Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 35925-XVII nr. G |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 35925-XVII nr. G |
Vastgesteld 18 maart 2022
De leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking1 hebben kennisgenomen van de brieven van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking inzake de impact van COVID-19 op conflictrisico’s d.d. 16 april 20212 en inzake de impact van COVID-19 op armoede en ongelijkheid d.d. 6 december 20213. De leden van de fractie van GroenLinks hebben naar aanleiding hiervan een aantal vragen en opmerkingen.
Naar aanleiding hiervan is op 1 februari 2022 een brief gestuurd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
De Minister heeft 17 maart 2022 gereageerd.
De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.
De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking, Van Luijk
BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BUITENLANDSE ZAKEN, DEFENSIE EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Den Haag, 1 februari 2022
De leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO) hebben met belangstelling kennisgenomen van de brieven van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking inzake de impact van COVID-19 op conflictrisico’s d.d. 16 april 20214 en inzake de impact van COVID-19 op armoede en ongelijkheid d.d. 6 december 20215. De leden van de fractie van GroenLinks hebben naar aanleiding hiervan een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat uit de bovengenoemde brieven, maar ook uit verschillende rapporten van internationale organisaties, uitspraken van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties en wetenschappelijke publicaties, naar voren komt dat de armoede en de ongelijkheid wereldwijd enorm is gestegen. Deze leden signaleren dat de COVID-19 pandemie de al decennia bestaande structurele problemen in de internationale verhoudingen niet alleen heeft blootgelegd, maar ook heeft geïntensiveerd. Over de consequenties van de enorme kloven tussen arme en rijke landen en arme en rijke burgers, alsmede het achterblijven van een gevoel van urgentie bij rijke landen in het algemeen en Nederland in het bijzonder om hier iets aan te doen, maken zij zich zorgen. Daarom hebben de leden van de fractie van GroenLinks naar aanleiding van de brief van 16 april 2021 en de brief van 6 december 2021 een aantal vragen.
In de brief van 6 december jl. inzake de impact van COVID-19 op armoede en ongelijkheid schreef de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking dat de doelstellingen omtrent armoedebestrijding reeds voor de COVID-19 pandemie werden bedreigd; in 2017 werd al geconstateerd dat de bestrijding van extreme armoede vertraagde. Zoals de Minister terecht opmerkte zijn de gevolgen van de pandemie op deze armoedebestrijding substantieel, in de woorden van de Minister is de vooruitgang op het gebied van armoedebestrijding door toedoen van de pandemie zelfs «grotendeels tenietgedaan».6 De cijfers rechtvaardigen deze betreurenswaardige visie op de gevolgen van de pandemie. Toch vragen de leden van de fractie van GroenLinks hoe de impact van de pandemie zich verhoudt tot de situatie voor de pandemie, waarin, zoals de Minister terecht schreef, ook al een vertraging omtrent de bestrijding van extreme armoede zichtbaar was. Mogen deze leden hieruit concluderen dat aan de problemen bij de bestrijding van (extreme) armoede fundamentelere oorzaken ten grondslag liggen dan de pandemie alleen? Onderschrijft u deze conclusie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke meer fundamentele oorzaken ziet u?
In de brief van 6 december jl. wordt gerefereerd aan het rapport «The inequality virus» van Oxfam, uitgebracht in januari 2021.7 De leden van de GroenLinks-fractie waarderen het dat de regering het rapport van Oxfam serieus neemt. In het rapport waarvan de regering blijkens het schrijven van de Minister kennis heeft genomen, doet Oxfam een aantal aanbevelingen om een einde te kunnen maken aan de ongelijke welvaartsverdeling en de extreme armoede die daar het gevolg van is, en die door de pandemie zichtbaarder en schrijnender is dan voorheen. Om een radicale en duurzame vermindering van de ongelijkheid te bewerkstelligen, moeten overheden volgens de onderzoekers concrete en tijdgebonden doelstellingen formuleren om de ongelijkheid tegen te gaan. Deze doelstellingen moeten verder gaan dan de situatie voor de pandemie, waar, zoals eerder erkend door de Minister voor BHOS in de brief van 6 december jl., ook al een negatieve trend was te zien.8 Bent u het met deze conclusie van de onderzoekers eens? Zo nee, waarom niet? Zo ja, heeft de regering, gezien het feit dat het rapport al een jaar geleden is gepubliceerd, hier reeds naar gehandeld en op welke manier dan? Zo nee, waarom niet en op welke termijn bent u voornemens om dit te doen?
Een andere conclusie van de onderzoekers in hetzelfde rapport van Oxfam, is dat zogenaamde «belastingparadijzen» belangrijke oorzaken en faciliteerders van de groeiende ongelijkheid zijn. Ook het IMF, in de brief van 6 december jl. genoemd als een «belangrijke partner in de COVID-respons»9, kwam tot deze conclusie.10 Onderschrijft u deze conclusie ook? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen gaat u op dit punt nemen om een steentje bij te dragen aan het verkleinen van de wereldwijde ongelijkheid, zowel in haar nationale wetgeving als op het internationale niveau? Een concrete methode om dit te doen is volgens Oxfam het bewerkstelligen van internationale afspraken over een minimale «corporate tax» en vermogensbelasting.11 Bent u bereid om aan het maken van dit soort afspraken mee te werken, en u hier op internationale toneel voor hard te maken?
António Guterres, de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, zei: «COVID-19 has been likened to an x-ray, revealing fractures in the fragile skeleton of the societies we have built.»12 Hoe interpreteert u deze opmerking? Hoe verhoudt u zich, in het licht van het bovenstaande, tot de zienswijze dat de pandemie niet zozeer een fundamentele oorzaak van de ongelijke welvaartsverdeling is, maar dat de pandemie beter vergeleken kan worden met een contrastvloeistof, die de al langer bestaande structuren die welvaartsongelijkheid veroorzaken heeft blootgelegd en de processen waardoor die welvaartsongelijkheid groeit heeft versneld?
Het verminderen van armoede en maatschappelijke ongelijkheid is een van de hoofddoelen van het beleid voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) van Nederland, zoals vastgelegd in de Nota Investeren in Perspectief.13 Dit beleid richt zich op de aanpak van de «grondoorzaken» van armoede, aldus uw voorganger in de brief van 6 december jl.14 Welke «grondoorzaken» van armoede heeft de regering tot op heden gesignaleerd? Welke stappen zet u om deze «grondoorzaken» bij de wortels aan te pakken?
Verder staat in deze brief dat het Nederlandse BHOS-beleid, met zoals gezegd een focus op de grondoorzaken van armoede, een brede «preventieagenda» biedt, die direct bijdraagt aan het realiseren van de internationaal afgesproken Duurzame Ontwikkelingsdoelen.15 Hoe blikt u terug op het Nederlands BHOS-beleid, bijna twee jaar na de uitbraak van de COVID-19 pandemie? Is de Nederlandse regering tekortgeschoten in dan wel haar identificatie van de grondoorzaken van armoede, dan wel in haar ontwikkeling van een brede «preventieagenda»? Waarom wel of waarom niet?
Een belangrijke doelstelling van het Nederlandse BHOS-beleid in reactie op de COVID-19 pandemie bestond (en bestaat wellicht) volgens de Minister voor BHOS in «een eerlijke verdeling van vaccins» wereldwijd.16 Hoe kijkt u nu naar de wereldwijde verdeling van vaccins? Geeft u deze verdeling het predicaat «eerlijk»? Hoe kijkt u terug op het Nederlands beleid gericht op een eerlijke verdeling van vaccins en ziet u aanleiding om te denken dat dit beleid tekort is geschoten? Welke conclusies trekt u uit deze analyse?
Uit onderzoek van Artsen Zonder Grenzen blijkt dat 93% van de Nederlanders vindt dat er meer coronavaccins naar lage inkomenslanden moeten gaan en dat de vaccins eerlijker over de wereld moeten worden verdeeld. Bovendien vindt 66% van de ondervraagden dat Nederland bijdraagt aan een ongelijke wereldwijde vaccinverdeling.17 Hoe verklaart u deze cijfers?
Op 30 september 2021 schreef de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport dat hij ernaar streefde om voor het einde van 2021 27 miljoen vaccins aan COVAX te doneren, maar begin december 2021 waren dat er slechts 4,5 miljoen.18 Wat is hiervoor de reden?
Hoeveel vaccins heeft de Nederlandse regering inmiddels aan COVAX, en via andere wegen aan andere landen, gedoneerd? Naar hoeveel gedoneerde vaccins streeft de regering in 2022? Kunt u bij uw beantwoording van de laatste vraag ook de «booster» vaccins betrekken en het belang daarvan voor de (wereldwijde) volksgezondheid?
Kunt u uitleggen waarom de regering heeft besloten om af te zien van het «get one, give one»-beleid ten aanzien van vaccin-donatie? Hoe rijmt u dit met de doelstellingen van het eigen BHOS-beleid?
Bent u bekend met het rapport «Inequality kills», dat als ondertitel draagt «The unparalleled action needed to combat unprecedented inequality in the wake of COVID-19», gepubliceerd dor Oxfam in januari 2022?19 Op basis van het zojuist genoemde rapport schreef NRC in het artikel «Oxfam Novib: groeiende ongelijkheid door de pandemie eist duizenden doden per dag» het volgende: «Sinds het uitbreken van de coronapandemie, nu twee jaar geleden, zijn honderdzestig miljoen mensen extra in armoede terechtgekomen (ze moeten leven van minder dan 5,50 dollar per dag). En dat terwijl de tien rijkste mannen ter wereld hun vermogen ruim zagen verdubbelen, van 700 miljard dollar naar 1.500 miljard.»20 Als gevolg van deze schrijnende ongelijkheid overlijdt volgens het rapport van Oxfam elke vier seconden een mens. Hoe reflecteert u op deze cijfers? Welke conclusies over het Nederlandse BHOS-beleid tijdens de pandemie en in de jaren daaraan voorafgaand trekt u uit deze reflectie?
In het onderhavige rapport doet Oxfam verscheidene aanbevelingen aan overheden, waardoor de wereldwijde groei van ongelijkheid een halt zou kunnen worden toegeroepen, waaronder grotere investeringen in kwetsbare economieën, adequate belastingheffing op de vermogens van de superrijken, minder inkomstenbelasting en meer vermogensbelasting, meer beleid gericht op een rechtvaardige behandeling van minderheidsgroepen en een snellere verduurzaming.21 Kunt u toezeggen om, gezien de ernst van de conclusies en de daaruit volgende noodzaak om deze conclusies serieus te nemen, met een uitgebreide reactie op deze en de andere aanbevelingen uit dit rapport te komen, in relatie tot het verkleinen van de wereldwijde ongelijkheid en het Nederlandse BHOS-beleid?
Uit de brieven van de regering van 16 april en 6 december jl. komt naar voren dat de kloof tussen arm en rijk wereldwijd toeneemt. De verschillende aangehaalde rapporten bevestigen dit en maken inzichtelijk welke, vaak dramatische gevolgen dat teweegbrengt. Bent u het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat de groeiende kloof tussen arme en rijke landen een urgent probleem is, dat een hoge prioritering behoeft op de internationale beleidsagenda? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke initiatieven mogen deze leden van het nieuwe kabinet verwachten om dit probleem en de urgentie ervan onder de aandacht te brengen? Kunt u de beantwoording van deze vraag specifiek uitsplitsen naar de plannen in 1) EU-verband; 2) Verenigde Naties-verband; 3) initiatieven in een andere context?
In het rapport «Inequality kills» staan ook schokkende conclusies over de toename van «gender-based» geweld. Zo heeft Oxfam becijferd dat elke 3 maanden lockdown, een toename van 15 miljoen extra gevallen van huiselijk geweld tegen voornamelijk vrouwen tot gevolg heeft gehad.22 En dit terwijl volgens Oxfam maar 0.0002% van de gelden die voor de gevolgen van de pandemie internationaal beschikbaar zijn gesteld naar de bestrijding van deze «schaduw pandemie» is gegaan. Hoe reflecteert u op deze cijfers? Kunt u bij de beantwoording uw eigen beleid op dit vlak betrekken? Ziet u in deze cijfers aanleiding voor nieuw of aangepast beleid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer mag de Kamer dit beleid verwachten?
Ten slotte vragen de leden van de GroenLinks-fractie u welke stappen de regering zet om ervoor te zorgen dat de effecten van een eventuele volgende pandemie minder desastreuze gevolgen voor de wereldwijde welvaartsverdeling en armoedebestrijding hebben dan de COVID-19 pandemie.
De leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO) zien met belangstelling uit naar uw reactie en ontvangen deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking, E.B. van Apeldoorn
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 maart 2022
In een brief van 1 februari 2022 hebben leden van de fractie van GroenLinks hun zorgen geuit over groeiende armoede en ongelijkheid in het licht van de pandemie, en het achterblijven van een gevoel van urgentie om daar vanuit Nederland aan te doen. Naar aanleiding van de brieven inzake de impact van COVID-19 op conflictrisico’s d.d. 16 april 2021 en inzake de impact van COVID-19 op armoede en ongelijkheid d.d. 6 december 2021 hebben zij daarom verschillende vragen gesteld. Middels deze brief voorzie ik u van antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden van de fractie van GroenLinks.
1. Hoe verhoudt de impact van de pandemie zich tot de situatie voor de pandemie, waarin ook al een vertraging omtrent de bestrijding van extreme armoede zichtbaar was. Mogen we hieruit concluderen dat aan de problemen bij de bestrijding van (extreme) armoede fundamentelere oorzaken ten grondslag liggen dan de pandemie alleen? Onderschrijft u deze conclusie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke meer fundamentele oorzaken ziet u?
Wereldwijd daalde het aantal mensen in extreme armoede met gemiddeld 1 procent per jaar gedurende 1990 tot 201523. Het tempo van de daling vertraagde tussen 2013 en 2017 tot een half procent. Als gevolg van de pandemie nam het aantal mensen dat in extreme armoede leeft voor het eerst in een generatie toe, in 2020 met 1,2 procent en in 2021 met 1,3 procent ten opzicht van de prognose vóór de pandemie24.
De Wereldbank noemt meerdere oorzaken voor de vertraging van de bestrijding van (extreme) armoede vóór de pandemie₁. Zo hebben conflicten, o.a. in Syrië en Jemen, bijgedragen aan de vertraging. In het Midden-Oosten en Noord-Afrika nam extreme armoede toe van 2,3 procent van de bevolking in 2013 tot 7,2 procent in 2018. In geheel sub-Sahara Afrika, waar armoede sowieso langzamer afnam dan in andere regio's, nam extreme armoede toe. Dit valt onder andere te verklaren doordat de afname van extreme armoede teniet werd gedaan door de snelle bevolkingsgroei in de regio25. COVID-19 is weliswaar een nieuw obstakel, maar conflicten, bevolkingsgroei en ook klimaatverandering doen (extreme) armoede in delen van de wereld al jaren toenemen₂.
2. Om een radicale en duurzame vermindering van de ongelijkheid te bewerkstelligen, moeten overheden volgens de onderzoekers (Oxfam rapport «The inequality virus») concrete en tijdgebonden doelstellingen formuleren om de ongelijkheid tegen te gaan. Bent u het met deze conclusie van de onderzoekers eens? Zo nee, waarom niet? Zo ja, heeft de regering, gezien het feit dat het rapport al een jaar geleden is gepubliceerd, hier reeds naar gehandeld en op welke manier dan? Zo nee, waarom niet en op welke termijn bent u voornemens om dit te doen?
Verminderen van armoede en ongelijkheid is één van de lange termijn hoofddoelen van het beleid voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) van Nederland, zoals onder andere is vastgelegd in de Nota Investeren in Perspectief26.
Ongelijkheid kent een grote diversiteit aan oorzaken en verschijningsvormen, denk aan ongelijkheid tussen mannen en vrouwen, inkomensongelijkheid, ruraal-urbane verschillen, ongelijke toegang tot dienstverlening en digitale middelen/het internet (de «digital divide»). Als gevolg van COVID-19 zijn deze ongelijkheden op veel plaatsen toegenomen, en ontstaan nieuwe vormen, zoals ongelijke toegang tot vaccins.
Het kabinet onderschrijft de wenselijkheid van concrete en tijdgebonden doelstellingen, op verschillende niveaus, om armoede en ongelijkheid te bestrijden. Op mondiaal niveau zijn deze geformuleerd in de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDGs), die doorlopen tot 2030. In Nederland bevat de memorie van toelichting bij de BHOS-begroting een aantal (kwantitatieve) indicatoren, en op het niveau van ontwikkelingsactiviteiten is resultaatsturing één van de uitgangspunten.
3. «Belastingparadijzen» zijn belangrijke oorzaken en faciliteerders van de groeiende ongelijkheid (conclusie in Oxfam rapport «The inequality virus» en van het IMF). Onderschrijft u deze conclusie ook? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen gaat u op dit punt nemen om een steentje bij te dragen aan het verkleinen van de wereldwijde ongelijkheid, zowel in haar nationale wetgeving als op het internationale niveau? Bent u bereid om aan het maken van afspraken over een minimale «corporate tax» en vermogensbelasting mee te werken, en u hier op internationale toneel voor hard te maken?
Het kabinet onderschrijft de conclusie dat belastingparadijzen en belastingontwijking onwenselijk zijn. Het tegengaan van belastingontwijking staat daarom ook hoog op de agenda van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst en van mijzelf. Belastingontwijking gaat ten koste van de Nederlandse belastingopbrengsten, maar ook van de belastingopbrengsten in andere landen, waaronder die van ontwikkelingslanden. Wanneer burgers of bedrijven via internationale ontwijkingstructuren belastingheffing kunnen uit- of afstellen, worden kosten van algemene voorzieningen afgewenteld op burgers en bedrijven die wel (op tijd) hun belasting betalen.
Het vorige kabinet heeft in dit kader al een aantal belangrijke stappen op nationaal niveau gezet. Zo heeft het een conditionele bronbelasting op renten en royalty’s ingevoerd. Deze belasting zorgt ervoor dat Nederland sinds begin 2021 25% bronbelasting heft op renten en royalty’s vanuit Nederland naar laagbelastende jurisdicties (en in misbruiksituaties)27. Het kabinet verwacht dat door deze maatregel ook rente- en royaltystromen die via doorstroomvennootschappen naar laagbelastende landen stromen nagenoeg zullen verdwijnen. Het CPB onderschrijft deze conclusie28. Bovendien heeft uw Kamer op 30 september jl. het wetsvoorstel «Wet invoering conditionele bronbelasting op dividenden» aangenomen29. Door deze wet worden vanaf 2024 ook dividendstromen belast die in de huidige situatie binnen concernverband onbelast kunnen worden uitgekeerd aan lichamen die zijn gevestigd in laagbelastende jurisdicties. Het kabinet monitort de effecten van deze en andere maatregelen zo goed mogelijk en rapporteert hierover aan uw Kamer30.
Naast unilaterale maatregelen werkt Nederland actief samen met andere landen om tot een herziening van het internationale belastingsysteem te komen. Tijdens de vergadering van het Inclusive Framework (IF), georganiseerd door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), is op 1 juli 2021 met 130 landen een akkoord op twee hoofdpunten bereikt om deze herziening te bewerkstelligen31. Vervolgens zijn tijdens de IF-vergadering van 8 oktober 2021 overige hoofdlijnen ingevuld32 en zijn afspraken gemaakt over de manier waarop landen de voorstellen gaan invoeren33. Inmiddels steunen 137 landen het IF-akkoord, en ook de G20 heeft het IF-akkoord onderschreven. Het IF-akkoord steunt op twee pijlers. De eerste pijler betreft het aanpassen van de regels over belastbare aanwezigheid en winsttoerekening. Pijler 2 van het akkoord bevat afspraken over een wereldwijd minimumniveau van belastingheffing. Pijler 2 bewerkstelligt dat grote multinationals altijd ten minste effectief 15% aan belasting over hun winst betalen. De belastinggrondslag wijkt hierbij af van de huidige regels van de vennootschapsbelasting. Pijler 2 voorziet namelijk in een bijheffing als in een land effectief te weinig winstbelasting is betaald door de betreffende multinational. De Europese Commissie heeft een richtlijnvoorstel gedaan om de afspraken over Pijler 2 te implementeren. Het kabinet zal zich met een positieve en constructieve houding maximaal inzetten om de richtlijnonderhandelingen succesvol te laten verlopen. Door wereldwijd het net te spannen tegen belastingontwijking wordt ook ongelijkheid tussen landen tegengegaan.
4. Hoe interpreteert u de opmerking van de SGVN «COVID-19 has been likened to an x-ray, revealing fractures in the fragile skeleton of the societies we have built»? Hoe verhoudt u zich, in het licht van het bovenstaande, tot de zienswijze dat de pandemie niet zozeer een fundamentele oorzaak van de ongelijke welvaartsverdeling is, maar dat de pandemie beter vergeleken kan worden met een contrastvloeistof, die de al langer bestaande structuren die welvaartsongelijkheid veroorzaken heeft blootgelegd en de processen waardoor die welvaartsongelijkheid groeit heeft versneld?
Het kabinet onderschrijft de opmerking van de SGVN: de pandemie heeft welvaartsongelijkheid tussen en binnen landen blootgelegd. Zoals ook vermeld in het regeerakkoord maakt het vergrootglas dat corona vormt ons nog bewuster van onze gedeelde verantwoordelijkheden. Nederland zet zich, onder meer via cash transfer en safety net-programma’s, in voor het versterken van sociaaleconomische weerbaarheid van mensen in lage en middeninkomenslanden, en probeert ook op andere manieren de grondoorzaken van ongelijkheid weg te nemen. In de nieuwe beleidsnota op Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) die uw Kamer in juni toegaat leest u meer over de inzet op het tegengaan van ongelijkheid.
5. Welke «grondoorzaken» van armoede heeft de regering tot op heden gesignaleerd? Welke stappen zet u om deze «grondoorzaken» bij de wortels aan te pakken?
Conflict, klimaatverandering, het ontbreken van toegang tot voedsel, onderwijs, gezondheidszorg, werkgelegenheid en de (vaak) achtergestelde positie van vrouwen in ontwikkelingslanden zijn belangrijke grondoorzaken van armoede. Tot op heden zijn de doelstellingen van het OS-beleid34 gericht op het verminderen of wegnemen van deze grondoorzaken.
Conform de Kamerbrief35 over de uitwerking van het coalitieakkoord «Omzien naar elkaar, vooruit kijken naar de toekomst» zal het beleid voor ontwikkelingssamenwerking voor de komende jaren in een geïntegreerde BHOS-nota uiteen worden gezet. Deze nota zal onder meer ingaan op de aanpak van grondoorzaken van armoede, ongelijkheid, terreur, irreguliere migratie en klimaatverandering.
6. Hoe blikt u terug op het Nederlands BHOS-beleid, bijna twee jaar na de uitbraak van de COVID-19 pandemie? Is de Nederlandse regering tekortgeschoten in dan wel haar identificatie van de grondoorzaken van armoede, dan wel in haar ontwikkeling van een brede «preventieagenda»? Waarom wel of waarom niet?
Nederland heeft, net als veel andere landen, getracht de pandemie niet alleen in eigen land, maar ook internationaal met de vereiste urgentie tegemoet te treden. Hoewel de problemen die samenhangen met COVID-19 in veel minder welvarende landen nog verre van opgelost zijn, heeft Nederland aan de oplossingen die er inmiddels wel zijn bijgedragen. Zoals onder meer de SGVN duidelijk maakte, heeft de pandemie in veel gevallen bestaande problemen en tegenstellingen verergerd. Ondanks, of dankzij de pandemie zijn de Duurzame Ontwikkelingsdoelen en de klimaatafspraken van Parijs relevanter dan ooit gebleken.
De grondoorzaken van armoede zijn door de pandemie uitgebreid, maar niet fundamenteel gewijzigd. Voor de preventieagenda geldt hetzelfde, al heeft preventie in het gezondheidsdomein (veel) meer urgentie gekregen. Daarom heeft Nederland de laatste jaren geïnvesteerd in de WHO, in COVAX, in country readiness en in gezondheidssystemen.
Bij de komst van de pandemie was, zoals bij elke crisis, flexibiliteit vereist. Zo waren extra financiële middelen nodig voor het bestrijden van de negatieve effecten van COVID-19 op korte en langere termijn. Die zijn er gekomen, eerst vanuit de BHOS-begroting, later aangevuld met EUR 500 miljoen uit algemene middelen. Hiermee droeg Nederland bij aan ondersteuning van de meest kwetsbare landen en mensen in de wereld, waarbij de focus lag op preventie, humanitaire hulp en sociaaleconomische weerbaarheid. Het kabinet trekt deze lijn de komende jaren door: in het coalitieakkoord is afgesproken dat er aanvullende middelen zullen worden ingezet om de uitdagingen van de COVID-19 pandemie, klimaat en opvang het hoofd te bieden, waarbij het ok om preventieve maatregelen kan gaan.
7. Hoe kijkt u nu naar de wereldwijde verdeling van vaccins? Geeft u deze verdeling het predicaat «eerlijk»? Hoe kijkt u terug op het Nederlands beleid gericht op een eerlijke verdeling van vaccins en ziet u aanleiding om te denken dat dit beleid tekort is geschoten? Welke conclusies trekt u uit deze analyse?
De verdeling van vaccins wereldwijd is op dit moment nog niet eerlijk. De Wereldgezondheidsorganisatie beoogt medio 2022 tenminste 70% van de wereldbevolking gevaccineerd te hebben. Nu de productie van vaccins substantieel is opgeschroefd, liggen de grootste knelpunten om die doelstelling te halen, nu eerder op het terrein van country readiness.
Nederland heeft vanaf het begin van de pandemie bijgedragen aan de internationale respons via de Access to COVID-19 Tools Accelerator (ACT-A). Daarbij heeft Nederland zowel ingezet op de aankoop van vaccins als op de randvoorwaarden voor vaccinatiecampagnes via country readiness en het versterken van gezondheidssystemen. Het surplus van door Nederland aangekochte vaccins is gedoneerd vooral via COVAX, de vaccinpijler van ACT-A, volgens het Get One Give One – principe. Via ACT-A, dat vier pijlers kent gericht op vaccins, diagnostiek, behandeling en systeemversterking, is in 2021 belangrijke voortgang gemaakt met de wereldwijde respons op COVID-19, die evenwel ook in 2022 internationale aandacht behoeft. Daarbij moet evenwel het indirecte effect van de pandemie op reguliere gezondheid niet uit het oog worden verloren. Daarom blijft NL onveranderd inzetten op basisgezondheidszorg inclusief SRGR.
8. Uit onderzoek van Artsen Zonder Grenzen blijkt dat 93% van de Nederlanders vindt dat er meer coronavaccins naar lage inkomenslanden moeten gaan en dat de vaccins eerlijker over de wereld moeten worden verdeeld. Bovendien vindt 66% van de ondervraagden dat Nederland bijdraagt aan een ongelijke wereldwijde vaccinverdeling.14 Hoe verklaart u deze cijfers?
Het is duidelijk dat we pas veilig zijn wanneer de hele wereld veilig is. De cijfers laten zien dat de vaccinatiegraad in hoge inkomenslanden aanzienlijk hoger is dan in lage inkomenslanden. Nederland blijft inzetten op het verhogen van de vaccinatiegraad in lage en midden inkomenslanden. Nu door de sterk toegenomen productie de beschikbaarheid van vaccins niet meer het grootste obstakel is, is het prioriteit om te investeren in het verbeteren van country readiness, om te zorgen dat de geleverde vaccins zo goed mogelijk benut worden, en in het versterken van zorgsystemen.
9. Op 30 september 2021 schreef de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport dat hij ernaar streefde om voor het einde van 2021 27 miljoen vaccins aan COVAX te doneren, maar begin december 2021 waren dat er slechts 4,5 miljoen. Wat is hiervoor de reden?
Nederland heeft in 2021 27 miljoen vaccins gedoneerd, waarvan 22,5 miljoen doses via COVAX. Hiervan zijn inmiddels bijna 18 miljoen doses daadwerkelijk overhandigd aan COVAX. Volgens UNICEF, de uitvoerende partner van COVAX, zijn daarvan inmiddels ruim 14,2 miljoen vaccins afgeleverd in de landen van bestemming. De laatste hoeveelheid vaccins die nog aan COVAX wordt gedoneerd (4,5 miljoen doses) komt uiterlijk in maart 2022 beschikbaar: op hetzelfde moment als dat ze volgens de oorspronkelijke planning aan Nederland geleverd zouden zijn. Verder zijn 4,2 miljoen vaccins bilateraal gedoneerd en afgeleverd in Suriname, Kaapverdië, Namibië en Indonesië.
10. Hoeveel vaccins heeft de Nederlandse regering inmiddels aan COVAX, en via andere wegen aan andere landen, gedoneerd? Naar hoeveel gedoneerde vaccins streeft de regering in 2022? Kunt u bij uw beantwoording van de laatste vraag ook de «booster» vaccins betrekken en het belang daarvan voor de (wereldwijde) volksgezondheid?
Zie ook het antwoord op vraag 9. Momenteel wordt de Nederlandse vaccinatiecampagne voor 2022 nog uitgewerkt. Uiteraard zal Nederland ook in 2022 het vaccinsurplus ter beschikking stellen voor donatie. Er is echter nog niet besloten hoe de boostercampagne in Nederland eruit zal zien. Vanuit het oogpunt van efficiëntie is het vanzelfsprekend dit surplus zo klein mogelijk te houden.
11. Kunt u uitleggen waarom de regering heeft besloten om af te zien van het «get one, give one»-beleid ten aanzien van vaccin-donatie? Hoe rijmt u dit met de doelstellingen van het eigen BHOS-beleid?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 9 zal Nederland ook in 2022 haar vaccinsurplus ter beschikking stellen voor donatie. Het is evenwel niet de bedoeling om extra in te kopen om vervolgens te doneren. Daarom ligt het minder voor de hand dat nationaal gebruik en donatie weer met elkaar in evenwicht zullen zijn. Nederland blijft evenwel ook financieel bijdragen aan de respons op COVID-19 via ACT-A. Daarbij wordt zowel ingezet op aankoop van vaccins via COVAX als op country readiness en versterking van gezondheidssystemen.
12. Bent u bekend met het rapport «Inequality kills»? Hoe reflecteert u op deze cijfers? Welke conclusies over het Nederlandse BHOS-beleid tijdens de pandemie en in de jaren daaraan voorafgaand trekt u uit deze reflectie?
Het rapport «Inequality kills» is het kabinet bekend. Een belangrijke conclusie van het rapport is dat extreme ongelijkheid sterk is toegenomen door de COVID-19 pandemie en dat ongelijkheid voor velen dodelijk is gebleken: arme mensen lopen meer risico te sterven aan de (indirecte) gevolgen van COVID-19 dan rijke. En ook ras en geslacht hebben gevolgen voor de impact van de pandemie.
Extreme armoede was aan het afnemen, maar die trend is mede onder invloed van corona gekeerd. De conclusies en bijbehorende aanbevelingen zijn niet nieuw. Dit rapport sluit aan op een reeks onderzoeken van onder andere de Wereldbank, en onderstreept het belang om ongelijkheid tegen te gaan. Dat laatste is tijdens en in de jaren voorafgaand aan de pandemie voortdurend een van de hoofddoelen geweest van het Nederlandse BHOS-beleid.
13. Kunt u toezeggen om, gezien de ernst van de conclusies uit het rapport «Inequality kills» en de daaruit volgende noodzaak om deze conclusies serieus te nemen, met een uitgebreide reactie op deze en de andere aanbevelingen uit dit rapport te komen, in relatie tot het verkleinen van de wereldwijde ongelijkheid en het Nederlandse BHOS-beleid?
Het kabinet erkent het probleem van ongelijkheid en neemt het rapport «Inequality kills» zeer serieus. Het kabinet geeft er de voorkeur aan om een reactie op de conclusies van het rapport mee te nemen in de nieuwe BHOS-beleidsnota.
14. Bent u het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat de groeiende kloof tussen arme en rijke landen een urgent probleem is, dat een hoge prioritering behoeft op de internationale beleidsagenda? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke initiatieven mogen deze leden van het nieuwe kabinet verwachten om dit probleem en de urgentie ervan onder de aandacht te brengen? Kunt u de beantwoording van deze vraag uitsplitsen naar de plannen in 1) EU-verband; 2) Verenigde Naties-verband; 3) initiatieven in een andere context?
De toegenomen ongelijkheid als gevolg van de pandemie is zorgwekkend.
Nederland blijft zich daarom inzetten op het dichten van de kloof in ontwikkeling tussen arme en rijke landen zoals ook vervat in de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) en de klimaatdoelstellingen. Het principe van Leave No One Behind is hierbij leidend. Het kabinet zal blijven inzetten op het realiseren van de SDG’s in 2030 en ondersteunt de ambities van de Secretatis Generaal van de VN (SGVN) zoals vervat in zijn visie Our Common Agenda. In de nieuwe BHOS-nota zullen nieuwe plannen voor het bereiken van de SDG’s in 2030 met uw Kamer worden gedeeld.
Ook in de inzet van de EU op internationale samenwerking staan de SDG’s centraal, zoals onder meer vastgelegd in de EU Consensus on Development36 en de Neighbourhood, Development and International Cooperation Instrument (NDICI) verordening37. In 2020 bedroeg de gezamenlijke ODA-inzet van de Europese Commissie en de EU-lidstaten EUR 66,8 miljard.
Op mondiaal niveau levert het Kabinet de doorlopende steun aan de VN via al lopende projecten en de Algemene Vrijwillige Bijdrage aan VN-fondsen, programma’s en gespecialiseerde organisaties.
Nederland draagt daarnaast financieel bij aan de internationale financiële instellingen zoals het Internationaal Monetair Fonds (IMF), de Wereldbank en de Afrikaanse Ontwikkelingsbank. Deze instellingen helpen ontwikkelingslanden door middel van (concessionele) leningen en capaciteitsopbouw bij hun sociaaleconomische ontwikkeling.
Aanvullend heeft het kabinet middels het Versterking Maatschappelijk Middenveld beleidskader EUR 1.4 miljard (2021–2025; BHOS-begroting) vrijgemaakt ten gunste van het werk van maatschappelijke organisaties in ontwikkelingslanden. Met steun van Nederland worden maatschappelijke organisaties gesterkt in het oproepen van overheden en bedrijfsleven om hun verantwoordelijkheid te nemen voor het bereiken van de SDG’s op een inclusieve manier, het naleven van internationale mensenrechtenstandaarden en het verstevigen van het sociaal contract tussen burgers en de overheid.
15. Oxfam heeft becijferd dat elke 3 maanden lockdown, een toename van 15 miljoen extra gevallen van huiselijk geweld tegen voornamelijk vrouwen tot gevolg heeft gehad. En dit terwijl volgens Oxfam maar 0.0002% van de gelden die voor de gevolgen van de pandemie internationaal beschikbaar zijn gesteld naar de bestrijding van deze «schaduw pandemie» is gegaan Hoe reflecteert u op deze cijfers? Kunt u bij de beantwoording uw eigen beleid op dit vlak betrekken? Ziet u in deze cijfers aanleiding voor nieuw of aangepast beleid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer mag de Kamer dit beleid verwachten?
De ernst van de «schaduwpandemie» is bij het kabinet bekend. Premier Rutte heeft de toename in huiselijk geweld tegen voornamelijk vrouwen tijdens lockdowns aan de orde gesteld tijdens zijn toespraak voor de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) op 24 september 2021. Nederland zet zich zowel via internationale programma’s als middels diplomatie (o.a. in de EU, Raad van Europa en AVVN) in voor de preventie en uitbanning van seksueel en gendergerelateerd geweld. Hierbinnen is speciale aandacht voor een gender-transformatieve aanpak van de COVID-19 crisis noodzakelijk; de oorzaken van genderongelijkheid en geweld moeten worden aangepakt met als doel ongelijke machtsverhoudingen te beperken en gendergelijkheid te bevorderen.
Het Nederlandse SDG-5 fonds (ruim EUR 500 mln. voor 2021–2025) is wereldwijd één van de grootste fondsen die vrouwenrechten ondersteunen en draagt bij aan de preventie en uitbanning van gendergerelateerd geweld, onder andere door capaciteitsversterking van vrouwenrechtenorganisaties. Ook draagt Nederland financieel bij aan UNWOMEN, UNFPA en het UN Trust Fund ten behoeve van programma’s gericht op het voorkomen en stoppen van geweld tegen vrouwen en meisjes. De specifieke inzet van Nederland met betrekking tot de schaduwpandemie verschilt per land en is afgestemd op lokale omstandigheden. In overleg kunnen binnen het SDG-5 fonds geplande activiteiten aangepast worden om beter in te spelen op gewijzigde omstandigheden. Gezien de huidige diplomatieke inzet en lopende programma’s ziet het kabinet geen aanleiding om het beleid aan te passen.
16. Ten slotte vragen de leden van de GroenLinks-fractie u welke stappen de regering zet om ervoor te zorgen dat de effecten van een eventuele volgende pandemie minder desastreuze gevolgen voor de wereldwijde welvaartsverdeling en armoedebestrijding hebben dan de COVID-19 pandemie.
Het bevorderen van duurzaam en inclusief herstelbeleid is essentieel voor het reduceren van negatieve effecten van een eventuele volgende pandemie. Voor dat laatste spelen, zeker als het om armoede en ongelijkheid gaat, sociale bescherming en vangnetten voor de allerarmsten op microniveau een rol. Op macro-economisch niveau is herstel van de mondiale economie van belang, evenals houdbare schuldenportefeuilles. In de nieuwe BHOS-nota leest u meer over invulling hiervan.
Ook heeft Nederland vanaf het begin van de respons op COVID-19 aandacht gevraagd voor de (indirecte) effecten van de pandemie op armoede en gezondheid. Om reguliere zorg, inclusief de zorg rond zwangerschap en geboorte, overeind te houden heeft Nederland reeds in 2020 bijgedragen aan de Global Financing Facility van de Wereldbank. Nederland blijft onveranderd inzetten op basisgezondheidszorg en SRGR. Om het belang van dit alles te onderstrepen heeft het kabinet in het coalitieakkoord opgenomen dat extra middelen voor ontwikkelingssamenwerking zullen worden ingezet, onder meer voor de aanpak van de pandemie.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.N.A.J. Schreinemacher
Samenstelling:
Faber-Van de Klashorst (PVV), Ganzevoort (GL), Van Apeldoorn (SP) (voorzitter), Van Dijk (SGP),
Jorritsma-Lebbink (VVD), Atsma (CDA), Oomen-Ruijten (CDA), Koole (PvdA), Prast (PvdD), Van Rooijen (50PLUS), Arbouw (VVD), Van Ballekom (VVD) (1e ondervoorzitter), Beukering (Fractie-Nanninga), Bezaan (PVV), Dittrich (D66), Huizinga-Heringa (CU) (2e ondervoorzitter), Dessing (FVD), Karimi (GL), Kluit (GL), Moonen (D66), Otten (Fractie-Otten), Vos (PvdA), Van Wely (Fractie-Nanninga) en Raven (OSF).
Oxfam, «The Inequality Virus Bringing together a world torn apart by coronavirus through a fair, just and sustainable economy», januari 2021, https://oxfamilibrary.openrepository.com/bitstream/handle/10546/621149/bp-the-inequality-virus-250121-en.pdf, blz. 47.
B. Smith-Meyer, (2020) «Tax the rich to reduce debt after recovery, IMF says», Politico, www.politico.eu/article/imf-tax-the-rich-to-reduce-debt-after-recovery.
UN. (2020). Tackling the Inequality Pandemic: A New Social Contract for a New Era. UN
Secretary-General's Lecture for Nelson Mandela’s International Day. https://www.un.org/sg/en/content/sg/statement/2020-07-18/secretary-generals-nelsonmandela-lecture-%E2%80%9Ctackling-the-inequality-pandemic-new-social-contract-for-newera%E2%80%9D-delivered
Artsen zonder grenzen, «93% Nederlanders wil eerlijke vaccinverdeling wereldwijd», 7 december 2021 https://www.artsenzondergrenzen.nl/nieuws/eerlijke-vaccinverdeling-wereldwijd/.
Oxfam, «Inequality kills. The unparalleled action needed to combat unprecedented inequality in the wake of COVID-19», januari 2022, https://www.oxfamnovib.nl/Files/rapporten/2022/bp-inequality-kills-170122-en.pdf.
NRC, «Oxfam Novib: groeiende ongelijkheid door de pandemie eist duizenden doden per dag» 17 januari 2022, https://www.nrc.nl/nieuws/2022/01/17/ongelijkheid-en-corona-eisen-miljoenen-doden-a4079489.
Netwerkanalyse van een Nederlandse voorwaardelijke bronbelasting op renten en royalty’s – CPB https://www.cpb.nl/sites/default/files/omnidownload/CPB-Notitie-11nov2019-Netwerkanalyse-van-een-nederlandse-voorwaardelijke-bronbelasting-op-renten-en-royaltys.pdf
Voor een uitgebreide omschrijving van de manier waarop de effecten van de maatregelen gemonitord worden verwijs ik naar de brief «Monitoring van de effecten van de aanpak van belastingontwijking» (Kamerstukken II 2019–2020, 25 087, nr. 259).
In het IF en in de technische werkgroepen van de OESO wordt gewerkt aan de verdere uitwerking van het akkoord.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35925-XVII-G.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.