Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 november 2021
In deze brief geef ik een appreciatie van het kabinet op een motie met betrekking
tot het pakket Belastingplan 2022. Het betreft de gewijzigde motie van de heer Stoffer
c.s.1 ter vervanging van de afgelopen donderdag 11 november aangehouden motie van de heer
Stoffer.2
In mijn appreciatie tijdens de plenaire behandeling van het pakket Belastingplan 2022
op woensdag 10 november jl. (Handelingen II 2021/22, m. 20, debat over het pakket
Belastingplan 2022) heb ik de heer Stoffer reeds toegezegd dat ik de oorspronkelijke
motie graag uitvoer nu het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)
hier al deels onderzoek naar heeft gedaan. In de brief die u afgelopen donderdag over
de beoordelingen van amendementen en moties, ingediend met betrekking tot het pakket
Belastingplan 2022, heeft ontvangen, is helaas bij de beoordeling van deze motie «ontraden»
komen te staan. Met deze brief wil ik deze omissie herstellen en daarnaast de heer
Stoffer van een meer uitgebreide appreciatie van zijn gewijzigde motie voorzien.
In de gewijzigde motie wordt gevraagd in kaart te brengen wat fiscale knelpunten zijn
voor een goede en snelle bedrijfsbeëindiging in de veehouderij. Hierbij wordt gerefereerd
aan verschillende stoppersregelingen (subsidies) voor agrarische bedrijven. In 2019
is de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv) geïntroduceerd.3 In deze subsidieregeling is een aparte paragraaf «fiscale aspecten» opgenomen (paragraaf
10). Ook is een aparte paragraaf opgenomen met betrekking tot de sloopverplichting
(paragraaf 6.4). De Srv is door wijziging van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting
2001 aangewezen als nationale regelgeving die leidt tot herstructurering of beëindiging
van een bedrijfstak.4 Daarmee valt deze regeling voor de toepassing van de herinvesteringsreserve (HIR)
onder overheidsingrijpen. Hierdoor hebben de betrokken varkenshouders ruimere mogelijkheden
voor het afboeken van de HIR. In het algemeen geldt dat met betrekking tot bedrijfsmiddelen
waarop niet pleegt te worden afgeschreven en bedrijfsmiddelen waarop in meer dan tien
jaren pleegt te worden afgeschreven afboeking van een gevormde HIR op de aanschaffings-
of voortbrengingskosten van het bedrijfsmiddel of de bedrijfsmiddelen waarin wordt
geherinvesteerd slechts plaatsvindt voor zover de HIR is gevormd ter zake van de vervreemding
van bedrijfsmiddelen met eenzelfde economische functie in de onderneming als de aangeschafte
of voortgebrachte bedrijfsmiddelen. Met de aanwijzing van de Srv als overheidsingrijpen
geldt die voorwaarde niet. Afboeking van een HIR die is gevormd als gevolg van het
ontvangen van een subsidie in het kader van de Srv op de aanschaffings- of voortbrengingskosten
van een bedrijfsmiddel of de bedrijfsmiddelen waarin wordt geherinvesteerd die niet
eenzelfde economische functie hebben, is dan mogelijk. Aan de overige voorwaarden
van de HIR moet logischerwijs wel worden voldaan. In het geval dat de varkenshouder
zijn gehele onderneming staakt, kan, als aan de voorwaarden wordt voldaan, gebruik
worden gemaakt van de regeling die doorschuiving naar een andere onderneming (via
te conserveren inkomen) mogelijk maakt.
Het Ministerie van LNV heeft navraag gedaan bij varkenshouders die hun bedrijf, ondanks
een positieve subsidiebeschikking op basis van de Srv, uiteindelijk niet definitief
beëindigen. De fiscaliteit is daarbij door de varkenshouders niet als reden voor het
afzien van beëindiging genoemd. Genoemde knelpunten zien op de hoogte van het subsidiebedrag
om schuldenvrij te stoppen (subsidiebedrag niet hoog genoeg), het feit dat het bedrijf
inmiddels verkocht is aan een andere ondernemer of dat er geen overeenstemming met
de gemeente kan worden bereikt over herbestemming van de varkenshouderijlocatie.
Zoals is opgenomen in de Begroting van het Ministerie van LNV5 zal in 2022 de evaluatie van de Srv worden uitgevoerd. In deze evaluatie kunnen knelpunten
met betrekking tot de Srv, zowel niet-fiscaal als fiscaal, aan bod komen. De motie
van de heer Stoffer zie ik hiermee als ondersteuning van het kabinetsbeleid en apprecieer
ik met het oordeel Kamer.
De Staatssecretaris van Financiën,
J.A. Vijlbrief