschillende bedrijven een aanzienlijke lastenverlichting. Op de begeleidingsbrief moet wel de locatie van herkomst worden vermeld. Ook scheepsafvalstoffen worden onder de inzamelaarsregeling gebracht.
Ook is tegemoet gekomen aan aanpassingsvoorstellen van handhavingsinstanties. Denk hierbij onder meer aan het gedurende vijf jaar bewaren van de begeleidingsbrief.
In die gevallen waarbij na onderzoek door het ministerie van VROM is besloten een voorstel niet over te nemen, is daarover gesproken met de indiener van het voorstel en is een en ander gemotiveerd. Zo is nu bepaald dat gevaarlijke afvalstoffen altijd meldingsplichtig blijven.
Een ander niet overgenomen voostel betreft de wens om mobiele brekers onder het regime van dit besluit te brengen. In de nota van toelichting bij het oorspronkelijke besluit (paragraaf 8) op de desbetreffende inspraakreactie van de branchevereniging recycling, breken en sorteren (BRBS), is geantwoord dat het uit een oogpunt van transparantie van de keten van bouw- en sloopafval voorstelbaar is dat er een meldplicht voor mobiele brekers komt en dat hierover met de betrokken brancheorganisaties overleg zal plaatsvinden. Na onderzoek is echter besloten om mobiele brekers niet onder de meldplicht van het besluit te brengen. Dit past niet binnen de systematiek van de wet. Op 1 maart 2004 is het Besluit mobiel breken van kracht geworden, waarin al de nodige eisen voor mobiele brekers zijn opgenomen, zoals een kennisgevingsplicht bij gemeenten.
Het opnemen van mobiele brekers zou een verhoging van administratieve lasten voor bedrijven met zich meebrengen, terwijl het kabinet juist streeft naar een reductie van die lasten.
Tijdens de evaluatie van het oorspronkelijke besluit melden uit 2004 is stilgestaan bij mogelijke reductie van administratieve lasten en de noodzakelijke informatie voor een effectieve handhaving van het beheer van afvalstoffen. Het besluit is een hulpmiddel om administratief toezicht te houden op afvalstromen. Tijdens de evaluatie kwam naar voren dat er mogelijkheden waren om de lastendruk voor bedrijven te reduceren zonder afbreuk te doen aan het handhavingsmiddel.
Er is besloten, onder meer naar aanleiding van de evaluatie, om het vervoer van een aantal afvalstoffen naar een inrichting die deze afvalstoffen uitsluitend overslaat vrij te stellen van de plicht tot het voeren van een begeleidingsbrief en deze inrichting vrij te stellen van de verplichting tot het melden van afvalstoffen. Deze stromen komen verderop in de keten in zicht en de meerwaarde van dergelijke meldingen weegt niet op tegen de lasten voor de betreffende bedrijven. De vervoerder moet kunnen aantonen dat de afvalstromen bestemd zijn voor uitsluitend overslaan.
Naast deze vrijstelling worden ook inrichtingen vrijgesteld van het melden die handelingen verrichten met papier, textiel, ferro- of non-ferrometalen, schroot, schone kunststoffen, glas, banden of een combinatie daarvan. Deze stromen vormen een gering risico voor het milieu. De belangrijkste reden voor de vrijstelling is dat de markt voor deze stromen voldoende prikkels biedt tot een goede verwerking. Deze stromen hebben veelal een positieve waarde. Het toezicht op deze stromen hoeft minder intensief plaats te vinden dan bij afvalstromen waar de risico’s voor het milieu groter zijn. Inrichtingen die onder de Regeling beheer batterijen en accu’s 2008, de Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur en het Besluit beheer autowrakken vallen, zijn vrijgesteld van het melden, omdat voor deze beheersbesluiten vergelijkbare verplichtingen gelden.
Specifiek voor banden wordt nog het volgende opgemerkt. In de afgelopen decennia kwam het veelvuldig voor dat autobanden illegaal werden opgeslagen in (boeren)schuren en loodsen. De eigenaar bleef dan met het afval zitten en moest op last van het bevoegde gezag de autobanden afvoeren. Voor de handhaving was het probleem dat de dader moeilijk was op te sporen, omdat er geen duidelijke overeenkomsten waren tussen de eigenaar van de opslaglocatie en de dader. Echter, in het afgelopen decennium is de inzameling van banden in het algemeen en autobanden in het bijzonder goed opgepakt door het bedrijfsleven. De inzamelstructuur is sluitend en zodanig dat er nauwelijks nog milieurisico’s zijn. Vanuit handhaving is daarom aangegeven dat bijzondere aandacht voor (auto)banden niet meer nodig is.
De uitzondering voor het doen van een ontvangstmelding voor onder andere banden, zoals nu in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, is opgenomen, heeft alleen betrekking op inrichtingen die zich uitsluitend bezig houden met het beheer van bepaalde afvalstoffen of een combinatie daarvan. Het gaat hier om afvalstoffen met een veelal positieve waarde. Om die reden en omdat het beheer van deze afvalstoffen geen of nauwelijks milieuhygiënische risico’s met zich brengt, kunnen deze afvalstoffen worden uitgesloten van de meldplicht.
Er gold, op grond van artikel 3, derde lid, onder b, van het besluit en artikel 4, aanhef en onder a, sub 2, alsmede artikel 4, aanhef alsmede artikel 5, tweede lid, van de Regeling melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen al een uitzondering op de meldplicht voor autobanden als bedoeld in artikel 1, onder c, van het Besluit beheer autobanden. De nieuwe uitzondering in artikel 2 overlapt deels de al eerder bestaande uitzondering, maar maakt de bestaande regeling van autobanden, bedoeld in het Besluit beheer autobanden niet overbodig. Immers, het beheer van deze autobanden vindt niet uitsluitend plaats in inrichtingen die zich uitsluitend bezig houden met het beheer van papier, textiel, ferro- of non-ferrometalen, schroot, schone kunststoffen, glas, banden of een combinatie daarvan.
Voor schone kunststoffen geldt min of meer hetzelfde als voor banden. In de afgelopen decennia waren er veel problemen met de uitvoer van (vervuilde) kunststoffen naar vooral niet-OESO-landen. Zowel in de politiek als in de media is hiervoor veel aandacht geweest. Handhaving had dan ook de handen vol aan het opsporen van strafbare feiten. De vrijstelling van de meldplicht geldt alleen voor schone kunststoffen, zoals die nu worden omschreven in artikel 1, onderdeel j. Vanuit handhaving is aangegeven dat de aandacht, gelet op het bovenstaande zich niet hoeft te richten op schone kunststoffen.
Om de effecten voor het milieu te kunnen vaststellen zal het afschaffen van de meldplicht voor (auto)banden en schone kunststoffen over uiterlijk vijf jaar worden geëvalueerd. Het onderhavige besluit ziet op een aanpassing van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Deze aanpassing heeft geen gevolg voor verplichtingen met betrekking tot de behandeling van de desbetreffende afvalstoffen. Het onderhavige besluit heeft derhalve geen gevolgen voor het milieu.
Bij het opstellen van de wijzigingen in het onderhavige besluit is in december 2009 de berekening van de administratieve lastendruk gemaakt. Deze berekening is vergeleken met de berekening administratieve lasten nulmeting uit 2007, om de reductie in administratieve lasten zichtbaar te maken.
De jaarlijks terugkerende administratieve kosten na wijziging van het besluit zijn berekend op € 7.751.900. De begeleidingsbrief, contract en omschrijvingsformulier brengen de meeste kosten met zich mee, namelijk € 5.806.700. De berekende kosten voor registratie en ontvangstmelding zijn € 1.627.900, terwijl deze voor de afgiftemelding € 317.300 zijn.
De administratieve lasten van dit besluit bestaan voor het overgrote deel uit handelingen die samen hangen met registreren en archiveren (>25%) en het gebruik van begeleidingsbrieven (>50%). Deze handelingen zijn verplichtingen die eveneens worden voorgeschreven in Europese- en fiscale regelgeving.
Besluit melden met voorgenomen wijzigingen | Nulmeting 2007 | 2010 | |
---|---|---|---|
Nr. | Categorie | Totaal | Totaal |
1 | Afgifte melding | € 3.534.225 | € 317.300 |
2 | Registratie en ontvangstmelding | € 12.526.418 | € 1.627.900 |
3 | Begeleidingsbrief, contract en omschrijvingsformulier | €11.716.666 | € 5.806.700 |
| Totale AL huidige situatie met voorgenomen wijzigingen | € 27.777.310 | € 7.751.900 |
Het totale pakket van voorgenomen wijzigingen leidt naar verwachting tot een afname van de administratieve lastendruk voor het bedrijfsleven van € 20.015.410, een reductie van 72% van de lastendruk ten opzichte van de situatie van 2007.
De vermindering van de lastendruk heeft een aantal oorzaken. Zo wordt er gebruik gemaakt van specifieke software waarmee het melden efficiënter geschiedt. Schriftelijke meldingen komen nauwelijks meer voor. Dat scheelt de nodige tijd voor bedrijven waarmee de last voor bedrijven aanzienlijk wordt verminderd.
Het doen van een afgiftemelding vindt alleen nog plaats wanneer een afvalstof de afvalketen verlaat om daarmee de keten van meldingen te sluiten. Een aantal bedrijven dat afvalstoffen als grondstof gebruikt voor het vervaardigen van een nieuw product hoeft geen afgiftemelding meer te doen.
Op uitdrukkelijk verzoek vanuit de eigen branchevereniging gaan alle sorteerbedrijven voor bouw- en sloopafval en groencomposteerderijen de ontvangsten melden. Dit heeft tot gevolg dat de administratieve lasten voor deze bedrijven stijgen. Zoals in de tweede paragraaf beschreven, zijn hiervoor gewichtige redenen.
Verder komt de meldplicht voor de afvalstoffen banden en schone kunststoffen te vervallen en zijn overslagbedrijven niet meer verplicht een ontvangstmelding te doen.
De administratieve lastendruk neemt ook af omdat minder vaak een begeleidingsbrief hoeft te worden gebruikt. Bij repeterende vrachten zijn minder begeleidingsbrieven nodig. Slechts één keer per week, per vervoersmiddel, moet bij repeterende vrachten een begeleidingsbrief aanwezig zijn, waarop alle afzonderlijke transporten worden vermeld. Bij het inzamelen door vrijwilligers van papier en dergelijke en bij de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen en daarmee vergelijkbare afvalstoffen van bedrijven is een begeleidingsbrief niet meer vereist.
Zoals hiervoor beschreven, is er naar aanleiding van de evaluatie van het besluit besloten om de lasten voor het bedrijfsleven zoveel mogelijk te reduceren, zonder afbreuk te doen aan de uitgangspunten zoals een goede handhaving en het functioneren van het besluit. Het besluit bestaat grotendeels uit administratieve verplichtingen. Het onderhavige besluit zorgt voor een reductie van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven.
De inrichtingen waar een reductie van de lasten zal optreden zijn de bedrijven waar de afvalstromen papier, textiel, ferro- of non-ferro, schroot, schone kunststoffen, glas en banden worden opgeslagen, overgeslagen, bewerkt en/of verwerkt tot nieuwe producten. Hetzelfde geldt voor inrichtingen waar een afvalstroom waarvoor producentenverantwoordelijkheid bestaat, wordt opgeslagen, overgeslagen en/of bewerkt. Ook inrichtingen die een combinatie van de genoemde activiteiten uitvoeren, zijn vrijgesteld van de administratieve verplichtingen. Naast deze categorie worden ook inrichtingen vrijgesteld die ingezameld huishoudelijke afval, bedrijfsafvalstoffen naar soort en aard vergelijkbaar met huishoudelijk afval en afval van het reinigen van riolen uitsluitend overslaan. Hieronder kunnen dergelijke gemeentelijke inrichtingen en inrichtingen van private inzamelaars vallen, mits er geen andere handelingen op die locatie met de afvalstoffen plaatsvinden. Door de aanpassingen van het besluit is het gestelde doel om de administratieve lasten voor het bedrijfsleven te reduceren bewerkstelligd.
Het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen is op grond van artikel 21.6, vierde lid, van de Wet milieubeheer overgelegd aan de beide kamers van de Staten-Generaal en op 12 maart 2010 voor commentaar in de Staatscourant (Stcrt. 3879) gepubliceerd. De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van de Tweede Kamer heeft naar aanleiding van het ontwerpbesluit geen vragen gesteld. Naar aanleiding van de voorpublicatie zijn acht reacties binnengekomen afkomstig van de brancheorganisaties Vereniging Afvalbedrijven (VA), Transport en Logistiek Nederland (TLN), Branchevereniging recycling breken en sorteren (BRBS), Brancheorganisatie Grondbanken (BOG), Metaal Recyclings Federatie (MRF), Vereniging van Kunststof Recyclers (VKR), het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (LMA), gedeputeerde staten van Gelderland en het Interprovinciaal overleg (IPO). Hieronder wordt, per onderwerp, een reactie gegeven op de zienswijzen.
De VA vroeg inzake artikel 2, tweede lid, onderdeel a, onder 4°, naar het verschil tussen de opslagcapaciteit en de verwerkingscapaciteit per jaar van respectievelijk het sorteren van bouw- en sloopafval en het composteren. Ook is gevraagd waarom er gekozen is voor een ondergrens van 50 m3.
Bij composteren maakt opslag deel uit van het verwerkingsproces. Groenafval moet minimaal een aantal maanden in opslag blijven om compost te worden. De verwerkingscapaciteit wordt uitgedrukt in hoeveelheid per jaar. De hoeveelheid bouw- en sloopafvalstoffen die bij sorteren wordt verwerkt is gerelateerd aan de opslagcapaciteit op enig moment. Sorteren is een kortdurend proces. Voor de ondergrens van 50 m3 is gekozen om inrichtingen die het sorteren of composteren als kleinschalige nevenactiviteit uitvoeren niet onder de meldingsplicht te brengen.
Een aantal reacties (VA, BRBS, LMA en IPO) heeft betrekking op de inzameling van afvalstoffen uit het publieke domein. Deze zien het type inrichtingen dat onder de uitzondering van de meldingsplicht valt, het afschaffen van het voeren van de begeleidingsbrief en de kwaliteit en effectiviteit van het toezicht.
Er zijn inrichtingen die behalve het overslaan van genoemde afvalstoffen ook andere afvalstoffen accepteren of daarmee andere handelingen verrichten. De inrichting zal zich van te voren goed moeten vergewissen wat de bestemming is van de afvalstof om onder de uitzondering voor het voeren van de begeleidingsbrief en de meldingsplicht te kunnen vallen. Immers, wanneer de bestemming anders is dan uitsluitend overslaan bij de inrichting, is het vervoer van het afval niet uitgezonderd van het voeren van de begeleidingsbrief en blijft de meldingsplicht van kracht.
Naar aanleiding van de reacties is artikel 2, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, nu op een andere wijze vormgegeven. Hiervoor in de plaats zijn in bijlage I een aantal onderdelen toegevoegd. Het begrip overslaan is beschreven in hoofdstuk 17.2 van het beleidskader in het Landelijk afvalbeheerplan 2. Overslaan is niet anders dan het afval vanuit het ene transportmiddel overladen in een ander transportmiddel, zodanig dat er geen enkele andere handeling met het afval geschiedt. Het sorteren van de afvalstoffen is een andere handeling en valt daardoor niet onder het begrip overslaan.
Het afschaffen van het voeren van een begeleidingsbrief voor dergelijke transporten levert een administratieve lastenverlichting op voor het bedrijfsleven van enkele miljoenen euro’s. Vanuit de handhaving is aangegeven dat er nauwelijks wordt gecontroleerd op de begeleidingsbrief bij dergelijke transporten. Dit is onvoldoende rechtvaardiging om deze plicht te laten bestaan.
Het IPO oordeelt dat door de aanpassingen in het besluit het toezicht achteruit gaat. De extra vrijstellingen van de meldingsplicht en van de verplichting tot het voeren van de begeleidingsbrief bij afvalstoffen uit het publieke domein zouden het toezicht op het bedrijfsleven extra belemmeren en mogelijke overtredingen van wettelijke voorschriften kunnen versluieren.
Deze mening wordt niet gedeeld. Er wordt nauwelijks gecontroleerd op de begeleidingsbrief bij onderhavige transporten. Met de wijziging van dit besluit wordt voor het uitzonderlijke geval van het uitsluitend overslaan van de genoemde afvalstoffen, de uitzondering gemaakt van het voeren van de begeleidingsbrief en de meldingsplicht. Er is niet gekozen voor een onderscheid op inrichtingsniveau vanwege het beginsel van rechtsgelijkheid. Indien de afvalstoffen vervolgens worden vervoerd ten behoeve van een andere handeling dan overslaan dient bij het verdere transport de begeleidingsbrief te worden gevoerd en moet de ontvangende inrichting de ontvangst melden.
Het IPO gaat ook in op de koppeling van het geautomatiseerde registratiesysteem bij bedrijven en het meldsysteem AMICE van het LMA. Aangegeven wordt dat het registratiesysteem bij bedrijven moet worden aangepast en dat dit een lastenverzwaring betekent. Het IPO gaat daarnaast in op de berekening van de administratieve lastenverlichting.
Het LMA is bezig met het aanpassen van de software voor de bedrijven en deze aanpassing is er slechts één van. Voor bedrijven betekent dit eenmalige kosten. De structurele administratieve lastenverlaging voor de bedrijven is echter vele malen groter.
De VKR vraagt zich bij de wijziging van artikel 2, tweede lid, onderdeel a, af wat wordt bedoeld met de term schone kunststoffen. Om reden van duidelijkheid is in artikel 1 alsnog voorzien in een omschrijving van het begrip. Het gaat in dit verband om kunststoffen of mengsels daarvan, mits deze niet vermengd zijn met andere afvalstoffen en zij overeenkomstig een specificatie zijn vervaardigd, zoals vermeld in de EG-verordening 1013/2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen.
TLN en VA gaan in op het bewaren van de begeleidingsbrieven of de elektronische versie hiervan voor de duur van vijf jaar. Wat onder het bewaren van de elektronische versie wordt verstaan vraagt om toelichting.
Steeds vaker is de begeleidingsbrief digitaal via een gegevensdrager aanwezig bij het transport. Deze digitale begeleidingsbrief dient te worden bewaard, hetgeen wordt beschouwd als het bewaren van een elektronische versie. Ook een scan, gemaakt van de papieren begeleidingsbrief, wordt aangemerkt als het bewaren van een elektronische versie. Artikel 3, zesde lid, hoeft niet te worden aangepast.
De BRBS heeft gereageerd op het niet opnemen van de meldingsplicht voor mobiele brekers. In hoofdstuk 8 van de nota van toelichting bij het oorspronkelijke besluit werd aangegeven dat het voorstelbaar was dat er een meldingsplicht voor mobiele puinbrekers zou komen. Hierover zou overleg met de betrokken brancheorganisaties plaatsvinden. In paragraaf 2 onder het kopje «niet overgenomen voorstellen» is aangegeven waarom de meldplicht voor mobiele puinbrekers niet is opgenomen.
De BOG gaat in op artikel 5, tweede lid, waar het gaat over de gelijkstelling van een melding als bedoeld in artikel 32 van het Besluit bodemkwaliteit met het voldoen aan de in artikel 10.38, derde lid, van de wet gestelde verplichting. Ook de melding als bedoeld in artikel 42 Besluit bodemkwaliteit zou moeten worden gelijkgesteld. Daarmee zou het doen van de afgiftemelding voor grond en baggerspecie voor toepassing conform het Besluit bodemkwaliteit komen te vervallen. Een afzonderlijke afvalstoffenmelding heeft hier geen bijzondere praktische toegevoegde waarde meer. Het doen van dubbele meldingen brengt onnodige administratieve lasten met zich mee en om deze reden wordt artikel 42 Besluit bodemkwaliteit aan artikel 5, tweede lid, toegevoegd. In die gevallen waar geen meldingsplicht geldt op grond van het Besluit bodemkwaliteit blijft de meldingsplicht in het kader van het Besluit melden van toepassing.
De BOG geeft aan dat het opnemen van een uitzondering voor niet beroepsmatig inzamelen van grond en baggerspecie, bestemd voor toepassing conform het Besluit bodemkwaliteit, wenselijk is. Omdat er geen meerwaarde is (grond en baggerspecie wordt bijna altijd beroepsmatig) is dit voorstel niet overgenomen.
Gedeputeerde staten van Gelderland, het IPO en de VA hebben gevraagd om een nadere verduidelijking van een aantal punten. Deze is alsnog gegeven in de artikelsgewijze toelichting.
Ten aanzien van de begripsomschrijving van schone kunststoffen zij volledigheidshalve opgemerkt dat het bij schone kunststoffen niet gaat om vervuilde kunststofafvalstoffen afkomstig bij de inzameling uit huishoudens en vergelijkbaar kunststofafval bij bedrijven.
Dit onderdeel zorgt er voor dat de in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, bedoelde inrichtingen niet langer een ontvangstmelding hoeven te doen. De redactie is ontleend aan categorie 28.7 van bijlage I, onder C, bij het Besluit omgevingsrecht. Afgifte aan een persoon die een dergelijke inrichting drijft, wordt uitgesloten van de meldplicht (onderdelen 1 en 2).
Het doen van een ontvangstmelding wordt wel verplicht indien de afgifte betrekking heeft op het sorteren van bouw- en sloopafval en het composteren van groenafval (onderdeel 5).
In artikel 2, tweede lid, wordt een aantal categorieën van gevallen genoemd waarvoor de verplichting tot het doen van een ontvangstmelding als bedoeld in artikel 10.40, eerste lid, van de Wm niet geldt. Onder onderdeel b, onder 1° (ingezameld huishoudelijk afval) en 2° (bedrijfsafvalstoffen naar soort en aard vergelijkbaar met huishoudelijk afval) behoren ook ingezameld klein chemisch afval uit huishoudens respectievelijk ingezameld klein gevaarlijk afval. De bedrijfsafvalstoffen die onder 2° vallen, moeten naar soort en aard vergelijkbaar met huishoudelijk afval zijn. Hoeveelheid en samenstelling van de bedrijfsafvalstoffen hoeven niet vergelijkbaar te zijn. Volledigheidshalve zij opgemerkt dat ingezamelde huishoudelijke afvalstoffen in artikel 10.36 Wm worden gelijkgesteld met bedrijfsafvalstoffen.
In de nieuwe bijlage I worden de categorieën opgenomen die eerder werden genoemd in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, in de onderdelen 1 tot en met 5. Voor de leesbaarheid is er voor gekozen in artikel 2 de uitgezonderde inrichtingen op te nemen en in de bijlage de uitgezonderde afvalstromen.
Het eerste onderdeel zorg er voor dat de melding niet langer dient te geschieden binnen twee, maar binnen vier weken na afloop van de maand waarin een afgifte heeft plaatsgevonden.
Ingevolge het nieuwe artikel 3, zesde lid, dient degene die een melding als bedoeld in artikel 10.40, eerste lid, van de Wet milieubeheer doet, de relevante begeleidingsbrieven of digitale kopieën hiervan, op basis waarvan de melding plaatsvindt gedurende ten minste vijf jaar te bewaren. Deze termijn sluit aan bij de termijn die is opgenomen in artikel 10.38, tweede lid, van de Wet milieubeheer. Ten behoeve van de belastingcontrole dienen dergelijke gegevens eveneens ten minste vijf jaar bewaard dienen te worden. Ook het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet milieubeheer, de Wet belastingen op milieugrondslag en de Wet op de economische delicten ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PbEU L 312) (Implementatiewet EG-kaderrichtlijn afvalstoffen) brengt hierin geen verandering (Kamerstukken II 2009/10, 32 392, blz. 22).
In de situatie dat een melding plaatsvindt ingevolge artikel 32 van het Besluit bodemkwaliteit (meldingsplicht voor degene die voornemens is een bouwstof toe te passen als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder c, of een IBC-bouwstof toe te passen als bedoeld in artikel 30) heeft een afzonderlijke «afvalstoffenmelding» geen bijzondere praktische toegevoegde waarde meer. Hetzelfde geldt voor de melding ingevolge artikel 2a van het Besluit gebruik meststoffen. Met de gelijkstelling van de genoemde meldingen met een afvalstoffenmelding worden in elk geval de administratieve lasten van betrokkenen beperkt. De toevoeging aan artikel 5, tweede lid, voorziet hierin.
Het nieuwe derde lid maakt het mogelijk bij regeling categorieën van inrichtingen vrij te stellen van de afgiftemeldingsplicht. Zoals in het algemeen deel van de toelichting al is aangegeven zal het bij de regeling gaan om aangewezen categorieën bedrijven waar afval wordt toegepast in het productieproces. Een afgiftemelding door deze bedrijven draagt niet bij aan een effectieve handhaving van het afvalbeheer.
De vernummering is het gevolg van het nieuwe artikel 3, zesde lid.
De eerste wijziging betreft een reparatie. De koppeling van de afgiftemelding met artikel 10.37 Wm en artikel 2 van het besluit is bij deze wijziging vervallen. De afgiftemelding heeft betrekking op bewerkte afvalstoffen die worden afgegeven als stoffen, preparaten of andere producten aan andere partijen of zelf worden toegepast.
In de praktijk is gebleken dat niet voor elke afvalstroom een code van de afvalstoffenlijst van toepassing is. De tweede wijziging voegt aan artikel 7 een nieuw lid toe dat het mogelijk maakt melding te doen van de van toepassing zijnde GN-code, voor zover geen code van de afvalstoffenlijst van toepassing is.
De wijziging betreft een vernummering vanwege de nieuwe bijlage 1.
Artikel 9, tweede lid, maakt het mogelijk een verwerkersnummer in te trekken wanneer geen meldingsverplichting meer bestaat. Hiermee kan de meldingsinstantie vervuiling van het meldingensysteem voorkomen.
In het derde lid was bepaald dat het afvalstroomnummer vervalt, indien gedurende drie jaar geen gebruik van het nummer is gemaakt. Deze termijn is verlengd naar vijf jaar. Met deze termijn wordt aangesloten bij de termijn, bedoeld in artikel 10.38, tweede lid, van de Wet milieubeheer. Voor een verdere toelichting zij kortheidshalve verwezen naar de toelichting op artikel I, onderdeel D.
In artikel 11 zijn de gevallen opgenomen waarin geen begeleidingsbrief behoeft te worden verstrekt. In het eerste lid, onderdeel b, is de uitzondering opgenomen voor het vervoer van bedrijfsafvalstoffen in een motorrijtuig van de rijbewijscategorie B. Artikel 11, eerste lid, onderdeel b, is zo gewijzigd dat ook voor het vervoer van gevaarlijke afvalstoffen in een hoeveelheid van niet meer dan 50 kg in een motorrijtuig van de rijbewijscategorie B geen begeleidingsbrief meer hoeft te worden verstrekt.
Het nieuwe onderdeel d van artikel 11, eerste lid, voegt de uitzondering toe dat geen begeleidingsbrief nodig is indien niet-beroepsmatig papier of textiel wordt ingezameld. De vrijstelling beoogt onnodige administratieve lasten voor niet-beroepsmatige inzamelaars te voorkomen. Bij beroepsmatig inzamelen kan worden gedacht aan inzamelaars waarvoor het inzamelen van afvalstoffen een essentieel onderdeel van hun bedrijfsvoering is, zoals dat het geval is bij inzamelaars waarbij het inzamelen de hoofdactiviteit is en bij afvalverwerkende bedrijven die hoofdzakelijk afvalstoffen als grondstof gebruiken en deze daarom zelf ophalen bij degenen die zich van die afvalstoffen ontdoen. De in onderdeel d bedoelde activiteiten betreffen echter activiteiten die niet beroepsmatig worden verricht, of slechts als serviceverlening bij een geheel andere activiteit die op zich niets met het inzamelen van afvalstoffen heeft te maken.
Ingevolge dit nieuwe onderdeel d vervalt de eerder daarin opgenomen uitzondering dat geen begeleidingsbrief hoeft te worden verstrekt voor gevaarlijke afvalstoffen in een hoeveelheid van niet meer dan 50 kilogram.
In de toelichting op onderdeel C (artikel 2, onderdeel b) is al nader ingegaan op de nieuwe bijlage I. Hiernaar zij kortheidshalve verwezen.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
J. J. Atsma
Brief van 20 juni 2005 over groene-lijst afvalstoffen (Kamerstukken II 2004/05, 29 383, nr. 29)
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in de Staatscourant.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2010-770.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.