36 031 (R2161) Regels omtrent de instelling van het Caribisch orgaan voor hervorming en ontwikkeling (Rijkswet Caribisch orgaan voor hervorming en ontwikkeling)

Nr. 11 VERSLAG VAN DE STATEN VAN SINT MAARTEN

Ontvangen 23 mei 2022

De in de Staten van Sint Maarten aanwezige fracties hebben kennisgenomen van het voorstel van rijkswet houdende regels omtrent de instelling van het Caribisch orgaan voor hervorming en ontwikkeling (Rijkswet Caribisch orgaan voor hervorming en ontwikkeling) (36 031-(R2161)).

De Staten van Sint Maarten hebben op 11 februari 2022 een voorstel van rijkswet houdende regels omtrent de instelling van het Caribisch orgaan voor hervorming en ontwikkeling (Rijkswet Caribisch orgaan voor hervorming en ontwikkeling) (36 031-(R2161)) van de Gouverneur van Sint Maarten ontvangen.

Dit document is geregistreerd bij de Staten onder IS/547/2021-2022 d.d. 11 februari 2022 en is verwezen naar de Commissie Koninkrijksaangelegenheden en Interparlementaire Relaties.

Op 9 maart 2022 heeft de Staten een e-mail ontvangen van de griffier van de vaste commissie Koninkrijksrelaties van de Tweede Kamer waarin wordt aangegeven dat de commissie Koninkrijksrelaties heeft besloten de inbrengdatum van de verslagen over het voorstel van rijkswet op 20 april 2022 vast te stellen.

Op 16 maart 2022 heeft de Commissie Koninkrijksaangelegenheden en Interparlementaire Relaties een besluit genomen over de verdere behandeling van dit voorstel van rijkswet. De commissie heeft onder meer verzocht om vragen naar de Raad van Advies voor advies te sturen over het voorstel en tevens om via de Minister-President advies te vragen aan de Sociaal Economische Raad op enkele vragen. Deze adviezen zijn inmiddels door de commissie ontvangen.

Op 25 maart 2022 heeft de Voorzitter van de Staten van Sint Maarten, samen met de Voorzitters van de Staten van Aruba en Curaçao, een gezamenlijke brief aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal gestuurd met het verzoek om uitstel van de inbrengdatum van de verslagen van 20 april naar 17 juni 2022.

Bij brief van 6 april 2022 zijn de Staten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten geïnformeerd dat de Commissie Koninkrijksrelaties van de Tweede Kamer heeft besloten de inbrengdatum uit te stellen naar 13 mei 2022.

In de maand april 2022 hebben de Staten verschillende experts gehoord in Central Commissie en papers van experts ontvangen die hun mening gaven over de voor- en nadelen van het voorstel van rijkswet Caribisch orgaan voor hervorming en ontwikkeling.

Bij e-mail van 28 april 2022 heeft de griffier van de Staten van Sint Maarten aan de griffier van de Commissie Koninkrijksrelaties van de Tweede Kamer medegedeeld dat de datum van 13 mei 2022 voor de Staten van Sint Maarten niet haalbaar is en dat de Staten uiterlijk 20 mei 2022 het verslag zouden indienen.

Van 4–6 mei 2022 waren Statenleden in de gelegenheid om in contact te komen met hun collega’s van de andere landen van het Koninkrijk tijdens het Interparlementair Koninkrijksoverleg (IPKO) op Sint Maarten. Tijdens dit overleg is de inbrengdatum verplaatst naar 20 mei 2022 en tevens vastgelegd in de lPKO afsprakenlijst.

Tijdens het behandelingsproces kwamen fracties van de Staten van Sint Maarten overeen om lijsten van pijnpunten of position papers in te dienen over dit voorstel van rijkswet. De position papers van enkele fracties zijn bij dit rapport gevoegd als bijlage.

De bespreking van het onderhavige voorstel van rijkswet heeft dezerzijds aanleiding gegeven tot het maken van de navolgende op- en aanmerkingen.

De National Alliance-fractie heeft kennisgenomen van het voorstel van rijkswet. De fractie meldt dat het voorstel uitgebreid is besproken. De taak van de Staten is om het publieke opinie te veranderen over het bezwaar tegen het COHO dat niet alleen afkomstig is van de Staten van Sint Maarten maar ook gezien de totstandkoming van het voorstel en de manier waarop het voorstel werd aangeboden.

De moeilijkheid zit in het feit dat het volk het bezwaar tegen het voorstel ziet als een bezwaar wegens het niet meer instaat zullen zijn om dingen te doen zoals het land dat zelf zou willen. Helaas is het een uitdaging om het volk op andere gedachten te brengen als het gaat om deze kwestie.

De fractie is van mening dat artikel 38 het Statuut heel duidelijk is. In het eerste lid staat dat de landen Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Nederland onderlinge regelingen kunnen treffen. De fractie erkent dat regelingen getroffen kunnen worden bij rijkswet of algemene maatregel van rijksbestuur. Daarnaast worden de afspraken tussen de Staatssecretaris en de Minister-President van Sint Maarten al uitgevoerd. De Tijdelijke werkorganisatie en de ambtenaren van de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten zijn bezig met het uitvoeren van de landspakketen en hervormingen worden uitgevoerd.

De fractie geeft verder aan dat tijdens de IPKO-bijeenkomsten op Sint Maarten een presentatie gegeven werd door experts uit Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten. De technische aspecten van het voorstel werden toegelicht. De volgende vraag van de fractie is gebaseerd op de presentatie van de technische briefing en gerelateerd aan de Tijdelijke Werkorganisatie. De fractie is van mening dat de afspraken met Sint Maarten zijn voor ongeveer 92% nagekomen wat betreft de uitvoering.

De fractie wil derhalve weten wat het verschil tussen het voorstel COHO en de taken die de Tijdelijke Werkorganisatie al heeft uitgevoerd? Als er geen verschil is, waarom zou deze wet dan in werking moeten treden?

De fractie benadrukt dat de landen in het Koninkrijk niet identiek. Daarom is het niet verstandig om de landen op dezelfde manier te behandelen en hiermee rekening te houden tijdens de behandeling van dit voorstel. De fractie geeft aan dat Sint Maarten in de «hurricane belt» ligt en hierdoor elk jaar met de vrees zit dat er een grote storm op haar pad kan komen.

De fractie geeft aan dat als er verwacht wordt dat de landen binnen het Koninkrijk financiële onafhankelijk worden, ook in achtneming van hun GDP, dan moet er schuldkwijtschelding plaatsvinden. De fractie begrijpt echter dat hiervoor geen wettelijke basis bestaat.

De fractie stelt verder dat dit voorstel van rijkswet onacceptabel is. De fractie kaart aan dat in hun position paper alternatieven worden aangereikt voor het COHO en verzoekt de Rijksregering om een reactie met betrekking tot dit punt. De fractie herhaalt dat Sint Maarten uiterst kwetsbaar is. Hoezeer deze Caribische eilanden veel overeenkomsten hebben, de problemen waar Sint Maarten mee te kampen zit eist een heel andere aanpak. Een lokale aanpak moet vastgesteld worden. De fractie is van mening dat dit het kern reden is waarom er ernstig bezwaren zijn tegen het COHO zoals het is voorgesteld. Er is juridische technische bijstand nodig en capaciteit moet opgebouwd worden. Hervormingen zijn nodig die voldoet aan de benodigdheid van Sint Maarten, hervormingen die de bevolking en het land verder zal helpen ontwikkelen.

De fractie herhaalt nogmaals dat er een lokale aanpak van de hervormingen moet komen, aangezien de meesten van ons het erover eens zijn dat de hervormingen nodig zijn na 12 jaar van deze nieuwe status.

Met betrekking tot het voorstel en de realiteiten van elk land, meestal unieke realiteiten, kan een lokale aanpak in overweging worden genomen? Zo niet, waarom niet?

Kan er een lokale entiteit op Sint Maarten worden opgericht om de hervormingen te managen en om subsidies en ontwikkelingshulp te verstrekken aan organisaties in tegenstelling tot het COHO zoals voorgesteld in het voorstel van rijkswet? Zo niet, waarom niet?

Hoe open is de Nederlandse regering in het onderhandelen over een nieuw model voor de hervormingen en het beheer van eventuele financieringen in de toekomst?

De United People’s Party-fractie heeft met belangstelling kennis genomen van het voorstel van rijkswet. De fractie vermeldt dat de Staten op 7 juli 2020 een eerste ontwerp van de CRE-wet ter inzage van de Minister-President had ontvangen. Als gevolg hiervan is op 8 juli 2020 een motie door de Staten aangenomen. Deze motie zet vraagtekens bij de procedure die de Rijksregering heeft gevolgd. Is dit wel zuiver verlopen? De belangrijkste resolutie van deze motie was dat alle voorwaarden die verbonden zijn aan de financiering vrij moet zijn van voorwaarden die de lokale en internationale wetgeving overtreden. Het mag ook geen negatieve gevolgen hebben voor de burgers van Sint Maarten.

De fractie geeft verder aan dat de motie van de Staten van 5 november 2020 verklaarde dat «any actions, including proposals and legislative action(s) and/or initiatives by the Government of the Netherlands which do not treat the interests of the people of Sint Maarten as paramount and violate the Netherlands» continued obligation under article 73 of the UN Charter law, and Sint Maarten's UN-mandated right to a full measure of self-government based on absolute equality with the Netherlands under the Kingdom Charter are null and void, and therefore inoperative with immediate effect.»

De volgende vragen van de fractie zijn gebaseerd op de voornoemde twee moties waarin, naar het oordeel van de fractie, duidelijk werd gesteld dat het voorstel de Staatsregeling, Koninkrijkswetten en internationale wetten niet mag overtreden. De fractie zou graag van de Nederlandse regering horen wat hun mening is hierover daar de fractie de mening is toegedaan dat het voorstel COHO wel voornoemde wetten overtreedt.

De fractie verwijst naar artikel 81 van de Staatsregeling van Sint Maarten en heeft de volgende vraag. Beschouwt de Koninkrijksregering het Handvest van de Verenigde Naties als een overeenkomst met een organisatie naar internationaal recht? En zo ja, is het COHO niet onwettig op grond van artikel 81, sub b, van de Staatsregeling van Sint Maarten indien zij in strijd is met het Handvest van de Verenigde Naties?

De fractie verwijst naar artikel 41 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden en heeft de volgende vraag. Hoe kan de Koninkrijksregering zich verzoenen dat de Minister van BZK het laatste woord zal hebben wat betreft het COHO gezien artikel 41 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden?

De fractie verwijst naar artikel 1, eerste en derde lid, van het Internationaal Verdrag over burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) en het Internationaal Verdrag over economische, sociale en culturele rechten (ICESCR) en heeft de volgende vraag. Is de regering van mening dat het traject en de inhoud van de ontwerp-CRE/CHE/COHO-wet het volk van Sint Maarten in staat heeft gesteld en in staat zal blijven stellen, via hun volksvertegenwoordigers, om vrijelijk hun economische, sociale en culturele ontwikkeling na te streven?

Daarnaast is de fractie van oordeel dat het voorstel van rijkswet COHO en de procedure van voorbereiding door de Nederlandse regering daarvan in strijd zijn met paragraaf 2.2. van de «WRITTEN STATEMENT OF THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS» die op 27 februari 2018 bij het Internationaal Gerechtshof is ingediend. Deze paragraaf luidt als volgt:

3.2 It is submitted that, based on these formulations in international treaties and authoritative United Nations declarations, the right of self-determination of peoples relates to the determination of the political status of a people and the pursuit of its economic, social, and cultural development and future. Based on these formulations, it must also be concluded that the decisions on the political status and the economic, social, and cultural development are made by the people themselves or their legitimate representatives, not by others. Moreover, such decisions shall be made in complete freedom, without outside pressure or interference.

Is de regering van mening dat deze verklaring kan worden toegepast op het traject en de inhoud van het voorstel van rijkswet COHO?

De fractie gaat verder en verwijst naar artikel 73 van het Handvest van de Verenigde Naties onder a en b en heeft de volgende vraag. Kan de Rijksregering aangeven hoe het voorstel van rijkswet ervoor zorgt dat de bepalingen van de artikelen 73 a en b worden nageleefd?

Wanneer begon de Nederlandse regering te voelen of te geloven dat er behoefte was om liquiditeitssteun te koppelen aan hervormingen voor het land? De fractie is de mening toegedaan dat de Nederlandse regering degene is die deze wet heeft voorgesteld, aangezien dat het niet door Sint Maarten, Curaçao of Aruba was voorgesteld. Voor 2021, wetende dat deze landen autonome landen zouden worden, waar was de eis van de Nederlandse regering om dergelijke hervormingen te realiseren?

De fractie stelt de vraag of hervormingen voor een ontwikkelingsland, vanuit het perspectief van een nieuw land, de verantwoordelijkheid is van de voormalige koloniale meester. Waar ligt de verantwoordelijkheid om in te voorzien? Ligt die verantwoordelijkheid bij de persoon die in vrijheid is gesteld en dan gewoon afscheid neemt? Was het niet logisch dat deze landen dergelijke hervormingen en steun nodig zouden hebben? Kan de Nederlandse regering de wordingsgeschiedenis voor een hervormingsentiteit identificeren? van een soort hervorming identificeren?

Zou de Nederlandse regering commentaar kunnen leveren op druk of dwang die op de Minister-Presidenten van de landen uitgeoefend werd, en in bijzonder de Minister-President van Sint Maarten, om het COHO te accepteren zoals die is, met slechts kleine wijzigingen in ruil voor liquiditeitssteun?

De fractie wil graag weten wat het standpunt van de Nederlandse regering is ten aanzien van het feit dat de Tweede Kamer een datum heeft vastgesteld voor het indienen van verslagen, dat misschien niet betekent dat wij op de vastgestelde datum moeten indienen, maar wel is vastgesteld. Is de Nederlandse regering het ermee eens dat de parlementen van de landen, zo niet dezelfde tijd als nodig was voor hun onderhandelingen, ten minste voldoende tijd hadden moeten krijgen om alle nodige zorgvuldigheid te betrachten betreffende het COHO?

Is de Nederlandse regering van mening dat er meer tijd moet worden gegeven om te toetsen of het COHO voldoet aan internationale en Europese regelgeving? In hoeverre zijn zij van mening dat het COHO is getoetst op haar naleving met het internationaal recht?

De fractie stelt dat, hoewel in de wetgeving wordt geïmpliceerd dat de overheid samen met het COHO de landspakketten kan vaststellen, toch wordt niet gesproken over de schijn van collectieve consensus die het COHO in de eerste plaats tot stand bracht. Hoe weten we dat die schijn en druk niet zal voortbestaan in de COHO-mechanisme dat geregeld wordt met dit voorstel?

De fractie vraagt of door het te accepteren het land in een situatie gebracht zal worden waar de regering onder dwang staat om iets in een landspakket op te nemen. Welke ongerechtvaardigde druk zal het COHO, hoewel niet impliciet in de wet aangegeven, toch indirect geven dat zelfs leden van de Staten worden gedwongen om met een Minister-President of Minister VROMI te zitten om wetgeving betreffende onroerend goed belasting door te voeren onder dreiging dat als dit niet wordt aangenomen leerkrachten niet betaald zullen worden? Welke druk legt dat op het recht van de individuele leden van de Staten? Wordt de constitutionele eed hierdoor vervangen, nu we een COHO hebben gekregen, in ruil voor onze stem in de Staten?

Erkent de regering dat de druk die in het verleden op ons is uitgeoefend, de leden van de Staten niet het vertrouwen geeft om te geloven dat een dergelijke druk in de toekomst niet zal bestaan? De fractie geeft aan dat de vraag is eigenlijk op welke manier het daadwerkelijk zal worden geïmplementeerd en opgelegd aan Sint Maarten.

De fractie gaat in op een paar artikelen waar nog steeds zorgen en vragen liggen. Het eerste deel gaat over artikel 2 en het feit dat deze entiteit, die is ontworpen om voornamelijk hervormingen binnen de landen uit te voeren, niet in een van de landen is gevestigd. Waarom is hiervoor gekozen in tegenstelling tot een entiteit die binnen een van de landen of een gezamenlijke entiteit over de drie landen? Met betrekking tot artikel 5, waarom zijn de aspecten van a tot h als de aspecten aangemerkt en in hoeverre vindt de Nederlandse regering dat sommige voorrang moeten krijgen boven andere? In hoeverre is het COHO ontworpen om zich vooral te richten op de financiële en justitiële hervormingen die nodig zijn in het land, in plaats van misschien ons vermogen te versterken om meer huisvesting, betere gezondheidszorg enz. te bieden?

De fractie noemt de geïmpliceerde budgettaire bezorgdheid. De fractie is de mening toegedaan dat als de Staten niet doet wat het COHO wilt dan komen er aanwijzingen. Dat is niet democratisch. Onze democratie is niet gebouwd op het volgen van aanwijzingen, maar op het volgen van de wil van het volk. De fractie zou graag willen weten, met die aanwijzing boven ons hoofd, deelt de regering niet de mening dat dit kan worden gezien als een impliciete toe-eigening van onze budgettaire en wetgevende rechten als de Staten?

De fractie stelt dat binnen de COHO-wetgeving een van de dingen die zij niet ziet is de versterking van onze eigen bestaande structuren en Hoge Colleges van Staat zoals de SER, Ombudsman, Rekenkamer en Raad van Advies. De fractie vermeldt dat er in het verleden voorstellen zijn gedaan om een Begrotingskamer op te richten, een soort lange termijn vervanging van het Cft die zou optreden als een lokaal benoemde entiteit die toezicht zou houden op het begrotingsbeheer van de regeringen. Hoe komt het dat het lijkt alsof het COHO de landelijke instellingen niet wenst te versterken?

Onze instellingen zijn gebouwd op de capaciteit die we hebben in de ambtenarij. De fractie merkt op dat er geen aandacht geschonken is aan deze. Wat is het plan van de Nederlandse regering om de capaciteit daadwerkelijk op te bouwen binnen de regering van het land en ook binnen de Staten? Is er rekening gehouden met het feit dat de Staten van Sint Maarten ook een extra behoefte zal hebben aan capaciteit om het werkdruk te verlichten met betrekking tot wetgeving afkomstig van het COHO via de regering?

De fractie stelt dat ondanks de lage capaciteit duidelijk is geworden dat de meest recente rapporten een uitvoeringspercentage van 92% hebben laten zien in termen van de hervormingen en de verschillende activiteiten die zijn overeengekomen binnen de landspakketten. De fractie is van mening dat dit de indruk wekt dat het systeem, zoals we dat nu hebben, en de inspanningen die al door de regering worden geleverd, al werken. Derhalve, is het COHO, achteraf gezien, echt nodig gezien het vermogen van Sint Maarten om aan de afspraken te houden en dat de Staten van Sint Maarten daadwerkelijk doet wat is afgesproken wat betreft het aannemen van wetgeving die verband houden met hervormingen?

Heeft de Nederlandse regering er rekening mee gehouden dat eerdere structuren die zijn opgezet, niet precies zijn verlopen zoals we hadden gepland? We hebben gezien dat de structuur van de Wereldbank/ Stuurgroep/ NRPB niet is verlopen zoals we hadden gehoopt. Welke garanties zouden wij of het volk van Sint Maarten hebben om ons te verzekeren dat het COHO niet zo'n andere entiteit zal worden?

De fractie noemt de bevindingen van de Sociaal Economische Raad van Sint Maarten en stelt dat het COHO de schuldsituatie van het land niet op de voorgrond neemt. Integendeel, waar het COHO het over heeft, zijn leningen. Waarom stond schuldkwijtschelding niet voorop bij het concipiëren van een COHO-entiteit met begrip voor de schuld van niet alleen Sint Maarten, maar ook Curaçao en Aruba, vooral in het geval van Sint Maarten waar we te maken hebben gehad met een orkaan en een pandemie? Waarom wordt er geen gebruik gemaakt van een structuur van subsidies in plaats van een structuur die grotendeels op leningen is gesteld?

Het feit dat liquiditeitssteun nu op de boeken van het land Sint Maarten staat, heeft ons niet in een betere financiële positie gebracht, maar echter een slechtere. Het feit dat deze liquiditeitssteun nooit is gegeven als subsidie of als voorwaardelijke subsidie of in ieder geval als leningen met een zeer duidelijke voorwaarde voor kwijtschelding van schulden, is zeer zorgwekkend. Het feit dat sinds het idee van een COHO naar voren kwam en de liquiditeitssteun als leningen is gegeven, wekt wel de indruk dat dit voor het COHO de norm zal zijn. Het COHO blijft een entiteit die leningen verstrekt. Deze leningen zullen Sint Maarten in een slechtere situatie blijven brengen. Voelt de Nederlandse regering zich helemaal niet verplicht om Sint Maarten, een nieuw land binnen het Koninkrijk, een land dat economische en natuurrampsituaties heeft meegemaakt, subsidie te verlenen omdat het aan ons als land toekomt in tegenstelling tot het land verder schulden te laten opbouwen?

De SER analyseerde de liquiditeitssteun versus de uitvoering van hervormingen en gaf aan te begrijpen dat Nederland verplicht is om direct of indirect via de COHO-entiteit financiële bijstand te verlenen via liquiditeitssteun. De SER merkt echter op dat, aangezien de voorwaarden die de omvang, aard en hoogte van de liquiditeitssteun dicteren nog contractueel moeten worden vastgelegd, het recht op financiële bijstand aan Sint Maarten onduidelijk wordt. Waarom niet heel duidelijk zijn in een wet die bedoeld is om ondersteuning te bieden over de voorwaarden waar die leningen voor moeten zijn?

Het is duidelijk dat wanneer de overheid om liquiditeitssteun vraagt, het niet voor iets nieuws is of projecten. Het is iets dat voor een noodsituatie zou moeten zijn. Waarom is er niet overwogen om een aparte manier te creëren voor het omgaan met liquiditeitssteun buiten het COHO in plaats van die rechtstreeks te koppelen aan één entiteit die zich zowel bezighoudt met hervormingen als liquiditeit?

Heeft de Nederlandse regering een soort verdienste als ze stelt dat de reden waarom we liquiditeitssteun koppelen aan hervormingen is omdat we vinden dat als we dat niet doen, Sint Maarten zich niet aan de voorwaarden zal voldoen? Heeft de Nederlandse regering andere overwegingen gemaakt? Waarom is er niet overwogen om een soort gelaagd of tranche systeem te gebruiken voor het ondersteunen van hervormingen waarbij de prestaties van ontwikkelingsonderwerpen kunnen worden gekoppeld aan nieuwe hervormingen?

De fractie noemt de volgende belangrijke punten van zorg, in gevallen nogmaals herhaald, met betrekking tot dit voorstel.

  • 1. Het is niet bewezen dat het huidige ontwerp in overeenstemming is met het internationaal recht en in het bijzonder met het VN-handvest en resoluties met betrekking tot het recht van Sint Maarten op een volledige mate van zelfbestuur. Het feit dat een entiteit onder het gezag van de Nederlandse regering zich bemoeit met de autonomie van het parlement en de overheid van Sint Maarten is al een schending van het internationaal recht

  • 2. Geen van de eerdere door de Nederlandse regering voorgestelde/uitgevoerde structuren heeft bewezen te functioneren.

  • 3. Het COHO voorziet niet in de capaciteitsopbouw die nodig is voor de uitvoering van de door Sint Maarten gewenste hervormingen.

  • 4. De fractie maakt zich zorgen over het opzetten van een complex entiteit om onderwerpen uit te voeren waarvan onze overheid heeft bewezen dat zij zonder COHO kunnen uitvoeren met een percentage van 92%. Het kan worden gezien als «killing a mosquito with a sledgehammer».

  • 5. Hoewel niet direct, wordt er zeker een sterk impliciete druk uitgeoefend op de individuele begrotingsrecht van de leden van de Staten.

De fractie vermeldt dat zij heeft gevraagd om alle documenten met betrekking tot het COHO in het Engels aan het publiek en de Staten te verstrekken. Tot op heden heeft dit helaas niet plaatsgevonden. Aangezien dit een wet is die is ontworpen voor Sint Maarten, Aruba en Curaçao, wil de fractie weten waarom het dan niet tegelijkertijd in het Engels en Papiaments is gepubliceerd? De fractie is van mening dat dit iets is dat de Nederlandse regering zeker moet aanpakken.

De fractie noemt de vertegenwoordiging van de landen in het COHO en dat de entiteit het formele orgaan zal zijn om toezicht te houden op de uitvoering van de uitvoeringsagendas en daarmee de huidige tijdelijke werkgroep (TWO) zal vervangen die momenteel alleen uit Nederlandse ambtenaren bestaat. De fractie gaat verder en meldt dat op grond van artikel 9 van het voorstel het bestuur van het COHO uit drie personen zal bestaan. De beschreven procedure voorziet in de deelname van de landen en vindt plaats op basis van expertise, maatschappelijke kennis en ervaring. Verder wordt bepaald dat tenminste twee leden van het COHO, waaronder de voorzitter, affiniteit moet hebben met het Caribisch deel van het Koninkrijk, hetgeen verder aantoont deskundig te zijn in de economie van de Caribische landen en ervaring te hebben met de cultuur, samenleving en politiek van het gebied. Verder wordt in artikel 10 vermeld dat het COHO een besluit zal nemen op basis van de meerderheid. De fractie vindt dit een onevenwichtige situatie. Leidt dit niet tot een gebrek aan vertegenwoordiging van de landen in deze entiteit?

De fractie stelt een meer participatief bestuur voor zoals voor de evaluatiecommissie zoals genoemd in artikel 33. Namelijk vijf leden, elk één uit Aruba, Curaçao, Sint Maarten, en Nederland en gezamenlijk de voorzitter selecteren, die affiniteit moet hebben met de Caribische delen en moet deskundige kennis hebben van de economie van het Caribisch gebied en ervaring hebben met de cultuur, samenleving en politiek van het gebied.

De fractie gaat door en noemt ook het aspect van het verantwoording afleggen aan de Staten van Sint Maarten. Op basis van artikel 7 zullen op verzoek van de Staten een of meer leden van het COHO de Staten informeren over hun functioneren. De fractie stelt dat dit duidelijk geen verantwoording is aan het parlement, zoals in onze wetten is geregeld. De fractie is van mening dat dit artikel anders moet worden geformuleerd. Het COHO moet echt verantwoording afleggen aan de parlementen van de landen. Het is duidelijk dat de uitvoeringsagenda de verantwoordelijkheid van het land is, daarom vindt de fractie het niet meer dan logisch dat de entiteit die toezicht houdt op de uitvoering verantwoording moet afleggen aan de parlementen van de landen.

De fractie is van mening dat de Staten de bevoegdheid moeten hebben om ofwel het besluit van het COHO terzijde te schuiven, ofwel de Staatssecretaris op de hoogte te stellen van onze zorgen met het verzoek dit in de Rijksministerraad te bespreken en aantekening te maken in het monitoringrapport zodat hiermee rekening kan worden gehouden bij de evaluatie, zoals bedoeld in artikel 33.

De fractie stelt dat in de analyse van het COHO verschillende mogelijke voordelen worden geïdentificeerd wat betreft wat COHO tot een levensvatbaar orgaan maakt «om administratieve hervormingen op Sint Maarten te bevorderen, houdbare overheidsfinanciën tot stand te brengen en de veerkracht van de economie te versterken, inclusief de rule of law die daarvoor noodzakelijk is ». De fractie is echter van mening dat er nadelen zijn waarmee rekening moet worden gehouden bij het overwegen of COHO de beste strategie is om deze hervormingen te bevorderen of door te voeren. De fractie vraagt zich af in hoeverre het COHO inbreuk maakt op de constitutionele autonomie van Sint Maarten.

Concluderend vermeldt de fractie dat het idee achter de Rijkswet financieel toezicht is dat nadat het land 3 achtereenvolgende sluitende begrotingen heeft gehad, financieel toezicht niet meer nodig zal zijn. In het geval dat het Cft een rol krijgt in deze COHO-operatie, wat zou er dan gebeuren als het land 3 opeenvolgende sluitende begrotingen heeft vóór het einde van het COHO? Wordt het Cft uitgebreid door middel van het voorstel van rijkswet COHO?

Ook zou de fractie willen weten of er op basis van het advies van de Raad van State op de nota van wijziging aandacht is besteed of aanpassingen zijn uitgevoerd aan de nota van wijziging betreffende de rol van het Cft en het creëren van een soort financiële afdeling in het COHO.

De Party for Progress-fractie heeft met belangstelling kennis genomen van het voorstel van rijkswet. De fractie zou graag zien dat de Rijksregering, met name de Minister van Binnenlandse Zaken (BZK), reageert op de volgende kritische punten die ook in de position paper over het ontwerp-COHO van de Party for Progress-fractie worden genoemd.

Met betrekking tot het gebrek aan financiële duidelijkheid is meer informatie nodig met betrekking tot:

  • 1. Het geldbedrag van de «investering» die voor het COHO en dus de projecten zijn bestemd, van de Nederlandse overheid.

  • 2. De stroom van investeringen – Of het nu gaat om echte fondsen of «in-kind» fondsen, de projectbudgetten worden verdeeld tussen de financiële instroom van de Nederlandse overheid en de landsregeringen.

  • 3. De schuld van Sint Maarten – Er is veel gezegd over de huidige schuld van Sint Maarten aan Nederland. Hoewel de fractie begrijpt dat voor omzetting in subsidies of volledige kwijtschelding van schulden aan bepaalde voorwaarden moet worden voldaan, is de fractie van mening dat het halen van de deadlines voor hervormingen en mijlpalen het land ook recht moet geven op specifieke conversie- / schuldverwijderingsdoelstellingen.

De fractie maakt melding van haar zorgen over de wetgeving die ook in hun position paper te vinden is en verwoordt de zorgen van de fractie over de artikelen van de Kaderwet ZBO die van toepassing zijn op het COHO, te weten: artikel 8, artikel 9, artikel 11, artikel 13, artikel 18 tot en met artikel 30, en artikel 41.

De fractie gaat door en noemt in dit verband de zorgen over specifieke artikelen in het voorstel van rijkswet, en in het bijzonder:

  • Artikel 28 van het ontwerp van COHO-wet benadrukt het flagrante ontbreken van een functionele geschillenregeling. Voor Sint Maarten is de enige mogelijkheid om eventuele geschillen of zorgen met het COHO tegen te gaan de route van «kroonberoep», volgens de Rijkswet CFT artikelen 26 en 27. Dit roept veel vragen op, waaronder ook of dit het belang van land zal dienen. Zonder een goede geschillenregeling zal Sint Maarten de lange weg van «kroonberoep» moeten bewandelen om een beslissing van het COHO aan te vechten. De fractie is van mening dat dit artikel dient te worden herzien. Een Nederlandse entiteit die op Sint Maarten opereert terwijl zij Nederlands recht als toepasselijke recht, is een flagrante veronachtzaming van de autonomie van Sint Maarten, zoals uiteengezet in het Statuut voor het Koninkrijk.

  • Artikel 6, vierde lid, geeft de Minister van BZK de mogelijkheid om het COHO, na overleg met de Minister van Algemene Zaken, een «instructie» te geven over de agenda van het COHO. Dit is slechts een consultatie en vereist geen toestemming. Dit zou met zich meebrengen dat de Minister van Algemene Zaken deze instructie niet kan tegenhouden en in wezen alleen op de hoogte wordt gesteld van de instructie. Op papier is dit artikel bedoeld om Sint Maarten te beschermen als het COHO buiten de afspraken tussen de eilanden en de Koninkrijksregering om handelt. Maar dit artikel is en «double-edged sword». Naar de mening van de fractie kan het worden gebruikt tegen Sint Maarten – een maas in de wet of «vangnet» zodat de Koninkrijksregering snel iets in de uitvoeringsagenda kan veranderen zonder repercussies. Het kan worden gebruikt om de goalposts te verplaatsen, en als zodanig is de fractie van mening dat dit gedeelte uit article 6 dient te worden verwijderd.

  • Artikel 4, tweede lid, dat in strijd lijkt te zijn met de COHO-wet zelf, legt uit dat het COHO geen taken kan uitvoeren die volgens de Staatsregeling taken van een lokale entiteit zouden zijn. De fractie is van mening dat dit artikel niet logisch of juridisch zinvol is omdat het COHO verbiedt precies te doen wat er wordt vastgesteld. Daarin staat dat het COHO geen taken mag uitvoeren die onder het gezag van een lokale entiteit vallen, maar dat is eigenlijk alles wat het COHO op Sint Maarten zal gaan doen. Dit artikel moet worden verwijderd of herzien, omdat het in tegenspraak is met de hele wet.

Verder zou de fractie graag zien dat de Rijksregering reageert op optie A van haar position paper, waarin wijzigingen in het COHO worden voorgesteld, en ook (1) de opheffing van de 12,5% bezuinigingen en (2) building capacity via het COHO door middel van initiatieven in eigen land en door het gebruiken van onze diaspora, voor onze studenten en professionals in het buitenland.

En tot slot zou de fractie graag een reactie willen van het Rijksregering met betrekking tot optie B van haar position paper, die een nieuwe Wereldbank-regeling voorstelt, inclusief Curaçao en Aruba, met een stuurgroep met nieuwe vertegenwoordigers voor alle vier de landen en de Wereldbank. Het is de bedoeling dat het COHO de opbouw van het huidige Trustfonds volgt met betrekking tot het management gedeelte (een driekoppig bestuur), dat de Stuurgroep nabootst.

De United St. Maarten Party-fractie heeft kennis genomen van de voorgestelde rijkswet. De fractie is van mening dat bepaalde wijzigingen nog hadden kunnen worden aangebracht of op zijn minst om de gelijkheid tussen alle partijen in evenwicht te brengen. De fractie vindt dat de liquiditeitssteun voor de Caribische landen van groot belang is om tegelijkertijd onze economie te versterken. De fractie is ook van mening dat wij de situatie soms moeten bekijken vanuit een gemeenschapsstandpunt van Sint Maarten en niet alleen vanuit een politiek of zakelijk oogpunt. Het volk zou het in een ander licht kunnen zien dan wij het zien. De fractie stelt dat het gaat om de voordelen voor de bevolking van Sint Maarten en dat de economie vooruitgaat en versterkt wordt.

De fractie is wel bezorgd dat er een Engelse versie moet komen. De fractie vindt dat er een Engelse versie moet komen zodat die gepubliceerd kan worden en iedereen op Sint Maarten die geen Nederlands spreekt het ook kan doornemen en begrijpen. De fractie wil graag weten wat de haast was voor het COHO. Wat was de druk voor het COHO? Wat is de reden voor het bestaan van het COHO? Wetende dat we het Trust Fund al op tafel hebben liggen met de World Bank, waarom werd dat dan niet voortgezet in plaats van over te gaan naar het COHO? Waar komt het COHO eigenlijk vandaan?

Het lid van de Emmanuel-fractie heeft kennis genomen van het ontwerp van rijkswet. De fractie is van mening dat haar standpunt zeer goed genoteerd en duidelijk is bij de andere fracties, de Nederlandse regering, die in Nederland, die op Curaçao en die op Aruba. De fractie stelt dat we er in zijn huidige vorm mee kunnen blijven spelen, zoals het nu is, als je hiernaar kijkt, maar de fractie is het ermee eens dat het COHO ernstige problemen kan veroorzaken bij het besturen van dit land. De fractie vraagt zich af hoe het komt dat op dit moment de regering van Sint Maarten en de Staten van Sint Maarten geen standpunt kunnen innemen. De fractie vermeldt dat in de jaren 80 en 90, wat de gemeenschap in zijn greep hield was drugs en dat Nancy Reagan met een gezegd kwam: When someone comes to you with it, just say no. Dus als mijn collega's het moeilijk hebben, kijk dan naar het COHO als drugs en zeg gewoon nee. Zeg het zoals het is en stuur die boodschap mee. De fractie vraagt zich af of het uit angst komt, en of dat het geval is, moeten fracties achter hun collega gaan staan en schuldkwijtschelding zeggen. Neem een standpunt in over wat volgens jou het beste is voor Sint Maarten.

De fractie geeft aan en is ook van mening dat het geen wet is die voor ons is opgesteld. Het is een Nederlandse wet.

De fractie begrijpt dat de liquiditeit een groot probleem is, maar de fractie krijgt het gevoel dat sommige fracties het moeilijk hebben in hun redevoering en we kunnen ermee doorgaan. Er zijn zoveel dingen die we kunnen gebruiken om op te bouwen. De fractie stelt dat individuen nu begrijpen wat ze vanaf dag één heeft gezegd. Zeg gewoon nee. Daarna zullen we de gevolgen aanpakken. Dit is een ernstige zaak en de fractie vindt dat iedereen een standpunt moet innemen.

Het lid van de Arrindell-fractie heeft kennis genomen van de voorgestelde rijkswet en is het met het lid van de Emmanuel-fractie eens wat betreft nee zeggen tegen het voorstel van rijkswet als leden van de Staten van Sint Maarten twijfelen. De fractie herhaalt dat het een position paper heeft ingediend. Dit dient te worden opgenomen bij het verslag van deze vergadering van de Centrale Commissie. De fractie vraagt tevens om een reactie op haar position paper die bij dit rapport is gevoegd.

Dit verslag geldt als Eindverslag.

Aldus vastgesteld in de vergadering van de Centrale Commissie van de 19de mei 2022.

De Rapporteur, G.S. Heyliger-Marten

Naar boven