36 031 (R2161) Regels omtrent de instelling van het Caribisch orgaan voor hervorming en ontwikkeling (Rijkswet Caribisch orgaan voor hervorming en ontwikkeling)

Nr. 12 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 september 2022

Op 20 mei jl. heeft de commissie Koninkrijksrelaties het verslag uitgebracht bij het concept consensusrijkswetsvoorstel Caribisch orgaan voor hervorming en ontwikkeling (Kamerstuk 36 031 (R2161)). Dit verslag ging gepaard met de verslagen van de Staten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten (Kamerstuk 36 031 (R2161), nrs. 9, 10 en 11). Op 1 juli 2022 heb ik u gemeld dat het, gelet op het bestuurlijk overleg dat ik op 20 juni met de Minister-Presidenten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten heb gevoerd naar aanleiding van genoemde verslagen, niet mogelijk was u voor de zomer van 2022 de nota naar aanleiding van het verslag te doen toekomen1. Hoewel er overeenstemming tussen de landen is over het doel, namelijk het realiseren van noodzakelijke hervormingen, is die er (nog) niet over de wijze waarop dat doel bereikt moet worden.

Tijdens het bestuurlijk overleg van 20 juni is afgesproken dat de drie landen deze zomer zouden gebruiken om te werken aan een gezamenlijk voorstel voor het realiseren van genoemde hervormingen, inclusief adequaat toezicht. Zeer recentelijk hebben de landen hun overleg over een gezamenlijk voorstel afgerond Dit voorstel is mij op 1 september jl. aangeboden. Met de landen wordt thans gewerkt aan de organisatie van een nieuw bestuurlijk overleg om het gezamenlijk voorstel van de landen voor het vervolgtraject door te spreken. Dit bestuurlijk overleg zal naar verwachting begin oktober plaatsvinden.

Bovenstaande stand van zaken heeft als gevolg dat het nu niet mogelijk is te komen tot een nota naar aanleiding van het verslag. Ik vind het van belang het gezamenlijke voorstel van de landen en het bestuurlijk overleg hierover af te wachten alvorens de nota naar aanleiding van het verslag op te stellen.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, A.C. van Huffelen


X Noot
1

Kamerstuk 35 925 IV, nr. 69.

Naar boven